Historisch Archief 1877-1940
r
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1729
Zeedflkverdedigiag van gewapend beton, itelsel de Mnralt"
aan den Langendjjk Tan Schouwen.
Nederland in den aanvang der
XXste eeuw."
(uitgave A. W. Sijthoff'i UUg.-llij)
Een boek van op den kop 1000
bladHet opleidingsschip voor lichtmatrozea
te Helleyoetsluis.
Dat is, zou men zeggen, te veel. Maar
het is te weinig! Dit werk wil immers
gftnsch het Nederlandsche leven om
vangen: ons een kort begrip geven van
wat Nederland is, was, voortbracht en
voortbrengt. Het omvat 37 hoofdstukken,
geschreven door evenzoo vele bekwame
mannen, over de onderscheidenste onder
werpen van ons volksbestaan en de ge
steldheid van het land. Het bevat 500
platen. En zoo is duizend bladzijden
geen overdaad.
Kaar nemen wij eerst iets over uit het
voorwoord, dat de leider" van deze
standaard-uitgave, Jhr. Mr. H. Smissaert,
ter kenschetsing harer bedoeling ge
schreven heeft:
Hoe oordeelt men in den vreemde
over Nederland? Vele Nederlanders, die
zich deze vraag stellen, geven daarop
ten antwoord, dat dit oordeel veelal niet
juist is. Voor zoover ons klein land de
aandacht trekt over de grenzen, wordt
daarover weliswaar dikwijls niet onvrien
delijk gedacht, daarover geoordeeld met
die zekere waardeering, waarop een
roemrijk verleden aanspraak blijft ge ren.
Maar het Nederland van onze dagen is
in den vreemde weinig bekend. Velen,
die uit andere landen het onze bezoeken,
zien weinig meer dan enkele onzer groote
steden en meenen voorts het meest ken
merkende van Nederland te hebben waar
genomen, wanneer zij te Broek in
Waterland, Marken en Volendam geweest
zijn. Mannen van «aken in andere landen,
die in handelsbetrekkingen met Neder
landers staan, krijgen wel een indruk
van wat op hun bijzonder gebied in
Nederland wordt verricht, maar een
algemeen oordeel over wat op verschillend
gebied te onzjnt gedaan wordt, kunnen
ook zjj, bij gebrek aan gegevens niet vellen.
Er zijn velen in Nederland die dezen
staat van zaken betreuren en die
wensehen, dat ons land juister en beter in
den vreemde bekend moge zijn. Het
was die wensch, die het bestuur van
groep Nederland van het Algemeen Ne
derlandsen Verbond er toe leidde de
vraag te overwegen of niet een werk
omtrent Nederland uit te geven waie,
waarin het beeld van hetgeen hier op
velerlei gebied wordt gedaan, beknopt,
doch juist en op sprekende wij ze zou
zqn geteekend"
Niet in den vreemde alleen vindt
men in meerdere of mindere mate on
bekendheid met wat Nederland op ver
schillend arbeidsveld verricht. Onder
onze eigen landgenooten zijn er niet
weinigen die, naar het ons voorkomt,
van veel dat in dit werk zal worden
meegedeeld, niet of niet voldoende op
de hoogte waren en wier waardeering
van hun eigen land door de onvolledige
kennis geringer was dan zij mag of
moet zijn".
Voor dezen inderdaad zal het
groote boek wel voornamelijk geschreven
blaken. Wjj behoeven niet naar den
vreemde te gaan om messenen to
ontRotswoningen in het Geuldal
te Limburg.
menschelijke aardrijkskunde" noemt,
handelt da heer van Sandick. Over Gods
dienst prof. S.D.van Veen.Deze herinnert er
aan, dat slechts 2'/4 % der Nederlandsche
bevolking volgens de nieuwste volks
telling zonder godsdienst" is. Als men
bedenkt hoe de officieele wetenschap en
de kunst, die de geestelijke vertegen
woordiging heeten van een volk, in over
wegende mate ongodedienstig zijn bij ons,
geeft dit te denken.
Het Onderwijs behandelde Dr. D. Bos,
de Bouwkunst de Rijksarchitect C. H.
Peters, over Schilderkunst schreef de
heer Berckenhoff en over het Tooneel,
in heldere, zeer geschiedkundige behan
deling, de heer J. H. Röasing.
Dan komt Landbouw, Nijverheid,
(Ph. J. Ketner), Zee- en
zoetwatervisscherij, Handel, Bankwezen, Spoorwegen,
Vrouwenbeweging (Anna Polak), Coöpe
ratie, Armwezen (J. P. L. Blankenberg),
Volkswelvaart, enz. enz.
Maar wij wilden zelfs geen overzicht
geven van dit overzicht. Onze onvolledig
heid kan slechts onvolledig weergeven
de onvolledigheid van dit volle boek.
Het is een beknopte Encyclopaedie in
causerievorm gekleed: en met veel
illustratieve versiering.
Het is een flinke onderneming van
A. W. Sijthoffs uitgeversmaatschappij,
de bekende Leidsche boekhandelaars.
v. D. E.
IIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHMMIIIIIIIHIIIIIHIIMIIIIIIIMIIIHMMIMIIIIMIIIIIIII
moeten, die van hetgeen Nederland
praesteert op kunst- en handelsgebied,
in landbouw, militaire zaken of
wetenschap,geen duidelijke voorstelling hebben.
Al zal ons Hollanders (reeds door ieder
spoorboekje!) de geographische ligging
en indeeling van ons land niet vreemd
zijn, zoodat het wellicht-onbeholpen
kaartje, dat achter in 't boek verrast,
had kunnen gemist worden, en al zal
er wel niemand onzer zijn voor wien een
of meerdere hoofdstukken geen nieuws
brengen, voor ieder, die van wat hij
toch nimmer grondig zal kennen, ten
minste iets globaal weten wil, valt hier
zeker te leeren.
Ik heb müniet vermeten deze dui
zend bladzijden te lezen: ik heb er door
gebladerd. Ik heb dan begrepen, dat
men naar iets onmogelijks met grooten
durf en met zeer veel bekwaamheid heeft
getracht, en menigmaal ontmoette ik
een passage, soms een half hoofdstuk,
dat waard was met de grootste belang
stelling te worden gelezen.
Prof. P. J. Blok opent met een over
zicht onzer vaderlandsche geschiedenis:
in veertig bladzijden: beknopt! maar onze
wat vergeten schoolkennis wel
opfrisschend. De aardrijkskundige Dr. Blink,
wien men zijn noorderbreedtes en
oosterlengtes overigens een enkel maal min
zaam ten geschenke geeft, keuvelt aardig
en leerrijk. Heb ik het niet altijd gedacht,
zegt ge, zijn mededeeling lezend, dat het
in ons dierbare maar natte land op 206
dagen van het lieve j aar regent P
En zie, het interesseert u te
hooren, hoe Maastricht en Den
Hanengerecht in Ned. Oost-Indië.
Helder grooter gemiddelde warmte heb
ben dan Groningen, waar men in
Januari een gemiddelde heeft van l
graad Celsius: Maastricht omdat die
stad zuidelijk, Den Helder omdat ze aan
zee ligt. Wist gij, die uit uw trein aan
genaam naar de koetjes kijkt van de
Hollandsche weide, dat bijna twee vijfde
van onzen bodem weiland is P Bijna twee
vijfde: 36.9 pCt. Dit is toch meer dan
ge verwacht hebt. En zoo geeft de heer
Blink cijfers van allerlei aard: praat hij
over de stammen, die ons Hollanders
hebben gevormd, over de karakter-typen
in onze gewesten, «ver de lengte en
haar- en oogenkleur van de bevolking,
over den bouwtramt onzer boerenhoeven
enz. Dan volgt weer een hoofdstuk over
het Staatsbestuur. Het is te danken aan
Mr. L. J. Plemp van Duiveland, den
hoofdredacteur van de Nieuwe Courant,
die er een klaar gesteld en overzichtelijk
geheel van wist te maken op weinig
bladzijden: want ook de politiek, het
rechtswezen, oorlog en marine, en de
afdeeling Buitenlandsche Zaken vroegen
zijn zorg. Wel misten wij in de bespre
king door Mr. Plemp van de ten onzent
groeiende Oranjeliefde, vooral voor de
persoon onzer Koningin, welke hij als
rijkbegaafd kenschetst, de vermelding van
wat onlangs met zooveel mannelijke
openhartigheid door Prof. Kernkamp ge
zegd ia over het verband van deze
Oranjeliefde en de groeiende democratie. Maar
natuurlijk, zooals deze kan men meer
opmerkingen maken. Wjj moeten aan
nemen, dat op maat" is gearbeid: voor
de goede verhouding der hoofdstukken
die, met te veel waars gevuld, te vol
zouden zijn geworden.
De heer Frans Bastiaanse, die de
Nederlandsche taal en letteren" voor zyn
deel kreeg, heeft in arren moede zich
voor de grootste helft van zijn taak bij
een opsomming gehouden, gelijk trouwens
Jhr. Dr. van der Wijck, de TJtrechtsche
hoogleeraar, die de Wetenschappen"
behandelde, na een philosophische
causerie (vooral Bolland-Heymans) tot een
opsommende behandeling kwam. De heer
Bastiaanse ging duelleert men met
leeuwen in zoo beperkte ruimte? in
polemiek-toon de Gids van de tachtiger
jaren te lijf! En den heer van Hall om
de Kloos-parodie! En daar vlak na ziet
men dan bij dit opstel opgenomen het
portret van den paisi beien heer auteur
zelf, wien men zooveel bloeddorst niet
zou ge ren!
De koopprijs van de Limburgsche kolen,
het aantal biggen, de in- en doorvoer
van porselein, de bereiding van verduur
zaamde soepen, het muntwezen, de stij
ging van den prijs van het vlas, alles
vindt gij in dit loodzware, duizendbladige
boekdeel: te veel om het een duizend
jarig te maken, maar genoeg om uw
belangstelling te wekken.
Ik deed een greep. Verzwegen bleef
hoe overzichtelijk het artikel was van
Dr. E. B. Kielstra over onze kolaniën
Een vergeten hoofdstuk" op koloniaal
gebied mocht er zeker bij, maar
wat dit hoofdstuk van denlndi
kenner bevat is interessant.
Over onze waterstaat, die hij
naar een woord van Brunhes
De wereldruimte is gevuld met de hypo
thetische aether, waarin o.», de lichtstralen zich
voortplanten van de hemellichamen naar on?.
Onze zon, omgeven door alle planeten, be
weegt zich door deze wereldruimte-aetber
voort, ons allen meeslepende. Wanneer
het nu op onze aarde zeer windstil weer is,
en w)j verplaatsen ons vlug op een flets of
nog beter, op een locomotief, dan bemerken
wüplotseling tegenwind. Deze schijnbare
wind ontstaat doordat wü, ons zelf snel ver
plaatsende, tegen de luchtdeeltjes botsen,
evenals bjj een werkelijken wind deze deeltjes
tegen ons botsen wanneer wy zelf stilstaan.
Passen wij dit toe op de zon- beweging
door de aether dan zal het wel duidelijk zjjn
dat door deze zon-beweging een eehynbare
aether-wind wordt ondervonden in ons zon
nestelsel, terwijl ie aether toch zelf in rust
is. Hoe sneller de zon voortschiet des te
sterker lykt dien aether-wind. Om het be
staan van dezen wind aan te toonen, wil men
de mantn van Jupiter weer gebruiken. Wan
neer hier op aarde de wind (luchtstroom)
sterk waait, van denzelfden kant als waarnit
een geluid komt (luchtttillingcri) dan zal dit
geluid ons oor eerder bereiken dan wanneer
de wind om zoo te zeggen tegen het geluid
in waait. Wanneer in de hemelruimte de
aetherwind (aetheritroom) van denzelfden kant
waait als waaruit het licht (aeffurtrilling)
komt, zal dit licht ong oog eerder bereiken
dan wanneer de aetherwind tegen het licht
in waait. De manen van Jnpiter worden op
geregelde tijden verduisterd door Jnpiter
zelf. 8;aat Jupiter zóó, dat de aetherwind van
hem af waait naar ons toe, dan moeten wy
deze verduisteringen iets te vroeg zien; staat
JTopiter zóó, dat de aetherwind van ons af
waait naar Jnpiter toe, dan moeten de ver
duisteringen iets te laat gezien worden
Men mag benieuwd zijn naar het resultaat
van dit onderzoek ; de methode is al vast
hoogst merkwaardig. v. O.
Molen de Grootvorst" te Zaandam in feesttooi.
De turfgraver aan het werk; links op het hoogveen staat de droge turf in hoopen.
Lichtmatpozen in het want.