Historisch Archief 1877-1940
No. 17&0
D E- A M S T E R D A M M K It' W K K K B L A D V Q O R N F] D K R L A N D.
de Booie, die Mdert oneindigen tijd
de Bodbisattwa'a, dJ. 'd* aspiranten Baar 't
Boddhaachsp, vrwchteloas belaagt.
Ook ia 't Bnddnisme komt- het. leerstuk
van 't JLarma op den voorgroid, maar in
gewljzigden vorm, een gevolg van bet dogma
dat «r geen ziel bestaat. Bedoeld leerstuk
neemt das dezen vorm aan: wanneer iemand
sterft, gaan de bestanddeelen van zijn orga
nisme te nief, en blijft alleen i ij n Karma.
Door de kracht hiervan komt onmiddellijk
een nieuw organisme tot stand, dat na den
vereischten tyëloon of straf oudergaan te
hebben, herboren wordt. Het herboren wezen,
hoewel een ander organisme hebbende dan
de overledene, wordt beschouwd als in
werkelijkheid hiermede identitch als uit
vloeisel van zfjn Karma.
Ze;r lezenswaard is wat de schrijver mee
deelt over de geschiedenis van 't Buddhisme,
de splitsing er van is twee groote af ieelingen,
het BïnayAna of oud-Bnddnieme, en het
Mabdydna, waarvan 't eerste nog heden ten
dage beleden woidt op Ceilon en in
Achterindië, terwijl bet Mabdydna zich verbreid
heeft over China, Japan, Mongolië, Tibet en
eertijds ook heerschte in Cambodja, Tjampa
en Java. Voor verdere bijzonderheden o. a.
de xedeleir van 'c Baddhisme, die in wezen
_ niet van 't BrahmaaiEche ideaal verschilt,
moeten wy den leier, om niet al te uitvoe
rig te wezen, naar bet voor ons liggend boek
zelf verwijzen.
Ook uit Hoof del uk VI, getiteld de bhakti
en het Lied des eeren", kunnen wij bier
enkel 't een en ander aanstippen. De bhakti,
d. i. de deemoedige vereering van God, heeft
zich in Indiëeerst ontwikkeld lang na 't ont
staan van 't Buddhisme. Hoe langer hoe
meer openbaarde zich b\j de niet-kettersche
Hindoes de neiging om den Par att d t man der
Upanishads en van den Wedanta te vereen
zelvigen met Wishnoe of Qiw». Er vormden
zich Wishnoeitische en Ciwaietische secter,
bij welke de oudere methoden met hunne
verwerving der ware kennis" als hoofdobjec
van bezigheid'' wel niet op zij worden gezet,
maar de den&dbetrachting, de zelfverlooche
ning, de toewijding aan God" alsnoodigder
verlossing worden aanbevolen. De zuiverste
uitdrukking van deze geestesrichting vindt
men in deBhagawad-Giia of Zang des Heeren;
een der edelste uitingen van den Indischen
geest.
De Derde Af deel in g gunt ons een blik in
de praktijk van de Indische theosofen, waartce
behooren: wereldverzaking, dengdbetrachting
en aicese, Yoga (de techniek der bespiegeling),
de bovennatuurlijke krachten door Yoga ver
kregen. Daaiaan wordt de vraag vastgeknoopt
in hoeverre zelfmoord geoorloofd is en tot
verlossing kan leiden.
In de Vleide Afdeeling wordt een overzicht
gegeven van den Westenenen invloed op de
Indische theosophie en van de Westersche
theosophie onler Indischen invloed.
Blijkbaar is onder vreemden invloed ont
staan de door Kabir, omstreeks 1400, gepre
dikte hervorming. Kabir predikte de gelijk
heid van alle menschen, de eenheid van den
Allerhoogste in alle godsdiensten, en keurde
beelden vereer ing af. Een eeuw na Kabir werd
door Nanak de godsdienst der Sikhs gegrond
vest. Ook de Sikhs yeroordeelen bedevaarten,
afgoderij en den bijstand van brahmanen bij
|t c fier. Christelijke invloed is onmiskenbaar
in de hervormingsgezinde yereenigingen, zoo
als de Brahma Sart dj, die zich in de 19de eeuw
gevormd hebber.
Ten aanzien van de Westersche theo-ophie
onder Indiechen invloed, verklaart de schrijver
(blz. 303) zich te willen bepalen tot de aan
wijzing, in welke vormen de Indische theo
sophie in den jongsten tijd propaganda maakt
in Europa en Amerika. Hij onderscheidt
hierby drieërlei richting. Als eertte noemt
hu die, welke den Wtddüta aanprijst als
hoogste en beate wijsheid; in de tweede
plaats wijst büop het zgn. Neobnddhisme;
eindelijk valt te spreken van de richting o a.
hier te lande belichaamd in deTheosophieche
Yereeniging", een loot van The Theosophical
Socify" van mevrouw BlawaUkij.
Elk van die drie richtingen wordt door
den schrijver aan kritiek onderworpen, een
llllltllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
tigmaal, of twintigmaal twintigmaal en volg
Bkarphedin ra." Doch Sïarphedin wordt
intnaeehen door geen van ben nagevolgd,
watt die zag in de toekomst en niet dui
zend jaren terng.
Daaiaan dacht miss Mary, toen zij naar
bed ging, doodmoede na een rit van 15 uren.
Het bed was hoog, een echt familiebed,
waar binnen zij in een zee van eiderdons
verzonk. Een ontelbare menigte dekens waren
als taartlagen op elkander gestapeld.
Miss Mary gevoelde zich bijzonder
bebagelijk in hare eiderdonstaart. Alleen was het
wat ongenoegelijk hier in de logeerkamer,
zoo ver weg van de overige hnisgenooten,
te moeten slapen. Want ofschoon men dat
van buitenaf niet zon zeggen, had zij toch
zpoedig ontdekt, dat de oude, half vervallen
pastorie uit een geheel complex van huisjes,
bijgebouwen en schuren bestond. Zij was langs
een geheele rij geveltjes voorbtjgereden, als
in een oud hollandsch ttadje. Het was, alsof
zij niet by elkaar behoorden, doch zij vorm
den toch een enkel groot, uit leem samen
gesteld en met graszoden bedekt gehee'. Het
gras groeide als een groot groen tapijt van
het eif over de daken heen en weder naar
beneden over het ei f w«g. Toen zij tamelijk
nabij was, was Mary nog niet eens op het
idee gekomen, dat dit een hoeve kon zijn,
zy hield het slechts voor een grasheuvel
tot zij voor de deur stonden. En zij herin
nerde zich, dat zij na het binnenkomen eerst
in een ruime voorkamer was geweest, en van
daaruit had zij gangen onderscheiden, don
kere, smalle gangen, loopend tnsschen grauwe,
door den ouderdom half versteende, aarden
wanden. Eensklaps Werd het haar duidelijk,
dat zij zich einder den grond in een soort
vossenhol bevond. En daarbij kwam, dat dit
voasenhol als 't ware in verbinding stond
met de interessante, doch hoogst
ongenoegelijke lavaparty, waar zij doorgereden was. En
Mary's fantasie maakte van de pastorie een
kabouterslot, en al de dreigende lavagestalten
waren trawan-ten. Al het vreeseltjke wat Mary
ooit gezien, ja, zelfs alles, wat zij nooit gezien,
doch slechts gedroomd had, nam vorm aan
in deze versteeningen. En een menigte kleine
en grootere krater monden, kegels met een
holte in het midden, verhieven zich tnsschen
de lava, Maiy had ze 's middags net haar
broeder bezichtigd. Zg waren niet meer in
werking, had de gids verteld, doch de plaats
was een der meest vulkanische van geheel
IJsland, en in zooverre kon niemand zeker
zijn, of zij niet weder begonnen. Alles met
kritiek die steunende op een aantal feiten,
niet in 't kort kan weergegeven worden. De
uitvoerigste kritiek treftmevronwBlawatsky,
geb. Hahrj, van wie de levensloop, voor
zoover die bekend is, wordt medegedeeld en
over wier middelen om zich als bezitster voor te
doen eener esoterische wijsheid, haar door
onvindbare zgn. Mak atma'a inTibet ingegeven,
een streng oordeel wordt uitgesproken, in
overeenstemming met de uitkomst eener
enquête, ingesteld door de Engelscbe Society
for Psychiaal Research. Volgens den heer
Boissevain zouden alle beschuldigingen tegen
mevr. Blawatsky ingebracht, nog vóór
1892 weerlegd zijr>." Die weerlegging is
intueschen niet medegedeeld.
Het geheele onderwerp is zóó weinig aan
trekkelijk, dat ik mij gerechtigd acbt niet
verder in te gaan op de denkbeelden van
genoemde Dame en de werkelijk verbijsterende
openbaringen van den heer Sinnett in diens
werken The occult world en Enoterie Buddhism.
Trouwens mijne aankondiging van prof.
Speijer's werk heeft niet ten doel kritiek te
leveren, maar belangstellende lezers op te
wekken om van den leerrij ken inhoud ken
nis te nemen.
H. KEEN.
Hcfttad, door JOH. BROKDILÏT. Meindert
Boogaerdt Jun., Zeist 1909.
Om u maar dadelijk op de hoogte te bren
gen : aan dit boek is een luchtje. Men zou
kunnen zeggen: 'c riekt naar de muskus, en
daarmee nog niext zoozeer het onderwerp, als
wel den toan waarop het onderwerp ver
werkt it, kwalificteren. De wereld-wijze lezer
zal deze lucht-spraak begrepen: ik meen
zoo'n bedenkelijk ordinair geur l j e, dat bij het
langs- vlagen den rechtzinnige met de strenge
plooi der rechtzinnigheid tusschen de brauwen
strak vóór zich, een ethische juffrouw met
zwemmerige oogen wanhopend omhoog en
een bon-viveur van niet al te pretentieuzen
aanleg om zou hebben doen kijken. Zóó
doordringend is dit geurtje, dat het boek er
zelfs de eer van een zt kere beruchtheid door
genoten heef r. 'c Was een extremiteit, een
nieuwe verschijning, iets ergs. Er werd over
gesproken bij voorbeeld achter op de tram,
of aan de bittere klets-tafel 's middags
tusEchen vier en ze^se.
Ge hoort 't van hier:
... Apropos, amice, jij bent ook nog al een
liefhebber (nou ja, hou je nou maar niet van
den domme, we kennen je) maar dat
«Hofstad" van die Broedelet heb je dat gelezen?
N'iet'? Man, als je is wat viezigheid uit het
Haagie te weten wil komme ... Die Broedelet
gtftfl 'm daar is eventjes van katoen, hoor.
Als je blieft. Ze kennen 't er voorloopig mee
doen... Ik ge t f toe, dat... ... dat't mis
schien niet beelemaal da', is: te ordioair, te
grof, te vulgair, alles watje wilt, eb... maar
sapperloot, daar zit toch durf in, hoor, of
achter. Die vent heeft nou letterlijk alles
over boord gegooid, hè.. .: moraal, conventie,
fatsoen, connecties, 't kan 'm allemaal niks
verdijen, hu is om zoo te zeggen dwars door
de wol heen, hij heeft er lak an, lapt 't an
z'n laars. Sterk hè... zooiets zie je hier in
ons brave achterlijke Holland Keutelland
noemt hij 't, haha, niet kwaad niejt iederen
dag. Je kunt die Ini uit den Haag als je een
beetje op de hoogte bent, allemaal duidelijk
herkennen: Mesdag, Couperus, Borel, het
echtpaar Lapidoth... 't Verwondert me,
om j s de waarheid te zeggen, dat ze den
kerel geen pak slaag gegeven hebben. Hij
had 't mijn niet motten lappen. Of heeft-ie. .?
Heb jij d'r soms iets van gehoord?... Niet.
Zoo. Afijo, maar, doe mij een plezier en lees
't ia voor de aardigheid..."
Als u 'c lezen wilt, lees 't dan voor de
erjerni?, en ge zult uw doel bereiken. Maar
nog beter: lees 't niet. Als ge per eéiets
peivars, iets gewaagds wilt lezen, iets dat op
het kantje af is, loop dan naar de Franschen
en laat u daar bedienen, die zijn ten minste
in staat u wat goeds te leveren op dit gebied.
Het eerste zinnetje van Hofatad" neen,
ik zal 't niet afschrijven, want 't mocht n eens
verleiden het boek te gaan lezen en dat zon
u berouwen dit eerste zinnet j e doet in zijn
iiiiiiiititiiHiiiiiimii
elkander genomen, lag er over de hoeve en
haar omgeving een eigenaardige wade van
booze geboeide machten.
Maty dacht er niet over, bang te zijn. Haar
broeder bal juist haar naar IJsland mede
genomen uit den grond, dat hij geen gewoon
meisje als gezelschap verlangde; Mary echter
was als kameraad zoo oaverêchrokken als
een man maar zijn kon. Overigens was de
logeerkamer, behalve dan het bed, geen ge
zellig verblijf. Ergens suisde het voortdurend,
dat was de rivier, de gletscherstroom, dien
zij waren overgestoken, nadat zij lang door
lavavelden waren gereden. De gidsen reden
twee aan twee naast hen, omdat men, naar
zij zeiden, midden op de rivier licht duizelig
werd en dan niet meer zoo vast in het zadel
zat. Het wasreeds voorgekomen, dat vrouwen
als het ware ingezogen waren door de macht
der rivier. Mary had er mede gespot, tot zij
bijna den oever bereikt hadden, toen
plotseling hadden beide oevers
rondgedraaid, alaof zij op een draaischijf werden
rondgetold. De rivier scheen haar heel rustig
en stil toe, doeh de draaiende oevers maak
ten haar gek. Zy liet de teugels slap hangen
en gevoelde een dof, halfdronken verlangen
in zich, om van het paard af te glijden
slap duizelig en meteen waren zij aan,
den overkant geweest. Toen het paard uit
het water stapte, was het haar te moede,
alsof zij uit een sluimering ontwaakte, en de
mannen lieten hare schouders los.
Mary maakte aanstalten, om het licht uit
te doen, dat op den stoel voor het bed stond.
Züaarzelde even buiten huilde de woeste
herfststorm en het geluid smolt ineen met
het suizen der rivier toen blies zij het
licht uit.
Lieve hemel, welk een duisternis l Mary
keek naar de plaats, waar zij wist, dat een
raampje in het dak wag. Doch de nacht buiten
scheen even stikdonker, als het hier binnen
was, ieder lichtatoom scheen verstikt door
het doffe geconcentreerde zwart. De slorra
bulderde en huilde langs den gevel, als het
eenige aan de geheele hoeve, waartegen hij
zijn kracht kon botvieren. De wind floot
onder de slecht sluitende deuren door en
onafgebroken klonk daarbij de luidruchtige
galop van de voortsnellende rivier. Hoe
kwaadaardig klonk dat. Het was alsof hij al
maar voortjaagde zooals misschien de satan
rijdt, wanneer hij een ziel haalt, waarvan hij
vreest, dat zij zich op het laatste oogenblik
zou kunnen bekeeren.
Juist, toen Mary zichzelf het besliste bevel
gedurfdheid, zoowel van gedachte als van uit
drukking, waarlijk, iets verwachten.'t Is wal
plat, wat je noemt: laag bij den grond; maar
men denkt: 't is nog maar de fundeering,
mogelijk dat bij zich later... ver-edelt (als
dit tenminste van zmlk onzedelijk gedce ge
zegd mag worden) en de minarets zijner
erotiek slank en gracieus doet rijzen boven
het alledaagsche uir.
Helaas, 't heeft niet zoo mogen zijn. In
plaats van een rijzing volgde eer een daling,
en de schrijver blijft rondploeteren o, met
wellust in de zuigende kleverige modder
onzer drassige maatschappij. Wel doet hij
erg zijn best, gebaart hij woest om zich heen
en woelt heel wat vuil op, doch met alleen
dit snoode gevolg, dat hij gelijk een straat
jongen een enkelen vreedzamen wandelaar
in de landelijke dreven van ons openbaar leven
wel een klad modder op zijn jas gooit (kalm
laten drogen en dan af borstelen!), maar zich
zelf toch verreweg het meest bevuilt. Ajaj,
wat een smerig, slap en zin-ledig geklodder
en gt flodder.
Men kaa zoo nagaan, hoe dit hollandsch
poëem der scLunuigheid ontstaan is.
Den Haag is de elegante en galante stad
par excellence in ons solide vaderland, de
stad, waar veel menschen veel tijd en veel
geld hebben en waar o ver-beschaving, deca
dentie en verveling de rest doen om bodem
en atmosfeer te bereiden voor de noodige
schandaal'jes, die er dan ook welig en talrijk
opschieten. Broedelet hej«ft daar zoo het een
en aoder van gezien en gehoord, en op een
minder-gelukkigen dag heeft hij zich voor
genomen dit lichtzinnige zondige wereldje,
wereldje van opera-zangers en -zangeressen,
ballet danseuses, schilders, schrijvers,
baroneesen, graven en baronnen, afgeleefde
jengelingen en overprikkelde grijsaards, dit klein
Parijs kortom, eens aan de kaak te stellen
op zijn manier.
Hij heeft zich met een on verschil! igen
plof waarbij het laatste bee'je restrictie
hem ontschoot voor de schiüftsfel gezet,
trok zijn brutaalste register uit en ... trok
wijders van leer, daarbij het althans in ro
mans minderwaardige procédévan
portretteeren toe-passend.
Na kan men het waag- en kunst-stuk:
een scabreus onderwerp te behandelen, alleen
dan straffeloos bestaan, als men over de
uoodige fantasie, den eVen-noodi<?en geest
en over een fijnen pitligen stijl beschikt
drie eigenschappen, die Broedelet blijkens
z'Ón Hofstau" vrijwel moet ontberer. Het
resultaat was nu althans een verhaal, dat
om te beginnen veel te lang is (ruim vijf
honderd bladzijden), dat ten tweede vrij
slecht van taal is (de schrijver gaat zich
bijvoorbeeld onophoudelijk aan de superla
tieven te buiten: Mooi, mooi I"
mompeldeie gestreeldst," bld7. 107, tweede dee).
Ik doe maar een greep, er zijn inderdaad
nog veel mallere voorbeelden), dat ten derde
een duidelijk gebrek aan fantazie verraadt en
dat ten slotte fijt), diep noch geestig if.
Een expoeévan dit verhaal is niet te ge
ven, omdat er eigenlijk slot noch zin aan is;
't is zoo goed als niet geconcepiëerd en in
wezen niets dan een verzameling van obs
ceniteiten, waar geen draad aan vast te
knoopen valt. Er kometf'-eSeh massa personen
in voor, die allen even. belangrijk of
onbelangrijk, zoo ge wilt zijn, en die in
een bonte en haastige warreling voorbij mw
geestes oog gevoerd worden, zonder dat ge
er n dieper leert kennen, zonder dat er
n byzonderlijk indruk op u maakt. Nu
kon het geheel nog iets als een zinnelijk
bezeten voortduizelende carnavals-zwerm
kunstvol ver-beelden (zooals ik na ij o.a. wel
platen van Willette in dit genre herinner),
maar ook dit is niet bereikt, 't Is alles te
dik, te weinig mousseerend en petillant; er
slaat geen tensueele zwijmel door dezen
roman; bij alle oppervlakkigheid is hij tcch
nog te plomp en te sl*p, en geraakt hierdoor
nooit uit de laag-bij-de grondeche sfeer.
Ziehier dus nu weer eens een Hollander, die
't gewaagd heeft een brutaal boek zonder
eenige reserve over buitenissige sexueele
verhoudingen te schrijven, en die daarin
jammerlijk gefaald heeft. Af en toe schijnen
iMliiiiiiMHiitirfMiiiiiMMiliMiiiiiimiiiiiiiiiHiiiliiiniMiiiiiiiiiiiimniiiii
had opgelegd om te slapen, bemerkte zij, dat
de deken van het bed begon te glijden. Zg
trok baar op, stopte haar stevig tusschen
haar lichaam en den muur in, ging goed liggen
en legde zich weder het slaapbevel op zij
wist uit ervaring, dat het organisme aan den
wil onderdanig is.
Daar werd aan de deken getrokken. Mary
was al te koudbloedig en te wakker, om
zich ook maar een oogenblik te verbeelden,
dat de deken gleed. lemacd, mensen of dier,
trok haar bewust, voorzichtig en zachtjes naar
zich toe.
Een paar maal werd getrokken, en Mary
hield vast. Toen verliep eenige tijd, daarna
werd opnieuw getrokken met kleine halen,
niet rukker de, doch met een steeds zekerder
naar zich toeha'en. Mary antwoordde met
een stom, energisch vasthouden der deken.
Doch zij wist, dat zij in dezen strijd het on
derspit zou delven, het was, alsof alle hoop,
tegelijk met het licht gevloden was, de dui
sternis was het rijk, dat thans met de ge
heele macht zijner booze lusten aanrukte.
Haar zinnen smeekten om een geluid der
werkelijkheid, een voetstap of een woord,
dat zij kon tegenspreken, of waaruit z\j kon
zien, op hoeveel macht zij den lijkstillen
vijand moest schatten. Als zij uit bed sprong,
wist zij niet, of zij met iets handgemeen zou
worden, dat zij niet zon kunnen zien, om
misschien in de duisternis op den houten
grond omver geworpen te worden. Haar in
stinkt zeide haar, dat passive tegenstand
hier het beste was en in bed kon de
aanvaller in ieder gaval toch slechts van
n kant komen.
Haar tong was verlamd, achter het voor
hoofd gevoelde zij een druk, alsof de ont
zetting een iets was, dat opzwol, en de sterke
heraenkas niet kon springen. Steeds sterker
zwol die ontzetting op en drukte en drukte;
haar adem ging geluidloos, met moeite
beheerscht door den neu«, zij had de lippen
samengeperst, vastgesloten uit angst voor den
gil, die, naar het haar toescheen een
alleedoodend uit elkander springen zou beteekenen.
En eensklaps werden rondom haar in de
duisternis alle lavagestalten levend. Zij ge
voelde ze meer, dan zij ze zag, zooals zij als
slangen uit het dichte zwart te voorschijn
schoten. Het werd een heleen regiment, dat
het steenen dwangjuk had afgeworpen en
haar begeerig aanblafte, haar, die als een
bevend vogeltje voor de slang lag l Groote
God, wat waren dat voor wezens!
In Mary's herinnering dook iets op, dat zij
we op zulke haar-straubende pogingen ver
gast te moeten worden. Gelukkig evenwel
soms met meer succes. Herman Heyermans'
Kamt.rtjei-zonde bijvoorbeeld, dat zich moreel
genomen ongeveer op hetzelfde plan beweegt,
is als kunstwerk oneindig, en nog eens on
eindig beter, dan het boven-besprokene.
Een dergelijke mislukking heeft echter dit
voor, dat ze hoewel onsmakelijk ove
rigens tamelijk onschuldig is, wijl Broedelet
dank zij zijn impotentie des geestes
nergens dieper op de zaak vermag in te
gaan en z;cli ook nagenoeg nergens aan een
directe beschrijving waagt, 't Blij ven bij hem
words, words, hoogstens vage aanduidingen,
meestal echter wazige weerkaatsingen in den
vorm van on di tg en overpeinzingen. Telkens
als men dtnkt: nou begint 't, nou komt 't,
ik dien me te gaan geneeren floep is
het hoofdstuk uit, en gewoonlijk zouder dat
we het poppetje gezien" hebben.
Zoodat ik maar zeggen wil, dat de Hage
naars zich om dit Hofstad" waarlijk niet
gepikeerd behoeven te toonen, want 't is een
boek vol van dat bepaalde soort insinuaties,
dat den lanceerder meer kwaad doet dan
den getorpedeerder.
J. EVEHTS.
EKNE T.NTEIÏNATIONALE EICKENS-GAVE. Den
zevenden Februari 1912 zal in de geheele
Engelech sprekende en lezende wereld de
honderdste geboortedag van Dickens feestelijk
herdacht worden.
Het Augustus-nummer van het
StrandMagazine bevat een artikel waarin er aan
herinnerd wordt dat er nog drie van Dickens
kinderen in leven zijn alsmede zeventien
kleinkinderen, welke slechts met moeite door
de wereld kunnen komen, omdat hun vader
en grootvader niet lang genoeg geleefd heeft
om de voordeelen van het auteursrecht, welke
hem zeker een aardige som zouden hebben
opgebracht, te kunnen genieten. Om nu tegen
over den grooten schrijver een eerefcauld af
te doen, wordt voorgesteld dat een
Dickenszegel zal worden vervaardigd welke tegen
den prijs van een penny zal worden ver
kocht. Wanneer ieder daarvan zóó veel exem
plaren koopt als hu werken van Dickens
bezit en dan zegel in het werk hecht, rekent
men een bedrag bijeen te krijgen voldoende
om de leden der Dickens-familie van alle
zorgen te ontheffen.
DE DUIVELSBIJBEIj" IN DE KOSINKL,
BlBLIOTIIEEK TE STOCKHOLM. Voor eenigen tijd ging
het gerucht, dfat uit den, in de Koninklijke
Bibliotheek te Stockholm voorhanden z.g.
duivelsbijbel" een der perkament-bladen
was verdwenen. Dit gerucht wordt nu door
den bibliothecaris dr. Aide ten stelligste
tegen gesproken.
Deze duivelsbijbel'' (Dj;ifoul8bibeln)?Gigas
libroium" is een handschrift van zeer groot
formaat, dat bij de verovering van Praag in
1618, evenals de Codex argenteus" welke
te Upsala wordt bewaard, in handen der
Zweden viel. Het bestaat uit zware, voor
treffelijk bewerkte perkamentbladen, waartoe
ongeveer 160 ezelshuiden benoodigd waren,
en bevat o. a. het Oude Testament in de
Vulgata-vertaling, de Bellum jndaicum" van
Flavius Joaephus, een Confessio
peccatorum," Cosmas' boheemscbe kroniek en eene
zeer merkwaardige bewerking van het Nieu tve
Testament.
Aan de geschiedenis van den duivels
bijbel" is de legende verbonden dat bij in
een enkelen nacht door een ter dood ver
oordeelden monnik is geschreven, die daarbij
de hulp van den duivel had ingeroepen en
tot dank dezen daarin zou hebben
uitgeteekend.
t cents per regel.
COGNACHARTEL1
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Art i",
aldaar.
Piano-, Orgel- en IHuziekhandei
Meyroos <& Malshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN 9
Interc. Telefoonnummer 9i3.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAEEEKEN STEMMEN KUILEN.
STOKPAARDJES
LELIENMELK-ZEEP
maakt uw huid zuiver en zacht met jeugdig frissche rose, verblindendschoone teint,
verdrijft zomersproeten, puisten enz en alle verdere huidonreinheden. Verkrijgbaar *
a 50 cent per Stuk bij Apothekers, drogisten, en coiffeurs.
Koopt UITSLUITEND BOTEB OtfDEU
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product,
Boterhandel ZUID L A REK", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
in den droom beleefd had, en dat haar van
tijd tot tijd in 't hoofd was gekomen, zonder
dat zij het ooit begrepen had. Hot had iets
te maken met haren mond, iets blies zich
op en blies zich op, als zwellende tot bar
stens toe gevulde zeilen, tot het bewustzijn
verdween, zich oploste in een zacht ineen
vloeien. Ook thans kwam en verdween dat,
als een schrik, die komt en valt
Wat waren dat voor wezens, die daar als
watervallen uit het duister naar binnen
stortten? Daar zag zij een kaboutergezicht
met opgeblazen wangen en aapacbtig zwarte
platte neusgaten lange duivelsche
stoottanden, telkens twee aan twee, zweefden
boven dit geheel. Daar was een
spiraalvormige danseres, wier hoofd in een punt uit
liep en met die punt mikte zij als een
zwaardvisch l Een walruslichaam met een priester
kraag gcheidde zich uit een berg van
duisternis af, een schepsel, zooals zij nog
nooit gezien had I een indisch
afgodenbeeld, een dikke, vergulde satan, die met de
oogen stak l Tanden oogen
vreeselijke oervormen klauwen...
Maiy hield den adem in en riep al hare
zelfbeheersching te hulp: Gy fantaseert, Mary"
gelukte het haar te zeggen. Dat zijn alle lava
formaties, die gij vandaag zaagt. Gij hebt koorts
en moet licht aansteken. Gij moet. Het helpt
je niets, of gij bang zij t, gij moet, en dan
moet gij naar beneden naar je broeder."
Doch haar lichaam gehoorzaamde niet en
het geheele duivelsche koor stroomde haar
opnieuw uit het duister tegemoet. Zij duizelde,
het was haar, of een stroom zwarte duivels
over haar heen zwom, zij hoorde het
bruischen van den stroom, een donderend
hoonlache n.
Steek licht aan, Mary, steek licht aan l"
hoorde zij een stem in haar binnenste, en nu
had de kwelling haar toppunt bereikt.- Zjj
had een gevoel, alsof zij op een springplank
stond, hoog boven in den aether, waar de
lucht zoo ijl was, daar haar organisme niet
kon werker). Zij moest lucht bebberj, of vallen!
Steek licht aan.Mary, steek aan, steek aanl"
En eindelijk gehoorzaamde het lichaam, haar
arm strekte zich in het doaker uit, om de
lucifers te grijpen, die op den stoel lager.
Doch de hand greep geen lucifers toen
zij haar tastend uitstak, werd zij door een
andere hand gegrepen. In haar tot het uiterste
gespannen ontzetting, gevoelde Mary met
vreeselijke duidelijkheid den druk van iede
ren vinger, van den duim, die zich in den
palm der hand boorde en van de vier
andeimimiimiiiiit
ren, die ruw over hare knokkels en vingers
bogen. En tegelijkertijd gevoelde zij, dat die
hand bebaard moest zijn.
Op dat oogenblik stortte zij van de spring
plank omlaag. Bliksemsnel doorvoer 't haar
van het hoofd tot de voeten, alsof witvloeiend
metaal door iederen zenuw schoot toen
sprong er iets in haar hoofd. Zij voelde zich
wegduizelen, een bevrijding, een matheid
als het ware een zacht vervloeien ...
* *
£
Voor den langen Petgold mst den blonden
baard waren die dingen een raadsel. Men
had hem 's morgens bij zijn zuster geroepen
en het dienstmeisje, de oude Groa, vertelde,
dat zij de jnffrouw bewusteloos te bed had
gevonden, toen zij haar da koffie had ge
bracht. Egil meende bij het aanbreken van
den nacht een gil te hebben gehoord, doch
de storm en de rivier hadden zulk een leven
gemaakt, dat hij niet geheel zeker van zijn
zaak was. En daar hij verder niets gehoord
had, had hij gedacht, dat het verbeelding
was geweest. Fetgold riep met eenige mid
deltjes uit zijn reisapotheek zijn zuster in
het leven terug; zij zag er slap en grauw uit,
als oude sneeuw. Als in den droom vertelde
zij, wat gebeurd wa?. Toen vertelde men
Petgold ook van Valdis, en hij beloofde,
haar mede te nemen n&ar haar ouderlijk
huis te Keykjavik; de schimmel werd van
de weide gehaald, waar hij gereed stond.
Petgold vroeg allen uit, of zij niet wisten,
of vroeger jaren op de hoeve iets gebeurd
was? Doch niemand wist iets. Zoo lang zij
zich konden herinneren, had men alleen
maar verteld, dat het er spookte. En de
Engelschman vormde de theorie, dat, zoo
goed als er op dit wonderbaarlijk eiland
monden waren naar binnen naar de gloeiende
wereld der diepte, zoo goed zouden er ook
monden zijn, waardoor de wereld der onbe
kende geesten van tijd tot tijd sprak. De
oude pastorie, eenzaam tusschen lava en
kraters gelegen, scheen zulk een mond,te zijn.
Valdis, noch Mary Petgold, spraken in hun
leven ooit meer over hetgeen hun overkomen
was. Valdis durfde nooit meer alleen te zijn;
Mary Petzold kon men van tijd tot tijd bui
ten op straat vinden zonder hoed of
bovenkleederen, en zonder dat zij wist, waarom zij
was uitgegaan.
Ten slo'.te werd de oude pastorie met den
grond gelijk gemaakt.