Historisch Archief 1877-1940
Na 1728
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dat Vondel, volgern» Dr. L., de eerste
dichter was, en in de 17de eeuw de
«enige bleef, die Grieksche treur
spelen in het Nederlandsen vertaalde
(bl. 181). Met verbazing zie ik Dr. L.
aog 'schrijven: het bedieneneenermis"
'{bl. 185). Heeft hij dan nooit
Stellwagen's Koomsche woorden" gelezen?
De mis bedienen doet het knaapje dat
den priester antwoordt en bijstaat in den
dienst; maar de priester doet, of leest
de mis, of draagt die óp. Ook de ver
eering van den Paus" behoort tot de
min juiste uitdrukkingen (bl. 225) in de
Katholieke terminologie.
Zonder in uitvoerige beschouwingen te
vervallen, weet Dr. Leendertz van elk
van Vondel's treurspelen helder en be
knopt inhoud en strekking aan te geven,
en 'zooveel mogelijk de aanleiding te
vermelden. Ook alle gedichten verstaat
höin het levfn van Vondel ter sprake
te brengen, zoOdat de oorsprong terstond
duidelijk wordt. Dit aoht ik een groote
verdienste van het boek, dat anders allicht
gevaar zou loopen langdradig te worden
door eindeloos opsommingen.
Een belangrijk deel van dit werk
vormt de verluchting met tal van pren
ten, portretten en nabootsingen van hand
schriften en andere stukken, waarvan
de heer Moes de leiding had. Daaraan
is te danken dat vele nog weinig bekende
afbeeldingen van geteekende en geschil
derde portretten den tekst opluisteren,
b.v. Jan Vos door Lievens, Sybrand de
Flines 'en Agnea Block door Adr. van
der Werff, Joost Baeck door C. van der
Voort en enkele minder bekende por
tretten van Vondel.
Of het Leven van Vondel," dat in
deze uitgaaf als populair bedoeld is, ook
werkelijk in veler handen zal komen,
zou betVijfeld kunnen worden wegens
het zware gewicht van het boek en den
vrij hoogen prijs, 't Is waar, er zijn
kosten noch moeiten gespaard om het
aan de hoogste eischen te laten
voldoen. Toeh kan het aan de studie
der Nederlandsche letteren niet bevor
derlijk zijn, dat de meest noodige hand
boeken slechts tot hooge prijzen ver
krijgbaar zijo. Ik herinner b.v. nog aan
prof. Te "Wihkel's Ontwikkelingsgang"
en prof. Kalffs Geschiedenis." Welke
student kan zulke hooge sommen be
steden P Onze wakkere uitgevers mogen
daarmede wel eens rekening houden;
maar misschien ook wel de hoog gehono
reerde schrijvers? Studieboeken mogen
geen luxeboeken worden.
J. F. M. STERCK.
Haarlem, Juli 1910.
Panl Céiaone,
(In 't Rijks Muttum van Moderne Kunst).
Terecht werd het werk van dezen en van
' Vincent byeen gevoegd in het nienwe museum
Van moderne schilderkunst. Ze zijn geest
verwanten, Cézanne en van Oogb. Toch
zjjn ze niet gelijk te stellen. By alle over
eenkomst, die daar is in hun pogen, staat Vin
cent hooger. Zjjne horizonten zijn wijder.
Zijn om-blik is ruimer ... Maar ook hier bjj
Céianne, dat eerlijke, recht uit-gezegd e, dat
naïf-oprechte in de weergave. Wel heeft hij
aiet het getourmenteerde, de tragiek dat
wat ons aangrijpt bij Vincent maar daar
ia in dit werk een roerende eenvoud, een
ingezonde natuurlijkheid-van-doen, die het tot
iets groots maakt.
Het is de waarheids-passie, die laait in
in dezen werker, die hem doet speuren, door
den sch|jn der levenloos-geheeten dingen, die
hem doet kennen ban eigenlijke, innerlykst
wezen en hun wezenlijk leven.
Dit hartstochtelijke zoeken, dit worstelen
met de materie om den geest, maakt Cézanne
tot een wél bftzonder stilleven-schilder. Een,
die al aanstonds meer beeft te geven dan
fut-loos korrekte vormenuitbeelding, mér
dan 'n oogenblike-kykje op kleur en belich
ting. Die voorwerpen, dood-genaamd, zjjn
hem iets van bijzondere fyzionomie dat,
wat ook, maar in heviger doening, bij Vincent
ons trefc. Er ia iets tusschen Cézanne en de
dingen over-en-weer: een trilling van leven.
Want, ddt is in waarheid toch
stillevenschilderen: geven het heimelijke zijn, dat
achter alle uiterlijkheid schuilt.
Stil schouwend te zitten, met opgezet palet,
gereed penseel en dan met vorschende oogen
WETENSCHAPPELIJKE
Opzetten m dieren.
Oe meeste menschen kennen maar n
methode om dieren op te zetten, en dat is
weliswaar een methode, maar een, die al
lang tot het verledene behoort, waar het er
op aankomt grootere diereu een werkelijk
eenigszins levend" uiterlijk te geven. Die
vroegere methode was: het gedoode dier
villen, de huid prepareeren, volstoppen met
stroo, dichtnaaien, en het verkregen dier in
een niet al te onmogelijke houding op zijn
pooten vastzetten. De resultaten van deze
werkwijze zijn in verschillende musea nog
wel te vinden, alhoewel gewoonlijk achteraf
gezet tot het door beter materiaal vervangen
kan worden. Ziet men dan het door de mot
ten geteisterde dier, met stevig (en daardoor
erg zichtbaar) dichtgenaaide naden, waaruit
de strooien ingewanden ongewenscht naar
buiten gluren, en met pooten die geen ge
dachte aan spieren bij den beschouwer doen
opkomen, dan voelt men wel erg het ver
schil van een levend dier in den dierentuin
zelf en het doode dier in het museum. Maar
zooals op elk gebied is ook op dit de techniek
geweldig vooruitgegaan; men stelt zich niet
meer tevreden met iets dat heel in de verste
verte aan een dier doet denken, maar
men wil iets maken dat alleen de beweging
mist om voor een levend dier gehouden
zien, liefderijk zien, en hooren naar wat het
evenloos-iy kende ódar zal te zeggen hebben,
nn wij ons te luisteren zetten; want hierin
is het wezenlijke der dingen, door den echten
stillevenechilder gekend, hem geopenbaard,
waar hij, vertrouwend, wachtte op hun
spreken.
Dit nn nit te zeggen, zuiver en direkt, is
bet pogen van Cézanne.
En zóó, w|jl z|jne liel vol was van het besef
der ontzagljjkheid van alle levensbeginsel,
was het hem dan allereerst en b|j alles te doen
om de strnktnur het begrip van den bouw.
Vooropgesteld-aichitektonisch is zijn opzet
in stilleven, ook in landschap. Het valt op
in dat zeer eigene berglandschap (gemerkt
688 A), waarin het simenstel der rotsmassa
tot 'n wel bijzonder expressieve weergave is
geraakt.
Het getuigt van 'n door-en-door
begrepenzijn, zooals die hnizengroep ligt tusschen dat
kernig samengestelde geboomte; bet getuigt
van 'n deordrongen-zyn van bet
levendnoodiakelijke, dit heele schilderij. Weldadig
doet het aan zoo iet» te vinden in een tijd,
waarin veel geschilder slechts is: getuigenis
van leeghartighei i; waarin gebrek aan ziel
wordt weggemoffeld achter techniek-gedoe
van wat dan stemmings-kunst" moet
geheeten; waarin flirten-met-verf zich't air wil
geven van oprecht gemeende liefde. Cézanne
verbergt niet achter het waasje van
dusgeheeten atmosfeer", wat hem ontbreekt
aan vorm begrip; en niet achter
kleur-lievigheidjes behoefc h|j schuil te gaan, als had
hij niets klaar te zeggen l
Want het dient erkend, dat veel van wat
er geschilderd wordt tegenwoordig en gretig
verwerkt door publiek en mode-believenden
kunsthandel ook enkel- en-alleen aan deze
mode het ontstaan dankt.
Voldoen aan 'n mode I 't Lag allerminst
wel op den weg van dezen
hardnekkigspenrendeo.
Toch, al was kern dit vorschen naar den
organiechen bouw der dingen eerste eisch,
hg kon subtiel van kleur zijn, maar zijn kleur
il als komend nit den bouw der dingen zelf,
als daarnit volgend, niet als
daaromheenwazend, maar tigen, innerlykst-eigen. Als
in dat uiterst gevoelige stilleven met peren
bjj 'n kruik j e (no. 688 C). Hier zien we kleur,
in fijnst en toon, groeien uit den opzet.
Cézanne construeert" als 't zoo genoemd
mag z'n schilderingen.
Zie, in eigen kleur is stevig, in contour
zoo'n vrucht neergeschreven, maar gezocht is
tevens, gezocht we zien repentins naar
het vormende leven in dat alles. En dan
zet hij z'n kleuren, vast toetsend, maar in
gevoeligst onderscheiden van 't minste toon
verschil, gevolg van den vorm. Z'n kleuren
zyn transparant. Van 'n weemoedig-stillen
klank; zooals daar dat grijze krnikje tegen
dien fond is onderscheiden en stil de vrnchten
daarbij: die appel, even het groen sterker
op-klinkend, op bet bordje. En het plechtige,
bescheiden toch, in het bruin eener peer...
dat is wel van kleur, zooals het niet beter
kan. Hetzelfde teere, dat by alle kracht
en beslistheid ook zingt in het stilleven
(no. 688 F) met de grijzen, blikken bus, zoo
vol toch van toon, dat het blauw haast warm
te noemen waar, met het glazen karaftje
wonderbaarlijk fijn wel, als 'n harptoon even
doorklinkend heider-week. Datzelfde ook in
het wit van de porceleinen kom, zóó roomig,
dat dit wit als altijd b|j Cézanne -~ van
levenswarmte doorgloeid Ijjkt. Deze
kleurdistinctie, sterk decoratief is ze, geeft Cézanne's
werk een peinzend karakter, met den weemoed
als van moll-harmoniën.
't Is, dit werk, als die droomend-deinende
arabesken-vergiy ding der middeleenwsche
polyphonie, die zoo diep-roerend ons aangrijpt
in de vreemde samenzangen der
vyftiendeeeuwsche toondichters, die voorboden waren
van een Palestrina.
Deze herinnering aan de middeleeuwen,
aan de ontbinding der homophone akkoord
gangen, is mér dan verre gelijkenis, 't Is
wat ook by Vincent, wees op Richard Strauss *)
Dit is innerlijk verwant-zijn. Het is verwant
zijn aan wat die eeuwen aan schoonheid gaven
in de dekoratieve stelligheid der miniaturen,
inde extatische straling der gebrandschilderde
vensters, in de synthetische strakheid der
wandschilderingen. Het is ook verwantschap
met die pittige bruuskheid van o verdrijving in
een Cornelis Engelbrechtsz met het
brandendvisionnaire in een Herkules Segers. Want,
dit is niet te scheiden van wie, als voorloopers,
geroepen werden eenig tijdperk van grootheid
te openen: vurige kracht, onomwonden waar
heid, bonkig-brnusk in forsche frankheid
dikwerf, maar zuiver, kinderlijk-echt.
Zoo is dan ook wat in Vincent en Cézanne,
in beiden, herinnert aan Japan zeer verklaar
baar. En aannemelijk blijkt ons, wat
Japan*) Zie de studie over Vincent van Gogh
in het Weekblad van 29 Mei 1.1. (No. 1718).
te worden. Weliswaar is de arbeid, hiervoor
noodig, vertiendubbeld, en de kennis van
het levende dier ook, en ten slotte de kunst
zin van den vervaardiger verhonderd \ oudigd.
De behandelingswijze waardoor men de schit
terendste resultaten bereikt, is de volgende.
Het gedoode dier wordt eerst zorgvuldig ge
meten, even zorgvuldig als een goede kleer
maker een gezochte klant verzorgt. Daarna
pas wordt het dier gevild, niet zooals vroeger
veel gebeurde, in verschillende aparte stuk
ken, maar zóó dat de huid in zijn geheel
blijft. Deze huid wordt dan verder op de
gewone wijze, naar alle regelen der kunst
geprepareerd ea soepel gemaakt.
Dan komt een der moeilijkste dingen,
waarvoor men niets minder dan een goed
anatoom die tegelijk kunstenaar is, kan ge
bruiken. Deze zeldzame werkkracht moet van
het levende dier (in gevangen staat of anders
in vryheid) een beeld maken dat volkomen
juist is en met behulp van deze studies wordt
een model in klei geboetseerd, geheel over
eenstemmend met de maten van het gedoode
dier, dat men wil opzetten. Dit model wordt
natuurlijk de houding gegeven, die men by'
het opgezette dier hebben wil. Om dit model
zoo juist mogelijk te maken, worden eerst de
voornaamste geraamtedeelen in elkaar gezet,
die van het gedoode dier zelf geprepareerd
zijn; voornamelijk het poot-skelet, de schedel
en het bekken worden hiervoor gebruikt,
met een hulpstellage tusechen deze deelen
Dit geraamte wordt dan met spieren bekleed,
maar nu met spieren van klei. De huid wordt
tijdens het werk telkens eens aangepast" om
te zien of alles in orde is. Na de steeds
noodige kleine wijzigingen past de huid zoo
glad als een handschoen, en het model ia
De monoplan van Hilgers op het veld by Ede.
schen aard heeft in het groote zoo zeer den
maker teekenend stilleven met .planten in
potten (688 K).
Er zyn van die kwaliteiten in Cézanne's
schildering, die eene gedachte geven aan
tapijten, aan wandbekleeding, aan meest-pnre
sierknnat dus. Wat dan op te merken is in
dat planten-stuk; wat sterker nog treft in
no. 688 B: bloemen geel en rood, en heel
gevoelig even wat lila en roomig wit tegen
een fond van warm klenren-mozaïk.
Wél-overdacht dit alles. Het witte kannetje,
de transparante schaduwen, de verdeeling, de
scherpe ponderatie in de klenrengroepen.
Dus is hier, in dit vreemde" werk het
dekorative element van opvallende kracht.
Dit is het by Cëzanne, dit is het by Vincent.
Karakteristiek in dit opzicht, dat van Gogh
Japansche prenten zorgzaam kopieerde.
Een verband naar den geest bewijst het,
dat als dat met de middeleeuwen van
bijzonder beduiden moet worden geacht voor
het begrip van den zin dezer uitingen.
Voorloopers deze twee I Voorloopers van
welk een tijdperk?
Wg hebben te wachten. Maar er trilt in
dezen tijd niet te miskennen verlangen naar
meer, dan wat huidige paneel-schilderkunst
nog vermag te geven. Verlangen naar
weidscher harmonie, naar nniverseeler schoonheid,
vermogend gansch een samenleving te ver
vullen.
En dat is wat daar ziedt, in deze wel
godlelyk bezetenen, van ongetoomde kracht.
Allerminst is hier raffinement, volkomenheid
van dietie!
Maar we hooren onomwonden, spontane
taal van wie profetisch spreker, geslagen
door de ontzaglijkheid van dingen die, even
en van verre, zy hebben aanschouwd.
Amsterdam.
FKANS VERMEULEN.
Vliegen op ie DoeilmrgerMiie.
Wie kent niet de droeve historie van Ikaros,
die van zijn vader Daidaloa wassen vleugelen
kreeg om met hem van Kreta te ontsnappen,
en daarmede zich roerde boven de wijde zee,
maar, overmoedige jongeling, te boog wilde
vliegen, altijd weer djcftter ;b|j de zon, tot
het waa van zy'n wieken smolt, en de arme
waaghals neerstortte in de woelende wateren
die nog altijd zijn naam vermelden?
Allicht dat dit alles niet precies is gebeurd
zooals Ovidius ons dit vertelt. Bovendien,
bet is een Cretensch geval, en Cretensers
staan in de reuk niet al te waarheidlievend
te zyn, zoodat de historie van dezen
vleu&elaar wel de vinding van een leugenaar
zal zy'n. Maar wat wij U vertellen is pure
waarheid: wij hebben zien vliegen hier in
ons Vaderland, op de Veluwe, in de buurt
van ons dorp.
Reeds geruimen ty'd had boven de heide
het gerucht van haar bestemming gespookt.
Een ondernemend man, in zijn vak een
Daidalos als de beste, had zijn blik op de
mooie ruimte gevestigd en al was het zijn
voornemen geenzins daarvan een doolhof te
maken, voor zyn geest zweefde een Labyrinth
van houten woningen, waar de vliegdraken
als kleine minotauroseen zouden uitbreken,
niet om de jongelingen en jonkvrouwen te
verslinden maar om ze te dragen, waar
Ikaros viel.
De bevolking was hem ter wille geweest:
notabelen van de dorpen Ede en Lunteren, wier
bosschen de heide omlysten, hadden hun best
gedaan om het verbrokkeld bezit weer aaneen
te rijgen en op deze wijze een vliegterrein
te leveren van een formatie als waarvan moei
lijk de wedergade te vinden zou zijn. Op een
hoogvlakte gelegen, zachtkens naar het midden
glooiend, overigens zonder kreuk of bult,
vast van bodem en toch vocht doorlatend,
nooit drassig en nooit stuivend, en
onafzienFiguur 1. De huid van ein Afnkaansc.he
zebra wordt gepast op het definitieve lichte
model, gemaakt naar het natuurgetrouwe
kleibeeld van het dier.
geheel gereed. Daar dit klei-model wat al te
onhandelbaar is, wordt er een veel lichter
model naar gemaakt. Eerst maakt men een
gips-afgietsel van het klei-model, en daarna
wordt van dit afgietsel het gewenschte lichte
gipsmodel gemaakt, met een wanddikte van
een tot twee centimeter. Dezen dunnen wand
wordt meer sterkte gegeven door in het gips
een wand van goed aan te brengen, tijdens
het gieten.
baar groot maar hoe goed moest men
zich hier kunnen oef e t en!
Zoo was het oordeel van den beer Hilgere,
die met zyn Bleriot de eerste proeven zijner
kunst in Nederland zou leveren. Reeds lang
had hij zy'n machine verwacht: de afstand
Pau?Ede, anders in eenige uren af te leggen,
had hem 14 dagen laten marren.
Maar eindelijk kwam zg toch. Met gejuich
werd zy opgebracht naar het terrein, gebald
in eene immense kist de groote cocon
waaruit straks de vlinder ontsnappen zon.
Op haar ;verseh|jning waren de dorpelingen
toegestroomd, timmerlieden en smeden vooral,
vakmannen die nauwkeurig wilden zien wat
vreemd makelij hun ambtsbroeders daar ginds
hadden eaamgesteld. Omzichtig werd zij afge
laden, twee dikke renteniers mochten op de
wagen zitten opdat die niet wippen zou;
eenige harde slagen en d» achterkant week.
Toen kwam zij op haar bevende pootjes te
voorschijn, een groote libel onUleugeld en
kaal, lacy, zoo'n droevig ding. Maar rappe
handen droegen de wieken aan; draden
werden gespannen, schroefjes en moertjes
vastgezet, tot ten slotte de motor in gang
werd gebracht en vele mannen werk hadden
om het wild en snuivend gedierte te be
dwingen. Zou het nu reeds willen vliegen?
Het was te wagen; de vlieger steeg in,
de schroef werd in gang gezet; nu word-ie
opgewonden", ging een fluisteren een
terugdraai, daar stoof in wilde vaart de
vogel met breede vlerken door de duiste
rende vlakte tot in de verte, een valk gelyk
die langs de heide geert... maar vliegen deed
hij niet, de machine was te veel verduft in
de enge ruimte. Onder een gemompel van
teleurstelling werd hij, nu als een paard
aan den teugel, naar honk geleid, waar twee
trouwe wachters hem 's nachts zouden be
waken.
Den volgenden dag, 29 Juli, daar kwam in
den morgen het bericht dat er waarlijk ge
vlogen zou worden des avonds na half vijf.
De jongens riepen het elkaar toe in de dorps
straten : nu wordt de vliegmachine opgelaten;
oud en jong maakte zich op naar de heide.
Ten vier uur was er al een geduldig wach
tende menigte, door den veldmeeste r op eer
biedigen afstand gehouden voor het geheel
opgetuigd gevogelte, dat met de schroef naar
zijn vorig omhulsel gekeerd thans netjes
onder dak was gebracht: alles glansde en
glom als nieuw. Spoedig arriveerde d e eerste
auto, de heer Verwey chauffeerde zijn
familierijtuig over de bolderende heide als waar
die een chaussée; anderen volgden. Kijtuigen
verbe.eld je, nog door paarden getrokken
kwamen aanrijden, de koetsiers het hoofd
schuin van pure omzichtigheid: ja, van uit
den hoek van het Luntersche boech kwam
bedaard aanstappen het deftig spulletje van
den Lunterschen oud-notaris. Uit de door
hem gevormde boschheerlijkheid kwa-n de
kloeke 88-jarige nog eens zien naar het
bedryf der toekomst, geeecorteerd door twee
dienstmaagden dia hem maar niet verlieten.
Andere autoriteiten van de beide dorpen
kwamen op in grooten getale; officieren van
het garnizoen met hunne {modieus gekleede
dames; de anders zoo stille heide kreeg
klank en kleur die van het nieuwe leven
getuigden, dat dit roerlooze ding, onder zijn
afdak van zeildoek, brengen zou. In vluggen
pas kwam uit het Edesche bosch getreden een
60-tal veldartilleristen, die in een ommezien
een ruimen vryen kring maakten om het
vliegtuig dat al mysterieuser werd naarmate
het langer werd aangestaard. Maar enkele
genoodigden, en niet genoogdigde brutalen,
die met wijs gezicht het cordon verbraken
werden door den vlieger ingelicht dat het
heel eenvoudig was; onvermoeid was hij aan
het uitleggen hoe de staart werd beheerscht
en de beweegvlakken daarvoor, die rijzing
en daling verwekken; hoe het evenwicht
wordt behouden door het trappen op pedalen
die op de vleugels werken; hoe prachtig de
schroei was samengesteld uit eenige
fijnbewerkte stukken mahoniehout, zorgzaam
aan elkaar gelijmd, hoe de motor, die wel
1500 omwentelingen in de minuut kon leveren,
werd ontstoken; 'hoe het geheele tuig door
de luchtzniging niet werd gestuurd maar
getrokken, en eindelijk hoe dit in de lucht
voorover moet buitelen en alzoo z|jn
zweefvermogen moet derven als de motor hokt
in verband waarmee hq aan twee lieve be
langstellende zusjes meedeelde dat hy nooit
trouwen zo a.
Of hij nu gauw zou gaan vliegen ? H|j
vreesde van neen. Een flinke westerbries
woei over de vlakte en maakte het opstijgen,
ten minste met dezen eendekker, gevaarlijk.
De vlaggetjes op het terrein, 2 driehoeken
wit en rood, getuigden er van; zij stonden
stijf te klapperen in den warmen wind. Onze
gedachten gingen terug naar den jongenstijd
toen wg ook vliegmacbines oplieten" maar
van eenvoudiger aard. Hoe snakten wij naar
zoo'n gestadig windje. En nu stond daar een
geheele menschenmassa van allerlei slag te
hunkeren dat dit briesje toch bedaren zou.
De gesprekken, eerst levendig, vooral door
de wederzijdsche geleerdheid want ieder
weet van vliegen iets meer dan zijn buur
man begonnen zachtjes te kwijnen hier
en daar. Groepen verspreidden zich over het
terrein, wy kwamen aan den rand van het
vliegterras, waar de bodem glooiend afloopt
naar den Eng. De zon scheen met een gouden
glans en verguldde de vierkant gesneden
velden, oezet met boek weit, lupinen en
gemaaide rogge. Over heel het kleurige
landschap, de Geldersche Vallei en de
Amerongsche heuvelen op den achtergrond, lag
een waas van vree; ook op de heide zelf
was nu blijde kalmte. Het Edesche bosch
gloeide in de avondion; de zware donkere
dennen in rechte lijn, achter de heide op
getast, vingen den gulden schy'n van het
lage licht. Tot in het Oosten gloorde de lucht.
En zie daar uit de verte, zonderling toeval
in dit heideland, komt een eenzame reiger
gevlogen met breeden wiekenslag. 'Een
voorteeken ? een voorbeeld misschien voor de
toekomst ? Langzaam wakt bij over onze
hoofden, de veerige hals ingetrokken tot
tegen zyn vleugelen Zonderling!
Maar bij het toestel komt beweging; allen
schieten toe. De machine is in gang gezet
en het ranke l|jf van het vliegtuig, vastge
houden door kloeke mannen, siddert van
agitatie. Best zoo," zegt da vlieger, hy
loopt als gesmeerd." Dus vliegen T' vraagt
de heer Verwey. De heer Hügers schudt het
hoofd, de wind loopt meer dan 4 meter in
de seconde; met een Bleriot is het te
ge.waagd. Groote teleurstelling rondom. Tot
er hulp komt van onverwachte z|jde. Een
bezoeker zegt met groote stelligheid: De
wind waait niet sterker dan 3K." Hoort
gij het, meneer Hilgers, de directeur van het
Meteorologisch Instituut zegt 3%." Deze
meneer?" vraagt de vlieger, zich wendend,
en ziet hem in de oogen. Laat maar los,
vrienden, we gaan.'' De motor wordt stop
gezet, groote beweging onder de aanwezigen.
De artilleristen hooren hun bevel en scharen
zich in rechte lijn langs de klaargemaakte
baan; de menscher stroom volgt en tusschen
hen in het vliegtuig met zijn ruiter, nu weer
aan de bek geleid als een rustig paard. Zijn
kop wordt gericht naar het Oosten, de schroef
gewend en gewend ; n terugslag : ratelend
davert de schroef en stuivend vliegt het
weer vogel gewordene over den grond, langs
de menschenrij, daar voorbij, al verder, de
staart omhoog gewipt, al verder tot bij de
bosschen van Wekerum. Reikhalzend dringen
de toeschouwers naar voren. Van de ooste
lijke punt komt het gerucht: hij komt, hij
komt" en dan als een kreet hij vliegt".
Hij vliegt" jubelt het en uit het duisterende
Oosten zweeft het toestel aan. Hij vliegt", hy
vliegt" gilt het en lijk een stormkreet davert
het, als statig en zeker, 10 meier bovenden
Is hst lichte model droog dan
wordt het van buiten bestreken met
een stof, dia het gips geheel water
dicht maakt, en alles is gereed. O srer
dit lichte model wordt dan de ge
prepareerde huid heen getrokken, en
het dier is gereed om in het museum
geplaatst te worden, volkomen het
evenbeeld van het vroegere levende
dier. Op een van onze afbeeldingen
ziet men den preparateur bezig de
huid van een Afrikaansche zebra te
passen op het lichte definitieve
model.
Dat deze bewerkingen bij grooter
dieren een onvergelijkelijk veel
schoener resultaat geven dan de
vroegere opzet-methode zal voor
iedereen duidelijk zyn. Dat echter
deze nieuwe methode soms
ontzagFiguur 2. Het maken van een gipsafgietsel van het
klei-beeld, geboetseerd naar het op te zetten nijlpaard.
gelijk veel eischt kan blijken uit de Met dit gipsafgietsel wordt het definitieve lichte model
volgende opgaven, die betrekking gemaakt waarop de huid zal aangebracht worden.
hebben op het opzetten van een
reusachtig nijlpaard, een der grootste exem
plaren die men ooit is tegengekomen. Dit
dier leefde in den dierentuin te New-York
en was beroemd door zyn lengte van 4 M.,
omvang van bijna 5 M. en gewicht van 4000
kilogram. Dat dier, gestorven aan een darm
kwaal, werd vereeuwigd door opzetten vol
gens de beschreven methode. De moeilijkheden
waren groot, als men alleen maar weet dat
de gevilde huid bijna 600 K.G. woog (d. i.
pi. m. 8 menschen) en op sommige plaatsen
16-20 cM. dik wae. Na het prepareeren was
het huid-gewicht slechts ruim 30 Kg., het
resultaat van vier dagen werk door zes man.
De huid oppervlakte was elf vierkanten M.
(oppervlakte van een niet al te groote kamer).
Het geweldige klei-model (op onze afbeel
ding zichtbaar) werd bij gedeelten in gips
afgegoten en hiervan werd het blijvende
lichte model gemaakt dat toe'i nog, met de
huid er by, honderdvijftig kilogram woog.
Tijdens de bewerkingen leek het inwendige
van het model wel wat op de aanleg van
een tunnel, want zes werklui waren met
electrische lichten voorzien, in de holte
tegelijk aan het werk. Een der moeilijkste
deelen van het werk was het op zijn plaats
brengen van de huid, vooral bij de diepe
plooien om nek, kop en pooten, maar het
resultaat was een prachtige belooning van
dit werk.
P. VAN OLST.