Historisch Archief 1877-1940
DE A M S ER DAMMER WEEKBLAD V O O B NEDERLAND.
.No. 1730.
kinderstraffan een pedagogische strekking
hebbm, in de eerste plaats de voorgeschie
denis van den jeugdigen delinquent en aller
minst de wensch van iemand die bjj de
opvoeding niet is betrokken, besliat over
het al of niet vervolgen.
Dan wordt ook een systematische behan
deling mogelgk: na de gewone waarschuwin
gen op straat, kannen minder of meer plech
tige reprimandes volgen op het bureau in
tegenwoordigheid der ouders, waarbg' voor
climax kan gworgd worden en zeker is 't, dat
de wetenschap: den derden keer dat ze je
snappen, ben je zuur" gevoegd bij de zeker
heid, dat er niet zooals na, zoo heel veel
ongemerkt kan gebeuren, in staat zal blijken
een groot deel der tot misdaad neigende
jeugd" in 't rechte spoor te houden of terug
te voeren.
Voor tot beantwoording der vraag over te
gaan: wat is in dit geval wenschelgker:
Rgksof Gemeente-politie? zal '( go ad zijn, hier
even te herinneren, dat nog door andere
middelen in de gewenschte richting veel goeds
kan worden tot stand gebracht. Als we de
ontwikkeling van dorp tot groote stad nagaan,
dan blgkt dot, terwijl de mogelijkheid tot
ontspanning in de vrije natuur tot bijna het
nulpunt afneemt, de behoefte aan die ont
spanning als gezond tegenwicht tegen alles
wat het stadskind zooveel sneller doet leren,
toeneemt. En dat aan deze behoefte op al
te sobere wijze wordt tegemoet gekomen,
bluft niet ongestraft: les sociétés ont les
criminelaqTZ'ellesmériteni". Intnaschen schijnt
net ook op dit gebied te gaan dagen.
Na dezen zijsprong ten slotte de vraag:
Bjjks- of Gemeente-politie? Terwijl de
gemaehteigke kinderpolitie zich gemakkelijker
aan plaatselijke toestanden zal kunnen aan
passen, biedt de Rijksinstelling andere en,
nrar 't wil voorkomen, grooter yeordeelen.
l. Ze zat gemakkelijker vrij blijven van de
terecht of ten onrechte bestaande impopu
lariteit der «tedelgke politie.
2 Ze zal gemakkelijker vrij big ?en van
ket weinig idealia ische karakter der gemeen
telijke politie.
3. Zs waarborgt een gewenechte uniforme
regeling over het geheele land met de daaraan
verbonden voordeelen voor de statistiek.
4. Het Ministerie van Justitie zal metter
tijd over een reeks opvoedende leiders" be
schikken voor wie een detacheering bij een
of andere brigade der Bjjks kinderpolitie een
zeer goede voorbereiding is voor het hen
wachtende werk aan de opvoedingsgestichten.
Giarne wordt toegegeven, dat nog niet al
het voor en tegen op de schaal is gelegd:
'c i) trouwens van deze regelen slechts de
bedoeling geweest de wenschelgkheid te
betoogea, dat waar onze zorgen voor de mis
dadige kinderen, die eenmaal .ter beschikking
d«r Begeering zijn gesteld en dos ia vreemde
genene», particuliere of rgksgeetiehten zijn
ondergebracht en voor de zoogenaamde voog
dijkinderen een Europeesche bekendheid
ge?ieten en alom geroemd worden, de tqd
spoedig home, dat we ook, op de hiervoor
geschetste of op soortgelijke wijze, een stelsel
v«n preventieve maatregelen rijk zjjn, dat
even hoog als het correctioneel»stelsel moge
werden geschat.
K'J a m, 18 Mei 1810, A. J. OKT Jr.
iiitiHiiiiifiimiiiHtMiiiiuuitiniiiiMttimmuiiirtiMiitiiiii iiimutiimtin
III.
FLOEIMOHD VA» DTTYSB. Het ierste
Musyct boecxken van Tielman Sarato
6. Alabech & Co. Amsterdam.
ELISABETH KUYPBB. Concert h. mol), op.
10, für Violine mit Orcheeter N.
Simrock Berlin»
LiiitiiiiiiiliiHiiiiiiiiiiiMiiiMiNiiiiHiiiiiiiHiiii
DE BEHAARDE HAND.
IJtlandsch verhaal.
Vertaling van E. WEGELIN.
In dat huis lachte niemand behalve Valdis.
En wanneer zg' lachte, werden de anderen
bleek. Dan trok een vlucht van herinnerin
gen door hun ziel. Want zij waren allen oud.
Zg herinnerden zich het lachen wel uit hun
eigen jeugd en op andere plaatsen. Doch zij
herinnerden zich ook den langzamen dood,
die hun lachen gestorven was, op de eenzame,
grenzeloos eenzame pastorie, met als eenig
buurman de stomme, eeuwenoude kerk van
klei, en de lava, de grillig gevormde lava,
die zich in alle gestalten van waanzin en
haat mijlen ver in het rond uitstrekte als
een versteend regiment uit de hel. En in 't
midden lag de pastorie, als een levend, oud,
verschrikt lichaam, dat van louter beklemd
heid een hartziekte heeft gekregen.
De bewoners der pastorie hadden allen
hun eigen gewoonten en hun eigen levens
wijze. De oude Groa zag in de toekomst en
Egil, de oudste knecht, was een
waardroomer. HU had dadelijk, toen Valdis, het jonge
nichtje van den predikant, zou komen, ge
zegd, dat zg wel niet lang op de hoeve zou
blijven. HU had haar in den droom van de
hoeve zien wegrijden op den ouden
schimmei; zoodoende kon haar verblijf niet van
langen duur zijn, want de schimmel zon
spoedig sterven. Doch dat kon geen dood
beteekenen voor Valdis, want dan had Egil
b air niet op den schimmel gezien, doch op
Bahur, de matgele hengst, wier kleur in den
droom een doodstgding beteekent. En das
vertelt hu van de jonge dochter van den
dokter uit Beykjavik, die gedroomd had,
dat zq het huis baars vaders verliet; voor de
deur stond een matgeel paard. Zij hielpen haar
in het zadel, en in haar nachthemd reed zij
weg. Korten tijd daarna kreeg zij typhns, die
in Beykjavik door het slechte water steeds
in kwaadaardigen vorm optreedt, en stierf.
De predikant zelf leefde niet meer jnet zgn
tijd mede; hij was lang verdiept in de sagen
en st«diën uit vroegere jaren. Slechts drie
jaren had hu het leven van het heden ge
leefd, destijds, toen hij te Beykjavik studeerde
en toen was hg op de beruchte pastorie ge
komen, waar niemand anders heen wilde.
De domineesvrouw, Gudridur, hoestte
voortDE. J. H. WILMINK. Albumblad voor Piano
D. J. Wilterdink Deventer.
J. F. TIBRIB JE. Looverljes. 16 kinder
liederen met Pianobegeleiding op. 5
P. Nooidboff Groningen.
M. H. VAN 'T KEUYS. Zomerpret. Cantate
vooi kinderkoor met piano P.
Noordhofl' Groningen.
JOHANNA VBTH. Voor de eerste leerjaren
aan 't klavier P. NoordhoffGroningen.
K. VELDKAMP. Practische Muiiekleer Ie
en 2e deel. Eenvoudige
Dieteeroefeningen J. B. Wolters Groningen.
J. W. ENSCHEDÉNederlandsche Musicalia
Johannes Muller en G. Alsbach Amst
S. VAN MiLLiaeir. De kerkzang P.
Noordhofi Groningen.
EM. EEGO. Dans les Propy'ées de
l'instrumentatiorj, Schott F/ètes Biuxelles.
WouTEBHüTSCHENBUYTEB. Wolfgang
Amadeus Mozart. Zgn leven en werken.
W. L. & J. Brusss Kotterdam.
JACQÜKS HABTOG Bobett Alexander
Sehumann en züne werken. De Erven F.
Bohn Haarlem.
M. CHOP. Leiddraad door Lohengrin,
bewerkt door Wilhelmine van
Westrhene, 3e herziene druk L. J. Veen
Amsterdam.
Niet zonder weemoed schrijf ik hier over
Tielmsn Saaato's ierste musyek boeexkea"
uitgave van de Vereeniging voor
NoordNederlands Muziekgeschiedenis". De verdien
stelijke man toch, die deze uitgave voor de
vereeniging bewerxte, is voor eenige weken
gestorven. Florimond van Dnyge heeft voor
het oude Nederlandeche lied onnoemelijk
veel gedaan. Hg wai niet alleen een uitne
mend letterkundige, maar tevens een voor
treffelijk toondichter en niet minder degelijk
muaicograaf. Hg vereenigde das drie eigen
schappen in zich, die men slechts zelden
aantreft in n persoon en die zgnen werken
en geschriften een onbetwist baar groot gezag
verschaffen.
Leerzaam en belangwekkend i: ook thans
weer de voorrede, welke van Duyae aan zijne
uitgave doet voorafgaan.
Het eenig bekende volledig exemplaar van
Susato's Musyek-boecxken berust in de Kon.
Bibliotheek te Berlijn. Naar dit exemplaar
heeft van Duyse de uitgave in partituur
gebracht. Natnnrlyk zyn alle 28 amoureuse
liedekens dezer verzameling niet even interes
sant ; maar in haar geheel is de uitgave hoogst
belangrijk, omdat zg ons kennis doet maken
met een der oudste verzamelingen van vier
stemmige wereldlijke liederen op
Nederlandschen tekst.
Elisabeth Knyper is een onzer jonge
Nederlandscha kunstenaressen, die in den vreemde
de eer onzer kunstbeoefening hoog houdt.
Zjj ii leerare» aan de Köaigl che Hochschule
für Mnsik" te Berlijn, zeker een der eerste
inrichtingen van dien aard in Duitaehland.
Het vioolconcert dat thans voor mg ligt en
reeds meermalen door Witek ia gespeeld,
ia een r$p werk, onberispelijk van vorm en
vol schoone gedachten, ik vestig vooral de
aandacht ep het tweede the ma van het eerste
deel, op den geheelen t weeden satz en op het
geettige prestissimo-finale. Het is een concert
dat niet louter den virtuoos, maar ook den
musicus wat te doen geeft en ten volle waard
is door n onzer eigen violisten te worden
voorgedragen.
Het Albumblad van J. H. Wilmink is een
vlot en vloeiend geschreven Andante, niet
pretentieus, ook niet moeilijk, maar toch zeer
klankechoon en met een goed gevonden mo
tief, waarvan uitnemend party is getrokken.
De bundel Loovertjea" van J. F. Tierie Jr.
bevat een zestiental kinderliederen die voor
het meerendeel goed geslaagd zijn en door de
kinderen gaarne gezongen Worden. Minder
aan te bevelen ia de cantate Zomerpret"
van M. H. van 't Kruys, op woorden van G.
Leenheer.
Tekst noch muziek verht ffen zich op maar
eenigszins artistiek peil.
Jonsnna Vetb, die ree dj zooveel in het licht
heef c gegeven op het gebied van aang, deed
een goed werk het hier aangekondigde boekje
saam te stellen. Zg wil door het ontwikkelen
van gehoor en begrip de leerlingen van
iimiitiijmiiiiii
iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiu
durend met zwakke kleine kuchje*. Het klonk,
alsof zg slechts hoeitle, om iets levend» te
hooren. Zij was zestig jaar oud en reeds der
tig jaren gehuwd. En op haar manier was zij
een ziener.
Zjj was de dochter van den vorigen predi
kant en op de pastorie geboren en getogen.
Zg was de eenige vrouw, die de dominee kan
krijgen, wanneer hij daar wilde wonen.
Van tijd tot tgd s'echts bleek het, dat het
op deze hoeve spookte. Maar dan was het ook
iedere keer zoo erg, dat de indruk er van
nog lang nawertte, juist zoo lang, tot zich
een nieuw geval voordeed.
Gudridur stond buiten op het erf, dat uit
louter kleine, dicht bij elkaar liggende
grasheuveltjes bestond. Zij babbelde met Egil,
die langzai.ni het gras sneed met een krom
pasgeslepen mes. Het mes gleed tusschen de
grasheuveltjej door, Egil was geoefend op
deze vry primitieve wijze hooi te winnen;
het scheen hem toe, alsof het zeer de moeite
loonde.
Gudridur bezat den zeldzaamsten blik der
wereld. Het was een blik, als van iemand,
die juist uit diepen slaap ontwaakt of die
bewusteloos geweest is en nu eensklaps de
oogen opslaat. Een zeldzame, nauwelijks
gebaren blik, die steeds den indruk maakte,
als moest hij breken. Doch zoo was hij nu
reeds bijna vijftig jaren, alles in het oude
gelaat verstijfde onder de teekenen van den
ouderdom, doch die blik bleef steeds dezelfde.
Alleen als Gudridur zag" dan veranderde
de «lik. Gudridur had het gezien", toen
haar man, Sira John, op vele mijlen afstand,
van het paard gevallen was en den arm
gebroken had. Toen hij thuis kwam, had zij
alles gereed gehad. Op deze wgze was Gu
dridur reeds menigmaal in staat geweest,
zich voor te bereiden.
Nu atond zij daar en keek naar het zuiden,
waar het gletscherjjs tegen den horizon blonk,
als kleine schitterende spleetoogen in den
kop van een machtig roofdier-in-rust, dat
tegen de zon knipoogt. Een eentonig gebrom
klonk van den rivierkant, van de woeste
gleischerstroom, die midden door de lava en
dicht langs de haven voorbij vloeide. Gudri
dur moest aan haar eenigen broeder denken,
die all twaalfjarige knaap door den stroom
was medegesleurd. Ongelukkig genoeg had
hg kunnen zwemmen en een vol uur lang
tegen het vuile grauwe water geworsteld,
dat hem onmededoogend tegen de steenen
gekwakt had als een stuk waechgoed. In
middels had Gudridur in een stuk door langs
lieverlede inleiden tot de muzikale grond
beginselen. Met de techniek van het pianospel
houdt bet werkje zich dan ook terecht niet
bezig. Daarvoor zgn al genoeg studieboeken
uitgegeven. Ongetwijfeld zal het jongste op as
van de schrijfster met sympathie begroet
worden.
De Algemeene Muüekleer van Veldkamp,
door hem Practische Muziekleer genoemd, ij
ontworpen met het oog op de leerlingen van
kweek- en. normaalscholen; dit dient men
niet te vergeten, anders zon men wellicht
enkele hoofdstukken op eenigszins andere
wg'ze ingelicht willen hebben. Men kan
overigens herhaaldelijk merken welk voor
treffelijk paedagoog de heer Veldkamp is en
hij schijnt volkomen goed te weten waar de
schoen wringt bij zgne leerlingen; daarvoor
getuigt de ge'aeele opzet van zijn werk.
Door den heer J. W. Enschedéwordt sedert
eenigen tg'd een alphabetische titellijst uit
gegeven van muaicala, waardoor men dus
kan opslaan wat Nederland thans theoretisch
en compositorisch oplevert, zooals de heer
Enschedézegt.
Daar de heer Enschedéer den nadruk op
laat vallen dat deze lijst practisch nut moge
leveren voor den debiethandel, acht ik met
deze weinige woorden de overigens hoogst
belangrijke en van grooten vlijt getuigende
uitgave, voldoende aangekondigd.
De heer S, van Milligen heeft een paar
jaren geleden een drietal voordrachten ge
bonden over de geechiedenis der kerkmuziek.
Thans zgn die voordrachten in druk gageven,
zood&t men er een goed overzicht van krijgt.
In I behandelt de schrijver de katholieke
kerkmuziek met haar culminatiepunt in
Palestrina. In II geeft hg een overzicht van
het Protestantsche ko aal en enkele aflei
dingen daarvan, zooals wij die kennen in
volkgliederer, ontleend aan koraalmelodieën.
In III behandelt hg Sweelinek, Schütz, Bich
e. a. en tracht by de beoefening der
hedendaageche protestaiitechekerkmuiiek op andere,
meer mudkale banen te leiden. Niemand zal
dit vlot geschreven boekske onbevredigd uit
de handen leggen, want uit iederen volzin
blijkt dat de schrijver zgu stof volmaakt
meester is.
Dans les Propyléas de
l'inatrumentation" is de eigenaardige titel waaronder
de heer Em. Ergo een hoogst belangrijk
leerboek over de instrumentatie het licht
heeft doen zien. Aanvankelijk had de
schrijver slechts de bedoeling d'éclairer Ie
problème de* caivres chromafcq'ies si mal
connu encoie mê.ne de nos jours". Later
echter besloot hg zijn werk uit te breiden
en er het geheele orchest in te behandelen.
Aan de koperen blaasinstrumenten is echter
het omvangrgkate deel gewijd. Em. Ergo heeft
zich reeds alg een vruchtbaar schrijver ineen
groot aan tal muziek genre j doen kennen. Dit in
strumentatie-leerboek acht ik zeker niet slechts
een der belangrijkste werken van dea schrij
ver, maar ook over het algemeen een der
beste werken op dit gebied; een werk dat
zijn plaats verdient naast Berlioi, Gavaert,
enz. Gaarne zou ik het uitvoeriger bespreken,
maar daarvoor acht ik de kolommen van
een vakblad de meer juiste plaats. Ik wil
echter niet verzuimen de aandacht te vestigen
op het zeer belangrgke opstel over het orgel.
Niet alleen musici of leerlingen in de schoone
fcnnst der muziek, maar ook dilettantes, die
gaarne meer willen weten over het onder
werp, zullen zich, wanneer zg eenmaal met
de ietwat breedsprakige voorstellingswijze
van den schrijver vertrouwd zijn geworden.
de kennismaking met het interessante boek
niet beklagen.
Het mag misschien eenige verwondering
wekken dat de begaafde dirigent van het
Utrechtsche orehest, Wouter Hutschenruyter,
naast zijn veelomvattende
dirigenten-werkzaamheid, nog tij d kan vinden tot net schrg ven
van eseais of monographiën op het gebied
der muziekgeschiedenis wanneer men
eenmaal kennis genomen heeft met de hier
boven genoemde werkjes zal men moeten
erkennen dat de schrijver ook hier voor
treffelijk werk heeft geleverd. In het boekje
over het muziekleven nit de 17e eeuw"
heef i hg in populairen* vorm op hoogst
den oever geloopen en geschreeuwd, helpen
kon zg niet, en in de hoeve was niemand
thuis. Zoodoende verdronk bij, en Gudridur
had een flauw vermoeden, dat zg toen de
zienersgave ontvangen had.
Juiat stak Valdis de rivier over, terwy'l zg
het vee voor zich uit dreef. Zij zat vroolgk,
als een man, te paard, en liet de beenen aan
beide zijden van het dier omlaag bengelen.
Toen het water te hoog rees, trok zy ze op
en legde ze, terwgl zij uit volle bortt zong,
kruiselings het paard over den nek. Esn
troepje honden zwom mede en dreef blaffend
het vee vooruit.
Toen Valdis het huis bereikt had en van
het paard gesprongen was, wees Gudridur
naar het Zuiden. De zeldzame oogen zwollen
op, alsof zg een vlies wilden doen barsten,
dat er voor gespannen was. Mijlen in den
omtrek was niets te zien.
Gudridur hief de hand op en strekte den
wgsvioger rechtuit. Daar langs scheen een
bedoeling te stralen, uit de oogen voortko
mend en de ly'n van den wijsvinger volgend.
De oude vrouw stond rechtop, als een
Walküre, de bruine, beenderige trekken waren
als uit brons gegoten, de arm stgf uitgestrekt
en de vingers neerhangend, alsof Poppea
Sabina in de arena het doodsteeken gaf, alleen
de wijsvinger wees als een pgl rechtuit naar
het Zuiden. Een golf van kracht straalde uit
de ziener-oogen, een, zin die even als een ge
dachte, spotte met afstand.
Er komen reizigers! Buiters zij heb
ben veel paarden. Er is een vrouir bij, het
is een buitenlandsche. De man, die vlak naast
haar rijdt, is ook een vreemdeling, die is hier
vroeger reeds geweest, het is de Engelschman,
die de Zalmbeek heef c gekocht. Hij heeft fier
mannen bij zich..,"
Hoe zien zij er ait?" vroeg Valdis nieuws
gierig met gedempte stem. Zij keek onafge
broken naar de oogen harer tante, want daar,
waar deze heenzag, was niets te zien.
De vrouw draagt eem langen, gr ijzen man
tel en een hoed, die van voren omgebogen
is. Zij heeft een voile voor ket gelaat en
barijdt een bruin paard. Ook de man berijdt
een bruin paard, doch dat is grooter. Hg
draagt een grijze broek en hooge laajten, op
zijde zitten knoopeii..."
Gudridur schilderde alles nauwkeurig. Zij
bleef nog eenigen tijd staan kijken naar het
Zuiden, berekende, waar de lieden nu waren
en wanneer zij op de pastorie konden aan
komen, nog drie ft vier uren, dacht zij. Toen
groeide langzamerhand het vlies weder voor
aantrekkelijke wg'ze een schets gegeven over
de toenmalige muziektoestanden. Wat Scheur
leer, Tan Biemsdgk, en het Tijdschrift voor
N.-Ned. Muziekgeschiedenis op min of meer
wetenschappelijke wyz« behandelden, heefc
Hutechenruy'ter voor den leek mundgerecht"
gemaakt.
Het boekja over Mozart is m. i. nog waarde
voller. Schrg ver de:es is uit den aard der zaak
tamelijk vertrouwd met de litteratuur over
Mozart, toch heeft hg met de grootste belang
stelling dit boekje achter elkaar doorgelezen;
niet omdat er wat nieuws in stond, maar
omdat het bekende op zso juiste en onder
houdende wg'ze werd medegedeeld. Ik zou een
dergelijke behandeling van de stof
vorbildlich' willennoemen. Hutschenruyter'aboekje,
overtreft m. i. dan ook verre de bekende
boekjes van Ludwig Nohl, welke ongeveer
hetzelfde beoogen. Een opmerking heb ik
slechts, en wel naar aanleiding van het
R:qiiem en het aandeel dat Süssmayr zou
gehad hebben in de voltooing daarvan. Men
leest op bladz. 142: die (Süasmayr) na 's
meesters dood het werk voltooid heeft". De
achrgver had hier wel uitvoeriger mogen
meedeelen dat, volgens de laatste
nasporingen, het werk van Süismayr van geen
overwegend belang schijnt te zgn geweest.
De levendigheid en tegelijk zorgvuldigheid
van stg'l die in Hntscherruyter's boeken te
prijzen is mist men al te zeer in het boek
dat de heer Jacqnes Hattog schreef over
Schumann, by gelegenheid van het eeuw
feest zijner geboorte. Zeker een groote mate
van vlqt en zorgvuldigheid in het
by'eengaren van het materiaal mag men Hartog's
oiographie niet ontzeggen. Ook zal men menig
onderdeel, b.v. de bladzijden gewijd aan onzen
Verhuist, met belangstelling lezen. Toch treft
naast den weinig verzorgden stg'l van den
schrijver, ook nog zijn subjectiviteit ten op
zichte van lijn onderwerp. Een geschiedschrij
ver meest meer obj ectief te werk gaa». Menig
maal schg'nt de stem des heeren Hartog een
echo te zgn uit lang vervlogen dagen. En dat is
fataal voor de blijvende waarde van's heeren
Hartog'g boek. Voor hen echter die heugenis
hebben van een halve eeuw muziekleven,
zal het boek een welkom» gare zgn.
Dat Chop'a leiddraad door Wagner's Lohen
grin in de bewerking vaa Wilhelmina van
Westrheene reeds zyn derden druk beleeft,
ontheft mg eigenlijn van een bespreking.
Het werkje heeft zij a weg reeds gevonden.
* *
4t
Ik mag dit opstel niet eindigen zonder
met een enkel woord van my'ne leiers afscheid
te nemen. Drukke werkzaamheden, die al
my'n tg'd in beslag nemen, noopten mij der
redactie van dit blad het verlangen kenbaar
te maken, my'n ambt als muziekverslaggever
neder te leggen.
Het was mij een voorrecht gedurende ver
scheiden* jaren het belangrijkste wat op
muzikaal geoied in de hoofdstad voorviel, in
de kolommen van dit blad te bespreken en
te gewagen over muziek of boekwerken over
muüek, die in onzen tyd verschenen.
Waar ik mocht prg'sen, deed ik dat met
vreugde. Moest ik ecbter gispen, dan heb
ik getracht zolka op de meest humane wijze
te doen en steeds in het belang der kunst.
Het is mij een behoefte der redactie van
dit blad mijn dank te betuigen voor de aan
gename wg'ze waarop ik steeds met haar
mocht samenwerken en niet minder my'n
lezers een woord van vaarwel toe te roepen.
Menigmaal mocht ik van hen, zoowel schrifte
lijk als mondeling waardeering vinden voor
mg°n werk. Daardoor en in het bewustzijn naar
my'ne beste krachten «teeds de kunst te
dienen, vond ik opgewektheid my'n niet altijd
gemakkelijke taak te vervallen.
ANT. AvïRKAMr.
J. S. SPEIJES. De Indische Theosophie en
hart bettekenu voor «m*. Leiden, Van
Doesburg, 1910.
II.
In de geheimleer der Upanishads wordt
het galoof aan 'D Kir na, d. i. werk", en
bij u.tbreiding: 't loon van iemands werken,
reeds duidelijk uitgesproken. Volgens dit
geloof hangt het van iemands Karma, van
hair oogen, Gudridnr zag niets meer, haar
gezicht werd dof, zeide zij.
Daarna ging zij naar binnen, om alles in orde
te brengen, en Valdis hielp haar daarbij
flink zingend en vroolgk, dat er vreem
delingen zonden komen op de eenzame hoeve.
Weldra was het geheele huis op orde, be
halve de badkamer, die ouder gewoonte
boven den koeetal lag. Dat gaf 's winters
wat warmte. Valdis klauterde het smalle
trapje op en begon de bedden op te maken,
zachtjes neuriënd in vroolijke bsdrijvigheid.
Eensklaps werd Valdis stevig bg het been
gegrepen, even boven de knie. In hare ont
steltenis en toorn, dat een der oude knechts
aan de hoeve eensklaps gek scheen te zgn
geworden, trok zy hare rokken wat op
daar liet een mannenband, doch een vreemde,
haar juist los en verdween onder het bed.
Valdis had echter tg'd, om eengrefi'e,
blauwgestreepte hemdsmouw met een breede, even
eens blau wgestreepte manchet en een leelijke
groote ruwe hand te onderscheiden, rood en
verweerd, met dikke blauwe aderen en dik
behaard. Valdis werd op 't zelfde oogenblik
door woede overmand en uitte een heele
stroom scheldwoorden, als gemeen* hond enz,,
voordat de hand nog geheel onder het bed
verdwenen was. In haar haast bedacht zg
niet, hoe vreemd het was, dat een vreemde
ling hier naar boven zou zgn geklauterd,
doch alleen maar, dat die vreemdeling een
gemeene vent zijn moest. En nog steeds
scheldend, bukte zij naar de hand, om de
geheele persoon in oogenschouw te nemen;
bang was zg niet, want vlak onder haar
hoorde zg' de dienstboden.
Onder het bed was slechts de ledige ruimte,
niets anders dan de'ledige ruimte.
En in de kamer was geen levend wezen,
dan zg alleen.
n oogenblik stond zg daar als versteend.
En toen uitte zij een gil, oorverscheurend,
vol vreeselijke ontzetting. Hg was over de
geheele uitgestrekte hoeve te hooren, tot pp het
erf, waar de oude Egil het gras sneed. Zyn ge
rimpeld gelaat vertrok. De oude Egil kende
dat geluid.
Alle boden waren reeds boven op de bad
kamer, toen Egil omhoog klauterde. Valdis
stond daar met verwilderde, wg'd
opengespalkte oogen en bracht met moeite uit, wat
er gebeurd was; met de eene hand hield zij
zich aan de bevende Groa vast, met de andere
aan Gudridur, en met haren blik vol ont
zetting scheen zij alle anderen rondom zich
te willen verzamelen, alsof zg allen om zich
al wat hij in dit leven verricht in daden,
woordan en gedachten, af, of hg na zgn
dood ean staat van geluk of ongeluk te
gemoet gaat. De ziel komt tot belooning
voor een overwicht van goede werken in
een der hemelsche verbig ven; voor een over
maat van booze handelingen in de helsche
folterplaatsen. Daar 't goed of. 't kwaad,
door iemand bedreven,nooit onmetelijk veel is,
kan ook 't verblgf in hemel of hel niet
eeuwig duren. Na in evenredigheid met de
som van goede of booze werken loon of straf
ondergaan te hebben, wordt de ziel
wedergeborea en dan zal de geborene in een
hooger of lager staat verkeeren dan in zgn
vorig bestaan, al naar gelang van zgn Karma.
Wat en hoe iemand is, is dus een gevolg
van zijn eigen werk in 't verleden. Verder
zal hg herhaaldelijk aan wedergeboorte on
derworpen dus' aan de kwalen van 't aardech
bestaan onderworpen zgn, totdat de ziel na de
hoogste wijsheid bereikt te hebben, vrij
wordt van de banden des lichaam», verlossing
deelachtig wordt. Dit leerstuk van 't Karma
is de hoeksteen gebleven van alle Indische
beillcaren.
Volkomen uitgewerkt is de leer van 't
Karma in den Wedanta. Ia dit stelsel, dat
hoewel niet door alle Hindoes beleden, toch
als de meest typische vorm der Indische
theosophie beschouwd moet worden en zjjn
invloed op andere heilleeren heeft doen gel
den, verstaat men onder de ware kennis die
ons leert doordringen tot het ware wezea der
dingen, dat achter de wereld der verschijn
selen verborgen is. Die ware kennis bestaat,
zooals wg bg de be handeling dei panischa
gezien hebben, in 't helder inzicht dat de
individueele dtman en de paramdtman, de
Alziel, eigenlijk n zjjn, volgens de formule:
lat twam ast.
Een b$na even groote plaats in de
ontwifckelingsgegchiedeuis van 't Indisch denken
als de Wed;tnta neemt het 8£nkhya in. Dit
is in tegenstelling tot het monisme van den
Weddnta een dualistisch stelsel. Het neeme
het werkelijk bestaan aan van de materie,
praktë,i, die zich ontplooit tot wat wüde
Natuur plegen te noemen; en ten tweede
leert .het dat het aantal op zich zelf gelijk
waardige zielen of persoonlijkheden, purusha'f,
oneindig is. Prakrëti en pnrusha, waarvoor
wij de termen stof" en seeat" kunnen
bezigan, zijn de twee machten die als gevolg
van 'c Karma de phaenomenale wereld in 't
aanzg'n hebben geroepen. Met andere woor
den : het Karma is oorzaak dat de op zich
zelf vry'e, en zuiver intelligentie zijnde,
Purnsha gekluisterd wordt aan de materie;
het hoogste doel van den mensch moet we
zen dien band te verbreken door ware kennis.
In 't Sankhya is geen plaats voor een Op
perwezen : het is dus een atheïstisch stelsel.
De eigenaardigheden van het stelsel worden
door den schrijver uitvoerig en grondig in
't licht gesteld. Evenzoo wordt uitgeweid
over de dogmatiek van den Wedaata, zooals
die door dea beroemden (,,'\nkara in de 8ste
eeuw onzer jaartelling is vastgesteld en als
de orthodoxe opvatting worde beschouwd.
In hoofdstuk V wordt het Bnddhisme be
handeld. Volgens de kenschetsing van prof.
Speg'er is het niet zoozeer een theosophisch
stelsel als wel ean godsdienst. Het leert niet
alleen den weg ter verlossing, maar in zijn
middelpunt staat een Verlosser, die tegelijk
leeraar en voorbeeld van zijne jongeren, al
wat in de leer wordt verkondigd, in zga
persoon als het ware concentreert, die voor
werp van hulde, vereering en aanbidding
is." Het Buddhisme stelt naast de Leer (den
Dharma) en de Congregatie (den Sangha) de
figuur van den Buddha, den alwijzen, alle
wezens overtrefftnden Meester," In de leer
is veel overgenomen uit oudere philosophemen
en 't heerschende volksgeloof. Het groote
onderscheid met den Wedanta en 't Sankhya
is dat het Buddhisme 't bestaan der ziel
ontkent, en gely'k bet Sankhya (trouwens
ook andere s* et er) atheïstisch is. Wel loo
chent het niet het bestaan van de hoogere
wezens van 't volksgeloof, maar die wezens
zijn niet eeuwig. Merkwaardig echter is het
dat feitelijk o Weaea eeuwig bestaat, schoon
het niet uitdrukkelijk gezegd wordt: n.l.
IIMimlIllllimlIMIIIIlmlIMtlllllUIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIlMIIIIIIIIMMÜIIIII
wilde hebbes om haar te helpen in haar
ontzettenden angit.
Op klaarlichte» dag l" jammerde zy. Is
men hier dan nooit zeker?"
De ouden van dagen zagen elkander hei
melijk en schuw van terzijde aan en zwegen.
Toen vloog Valdis hals over kop pp haar oom,
den dominee, af, zoodat hij bijna gevallen
was. En haar angstkreet weerklonk nogmaals
over de geheele hoeve. Ik wil hier weg
oom, ik sterf hier l Ik wil naar huis, vandaag
nog oom, nu dadelijk, dadelijk T' En zij zag
schuin naar het bed, terwy'l de baenea haar
bg'na den dienst weigerden.
Eindelijk gelukte het Gudridur Valdis wat
te kalmeeren door de belofte, dat men haar,
zoodra er gelegenheid was, zou weg breogen.
En tot zoolang zou zg nooit alleen zgn. Toen
kleedden zg het bevende, geheel nit haar
doen geraakte meisje uit; zg voelde aan als
week riet, alsof geen been en geen spier haar
meer bijeen hield. Toevallig schoof heur
hemd wat boven de knieën op. Daar zaten
de blauwe plekken der vier vingers aan den
buitenkant en de eene plek van den duim
aan den binnenkant van het been, blauwe,
met bloed beloopen plekken. Zwijgend trok
ken zij het hemd er over heen en wisselden
slechts een voorzie htiga blik van verstand
houding. Valdis zelve zag de plekken niet,
zg beefde trouwens reeds genoeg.
***
In den loop van den namiddag kwamen
de vreemdelingen door de lavavelden en
over de gtroo mende rivier in galop aanrijden
en hielden voor de deur stil. Het waren de
eigenaar van de Zalmbeek, mr. Petzold en
zijn zuster Mary. Zg wilden, nu hun
zomerreis was afgeloopan, terug naar Engeland, en
vroegen om onderdak, dat Petzold reeds
vroeger in de pastorie had gevonden. Nau
welijks waren zg binnengetreden, of de tafel
stond reeds gedekt en de slaapkamers waren
in orde.
En Sira Jahn had reeds zijn eagenboeken
opengeslagen; hij las voor uit de Njal-sage,
welke de Engelschen natuurlijk reeds lang
kenden. Hij sprak breedvoering over zgn
thema en legde alles nit, alsof hij kleine
schoolkinderen voor zich had, die nog nim
mer Gunnar van Hlidarendes beroemde ge
schiedenis vernomen hadden.
De sagen zijn voor den IJslander van meer
waarde dan de bijbel; hg' leeft sijn leven
volgens de sagen. Een IJslander zegt niet;
Volg Christus na, mg'n zoon," hg zegt: Lees.
de fage van Egil of van Skarphedin
twin