De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 7 augustus pagina 7

7 augustus 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1728 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dat Vondel, volgern» Dr. L., de eerste dichter was, en in de 17de eeuw de «enige bleef, die Grieksche treur spelen in het Nederlandsen vertaalde (bl. 181). Met verbazing zie ik Dr. L. aog 'schrijven: het bedieneneenermis" '{bl. 185). Heeft hij dan nooit Stellwagen's Koomsche woorden" gelezen? De mis bedienen doet het knaapje dat den priester antwoordt en bijstaat in den dienst; maar de priester doet, of leest de mis, of draagt die óp. Ook de ver eering van den Paus" behoort tot de min juiste uitdrukkingen (bl. 225) in de Katholieke terminologie. Zonder in uitvoerige beschouwingen te vervallen, weet Dr. Leendertz van elk van Vondel's treurspelen helder en be knopt inhoud en strekking aan te geven, en 'zooveel mogelijk de aanleiding te vermelden. Ook alle gedichten verstaat höin het levfn van Vondel ter sprake te brengen, zoOdat de oorsprong terstond duidelijk wordt. Dit aoht ik een groote verdienste van het boek, dat anders allicht gevaar zou loopen langdradig te worden door eindeloos opsommingen. Een belangrijk deel van dit werk vormt de verluchting met tal van pren ten, portretten en nabootsingen van hand schriften en andere stukken, waarvan de heer Moes de leiding had. Daaraan is te danken dat vele nog weinig bekende afbeeldingen van geteekende en geschil derde portretten den tekst opluisteren, b.v. Jan Vos door Lievens, Sybrand de Flines 'en Agnea Block door Adr. van der Werff, Joost Baeck door C. van der Voort en enkele minder bekende por tretten van Vondel. Of het Leven van Vondel," dat in deze uitgaaf als populair bedoeld is, ook werkelijk in veler handen zal komen, zou betVijfeld kunnen worden wegens het zware gewicht van het boek en den vrij hoogen prijs, 't Is waar, er zijn kosten noch moeiten gespaard om het aan de hoogste eischen te laten voldoen. Toeh kan het aan de studie der Nederlandsche letteren niet bevor derlijk zijn, dat de meest noodige hand boeken slechts tot hooge prijzen ver krijgbaar zijo. Ik herinner b.v. nog aan prof. Te "Wihkel's Ontwikkelingsgang" en prof. Kalffs Geschiedenis." Welke student kan zulke hooge sommen be steden P Onze wakkere uitgevers mogen daarmede wel eens rekening houden; maar misschien ook wel de hoog gehono reerde schrijvers? Studieboeken mogen geen luxeboeken worden. J. F. M. STERCK. Haarlem, Juli 1910. Panl Céiaone, (In 't Rijks Muttum van Moderne Kunst). Terecht werd het werk van dezen en van ' Vincent byeen gevoegd in het nienwe museum Van moderne schilderkunst. Ze zijn geest verwanten, Cézanne en van Oogb. Toch zjjn ze niet gelijk te stellen. By alle over eenkomst, die daar is in hun pogen, staat Vin cent hooger. Zjjne horizonten zijn wijder. Zijn om-blik is ruimer ... Maar ook hier bjj Céianne, dat eerlijke, recht uit-gezegd e, dat naïf-oprechte in de weergave. Wel heeft hij aiet het getourmenteerde, de tragiek dat wat ons aangrijpt bij Vincent maar daar ia in dit werk een roerende eenvoud, een ingezonde natuurlijkheid-van-doen, die het tot iets groots maakt. Het is de waarheids-passie, die laait in in dezen werker, die hem doet speuren, door den sch|jn der levenloos-geheeten dingen, die hem doet kennen ban eigenlijke, innerlykst wezen en hun wezenlijk leven. Dit hartstochtelijke zoeken, dit worstelen met de materie om den geest, maakt Cézanne tot een wél bftzonder stilleven-schilder. Een, die al aanstonds meer beeft te geven dan fut-loos korrekte vormenuitbeelding, mér dan 'n oogenblike-kykje op kleur en belich ting. Die voorwerpen, dood-genaamd, zjjn hem iets van bijzondere fyzionomie dat, wat ook, maar in heviger doening, bij Vincent ons trefc. Er ia iets tusschen Cézanne en de dingen over-en-weer: een trilling van leven. Want, ddt is in waarheid toch stillevenschilderen: geven het heimelijke zijn, dat achter alle uiterlijkheid schuilt. Stil schouwend te zitten, met opgezet palet, gereed penseel en dan met vorschende oogen WETENSCHAPPELIJKE Opzetten m dieren. Oe meeste menschen kennen maar n methode om dieren op te zetten, en dat is weliswaar een methode, maar een, die al lang tot het verledene behoort, waar het er op aankomt grootere diereu een werkelijk eenigszins levend" uiterlijk te geven. Die vroegere methode was: het gedoode dier villen, de huid prepareeren, volstoppen met stroo, dichtnaaien, en het verkregen dier in een niet al te onmogelijke houding op zijn pooten vastzetten. De resultaten van deze werkwijze zijn in verschillende musea nog wel te vinden, alhoewel gewoonlijk achteraf gezet tot het door beter materiaal vervangen kan worden. Ziet men dan het door de mot ten geteisterde dier, met stevig (en daardoor erg zichtbaar) dichtgenaaide naden, waaruit de strooien ingewanden ongewenscht naar buiten gluren, en met pooten die geen ge dachte aan spieren bij den beschouwer doen opkomen, dan voelt men wel erg het ver schil van een levend dier in den dierentuin zelf en het doode dier in het museum. Maar zooals op elk gebied is ook op dit de techniek geweldig vooruitgegaan; men stelt zich niet meer tevreden met iets dat heel in de verste verte aan een dier doet denken, maar men wil iets maken dat alleen de beweging mist om voor een levend dier gehouden zien, liefderijk zien, en hooren naar wat het evenloos-iy kende ódar zal te zeggen hebben, nn wij ons te luisteren zetten; want hierin is het wezenlijke der dingen, door den echten stillevenechilder gekend, hem geopenbaard, waar hij, vertrouwend, wachtte op hun spreken. Dit nn nit te zeggen, zuiver en direkt, is bet pogen van Cézanne. En zóó, w|jl z|jne liel vol was van het besef der ontzagljjkheid van alle levensbeginsel, was het hem dan allereerst en b|j alles te doen om de strnktnur het begrip van den bouw. Vooropgesteld-aichitektonisch is zijn opzet in stilleven, ook in landschap. Het valt op in dat zeer eigene berglandschap (gemerkt 688 A), waarin het simenstel der rotsmassa tot 'n wel bijzonder expressieve weergave is geraakt. Het getuigt van 'n door-en-door begrepenzijn, zooals die hnizengroep ligt tusschen dat kernig samengestelde geboomte; bet getuigt van 'n deordrongen-zyn van bet levendnoodiakelijke, dit heele schilderij. Weldadig doet het aan zoo iet» te vinden in een tijd, waarin veel geschilder slechts is: getuigenis van leeghartighei i; waarin gebrek aan ziel wordt weggemoffeld achter techniek-gedoe van wat dan stemmings-kunst" moet geheeten; waarin flirten-met-verf zich't air wil geven van oprecht gemeende liefde. Cézanne verbergt niet achter het waasje van dusgeheeten atmosfeer", wat hem ontbreekt aan vorm begrip; en niet achter kleur-lievigheidjes behoefc h|j schuil te gaan, als had hij niets klaar te zeggen l Want het dient erkend, dat veel van wat er geschilderd wordt tegenwoordig en gretig verwerkt door publiek en mode-believenden kunsthandel ook enkel- en-alleen aan deze mode het ontstaan dankt. Voldoen aan 'n mode I 't Lag allerminst wel op den weg van dezen hardnekkigspenrendeo. Toch, al was kern dit vorschen naar den organiechen bouw der dingen eerste eisch, hg kon subtiel van kleur zijn, maar zijn kleur il als komend nit den bouw der dingen zelf, als daarnit volgend, niet als daaromheenwazend, maar tigen, innerlykst-eigen. Als in dat uiterst gevoelige stilleven met peren bjj 'n kruik j e (no. 688 C). Hier zien we kleur, in fijnst en toon, groeien uit den opzet. Cézanne construeert" als 't zoo genoemd mag z'n schilderingen. Zie, in eigen kleur is stevig, in contour zoo'n vrucht neergeschreven, maar gezocht is tevens, gezocht we zien repentins naar het vormende leven in dat alles. En dan zet hij z'n kleuren, vast toetsend, maar in gevoeligst onderscheiden van 't minste toon verschil, gevolg van den vorm. Z'n kleuren zyn transparant. Van 'n weemoedig-stillen klank; zooals daar dat grijze krnikje tegen dien fond is onderscheiden en stil de vrnchten daarbij: die appel, even het groen sterker op-klinkend, op bet bordje. En het plechtige, bescheiden toch, in het bruin eener peer... dat is wel van kleur, zooals het niet beter kan. Hetzelfde teere, dat by alle kracht en beslistheid ook zingt in het stilleven (no. 688 F) met de grijzen, blikken bus, zoo vol toch van toon, dat het blauw haast warm te noemen waar, met het glazen karaftje wonderbaarlijk fijn wel, als 'n harptoon even doorklinkend heider-week. Datzelfde ook in het wit van de porceleinen kom, zóó roomig, dat dit wit als altijd b|j Cézanne -~ van levenswarmte doorgloeid Ijjkt. Deze kleurdistinctie, sterk decoratief is ze, geeft Cézanne's werk een peinzend karakter, met den weemoed als van moll-harmoniën. 't Is, dit werk, als die droomend-deinende arabesken-vergiy ding der middeleenwsche polyphonie, die zoo diep-roerend ons aangrijpt in de vreemde samenzangen der vyftiendeeeuwsche toondichters, die voorboden waren van een Palestrina. Deze herinnering aan de middeleeuwen, aan de ontbinding der homophone akkoord gangen, is mér dan verre gelijkenis, 't Is wat ook by Vincent, wees op Richard Strauss *) Dit is innerlijk verwant-zijn. Het is verwant zijn aan wat die eeuwen aan schoonheid gaven in de dekoratieve stelligheid der miniaturen, inde extatische straling der gebrandschilderde vensters, in de synthetische strakheid der wandschilderingen. Het is ook verwantschap met die pittige bruuskheid van o verdrijving in een Cornelis Engelbrechtsz met het brandendvisionnaire in een Herkules Segers. Want, dit is niet te scheiden van wie, als voorloopers, geroepen werden eenig tijdperk van grootheid te openen: vurige kracht, onomwonden waar heid, bonkig-brnusk in forsche frankheid dikwerf, maar zuiver, kinderlijk-echt. Zoo is dan ook wat in Vincent en Cézanne, in beiden, herinnert aan Japan zeer verklaar baar. En aannemelijk blijkt ons, wat Japan*) Zie de studie over Vincent van Gogh in het Weekblad van 29 Mei 1.1. (No. 1718). te worden. Weliswaar is de arbeid, hiervoor noodig, vertiendubbeld, en de kennis van het levende dier ook, en ten slotte de kunst zin van den vervaardiger verhonderd \ oudigd. De behandelingswijze waardoor men de schit terendste resultaten bereikt, is de volgende. Het gedoode dier wordt eerst zorgvuldig ge meten, even zorgvuldig als een goede kleer maker een gezochte klant verzorgt. Daarna pas wordt het dier gevild, niet zooals vroeger veel gebeurde, in verschillende aparte stuk ken, maar zóó dat de huid in zijn geheel blijft. Deze huid wordt dan verder op de gewone wijze, naar alle regelen der kunst geprepareerd ea soepel gemaakt. Dan komt een der moeilijkste dingen, waarvoor men niets minder dan een goed anatoom die tegelijk kunstenaar is, kan ge bruiken. Deze zeldzame werkkracht moet van het levende dier (in gevangen staat of anders in vryheid) een beeld maken dat volkomen juist is en met behulp van deze studies wordt een model in klei geboetseerd, geheel over eenstemmend met de maten van het gedoode dier, dat men wil opzetten. Dit model wordt natuurlijk de houding gegeven, die men by' het opgezette dier hebben wil. Om dit model zoo juist mogelijk te maken, worden eerst de voornaamste geraamtedeelen in elkaar gezet, die van het gedoode dier zelf geprepareerd zijn; voornamelijk het poot-skelet, de schedel en het bekken worden hiervoor gebruikt, met een hulpstellage tusechen deze deelen Dit geraamte wordt dan met spieren bekleed, maar nu met spieren van klei. De huid wordt tijdens het werk telkens eens aangepast" om te zien of alles in orde is. Na de steeds noodige kleine wijzigingen past de huid zoo glad als een handschoen, en het model ia De monoplan van Hilgers op het veld by Ede. schen aard heeft in het groote zoo zeer den maker teekenend stilleven met .planten in potten (688 K). Er zyn van die kwaliteiten in Cézanne's schildering, die eene gedachte geven aan tapijten, aan wandbekleeding, aan meest-pnre sierknnat dus. Wat dan op te merken is in dat planten-stuk; wat sterker nog treft in no. 688 B: bloemen geel en rood, en heel gevoelig even wat lila en roomig wit tegen een fond van warm klenren-mozaïk. Wél-overdacht dit alles. Het witte kannetje, de transparante schaduwen, de verdeeling, de scherpe ponderatie in de klenrengroepen. Dus is hier, in dit vreemde" werk het dekorative element van opvallende kracht. Dit is het by Cëzanne, dit is het by Vincent. Karakteristiek in dit opzicht, dat van Gogh Japansche prenten zorgzaam kopieerde. Een verband naar den geest bewijst het, dat als dat met de middeleeuwen van bijzonder beduiden moet worden geacht voor het begrip van den zin dezer uitingen. Voorloopers deze twee I Voorloopers van welk een tijdperk? Wg hebben te wachten. Maar er trilt in dezen tijd niet te miskennen verlangen naar meer, dan wat huidige paneel-schilderkunst nog vermag te geven. Verlangen naar weidscher harmonie, naar nniverseeler schoonheid, vermogend gansch een samenleving te ver vullen. En dat is wat daar ziedt, in deze wel godlelyk bezetenen, van ongetoomde kracht. Allerminst is hier raffinement, volkomenheid van dietie! Maar we hooren onomwonden, spontane taal van wie profetisch spreker, geslagen door de ontzaglijkheid van dingen die, even en van verre, zy hebben aanschouwd. Amsterdam. FKANS VERMEULEN. Vliegen op ie DoeilmrgerMiie. Wie kent niet de droeve historie van Ikaros, die van zijn vader Daidaloa wassen vleugelen kreeg om met hem van Kreta te ontsnappen, en daarmede zich roerde boven de wijde zee, maar, overmoedige jongeling, te boog wilde vliegen, altijd weer djcftter ;b|j de zon, tot het waa van zy'n wieken smolt, en de arme waaghals neerstortte in de woelende wateren die nog altijd zijn naam vermelden? Allicht dat dit alles niet precies is gebeurd zooals Ovidius ons dit vertelt. Bovendien, bet is een Cretensch geval, en Cretensers staan in de reuk niet al te waarheidlievend te zyn, zoodat de historie van dezen vleu&elaar wel de vinding van een leugenaar zal zy'n. Maar wat wij U vertellen is pure waarheid: wij hebben zien vliegen hier in ons Vaderland, op de Veluwe, in de buurt van ons dorp. Reeds geruimen ty'd had boven de heide het gerucht van haar bestemming gespookt. Een ondernemend man, in zijn vak een Daidalos als de beste, had zijn blik op de mooie ruimte gevestigd en al was het zijn voornemen geenzins daarvan een doolhof te maken, voor zyn geest zweefde een Labyrinth van houten woningen, waar de vliegdraken als kleine minotauroseen zouden uitbreken, niet om de jongelingen en jonkvrouwen te verslinden maar om ze te dragen, waar Ikaros viel. De bevolking was hem ter wille geweest: notabelen van de dorpen Ede en Lunteren, wier bosschen de heide omlysten, hadden hun best gedaan om het verbrokkeld bezit weer aaneen te rijgen en op deze wijze een vliegterrein te leveren van een formatie als waarvan moei lijk de wedergade te vinden zou zijn. Op een hoogvlakte gelegen, zachtkens naar het midden glooiend, overigens zonder kreuk of bult, vast van bodem en toch vocht doorlatend, nooit drassig en nooit stuivend, en onafzienFiguur 1. De huid van ein Afnkaansc.he zebra wordt gepast op het definitieve lichte model, gemaakt naar het natuurgetrouwe kleibeeld van het dier. geheel gereed. Daar dit klei-model wat al te onhandelbaar is, wordt er een veel lichter model naar gemaakt. Eerst maakt men een gips-afgietsel van het klei-model, en daarna wordt van dit afgietsel het gewenschte lichte gipsmodel gemaakt, met een wanddikte van een tot twee centimeter. Dezen dunnen wand wordt meer sterkte gegeven door in het gips een wand van goed aan te brengen, tijdens het gieten. baar groot maar hoe goed moest men zich hier kunnen oef e t en! Zoo was het oordeel van den beer Hilgere, die met zyn Bleriot de eerste proeven zijner kunst in Nederland zou leveren. Reeds lang had hij zy'n machine verwacht: de afstand Pau?Ede, anders in eenige uren af te leggen, had hem 14 dagen laten marren. Maar eindelijk kwam zg toch. Met gejuich werd zy opgebracht naar het terrein, gebald in eene immense kist de groote cocon waaruit straks de vlinder ontsnappen zon. Op haar ;verseh|jning waren de dorpelingen toegestroomd, timmerlieden en smeden vooral, vakmannen die nauwkeurig wilden zien wat vreemd makelij hun ambtsbroeders daar ginds hadden eaamgesteld. Omzichtig werd zij afge laden, twee dikke renteniers mochten op de wagen zitten opdat die niet wippen zou; eenige harde slagen en d» achterkant week. Toen kwam zij op haar bevende pootjes te voorschijn, een groote libel onUleugeld en kaal, lacy, zoo'n droevig ding. Maar rappe handen droegen de wieken aan; draden werden gespannen, schroefjes en moertjes vastgezet, tot ten slotte de motor in gang werd gebracht en vele mannen werk hadden om het wild en snuivend gedierte te be dwingen. Zou het nu reeds willen vliegen? Het was te wagen; de vlieger steeg in, de schroef werd in gang gezet; nu word-ie opgewonden", ging een fluisteren een terugdraai, daar stoof in wilde vaart de vogel met breede vlerken door de duiste rende vlakte tot in de verte, een valk gelyk die langs de heide geert... maar vliegen deed hij niet, de machine was te veel verduft in de enge ruimte. Onder een gemompel van teleurstelling werd hij, nu als een paard aan den teugel, naar honk geleid, waar twee trouwe wachters hem 's nachts zouden be waken. Den volgenden dag, 29 Juli, daar kwam in den morgen het bericht dat er waarlijk ge vlogen zou worden des avonds na half vijf. De jongens riepen het elkaar toe in de dorps straten : nu wordt de vliegmachine opgelaten; oud en jong maakte zich op naar de heide. Ten vier uur was er al een geduldig wach tende menigte, door den veldmeeste r op eer biedigen afstand gehouden voor het geheel opgetuigd gevogelte, dat met de schroef naar zijn vorig omhulsel gekeerd thans netjes onder dak was gebracht: alles glansde en glom als nieuw. Spoedig arriveerde d e eerste auto, de heer Verwey chauffeerde zijn familierijtuig over de bolderende heide als waar die een chaussée; anderen volgden. Kijtuigen verbe.eld je, nog door paarden getrokken kwamen aanrijden, de koetsiers het hoofd schuin van pure omzichtigheid: ja, van uit den hoek van het Luntersche boech kwam bedaard aanstappen het deftig spulletje van den Lunterschen oud-notaris. Uit de door hem gevormde boschheerlijkheid kwa-n de kloeke 88-jarige nog eens zien naar het bedryf der toekomst, geeecorteerd door twee dienstmaagden dia hem maar niet verlieten. Andere autoriteiten van de beide dorpen kwamen op in grooten getale; officieren van het garnizoen met hunne {modieus gekleede dames; de anders zoo stille heide kreeg klank en kleur die van het nieuwe leven getuigden, dat dit roerlooze ding, onder zijn afdak van zeildoek, brengen zou. In vluggen pas kwam uit het Edesche bosch getreden een 60-tal veldartilleristen, die in een ommezien een ruimen vryen kring maakten om het vliegtuig dat al mysterieuser werd naarmate het langer werd aangestaard. Maar enkele genoodigden, en niet genoogdigde brutalen, die met wijs gezicht het cordon verbraken werden door den vlieger ingelicht dat het heel eenvoudig was; onvermoeid was hij aan het uitleggen hoe de staart werd beheerscht en de beweegvlakken daarvoor, die rijzing en daling verwekken; hoe het evenwicht wordt behouden door het trappen op pedalen die op de vleugels werken; hoe prachtig de schroei was samengesteld uit eenige fijnbewerkte stukken mahoniehout, zorgzaam aan elkaar gelijmd, hoe de motor, die wel 1500 omwentelingen in de minuut kon leveren, werd ontstoken; 'hoe het geheele tuig door de luchtzniging niet werd gestuurd maar getrokken, en eindelijk hoe dit in de lucht voorover moet buitelen en alzoo z|jn zweefvermogen moet derven als de motor hokt in verband waarmee hq aan twee lieve be langstellende zusjes meedeelde dat hy nooit trouwen zo a. Of hij nu gauw zou gaan vliegen ? H|j vreesde van neen. Een flinke westerbries woei over de vlakte en maakte het opstijgen, ten minste met dezen eendekker, gevaarlijk. De vlaggetjes op het terrein, 2 driehoeken wit en rood, getuigden er van; zij stonden stijf te klapperen in den warmen wind. Onze gedachten gingen terug naar den jongenstijd toen wg ook vliegmacbines oplieten" maar van eenvoudiger aard. Hoe snakten wij naar zoo'n gestadig windje. En nu stond daar een geheele menschenmassa van allerlei slag te hunkeren dat dit briesje toch bedaren zou. De gesprekken, eerst levendig, vooral door de wederzijdsche geleerdheid want ieder weet van vliegen iets meer dan zijn buur man begonnen zachtjes te kwijnen hier en daar. Groepen verspreidden zich over het terrein, wy kwamen aan den rand van het vliegterras, waar de bodem glooiend afloopt naar den Eng. De zon scheen met een gouden glans en verguldde de vierkant gesneden velden, oezet met boek weit, lupinen en gemaaide rogge. Over heel het kleurige landschap, de Geldersche Vallei en de Amerongsche heuvelen op den achtergrond, lag een waas van vree; ook op de heide zelf was nu blijde kalmte. Het Edesche bosch gloeide in de avondion; de zware donkere dennen in rechte lijn, achter de heide op getast, vingen den gulden schy'n van het lage licht. Tot in het Oosten gloorde de lucht. En zie daar uit de verte, zonderling toeval in dit heideland, komt een eenzame reiger gevlogen met breeden wiekenslag. 'Een voorteeken ? een voorbeeld misschien voor de toekomst ? Langzaam wakt bij over onze hoofden, de veerige hals ingetrokken tot tegen zyn vleugelen Zonderling! Maar bij het toestel komt beweging; allen schieten toe. De machine is in gang gezet en het ranke l|jf van het vliegtuig, vastge houden door kloeke mannen, siddert van agitatie. Best zoo," zegt da vlieger, hy loopt als gesmeerd." Dus vliegen T' vraagt de heer Verwey. De heer Hügers schudt het hoofd, de wind loopt meer dan 4 meter in de seconde; met een Bleriot is het te ge.waagd. Groote teleurstelling rondom. Tot er hulp komt van onverwachte z|jde. Een bezoeker zegt met groote stelligheid: De wind waait niet sterker dan 3K." Hoort gij het, meneer Hilgers, de directeur van het Meteorologisch Instituut zegt 3%." Deze meneer?" vraagt de vlieger, zich wendend, en ziet hem in de oogen. Laat maar los, vrienden, we gaan.'' De motor wordt stop gezet, groote beweging onder de aanwezigen. De artilleristen hooren hun bevel en scharen zich in rechte lijn langs de klaargemaakte baan; de menscher stroom volgt en tusschen hen in het vliegtuig met zijn ruiter, nu weer aan de bek geleid als een rustig paard. Zijn kop wordt gericht naar het Oosten, de schroef gewend en gewend ; n terugslag : ratelend davert de schroef en stuivend vliegt het weer vogel gewordene over den grond, langs de menschenrij, daar voorbij, al verder, de staart omhoog gewipt, al verder tot bij de bosschen van Wekerum. Reikhalzend dringen de toeschouwers naar voren. Van de ooste lijke punt komt het gerucht: hij komt, hij komt" en dan als een kreet hij vliegt". Hij vliegt" jubelt het en uit het duisterende Oosten zweeft het toestel aan. Hij vliegt", hy vliegt" gilt het en lijk een stormkreet davert het, als statig en zeker, 10 meier bovenden Is hst lichte model droog dan wordt het van buiten bestreken met een stof, dia het gips geheel water dicht maakt, en alles is gereed. O srer dit lichte model wordt dan de ge prepareerde huid heen getrokken, en het dier is gereed om in het museum geplaatst te worden, volkomen het evenbeeld van het vroegere levende dier. Op een van onze afbeeldingen ziet men den preparateur bezig de huid van een Afrikaansche zebra te passen op het lichte definitieve model. Dat deze bewerkingen bij grooter dieren een onvergelijkelijk veel schoener resultaat geven dan de vroegere opzet-methode zal voor iedereen duidelijk zyn. Dat echter deze nieuwe methode soms ontzagFiguur 2. Het maken van een gipsafgietsel van het klei-beeld, geboetseerd naar het op te zetten nijlpaard. gelijk veel eischt kan blijken uit de Met dit gipsafgietsel wordt het definitieve lichte model volgende opgaven, die betrekking gemaakt waarop de huid zal aangebracht worden. hebben op het opzetten van een reusachtig nijlpaard, een der grootste exem plaren die men ooit is tegengekomen. Dit dier leefde in den dierentuin te New-York en was beroemd door zyn lengte van 4 M., omvang van bijna 5 M. en gewicht van 4000 kilogram. Dat dier, gestorven aan een darm kwaal, werd vereeuwigd door opzetten vol gens de beschreven methode. De moeilijkheden waren groot, als men alleen maar weet dat de gevilde huid bijna 600 K.G. woog (d. i. pi. m. 8 menschen) en op sommige plaatsen 16-20 cM. dik wae. Na het prepareeren was het huid-gewicht slechts ruim 30 Kg., het resultaat van vier dagen werk door zes man. De huid oppervlakte was elf vierkanten M. (oppervlakte van een niet al te groote kamer). Het geweldige klei-model (op onze afbeel ding zichtbaar) werd bij gedeelten in gips afgegoten en hiervan werd het blijvende lichte model gemaakt dat toe'i nog, met de huid er by, honderdvijftig kilogram woog. Tijdens de bewerkingen leek het inwendige van het model wel wat op de aanleg van een tunnel, want zes werklui waren met electrische lichten voorzien, in de holte tegelijk aan het werk. Een der moeilijkste deelen van het werk was het op zijn plaats brengen van de huid, vooral bij de diepe plooien om nek, kop en pooten, maar het resultaat was een prachtige belooning van dit werk. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl