De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 21 augustus pagina 7

21 augustus 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1730 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Era brief m Florence Florence Nightingale. L o n d en, Deo. 23/96. Aan de Ziekenverpkegsters van de Opleidingsfchool te Waltham (Noord-Amerika). Waarde pleegsusters, God zegene elk uwer en u allen. En TTftt beteekent deze zegen voor ons ver pleegsters? Wil het niet zeggen: daar ziekenzorg gaat over het lichaam, dat tempel" van Geest is, te doen heeft met ien leren en dood, (niet met boeken) moet al ons werk «aarin begin, voort zetting en einddoel" vinden in Hem. Een goede zieken verpleegster moet zijn «én goede vrouw. Een goede vrouw, die het beste wat in haar is in verst andelij ken, zedelijken, praktiachen zin,'geeft aan haar patiënten, onder de leiding van een dokter. Niet juist een geletterde vrouw. Meer ?dan n arts zeide tot mij vaneen zuster": _zij kent haast evenveel vaktermen als ik, maar zij verstaat niet de kunst een zieke tot rust te brengen." Boeken helpen veel, onderwijs meer, onderricht aan het ziekbed in 't bij zonder , gij kunt op den cursus heel ?wat leeren ten opzichte van de reden Toor hetgeen ge te doen hebt, waarom ?gij dit en niet dat moet doen. Maar verplegen en lesnemen zijn twee. Gij kunt een goede leerling zijn en een slechte verpleegster. 2o. Laten we nooit ons zei ven voor ?volleerd houden. Yijf jaren zijn noodig -oen een goed afdeelingschef (Hoofdver pleegster) te vormen, wij zijn nooit te ?oud om te leeren. 3o. Daarenboven jaar in jaar uit dringen wij dieper door in de groote geheimen van Ziekenzorg. Het ne probleem ver dringt het andere. Mjjnheeren", zeide ?«en professor van het St. Thomas Hos pitaal, nu niet meer in leven, tot zijn studenten: Disinfecteermiddelen zijn van het allerhoogste belang: door hun af schuwelijke stank dwingen zij u het raam open te zetten." ? De aseptische methode heeft wonderen .gewrocht. Een groot geneeskundige onder mijn vrienden zeide eens: Noem het ziektekiemen, bacillen of vuil, de ge neeswijze is dezelfde d. i. reinhouden. Oatsmetting beteekent volstrekte zinde lijkheid." 49. Laat ons het ziekenverplegen niet aanvaarden als opoffering, maar als de hoogste levensvreugd. 5 o. Zoudt güiets minder dan volkomen toewijding aan uw zieke, Gode willen .geven P 60. Laat ons de taak minder als beroep en meer als roeping opvatten. Het is een hooge roeping, maar wij moe ten het tot die hoogte verheffen. Zijt gij het met mij eens, dat dit de goddelijke zegen is die op ons liefdewerk rusten moge P F. N. Uw geliefde en bewonderenswaardige directrice verzocht mij aan u te schrij ven. Laat ons allen een voorbeeld aan haar nemen! P. N. Bovenstaande brief van nu wijlen Florence Nightingale is door Dr. Alfred Worcester toegevoegd aan zijn 25ste jaarverslag van the Waltham Training School for Nurses" een opleidings school voor verpleegsters te Waltham Mass. in de Vereen. Staten van NoordAtnerika. Over zijn persoonlijke kennismaking met de Lady of the Lamp" vertelt dr. A. Worcester in zijn News letter" (ge drukte berichten van de School) van .Juni 1910 blz. 11, het volgende: In 1895 te Londen, voelde ik mij ge drongen Florence Nightingale te bezoe ken en haar te vragen wat ik doen moest om deze kleine school tot debest-mogelijke te vormen. Van haar vrienden kreeg ik het ontmoedigende bescheid, dat zij geen vreemden ontving, zelfs amper haar goede bekenden, en dat zij ongaarne mannen toegang gaf. Ik vroeg belet". Zij trachtte mij af te schepen, naar anderen te verwijzen; maar eindelijk gaf zij toe omdat", zoo schreef zij, uit ons samen praten wat te leeren viel." Ik zal haar vriendelijke ontvangst nooit vergeten. Zij bleef aan 't vragen over onze school. Ik wensohte inlichting van haar, maar zij hield niet ?op. Hoe veel tijd besteedden wij aan dit, hoe lang aan dat, en wat stelden wij ons eigenlijk voor te bereiken P Toen ik eindelijk tot mijn vragen kwam, wees zij mij terstond den weg en ried m$ aan studie te maken van eene kleine bijzondere school in Londen, waar, zooals mij later bleek, de leerling-ver pleegsters, alvorens den njarigen cursus in een hospitaal te volgen, op de proef werden gesteld door wijkverpleegsters in haren arbeid bij te staan, om dan, na hare gasthuisjaar, hare verdere opleiding te ontvangen aan het ziekbed in de woning van hun patiënten. Zij sprak mij van haar teleurstelling in de uitkomsten van enkel-hospitaal-opleiding, die, vol gens haar, geleerde, technisch wél ge oefende verpleegsters vormde, welke nochtans te kort schoten in de liefde die vereischt wordt om hulpeleozen te helpen. Toen ik, bij het heengaan, ver zocht mijn hoofdverpleegster tot haar te mogen laten komen, beloofde zij de meest hartelijke medewerking, en die belofte heeft zij gehouden... ook blijkens den afgèdrukten brief. Amsterdam. J.H. BOEKH. Holland vliegt l Ten langen leste ontwaakt uit de suffe dommeling van zgn langzaam toegevend sentiment, wordt boven Holland en door 'n Hollander gevlogen, die hiermede den lof inoogst van zgn volk,-en rijn dank verdient voor hare ontwaking. Wat hebben we lang ge wacht! Na de goedgeslaagde proeven van Lefèbre, den kranigen vlieger, die helaas als een der eerste slacht offers van dit nieuw opgezette reuzenwerk, de aviatiek, viel, na vele ijverige en te roemen, doch helaas zonder gevolg gebleven pogingen van vele anderen, is het Clement van Maasdgk het eerst gelukt, het record van de langste vlucht in Holland door Lefèbre gebracht op 23 minuten ongeveer, te verbeteren en heeft hij te Heerenveen, voor 'n enthousiast publiek het met eenige minuten verbeterd. Kranige lui, die Heerenveenerg, die gescholen in hun klein provincieplaatsje, het nu eens In hun hoofd hadden gezet, zij zouden laten vliegen, door 'n Hollander. En al is ook hun de roem, van 't eerst te laten vliegen door 'n Hollander in Holland ontnomen, door Hilgers te Ede, die even vóór Van Maasdgk, een paar minuten de lucht inging, Ie grand succes," de eerste werkelijke geslaagde goed op touw gezette en goed uitgevoerde vlieg tocht door 'n landgenoot, boven Holland, komt aan Clement van Maasdgk toe, n'en déplaiae de praestatie's van Hilgers. ».* HBT VLIEGBN BIJ DEN HAAG. Moe, stoffig, maar met het gevoel of er een zegepraal behaald is in den lande, met diep in je, het warme emotievolle gevoel van 'n victorie, soo ben ik vlak na de vlucht van Van Maaadg'k te den Haag, aan 't schrijven van dit artikel begonnen. Zwart,, rookerig, stof van lange rulle voetpaden, door de geestgronden aan dan voet van 't verre schitterend witte duin, tegen 'n aznur blauwe lucht, heeft me omdwarreld bij het heengaan. In wolken stof, die 't ademhalen moeilijk haast maakten, ben ik teruggezeuld in de compacte menschenmasaa, terug stoffend door 't zand, als 'n kudde echapen langs 'n zandweg door de bei, maar duizendmaal zwarter, vuil als fabrieksroet. Maar 't was 'n zegetocht. Achter ons, ver achter den blauwschaduwenden rand van de duinen, in den vallenden avond nu, 't was bij half acht was de zon wegge zonken, 'n gouden golvenden rand langs 't gchadnwblauw trekkend, met 'namber-kleurigen achtergrond, doorschijnend van laten zonnegloed en met lichte vlokken van fraise vederwolken. 't Was 'n avond na 'n groot moment. En hoe wonderlijk 't ook schijnen mag, het enthousiasme, de ontroering, die oprijst, tel kens weer bg het aanschouwen van dat vliegwonder hoog in de lucht: 'n lichtspeeltnig, licht als 'n veertje drijvend op de avondbriea, scherp, precies zie a teekenend tegen de goudkleurige lucht, zelfs bij de veelmalige aanschouwing ervan, telkens weer keert ze terug, die ontroering. Telkens weer, welt 'u vreemd verlangen in je op, in die rustige klare hoogte te drij ven, op de brooze vleugels van 't vliegwonder, dat ala naar gehoonere verten te vertrekken schijnt bg het opstijgen. Het is geen machine meer, geen gehoon werktuig, in zulke oogenblikken, het is de boodschapper van onze wenschen naar onbe kende verten dan, de drager van onze idealen in 'n ruimte, naar we ze zuiver bewaard gelooven; er ia het blije, hartstochtelijke stijgen van den zingenden leeuwerik in, een lofzang van het energieke, friesche willen en'n jubel over het leven, dat zoo mooi is en zooveel grooter weer, en dat op dat oogenblik door dringt ook tot de massa, die zich mede opge heven voelt tot dien hemel, waar we onze wenschen en ons geloo ven, als kin leren heen plachten te dragen. Dat is de overwinning van de aviatiek, dat is mede de reden van het enthousiasme van de mengchen, dat daar in de lucht dat won der geschiedt, de lucht, die nog onbedorven gebleven is, omdat er voor hen nog geen gevaren huizen, waartegen zij hun bestaan te verdedigen hebben. Als de wind mindert, en de zon te dalen begint, lange schaduwen over den grond be ginnen te trekken, als de grasvelden orerspreid worden door 'n gouden glans, waarin hun pralend groen eerst vervaagt, en dan geheel verdwijnt, wordt de groote vogel uit zijne loods getrokken; hg voelt zich onge lukkig op den grond, staat vreemd met zgn fragiel gebouwde Igf op den ongelijken grond. Van verre, om het omrarterde gedeelte van 't terrein, liggen dubbele en driedubbele rijen menschen, in afwachting, ver op de duinen, als 'n groot mierennest krioelen ze zwart in de avondschaduw. Dichtbij staan groepen anderen, kleuriger gekleed, en hooger, maar in alles heeracht de spanning voor hét groote moment. Als de groote vogel zicht baar wordt, rijst er 'n kort gejuich op, 'n ontspanning na 't twee uur wachten, dat ech ter direct onderdrukt wordt, en weer in zich zelf opgeborgen, voor straks, verdrongen door de aandacht, die nu optreedt. Dan knettert de motor wakker, vreemd lawaaiierig, als een onregelmatig gewiek, tot het 'n geregelde roffel wordt, minder rumoerig. Clement van Maasdijk. 't Is overal stil; alleen het zoemen van de cylinders in 't r«nd en het zuigen van de ronddraaiende schroeven is te hooren; dan opeens glijdt het voort, langzaam eerst, dan saeller, tot het gedecideerd de vrije lucht kiest. Dan juicht alles op. De menschen be wegen. Ze schreeuwen, zwaaien met doeken en petten; er is iets losgebroken daarbinnen, wat er lang als geslapen gelegen heeft, ver stijfd was, en haast schijndood.... De groote vogel is nu al ver weg, onbewegelijk. Zonder Benige onzuivere beweging, vliegt hg ver nu, door de van geudlicht trillende lucht, tot aan de donkere dninschadnws met hun vergulde randen. Steeds kleiner wordt de vogel, steeds dieper in den hemel opgenomen, steeds onwezenlijker; soms schittert 'n goudvlekje op, als ontstal bij den hemel wat van haar gloed in het voorbijgaan, tot hrj wendt en weer nader komt, recht op 'c veld aan met de menigte enthousiaste menschen, die big zgn en als uit hun leven gelicht. Recht toe, onder breed oplaaiend gejuich over de tribunes heen, nu met 'n even hoorbaar gesoem, ala 'n tevreden gegons, saist hrj voort. Dan 'n stilte, 'n lichte beweging en zachtkena glijdt hg neer over 't veld, opeens weer onhandig, op zgn houten poolen. De vlucht is volbracht. Een gejuich stijgt op, 'n nagalm van zoo even, toen hg over vloog. Alles snelt naar 't middenterrein, brengt ovatie's. En te midden van hen: Van Maasdijk, de jonge Hollandsche aviateur, die energiek en met ernstigen ijver zich gewijd heeft aan zgn taak, en die door zgn koele doorzetting van den weg, die naar zgn schoon doel leidde, ten lange leste zegevierde.... *** Zgne vlucht heeft kort geduurd. Ze was kort, maar zeer mooi en gaf bljjk van vol komen meesterschap over de machine. Hoog vliegen, 15 a 1600 Meter hoog, doet hij tiet, het lijkt mij ook absoluut overbodig, hoe sportief en moedig, erjÜfcnt!Sk meer roekeloos, dergelijke expeditie'* ' zijn. Hoogvlnchten worden meer door de machine bereikt, dan wel door den vlieger, temeer waar in de hoogere luchtlagen de luchtstroom veel stabieler is .dan dicht bg den grond. Boven 'n stad is natuurlijk hooger vliegen nood zakelijk, even als op afatandsvluchten bg golfend terrein. Da kloeke hand, die koel leidt, ia meer beneden dan boven noodig. Het doet me denken aan 'n uitgevoerd variét nummer, 'n juffer op 'n trapeze, in de nok van 'n circus. We wenschen Van Maaadgk voor zgn een voudig, kloek en symphatiek streren een groot succes toe, en 'n eerate plaats onder de aviateurs. TOM SCHILPBROOBT. Keizersgracht 592. Het zijn de gebroeders Tjerk en Tjeerd Bottema, die in deze wat al te bescheiden lokaliteit van de Algem. Kunst en Ngverheidahandel Merkunst" van hun werk laten zien. Van Tjeerd, de Prix de Rome-man, zijn er maar enkele schilderstndie'a en wat teekeningen werk, dat niet door saillante eigenschappen tot bespreking uitlokt. Het is du» Tjerk, die met een nog al ruime sor teering van zgn illustratie, teeken- en schil derwerk gewicht aan deze tentoonstelling moet geven. Hij is meest bekend als teekenaar van de socialistische Notenkrakei" en de collega van Hahn. Nu te constateeren valt, dat onder de hollandsche schilder a er meerdere zich op de kunst van illustreeren gaan toeleggen (verschillende bladen geren geregeld pren ten) wordt het langzamerhand tijd een a een tentoonstelling op te zetten van prent en teekenwerk in die richting. Het staat daarbij wel te verwachten, dat de Hollanders tegenover de buitenlanders in deze afdeeling van het k u ast bedrij f een wat armzalig figuur zouden maken. Onze kracht heeft in de spotprent, in het graphiech werk nooit gelegen. Hier wel in't bijzonder kan van teekenen gezegd zgn, dat het is: spreken en achrgven tegelijk, en de gemoedsvolheid, die het hollandsche werk kenschetst, kan zich moeielgk terecht vinden in de kunat, die een nadrukkelijke strekking heeft tot spot of satire. Holawilder, die ondanks de groote ongelijkheid in zgn werk en zgn kennelijk tekort aan deugdelijke vorming, een der be langrijkste hollandsche illustratoren ia ge weest en, naar mgn meening, ook heden ongeëvenaard maakte toch nog prenten, waarin het picturale element al te zeer overwicht had. Hij streefde het doel van graphische kunst voorbij, waar hg er zich op inspande aan den steen te onttrekken den luister van fluweelig donkere tinten of delnchte spelingen van blonde schakeeringen. Intusachen hebben zijn (goede) prenten een ongemeene beeikracht; er is de levende geest van bruisende arbeidslust en vaart er soms een golving van drama tische verbeelding door zgn conceptie'^ (denk bg'v. aan Toekomstmuziek en Hedendaagsche Vaderlandsliefde) waarnaast het werk van onzen hedendaagschen eersten illustrator, Hahn, toch nog wel verbleekt. Maar ook deze met zgn onmiskenbare verdiensten en hart grondig streven, toont zich al te dikwijls niet sterk genoeg van inzicht over de hoofdeischen aan de spotprent te stellen. De politieke prent vooral is een overredingsmiddel, en waar het geschreven woord in den heeten en dagelgksch van aanschijn wisselenden strijd, kan wekken, daar zal nog grooter invloed uitgeoefend worden op de publieke meening, door het voorbeeld, dat trekt: de veraanschouwelijkende prent. Réjonir anjourd'hni et recommencer Ie lendemain", zeggen de Franschen. Het is de gelegenheidsknnat in den besten zin van het woord. Hahn heeft als caricaturist enkele typen gecreëerd, de Kuyper-typeering vooral is van zijne vinding en onvergetelijk, maar ik geloof toch dat onder zij n gunstigste bladen, de meeste allereerst bekoren om de picturale eigen schappen van een welverzorgde teekening, waarvan eerder ontroering uitgaat dan een getuigenis van zeggingskracht. Een Hollander schjjnt te zwaartillend voor den humor, te gemoedelijk of te braaf voor den humor of de satire. De nuchterheid van den Hollandschen burger, neigt bij den Hollander als kunste naar, over te gaan in sentimentaliteit. Bij de Franschen weer andersom; waar men hier de hoofdaard in het heet hoof dige en wnfte wil zoeken, daar ziet men deze eigenachappen bg de hooger aangelegde geesten zich ont poppen tot levenswijsheid in de gedaante van spot en cynisme. Wellicht is Hahn ook nog te trouwhartig van gemoed voor den erbarmenloozen satiricus. Over de humoristische draagkracht der teekeningen van Tjerk Bottema voor de Notekraker" valt niet veel te zeggen; de humor is zeker nog te ongenoegzaam om het werk een beduidende plaats toe te kennen; ook zgn teekenvermogen heft zich niet boven het middelmatige van een zekere schoolsche vaardigheid uit. Het lijkt me toe, dat zg'n eeniga verdienste, tot nog toe, gelegen is in het streven zgn prenten in den behoorlijken vorm te gieten van illustratieve kunst. Hg tracht de uitvoering te doen steunen op de lineaire beteekenis van' de teekening, hrj zoekt naar groote verdeeling van vlakken in de tegenstellingen van licht en donker. Soms heeft zgn werk even het houtsnee-karakter. Maar de vruchten van dit streven vormen nog maar een schralen oogst, en zgn zeker meerendeels onrijp. Een kernachtige teeke ning, een expressieve lijn wordt nog niet verkregen door flink uitgehaalde en zwaar aangedikte zwartkrgtstreepen. Er is nog al te veel een ijdele speculatie op de uitkomsten van deze bravoure, die zich verlaat op d« gemakkelykheid van een wél geoefende hand. Want in werkelijkheid is dit teekenen niet het beelden iu lijnen, dat de vormen duidt uit de strafheid van bedoeling tot een buiten sporige gedaante, tot een charge, maar van een gewaarmerkt organisme: bestaansmogelijk.Het is te zeer vertoon; de karakteristiek heeft zich voor den geest niet verklaard,het groteske werd zelfs aangedurfd nu en dan, maar het is een banaliseeren van wat in het werk van anderen werkelijk allure en expressie heeft. Is de teekenaar eenvoudiger en gemoede lijker gestemd, dan maakt hg wel eens aardige dingen, bgv. Vacantie 1909, een straatscène in 'n achterbuurt met zich vertierende armelui's kinderen (gelijk Hahn er ook een, maar ontroeringsvoller, maakte) of de voorstelling van Politieke aardbeving door een kinderlijk gedachte ineenstorting van een huis. Een enke len keer raadt Bottema zelfs naar het tragische, bij de creatie van een sinistere vrouwe-figuur, onder den titel: lAtfde te koop. In 't algemeen echter moet gezegd dat Bottema's kwaliteiten nog lang niet genoeg uitgewassen zgn om berekend te wezen voor den moeielgken taak van illustrator. Nu weet ik wel dat hieraan niet altijd zoo hooge eischen worden gesteld bij ons en dat deze met even gerust geweten zgn medewer king aan een te illustreeren blad kan toezeg gen als zoovele anderen ; en als dit dan voor een compliment wil opgevat worden, zal ik zelfs zeggen dat hg volstrekt nog niet van de minsten is. Maar we willen toch niet naar burgerman's smaak oordeelen? Zgn schilder werk hoorde ik roemen boven zgn teekenwerk mg dunkt ten onrechte. Ook hier doet zich zgn talent in onrgpen staat kennen. Hrj maakt het zich al te makkelijk vaak, met een wat goedkoop effect als in De maaiers, en vergaapt zich zelfs weer aan het groteske met Décadence. Dit is zeker wel een overtui gend bewijs van geringe zelfkennis. Hg karakteriseert... z'chzelf daarin voor ons. In Baggerlui is iets van een mooien opzet, een ruim gedachte beweging van lijnen. Verder enkele schilderstudietjes met ge voelige kleurnootjes en het best zijn wellicht nog de gezichten uit Londen. Aan de meeste eehter hangt al te hinderlijk de veiflucht; wat meer kleurrijpheid laat zich dringend wenschen. Resumeerend: zoo er gaven zgn bg dezen blijkbaar naarstig werkenden jon gen schilder, hebben ze nog danig uit te groeien om tot belangrijke uitingen te voe ren. Allereerst echter zal hg zich bij zgn strevingen in o/ertuiging hebben terecht te vinden. W. STEBNHOFP. Japanse kunst (Rectificatie). Er werd mg gewezen pp een onjuistheid voorkomende in het stukje over de tentoon stelling van Japansche teekeningen en houtsneden bg Komter op 't Rpkin. Steunende op een medeieeling, die mij eenigen tg d ge le ien bereikte, berichtte ik daarin dat de heer Van Veen zg'n verzameling Oostersche kunatvoorwerpen voor het grootste deelhad opgeruimd. Het is me nu by nader, en de meest deugdelijke, inlichting gebleken, dat mgn zegsman geheel bezijden de waarheid was. Wel is hét waar, dat de heer Van Veen een collectie oud aardewerk in zg'n particulier bezit, heeft van de hand gedaan wat wel licht de aanleiding was tot die on juiste voor stelling. Ik kan hier zelfs aan toevoegen, dat in het bekende magazijn op het Damrak een ruimer voorraad van Oosterache kunst dan ooit voorhanden is en nu er teekenen zijn, dat de publieke belangstelling daarvoor wat aangroeit, doet het me genoegen de begane vergissing van verleden week te moeten herstellen. W. S. Koflüf U. Nikita, vorst van Montenegro, die binnenkort, bg zgn vijftigjarig legeerings-jubilenm tot koning wordt uitgeroepen. iiiiiiiiiiimHiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiHiiiiHiiiiiii Klacit TM ien Sanienr. *> Monoloog, naar ket Fransen, van MIGUKL ZAICACOIS, door MICHKL MOE. Daar 'k u mijn harteleed vrguit wensch te belgden, Bljjft mgn souffleurs-instinkt vandaag geheel terzijde. Genieten wil ik eens van bet subliem geluk Te spreken woorden, die geschreven, noch in druk, Door mij zijn onderstreept, door mg ook zqa gekozen I Ik zend ze in de zaal: het echjjnt mg dat zg blozen En benrt'lings worden bleek; het lijkt wel of zg schromen Uit mgn oprecht en mond, inplaats uit 't boek te komen. Mgn mond, ik spoel hem thans met zinnen koel en frisch, Na boekenwoordensmaak een-ware lafenis l Zgn eigen geest 't publiek als wgn te schenken, Precies te zeggen wat je kop verkiest te denkeul Voor een moment ben 'k eens d'onmisb're tuinman niet Die de memorie-bloempjes nog juist bg tij ds begiet, Vóórdat zg hulpeloos verdorren in het stof; Met andere woorden: den acteur bewaart voor sof" 1) 'k Wil eens op woorden van mgn keus mg laten gaan, Na zonder angst twee paginaas tezamen om te slaan, Op woorden die geen klank uit stukken met zich dragen, Op woorden die mijn oogen nooit geschreven zagen; En tracht ik dus geheel de voorraad te negeeren, Die zich heeft opgehoopt in dertig jaar sonffleeren l *** Mgn leven is als 't hok: verborgen maar toch diep, Van 't hol op het tooneel, waar ik blaas in het geniep, Ben ik het schuw konijn. In dit luguber krot Voel ik mg vaak een trieste kerkail, of een rot. Mgn gezicht is door 't zengende voetlicht geblaakt, Terwijl een kille tocht mgn beenen jichtig maakt Zoo zit ik als onthoofde ooggetuige daar, Als arme, steeds met hout be-kapte kluizenaar, En zie het levens-stuk, in honderden tafreelen, Zijn droeve en komieke actes voor mij f palen, De tragi comédie van liefde en van baat, Waarin de een succes heeft, d'aader ondergaat. Mgn hemel l zag ik dingen, menschen situaties, Verraders braven, tweegevechten liefdesdeclaraties; Hoe vaak heb ik de onschuld voor 't laagste zien misbruiken, Hoe vaak ean wereldmacht in een en slag zien fnuiken l Veel vaker nog zag ik het vreeselgke lijden Van menig jonkvrouw aan, in lompen of in zgde; Miskende helden door het volk opnieuw geëerd, Verloren zonen vol berouw teruggekeerd! Vaak laaide plotseling in 't angstig nachtlijk uur In een kasteel de brand van het... bengaalsche vuur; De torenwachter blaast, de krijgsliên op de wallen Laten hun (nooit-geladen) spuiten lustig knallen: Het is de figuratie... pardon, het volk van 't land, Dat de verdrukking wreekt met wapens in de hand l Wat schoeisel-soorten zag 'k al stappen langs mgn kin: Voor jonge helden met verhoogingen erin, En bovendien versierd met sporen, fraai vernikkeld, Die echter 'n paard nog nooit de buik hebben gaprikkeld l Voor vrouwen is nu eenmaal elke echoën te wgd, Zóó zelfs dat 't leder barst na een heel korten tijd! De gespen zy n cht blik, de steenen cht kristal; Toch mgn gemoedsrust mg reeds menig muiltje stal, Maar 'k hield dan mgn fatsoen en 'n oogje op 't manuscript, Tot het met... rest en al weer verder was getiiptl Zoo paradeerden voor mg, drie maal tien seizoenen, In allen vorm en stijl, een machtig leger schoenen l Hoe menig tricot zag ik in mijn Ie ren vullen, Hoe menig stalles-heer aan molt on-kuiten smullen l *) Recht van voordragen door vert. voor behouden. . } 1) Sof." Uitdrukking uit het tooneel-argot voor echec," ook wel, minder waardig," slecht." Vert.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl