De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 21 augustus pagina 2

21 augustus 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S ER DAMMER WEEKBLAD V O O B NEDERLAND. .No. 1730. kinderstraffan een pedagogische strekking hebbm, in de eerste plaats de voorgeschie denis van den jeugdigen delinquent en aller minst de wensch van iemand die bjj de opvoeding niet is betrokken, besliat over het al of niet vervolgen. Dan wordt ook een systematische behan deling mogelgk: na de gewone waarschuwin gen op straat, kannen minder of meer plech tige reprimandes volgen op het bureau in tegenwoordigheid der ouders, waarbg' voor climax kan gworgd worden en zeker is 't, dat de wetenschap: den derden keer dat ze je snappen, ben je zuur" gevoegd bij de zeker heid, dat er niet zooals na, zoo heel veel ongemerkt kan gebeuren, in staat zal blijken een groot deel der tot misdaad neigende jeugd" in 't rechte spoor te houden of terug te voeren. Voor tot beantwoording der vraag over te gaan: wat is in dit geval wenschelgker: Rgksof Gemeente-politie? zal '( go ad zijn, hier even te herinneren, dat nog door andere middelen in de gewenschte richting veel goeds kan worden tot stand gebracht. Als we de ontwikkeling van dorp tot groote stad nagaan, dan blgkt dot, terwijl de mogelijkheid tot ontspanning in de vrije natuur tot bijna het nulpunt afneemt, de behoefte aan die ont spanning als gezond tegenwicht tegen alles wat het stadskind zooveel sneller doet leren, toeneemt. En dat aan deze behoefte op al te sobere wijze wordt tegemoet gekomen, bluft niet ongestraft: les sociétés ont les criminelaqTZ'ellesmériteni". Intnaschen schijnt net ook op dit gebied te gaan dagen. Na dezen zijsprong ten slotte de vraag: Bjjks- of Gemeente-politie? Terwijl de gemaehteigke kinderpolitie zich gemakkelijker aan plaatselijke toestanden zal kunnen aan passen, biedt de Rijksinstelling andere en, nrar 't wil voorkomen, grooter yeordeelen. l. Ze zat gemakkelijker vrij blijven van de terecht of ten onrechte bestaande impopu lariteit der «tedelgke politie. 2 Ze zal gemakkelijker vrij big ?en van ket weinig idealia ische karakter der gemeen telijke politie. 3. Zs waarborgt een gewenechte uniforme regeling over het geheele land met de daaraan verbonden voordeelen voor de statistiek. 4. Het Ministerie van Justitie zal metter tijd over een reeks opvoedende leiders" be schikken voor wie een detacheering bij een of andere brigade der Bjjks kinderpolitie een zeer goede voorbereiding is voor het hen wachtende werk aan de opvoedingsgestichten. Giarne wordt toegegeven, dat nog niet al het voor en tegen op de schaal is gelegd: 'c i) trouwens van deze regelen slechts de bedoeling geweest de wenschelgkheid te betoogea, dat waar onze zorgen voor de mis dadige kinderen, die eenmaal .ter beschikking d«r Begeering zijn gesteld en dos ia vreemde genene», particuliere of rgksgeetiehten zijn ondergebracht en voor de zoogenaamde voog dijkinderen een Europeesche bekendheid ge?ieten en alom geroemd worden, de tqd spoedig home, dat we ook, op de hiervoor geschetste of op soortgelijke wijze, een stelsel v«n preventieve maatregelen rijk zjjn, dat even hoog als het correctioneel»stelsel moge werden geschat. K'J a m, 18 Mei 1810, A. J. OKT Jr. iiitiHiiiiifiimiiiHtMiiiiuuitiniiiiMttimmuiiirtiMiitiiiii iiimutiimtin III. FLOEIMOHD VA» DTTYSB. Het ierste Musyct boecxken van Tielman Sarato 6. Alabech & Co. Amsterdam. ELISABETH KUYPBB. Concert h. mol), op. 10, für Violine mit Orcheeter N. Simrock Berlin» LiiitiiiiiiiliiHiiiiiiiiiiiMiiiMiNiiiiHiiiiiiiHiiii DE BEHAARDE HAND. IJtlandsch verhaal. Vertaling van E. WEGELIN. In dat huis lachte niemand behalve Valdis. En wanneer zg' lachte, werden de anderen bleek. Dan trok een vlucht van herinnerin gen door hun ziel. Want zij waren allen oud. Zg herinnerden zich het lachen wel uit hun eigen jeugd en op andere plaatsen. Doch zij herinnerden zich ook den langzamen dood, die hun lachen gestorven was, op de eenzame, grenzeloos eenzame pastorie, met als eenig buurman de stomme, eeuwenoude kerk van klei, en de lava, de grillig gevormde lava, die zich in alle gestalten van waanzin en haat mijlen ver in het rond uitstrekte als een versteend regiment uit de hel. En in 't midden lag de pastorie, als een levend, oud, verschrikt lichaam, dat van louter beklemd heid een hartziekte heeft gekregen. De bewoners der pastorie hadden allen hun eigen gewoonten en hun eigen levens wijze. De oude Groa zag in de toekomst en Egil, de oudste knecht, was een waardroomer. HU had dadelijk, toen Valdis, het jonge nichtje van den predikant, zou komen, ge zegd, dat zg wel niet lang op de hoeve zou blijven. HU had haar in den droom van de hoeve zien wegrijden op den ouden schimmei; zoodoende kon haar verblijf niet van langen duur zijn, want de schimmel zon spoedig sterven. Doch dat kon geen dood beteekenen voor Valdis, want dan had Egil b air niet op den schimmel gezien, doch op Bahur, de matgele hengst, wier kleur in den droom een doodstgding beteekent. En das vertelt hu van de jonge dochter van den dokter uit Beykjavik, die gedroomd had, dat zq het huis baars vaders verliet; voor de deur stond een matgeel paard. Zij hielpen haar in het zadel, en in haar nachthemd reed zij weg. Korten tijd daarna kreeg zij typhns, die in Beykjavik door het slechte water steeds in kwaadaardigen vorm optreedt, en stierf. De predikant zelf leefde niet meer jnet zgn tijd mede; hij was lang verdiept in de sagen en st«diën uit vroegere jaren. Slechts drie jaren had hu het leven van het heden ge leefd, destijds, toen hij te Beykjavik studeerde en toen was hg op de beruchte pastorie ge komen, waar niemand anders heen wilde. De domineesvrouw, Gudridur, hoestte voortDE. J. H. WILMINK. Albumblad voor Piano D. J. Wilterdink Deventer. J. F. TIBRIB JE. Looverljes. 16 kinder liederen met Pianobegeleiding op. 5 P. Nooidboff Groningen. M. H. VAN 'T KEUYS. Zomerpret. Cantate vooi kinderkoor met piano P. Noordhofl' Groningen. JOHANNA VBTH. Voor de eerste leerjaren aan 't klavier P. NoordhoffGroningen. K. VELDKAMP. Practische Muiiekleer Ie en 2e deel. Eenvoudige Dieteeroefeningen J. B. Wolters Groningen. J. W. ENSCHEDÉNederlandsche Musicalia Johannes Muller en G. Alsbach Amst S. VAN MiLLiaeir. De kerkzang P. Noordhofi Groningen. EM. EEGO. Dans les Propy'ées de l'instrumentatiorj, Schott F/ètes Biuxelles. WouTEBHüTSCHENBUYTEB. Wolfgang Amadeus Mozart. Zgn leven en werken. W. L. & J. Brusss Kotterdam. JACQÜKS HABTOG Bobett Alexander Sehumann en züne werken. De Erven F. Bohn Haarlem. M. CHOP. Leiddraad door Lohengrin, bewerkt door Wilhelmine van Westrhene, 3e herziene druk L. J. Veen Amsterdam. Niet zonder weemoed schrijf ik hier over Tielmsn Saaato's ierste musyek boeexkea" uitgave van de Vereeniging voor NoordNederlands Muziekgeschiedenis". De verdien stelijke man toch, die deze uitgave voor de vereeniging bewerxte, is voor eenige weken gestorven. Florimond van Dnyge heeft voor het oude Nederlandeche lied onnoemelijk veel gedaan. Hg wai niet alleen een uitne mend letterkundige, maar tevens een voor treffelijk toondichter en niet minder degelijk muaicograaf. Hg vereenigde das drie eigen schappen in zich, die men slechts zelden aantreft in n persoon en die zgnen werken en geschriften een onbetwist baar groot gezag verschaffen. Leerzaam en belangwekkend i: ook thans weer de voorrede, welke van Duyae aan zijne uitgave doet voorafgaan. Het eenig bekende volledig exemplaar van Susato's Musyek-boecxken berust in de Kon. Bibliotheek te Berlijn. Naar dit exemplaar heeft van Duyse de uitgave in partituur gebracht. Natnnrlyk zyn alle 28 amoureuse liedekens dezer verzameling niet even interes sant ; maar in haar geheel is de uitgave hoogst belangrijk, omdat zg ons kennis doet maken met een der oudste verzamelingen van vier stemmige wereldlijke liederen op Nederlandschen tekst. Elisabeth Knyper is een onzer jonge Nederlandscha kunstenaressen, die in den vreemde de eer onzer kunstbeoefening hoog houdt. Zjj ii leerare» aan de Köaigl che Hochschule für Mnsik" te Berlijn, zeker een der eerste inrichtingen van dien aard in Duitaehland. Het vioolconcert dat thans voor mg ligt en reeds meermalen door Witek ia gespeeld, ia een r$p werk, onberispelijk van vorm en vol schoone gedachten, ik vestig vooral de aandacht ep het tweede the ma van het eerste deel, op den geheelen t weeden satz en op het geettige prestissimo-finale. Het is een concert dat niet louter den virtuoos, maar ook den musicus wat te doen geeft en ten volle waard is door n onzer eigen violisten te worden voorgedragen. Het Albumblad van J. H. Wilmink is een vlot en vloeiend geschreven Andante, niet pretentieus, ook niet moeilijk, maar toch zeer klankechoon en met een goed gevonden mo tief, waarvan uitnemend party is getrokken. De bundel Loovertjea" van J. F. Tierie Jr. bevat een zestiental kinderliederen die voor het meerendeel goed geslaagd zijn en door de kinderen gaarne gezongen Worden. Minder aan te bevelen ia de cantate Zomerpret" van M. H. van 't Kruys, op woorden van G. Leenheer. Tekst noch muziek verht ffen zich op maar eenigszins artistiek peil. Jonsnna Vetb, die ree dj zooveel in het licht heef c gegeven op het gebied van aang, deed een goed werk het hier aangekondigde boekje saam te stellen. Zg wil door het ontwikkelen van gehoor en begrip de leerlingen van iimiitiijmiiiiii iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiu durend met zwakke kleine kuchje*. Het klonk, alsof zg slechts hoeitle, om iets levend» te hooren. Zij was zestig jaar oud en reeds der tig jaren gehuwd. En op haar manier was zij een ziener. Zjj was de dochter van den vorigen predi kant en op de pastorie geboren en getogen. Zg was de eenige vrouw, die de dominee kan krijgen, wanneer hij daar wilde wonen. Van tijd tot tgd s'echts bleek het, dat het op deze hoeve spookte. Maar dan was het ook iedere keer zoo erg, dat de indruk er van nog lang nawertte, juist zoo lang, tot zich een nieuw geval voordeed. Gudridur stond buiten op het erf, dat uit louter kleine, dicht bij elkaar liggende grasheuveltjes bestond. Zij babbelde met Egil, die langzai.ni het gras sneed met een krom pasgeslepen mes. Het mes gleed tusschen de grasheuveltjej door, Egil was geoefend op deze vry primitieve wijze hooi te winnen; het scheen hem toe, alsof het zeer de moeite loonde. Gudridur bezat den zeldzaamsten blik der wereld. Het was een blik, als van iemand, die juist uit diepen slaap ontwaakt of die bewusteloos geweest is en nu eensklaps de oogen opslaat. Een zeldzame, nauwelijks gebaren blik, die steeds den indruk maakte, als moest hij breken. Doch zoo was hij nu reeds bijna vijftig jaren, alles in het oude gelaat verstijfde onder de teekenen van den ouderdom, doch die blik bleef steeds dezelfde. Alleen als Gudridur zag" dan veranderde de «lik. Gudridur had het gezien", toen haar man, Sira John, op vele mijlen afstand, van het paard gevallen was en den arm gebroken had. Toen hij thuis kwam, had zij alles gereed gehad. Op deze wgze was Gu dridur reeds menigmaal in staat geweest, zich voor te bereiden. Nu atond zij daar en keek naar het zuiden, waar het gletscherjjs tegen den horizon blonk, als kleine schitterende spleetoogen in den kop van een machtig roofdier-in-rust, dat tegen de zon knipoogt. Een eentonig gebrom klonk van den rivierkant, van de woeste gleischerstroom, die midden door de lava en dicht langs de haven voorbij vloeide. Gudri dur moest aan haar eenigen broeder denken, die all twaalfjarige knaap door den stroom was medegesleurd. Ongelukkig genoeg had hg kunnen zwemmen en een vol uur lang tegen het vuile grauwe water geworsteld, dat hem onmededoogend tegen de steenen gekwakt had als een stuk waechgoed. In middels had Gudridur in een stuk door langs lieverlede inleiden tot de muzikale grond beginselen. Met de techniek van het pianospel houdt bet werkje zich dan ook terecht niet bezig. Daarvoor zgn al genoeg studieboeken uitgegeven. Ongetwijfeld zal het jongste op as van de schrijfster met sympathie begroet worden. De Algemeene Muüekleer van Veldkamp, door hem Practische Muziekleer genoemd, ij ontworpen met het oog op de leerlingen van kweek- en. normaalscholen; dit dient men niet te vergeten, anders zon men wellicht enkele hoofdstukken op eenigszins andere wg'ze ingelicht willen hebben. Men kan overigens herhaaldelijk merken welk voor treffelijk paedagoog de heer Veldkamp is en hij schijnt volkomen goed te weten waar de schoen wringt bij zgne leerlingen; daarvoor getuigt de ge'aeele opzet van zijn werk. Door den heer J. W. Enschedéwordt sedert eenigen tg'd een alphabetische titellijst uit gegeven van muaicala, waardoor men dus kan opslaan wat Nederland thans theoretisch en compositorisch oplevert, zooals de heer Enschedézegt. Daar de heer Enschedéer den nadruk op laat vallen dat deze lijst practisch nut moge leveren voor den debiethandel, acht ik met deze weinige woorden de overigens hoogst belangrijke en van grooten vlijt getuigende uitgave, voldoende aangekondigd. De heer S, van Milligen heeft een paar jaren geleden een drietal voordrachten ge bonden over de geechiedenis der kerkmuziek. Thans zgn die voordrachten in druk gageven, zood&t men er een goed overzicht van krijgt. In I behandelt de schrijver de katholieke kerkmuziek met haar culminatiepunt in Palestrina. In II geeft hg een overzicht van het Protestantsche ko aal en enkele aflei dingen daarvan, zooals wij die kennen in volkgliederer, ontleend aan koraalmelodieën. In III behandelt hg Sweelinek, Schütz, Bich e. a. en tracht by de beoefening der hedendaageche protestaiitechekerkmuiiek op andere, meer mudkale banen te leiden. Niemand zal dit vlot geschreven boekske onbevredigd uit de handen leggen, want uit iederen volzin blijkt dat de schrijver zgu stof volmaakt meester is. Dans les Propyléas de l'inatrumentation" is de eigenaardige titel waaronder de heer Em. Ergo een hoogst belangrijk leerboek over de instrumentatie het licht heeft doen zien. Aanvankelijk had de schrijver slechts de bedoeling d'éclairer Ie problème de* caivres chromafcq'ies si mal connu encoie mê.ne de nos jours". Later echter besloot hg zijn werk uit te breiden en er het geheele orchest in te behandelen. Aan de koperen blaasinstrumenten is echter het omvangrgkate deel gewijd. Em. Ergo heeft zich reeds alg een vruchtbaar schrijver ineen groot aan tal muziek genre j doen kennen. Dit in strumentatie-leerboek acht ik zeker niet slechts een der belangrijkste werken van dea schrij ver, maar ook over het algemeen een der beste werken op dit gebied; een werk dat zijn plaats verdient naast Berlioi, Gavaert, enz. Gaarne zou ik het uitvoeriger bespreken, maar daarvoor acht ik de kolommen van een vakblad de meer juiste plaats. Ik wil echter niet verzuimen de aandacht te vestigen op het zeer belangrgke opstel over het orgel. Niet alleen musici of leerlingen in de schoone fcnnst der muziek, maar ook dilettantes, die gaarne meer willen weten over het onder werp, zullen zich, wanneer zg eenmaal met de ietwat breedsprakige voorstellingswijze van den schrijver vertrouwd zijn geworden. de kennismaking met het interessante boek niet beklagen. Het mag misschien eenige verwondering wekken dat de begaafde dirigent van het Utrechtsche orehest, Wouter Hutschenruyter, naast zijn veelomvattende dirigenten-werkzaamheid, nog tij d kan vinden tot net schrg ven van eseais of monographiën op het gebied der muziekgeschiedenis wanneer men eenmaal kennis genomen heeft met de hier boven genoemde werkjes zal men moeten erkennen dat de schrijver ook hier voor treffelijk werk heeft geleverd. In het boekje over het muziekleven nit de 17e eeuw" heef i hg in populairen* vorm op hoogst den oever geloopen en geschreeuwd, helpen kon zg niet, en in de hoeve was niemand thuis. Zoodoende verdronk bij, en Gudridur had een flauw vermoeden, dat zg toen de zienersgave ontvangen had. Juiat stak Valdis de rivier over, terwy'l zg het vee voor zich uit dreef. Zij zat vroolgk, als een man, te paard, en liet de beenen aan beide zijden van het dier omlaag bengelen. Toen het water te hoog rees, trok zy ze op en legde ze, terwgl zij uit volle bortt zong, kruiselings het paard over den nek. Esn troepje honden zwom mede en dreef blaffend het vee vooruit. Toen Valdis het huis bereikt had en van het paard gesprongen was, wees Gudridur naar het Zuiden. De zeldzame oogen zwollen op, alsof zg een vlies wilden doen barsten, dat er voor gespannen was. Mijlen in den omtrek was niets te zien. Gudridur hief de hand op en strekte den wgsvioger rechtuit. Daar langs scheen een bedoeling te stralen, uit de oogen voortko mend en de ly'n van den wijsvinger volgend. De oude vrouw stond rechtop, als een Walküre, de bruine, beenderige trekken waren als uit brons gegoten, de arm stgf uitgestrekt en de vingers neerhangend, alsof Poppea Sabina in de arena het doodsteeken gaf, alleen de wijsvinger wees als een pgl rechtuit naar het Zuiden. Een golf van kracht straalde uit de ziener-oogen, een, zin die even als een ge dachte, spotte met afstand. Er komen reizigers! Buiters zij heb ben veel paarden. Er is een vrouir bij, het is een buitenlandsche. De man, die vlak naast haar rijdt, is ook een vreemdeling, die is hier vroeger reeds geweest, het is de Engelschman, die de Zalmbeek heef c gekocht. Hij heeft fier mannen bij zich..," Hoe zien zij er ait?" vroeg Valdis nieuws gierig met gedempte stem. Zij keek onafge broken naar de oogen harer tante, want daar, waar deze heenzag, was niets te zien. De vrouw draagt eem langen, gr ijzen man tel en een hoed, die van voren omgebogen is. Zij heeft een voile voor ket gelaat en barijdt een bruin paard. Ook de man berijdt een bruin paard, doch dat is grooter. Hg draagt een grijze broek en hooge laajten, op zijde zitten knoopeii..." Gudridur schilderde alles nauwkeurig. Zij bleef nog eenigen tijd staan kijken naar het Zuiden, berekende, waar de lieden nu waren en wanneer zij op de pastorie konden aan komen, nog drie ft vier uren, dacht zij. Toen groeide langzamerhand het vlies weder voor aantrekkelijke wg'ze een schets gegeven over de toenmalige muziektoestanden. Wat Scheur leer, Tan Biemsdgk, en het Tijdschrift voor N.-Ned. Muziekgeschiedenis op min of meer wetenschappelijke wyz« behandelden, heefc Hutechenruy'ter voor den leek mundgerecht" gemaakt. Het boekja over Mozart is m. i. nog waarde voller. Schrg ver de:es is uit den aard der zaak tamelijk vertrouwd met de litteratuur over Mozart, toch heeft hg met de grootste belang stelling dit boekje achter elkaar doorgelezen; niet omdat er wat nieuws in stond, maar omdat het bekende op zso juiste en onder houdende wg'ze werd medegedeeld. Ik zou een dergelijke behandeling van de stof vorbildlich' willennoemen. Hutschenruyter'aboekje, overtreft m. i. dan ook verre de bekende boekjes van Ludwig Nohl, welke ongeveer hetzelfde beoogen. Een opmerking heb ik slechts, en wel naar aanleiding van het R:qiiem en het aandeel dat Süssmayr zou gehad hebben in de voltooing daarvan. Men leest op bladz. 142: die (Süasmayr) na 's meesters dood het werk voltooid heeft". De achrgver had hier wel uitvoeriger mogen meedeelen dat, volgens de laatste nasporingen, het werk van Süismayr van geen overwegend belang schijnt te zgn geweest. De levendigheid en tegelijk zorgvuldigheid van stg'l die in Hntscherruyter's boeken te prijzen is mist men al te zeer in het boek dat de heer Jacqnes Hattog schreef over Schumann, by gelegenheid van het eeuw feest zijner geboorte. Zeker een groote mate van vlqt en zorgvuldigheid in het by'eengaren van het materiaal mag men Hartog's oiographie niet ontzeggen. Ook zal men menig onderdeel, b.v. de bladzijden gewijd aan onzen Verhuist, met belangstelling lezen. Toch treft naast den weinig verzorgden stg'l van den schrijver, ook nog zijn subjectiviteit ten op zichte van lijn onderwerp. Een geschiedschrij ver meest meer obj ectief te werk gaa». Menig maal schg'nt de stem des heeren Hartog een echo te zgn uit lang vervlogen dagen. En dat is fataal voor de blijvende waarde van's heeren Hartog'g boek. Voor hen echter die heugenis hebben van een halve eeuw muziekleven, zal het boek een welkom» gare zgn. Dat Chop'a leiddraad door Wagner's Lohen grin in de bewerking vaa Wilhelmina van Westrheene reeds zyn derden druk beleeft, ontheft mg eigenlijn van een bespreking. Het werkje heeft zij a weg reeds gevonden. * * 4t Ik mag dit opstel niet eindigen zonder met een enkel woord van my'ne leiers afscheid te nemen. Drukke werkzaamheden, die al my'n tg'd in beslag nemen, noopten mij der redactie van dit blad het verlangen kenbaar te maken, my'n ambt als muziekverslaggever neder te leggen. Het was mij een voorrecht gedurende ver scheiden* jaren het belangrijkste wat op muzikaal geoied in de hoofdstad voorviel, in de kolommen van dit blad te bespreken en te gewagen over muziek of boekwerken over muüek, die in onzen tyd verschenen. Waar ik mocht prg'sen, deed ik dat met vreugde. Moest ik ecbter gispen, dan heb ik getracht zolka op de meest humane wijze te doen en steeds in het belang der kunst. Het is mij een behoefte der redactie van dit blad mijn dank te betuigen voor de aan gename wg'ze waarop ik steeds met haar mocht samenwerken en niet minder my'n lezers een woord van vaarwel toe te roepen. Menigmaal mocht ik van hen, zoowel schrifte lijk als mondeling waardeering vinden voor mg°n werk. Daardoor en in het bewustzijn naar my'ne beste krachten «teeds de kunst te dienen, vond ik opgewektheid my'n niet altijd gemakkelijke taak te vervallen. ANT. AvïRKAMr. J. S. SPEIJES. De Indische Theosophie en hart bettekenu voor «m*. Leiden, Van Doesburg, 1910. II. In de geheimleer der Upanishads wordt het galoof aan 'D Kir na, d. i. werk", en bij u.tbreiding: 't loon van iemands werken, reeds duidelijk uitgesproken. Volgens dit geloof hangt het van iemands Karma, van hair oogen, Gudridnr zag niets meer, haar gezicht werd dof, zeide zij. Daarna ging zij naar binnen, om alles in orde te brengen, en Valdis hielp haar daarbij flink zingend en vroolgk, dat er vreem delingen zonden komen op de eenzame hoeve. Weldra was het geheele huis op orde, be halve de badkamer, die ouder gewoonte boven den koeetal lag. Dat gaf 's winters wat warmte. Valdis klauterde het smalle trapje op en begon de bedden op te maken, zachtjes neuriënd in vroolijke bsdrijvigheid. Eensklaps werd Valdis stevig bg het been gegrepen, even boven de knie. In hare ont steltenis en toorn, dat een der oude knechts aan de hoeve eensklaps gek scheen te zgn geworden, trok zy hare rokken wat op daar liet een mannenband, doch een vreemde, haar juist los en verdween onder het bed. Valdis had echter tg'd, om eengrefi'e, blauwgestreepte hemdsmouw met een breede, even eens blau wgestreepte manchet en een leelijke groote ruwe hand te onderscheiden, rood en verweerd, met dikke blauwe aderen en dik behaard. Valdis werd op 't zelfde oogenblik door woede overmand en uitte een heele stroom scheldwoorden, als gemeen* hond enz,, voordat de hand nog geheel onder het bed verdwenen was. In haar haast bedacht zg niet, hoe vreemd het was, dat een vreemde ling hier naar boven zou zgn geklauterd, doch alleen maar, dat die vreemdeling een gemeene vent zijn moest. En nog steeds scheldend, bukte zij naar de hand, om de geheele persoon in oogenschouw te nemen; bang was zg niet, want vlak onder haar hoorde zg' de dienstboden. Onder het bed was slechts de ledige ruimte, niets anders dan de'ledige ruimte. En in de kamer was geen levend wezen, dan zg alleen. n oogenblik stond zg daar als versteend. En toen uitte zij een gil, oorverscheurend, vol vreeselijke ontzetting. Hg was over de geheele uitgestrekte hoeve te hooren, tot pp het erf, waar de oude Egil het gras sneed. Zyn ge rimpeld gelaat vertrok. De oude Egil kende dat geluid. Alle boden waren reeds boven op de bad kamer, toen Egil omhoog klauterde. Valdis stond daar met verwilderde, wg'd opengespalkte oogen en bracht met moeite uit, wat er gebeurd was; met de eene hand hield zij zich aan de bevende Groa vast, met de andere aan Gudridur, en met haren blik vol ont zetting scheen zij alle anderen rondom zich te willen verzamelen, alsof zg allen om zich al wat hij in dit leven verricht in daden, woordan en gedachten, af, of hg na zgn dood ean staat van geluk of ongeluk te gemoet gaat. De ziel komt tot belooning voor een overwicht van goede werken in een der hemelsche verbig ven; voor een over maat van booze handelingen in de helsche folterplaatsen. Daar 't goed of. 't kwaad, door iemand bedreven,nooit onmetelijk veel is, kan ook 't verblgf in hemel of hel niet eeuwig duren. Na in evenredigheid met de som van goede of booze werken loon of straf ondergaan te hebben, wordt de ziel wedergeborea en dan zal de geborene in een hooger of lager staat verkeeren dan in zgn vorig bestaan, al naar gelang van zgn Karma. Wat en hoe iemand is, is dus een gevolg van zijn eigen werk in 't verleden. Verder zal hg herhaaldelijk aan wedergeboorte on derworpen dus' aan de kwalen van 't aardech bestaan onderworpen zgn, totdat de ziel na de hoogste wijsheid bereikt te hebben, vrij wordt van de banden des lichaam», verlossing deelachtig wordt. Dit leerstuk van 't Karma is de hoeksteen gebleven van alle Indische beillcaren. Volkomen uitgewerkt is de leer van 't Karma in den Wedanta. Ia dit stelsel, dat hoewel niet door alle Hindoes beleden, toch als de meest typische vorm der Indische theosophie beschouwd moet worden en zjjn invloed op andere heilleeren heeft doen gel den, verstaat men onder de ware kennis die ons leert doordringen tot het ware wezea der dingen, dat achter de wereld der verschijn selen verborgen is. Die ware kennis bestaat, zooals wg bg de be handeling dei panischa gezien hebben, in 't helder inzicht dat de individueele dtman en de paramdtman, de Alziel, eigenlijk n zjjn, volgens de formule: lat twam ast. Een b$na even groote plaats in de ontwifckelingsgegchiedeuis van 't Indisch denken als de Wed;tnta neemt het 8£nkhya in. Dit is in tegenstelling tot het monisme van den Weddnta een dualistisch stelsel. Het neeme het werkelijk bestaan aan van de materie, praktë,i, die zich ontplooit tot wat wüde Natuur plegen te noemen; en ten tweede leert .het dat het aantal op zich zelf gelijk waardige zielen of persoonlijkheden, purusha'f, oneindig is. Prakrëti en pnrusha, waarvoor wij de termen stof" en seeat" kunnen bezigan, zijn de twee machten die als gevolg van 'c Karma de phaenomenale wereld in 't aanzg'n hebben geroepen. Met andere woor den : het Karma is oorzaak dat de op zich zelf vry'e, en zuiver intelligentie zijnde, Purnsha gekluisterd wordt aan de materie; het hoogste doel van den mensch moet we zen dien band te verbreken door ware kennis. In 't Sankhya is geen plaats voor een Op perwezen : het is dus een atheïstisch stelsel. De eigenaardigheden van het stelsel worden door den schrijver uitvoerig en grondig in 't licht gesteld. Evenzoo wordt uitgeweid over de dogmatiek van den Wedaata, zooals die door dea beroemden (,,'\nkara in de 8ste eeuw onzer jaartelling is vastgesteld en als de orthodoxe opvatting worde beschouwd. In hoofdstuk V wordt het Bnddhisme be handeld. Volgens de kenschetsing van prof. Speg'er is het niet zoozeer een theosophisch stelsel als wel ean godsdienst. Het leert niet alleen den weg ter verlossing, maar in zijn middelpunt staat een Verlosser, die tegelijk leeraar en voorbeeld van zijne jongeren, al wat in de leer wordt verkondigd, in zga persoon als het ware concentreert, die voor werp van hulde, vereering en aanbidding is." Het Buddhisme stelt naast de Leer (den Dharma) en de Congregatie (den Sangha) de figuur van den Buddha, den alwijzen, alle wezens overtrefftnden Meester," In de leer is veel overgenomen uit oudere philosophemen en 't heerschende volksgeloof. Het groote onderscheid met den Wedanta en 't Sankhya is dat het Buddhisme 't bestaan der ziel ontkent, en gely'k bet Sankhya (trouwens ook andere s* et er) atheïstisch is. Wel loo chent het niet het bestaan van de hoogere wezens van 't volksgeloof, maar die wezens zijn niet eeuwig. Merkwaardig echter is het dat feitelijk o Weaea eeuwig bestaat, schoon het niet uitdrukkelijk gezegd wordt: n.l. IIMimlIllllimlIMIIIIlmlIMtlllllUIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIlMIIIIIIIIMMÜIIIII wilde hebbes om haar te helpen in haar ontzettenden angit. Op klaarlichte» dag l" jammerde zy. Is men hier dan nooit zeker?" De ouden van dagen zagen elkander hei melijk en schuw van terzijde aan en zwegen. Toen vloog Valdis hals over kop pp haar oom, den dominee, af, zoodat hij bijna gevallen was. En haar angstkreet weerklonk nogmaals over de geheele hoeve. Ik wil hier weg oom, ik sterf hier l Ik wil naar huis, vandaag nog oom, nu dadelijk, dadelijk T' En zij zag schuin naar het bed, terwy'l de baenea haar bg'na den dienst weigerden. Eindelijk gelukte het Gudridur Valdis wat te kalmeeren door de belofte, dat men haar, zoodra er gelegenheid was, zou weg breogen. En tot zoolang zou zg nooit alleen zgn. Toen kleedden zg het bevende, geheel nit haar doen geraakte meisje uit; zg voelde aan als week riet, alsof geen been en geen spier haar meer bijeen hield. Toevallig schoof heur hemd wat boven de knieën op. Daar zaten de blauwe plekken der vier vingers aan den buitenkant en de eene plek van den duim aan den binnenkant van het been, blauwe, met bloed beloopen plekken. Zwijgend trok ken zij het hemd er over heen en wisselden slechts een voorzie htiga blik van verstand houding. Valdis zelve zag de plekken niet, zg beefde trouwens reeds genoeg. *** In den loop van den namiddag kwamen de vreemdelingen door de lavavelden en over de gtroo mende rivier in galop aanrijden en hielden voor de deur stil. Het waren de eigenaar van de Zalmbeek, mr. Petzold en zijn zuster Mary. Zg wilden, nu hun zomerreis was afgeloopan, terug naar Engeland, en vroegen om onderdak, dat Petzold reeds vroeger in de pastorie had gevonden. Nau welijks waren zg binnengetreden, of de tafel stond reeds gedekt en de slaapkamers waren in orde. En Sira Jahn had reeds zijn eagenboeken opengeslagen; hij las voor uit de Njal-sage, welke de Engelschen natuurlijk reeds lang kenden. Hij sprak breedvoering over zgn thema en legde alles nit, alsof hij kleine schoolkinderen voor zich had, die nog nim mer Gunnar van Hlidarendes beroemde ge schiedenis vernomen hadden. De sagen zijn voor den IJslander van meer waarde dan de bijbel; hg' leeft sijn leven volgens de sagen. Een IJslander zegt niet; Volg Christus na, mg'n zoon," hg zegt: Lees. de fage van Egil of van Skarphedin twin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl