Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D, VOOR NEDERLAND.
No. 1731
Bloemlezing uit de nieuwste Ncderlandsche
fHchthintt, 3905?1910, samengesteld
door ALEX. GUTTELING & MAURITS
UyLDKET.Amsterdam,W.Versluys. 1910.
Het is inderdaad een keurig boekje, waar
mede die beide heeren ons begiftigd hebben
en reeds uiterlijk een feest voor de oogeo.
En zoo suggestief I Immers, in het bekende (en
vertrouwelijke) formaat van
eenkruideniersof «Jagers weekboskj e, vertoont toch da omslag
een versiering, die tenminste de ouderen
ónder ons rechtstreeks terugvoert naar de
blijde kermisdagen hunner jeugd, toen
kramenweelde hoogtij vierde en kermiakoeken, cm
zoo te zegger, de helden van den dag waren.
Voorwaar! aan d« delicaat besuikerde ver
siering dier e iele (aelaasl thana ontslapen)
koeken herinnert de omslag van dit kenrig
boekeke met zy'n bleekrood en schemergovd
'op ma t wit van faux perkament. Maar een
matwit dat reeds vage gedachten aan mareepein
wekt en aldus de geheele koeksoort opvoert
tot nog verfijnder weelde en smaak. O, dat
marsepein en goud l Een positief eenpootig
vinkte, met een hoaten staartje, zingt er
wijdbeks in een benauwd medaillon in een
"benauwde omlijsting, waar de letters benauwd
te»ani gedreven zijn, als schaapjes
roodgemerkt ter slachtbank. En het heele geval
is ietwat onverschillig naar den linkerkant
verzeild, hetgeen toch weer zoo denken doet
««n een ander dierbaar Hollandech boek :
den Enkhnizer Almanak, den onvergeetlyke,
slap in den band en schuins-onverschillig
van ornament, als een dronken boer met een
scheve pet.
Los in den band, zeide wij. Sla maar het
boekje niet oneerbiedig open en het
Blut ei al uit, of het ook den schijn zelfs
van stugge ongastvrijheid wilde vermijden.
En dan «preekt, eenvoudig maar beslist,
rustig maar zonder gekheid, het voorwoord
tot om aan als volgt:
Gedurende de laatste vjjf jaar heeft het
tijdschrift De Beweging", naast strijdbare
Opstellen, een keur van bijdragen gebracht,
waarmee door oudere krachten en opstrevende
jongeren een volledig beeld V»H de poëzie
en het dichterlijk proza in onzen tijd ge
geven werd....
,, Uit de dichterlijke bijdragen brachten
wy in dit boek znlke bijeen, die, naar onze
meeding, het karakter zoowel van het tijd
schrift als van de medewerkers bij benadering
kennen doen.
Wat we ermee beoogen ig meer bekend
heid te geven aan de letterkundige beweging
van onzen tijd; de stille en schoone stem,
?die uit het tegenwoordig letterkundig leven
opklinkt, ook te doen vernemen buiten den
en g* ren kring van die geestverwanten, die
tot heden de versterkingen de duurzaamheid
van die beweging verzekerden."
Dit ia duidelijk en veelbelovend. Wat nu
verdsr in dit smaakvolle boekje van
EnkMANNEN VAN BETEEKENIS
DOOK
W. M. EBBINK,
Vooahoofd was klaar met de krant, nam
»'n werk, dat-i had meegenomen van z'n
kantoor en legde 't voor zich op tafel. Z'n
vrouw, tegenover hem, was bezig op de
naaimachine.
Staat er wat bizonders in?" vroeg ze.
Van geen beteekenis."
Heb je 't gportnieuws gelezen?"
Lees ik nooit. Kan me niets schelen."
,,'k Vin 't wel es aardig."
9*t zal zich dan wel bepalen tot het
nekbrekersspet."
Nekbrekersgpel?"
Of voetbalspel, hoe je 't noemen wil."
Nou ja; 'k vin 't altijd leuk als ik wat
va* Jan lees."
Ik las liever, dat-i door z'n examen kwam.
Dat vervloekte voetballen zet die jongens
maar achteruit."
Achteruit, achteruit. Ze moeten tegen
woordig zooveel leeren, dat..."
Jawel, 'i weet wat je zeggen wil, maar
daarmee kom je d'er niet. Hebben wig, heb
ik ooit hoeven te voetballen?"
Nee, maar ben j'er dan zooveel verder
mee gekomen, dat je 't niet gedaan hebt ?"
Hij trok z'n schouders op, ging schrijven.
Jan Vooahoofd Sr. was procuratiehouder
op een kassierskantoor, waar-i bijna veertig
jaar al werkzaam was. Soms moest-i werk
meenemen naar huis, kon-i, zooals-i zei, 't op
z'n kantoor niet af. Hij deed 'C met pleizier,
ging op in z'n werk, was altijd vol toewijding.
Nooit nog was-i een minuut te laat gekomen,
't heugde hem niet, dat-i voor ongesteldheid
was weggebleven en verlof nemen vond-i
niet noodig. Nu en dan een dagje in den
zomer, als z'n vrouw er op aandrong, omdat
z'er toch wel es uit wou, was al heel mooi,
maar meestal geschiedde dat uitgaan opeen
'beursvacant]e-dag. Dat was toch ook verlof
voad Vooahoofd, Jen al die dagen bij elkaar
daar kon je 't wel mee doen.
Moet je nu wér werken ?" vroeg mevrouw.
Dat zie je."
,'k Begrijp het niet. Nemen die anderen
mr ook altijd werk mee?"
'?Dat weet ik niet. Dat kan me ook niets
gehele». Ik voor mij vind het noodig. Ieder
héft zoo z'n eigen opvatting van plicht."
Heb jy 't dan drukker dan de anderen?"
Drakker, drukker, 'k Heb volop werk."
Dan hebben de anderen toch zeker minder
.te doen. Jij gaat nooit es met verlof, j e bent
altijd present, «n zooals je zelf zegt, nemen
de moesten..."
Ta, dat is ook zoo. Maar wat het tegen
woordig voor eea tijd is, mag God weten.
Plicht is bijzaak tegenwoordig. De lui blijven
weg voor de kleinste snertdingea, vragen
verlof voor allerlei aardigheidjes, begrafenis
sen, trouwerijen, visschen en God weet wat.
Daar moest) je vroeger ia m.jjn tijd om komen.
Ze zouden je zien aankomen. En 't ging toen
*»t goed."
En nu dan niet?"
Jawel, maar 't kon beter, veel beter."
Mevrouw liet de machine rusten, lei 't
naaiwerk in haar echoot en hem aankijkend
huizer gestaltenis volgen zal, geeft een beeld
van het tijdschrift de Beweging", dat op haar
beurt weer een volledig beeld (<?eeft) van
de poëzie in onzen tyd." Een dubbel gedis
tilleerd beeld dus van die poe neen een koppig
brouwsel in dit vaderland van de oude gene ver.
Wij hopen er weldra een proef je van te geven...
maar dienen eerst de waarschijnlijke, ofschoon
niet doordachte vraag te beantwoorden,
waartoe, als er dan toch een Sewegi.ng be
staat, nog deze aparte kermisgave noodig
is...
Wacht eens even! Daar is, ook blijkens
het Voorwoord, beweging n Beweging ...
Dat wil zeggen, beweging, zelfs letterkundige,
is er altijd, maar Beweging is iets heel bij
zonders, iets uiterst summiers, ja
quintessentiaal?. Velen, die toch ,,'"n de beweging"
zijn, zouden van de Beweging draaierig wor
den, niet vanwege de snelheid, o neen! maar
door de over-compleetheid. Deck eens aan!
Elke maand een twaalfde volledig beeld van
de poëzie en het dichterlijk proza in onzen tijd,"
dat houdt de gemiddelde lezer niet uit en
ziedaar waarschijnlijk de reden, waarom de
kring van geestverwanten der Beweging in
het Voorwoord eng, en zelfs enger", ge
neemd moest worder.
Maar waartoe vervalt nu de roekeloosheid
der jeugd!... Van deze toch al krasse Be
wegingsdrank distilleert een onstuimig twee
tal een nog straffer brouwsel, om het bq
duizenden en duizenden onder de massa
te verspreiden als volksdrank... Is dit
niet een aantlag op de volksgezondheid?
En hebben wij daarvoor ome
drankbestrijdingf -beweging, om ons ounoozel volk de
hersens te doen verbranden door zulke sterke
poëzie? Ik verzeker u, als gij die quintesseng
van het volledig beeld" achter uw kiezen
en dit boek tot den laatst en drup geled gd
hebt, dan zal het woord delirium geen roo
vreemden klank meer voor n zijn en ziet gij
er meer vliegen", dat dat onnoozele vinkie
op den omslag alleen.
Daar zijn hier verzes, die ... maar later,
later!... Men schroomt waarlijk zulke
klanken los te laten. Ook een Criticus is
zich somwijlen van zijn verantwoordelijk
heid tegenover het algemeen bewast....
Intusschen, wel verre van dezen verzenschat
te gaan beoordeelen, die immers, als zijnde
het beeld van het volledig beeld van de
poëzie in onzen tijd", in zich zelf absoluut
is en eiken waardemeter tarf, heb ik dit alles
voor zoete koek opgegeten, overtuigd dat
het zoo zijn moest, als het is en inderdaad
de B:wtging de eenig geoctroieerde represen
tant der beweging.
Maar des te feller nieuwsgierigheid ge
voelde ik naar het karakter van dit tijd
schrift, dat deze dichterlijke bydragen",
beloven ons bij benadering te doen kennen.
Ik heb er dan het heele boek door naar
uitgezien, naar dat ka'akter". En 't niet
gevonden, eer ik aan den Inhoud"
was. Juiet dacht ik, dat het ook niet
kon van een karakter", dat die beide sa
menstellers", de heeren Guttelicg en Uyldert,
ons natuurlijk in de (dichterlijke) maling
namen, omdat iets dat volledig is, ook geen
karakter kan hebben, tenzij men juist de
karakterloosheid als zoodanig zou willen
IIMnlMIMIIIIIillmltllllMIIIIIIIMUmlIIIKlMIIIMIIIIIIIIMHIIIIIIlmlIMIIlll
vroeg ze: Maar vertel jij nou es. Wordt jou
bizondere y'ver dan zoo bizonder op prijs
gesteld. Daar heb ik nog nooit iets van
gemerkt."
Da's ook niet noodi?. Ik doe m'n plicht
en ontvang er m'n geld voor."
De anderen ontvangen 't hunne ook. Ik
zeg dat non niet om je van je plicht af te
houden, maar je bent DU over een maand
veertig jaar d&ór. Heb jij ooit iets gemerkt
van een bizondere beloon ing of zoo? Ik niet.
Of ze moesten het doen bij gelegenheid van
je veertigjarig. .."
Dat znlle we dan afwachte."
Ze kunnen het trouwens niet late. Als j e
nagaat, Hofman had deze week dertig jasr
dienst en die kreeg ... j i, wat kreeg die al
niet. Van de patroon een envelop naet..."
Weet jij, wat ze met mij doen? En geven
ze 't me niet, dan zal 'k er geen letter minder
om op 't papier zetten. Maar laa'n we daar
nou maar over zwijgen.'k Moet nou werken."
Ze nam 't naaiwerk weer op, maar vóór
ze nog de machine in beweging had gebracht
werd er gebeld.
Wat zumme nou weer hebbe ?" zei Voos
hoofd wrevelig, is 't in jezesnaam maar
geen visit) is."
Welrou, wat hindert dat?"
'k Heb nou geen tijd om te prate."
Je kunt ze niet wepjage." Ze had't
taaiwerk op tafel gelegd, ging toen de kamer
uit om open te doen.
Thuis?" klonk 't van beneden.
Wie ... o, ben u 't, meneer Bofman?''
Stoor ik niet?"
Welnee, hcelemaal niet. Kom u bove."
Ze vond 't wel goed, dat-i kwam. Haar man
scheen wat uit z'n humeur.
Bofman kwam binnen, joviaal, vroolijk
doend. Zoo, brave. Daar zit-i me god help
weer te werke. Kerel, heb j.g nou nooit ge
daan ?"
Och, ik doe 't niet voor m'n plezier."
Je zou 't anders haast denke. Maar laat
ik je niet store, 'k Blrjf maar effetjes. 'k
Moest hier langs, zag je licht op en wip even
ai>. 'k Wou je wat laten zien."
Toen trok-i uit z'n jaszak een exemplaar
van de Jonge Huisvriend", sloeg 't open
op tafel, schoof 't naar Vooshoofd en wyzead
naar een portret, vroeg-i: Heb jy dat
gedaan ?"
Vooshoofd keek verrast, zei toen: Dat
bea Jij."
Ja, dat weet ik waarachtig ook wel. Wist
JÜdaarvan?"
Ik ? Hoe kom je daarbij T"
't Kon toch. Dus jj hebt 'c niet ingezonde ?"
Welnee. Niet an gedacht."
Zoo. Non, enfin. Aardig is 't, da's zeker,
em ik zou liegen als 'k zei, da 'k het niet
leuk vond."
Is dat, onclat je..."
Omdat meneer Bofman dertig jaar dienst
heeft. Lees nou, wat er onder staat, 'k Wist
waarachtig niet, dat ik zoo'n flinke, degelijke
kerel was. Nooit gewete."
Och, ze zette dikwijls maar wat."
Merci."
Nou ja, dat is nou niet om je. . ."
Nee, nee, ik begrijp je. 'k Mocht es ver
waand worde, denk je," kwam 't er lachend
uit. Maar vin je 't niet verdraaid attent
van wie 't gedaan heeft?'
Jawel,... zeker."
Ja, jij hebt het niet gedaan, dat merk ik
al. Of..."
aanmerken . . . toen ik in den Inhoud toch
waarlijk het karakter vond.
Hoe dat verder nu zit, met een tijdschrift
dat volledig, alzijdig is en toch karakteristiek,
eenzijdig, dat mogen deze samenstellers",
die voor zoo'n klein woordgerucht niet ver
vaard zijn, uitmaken. Ik weet alleen dat ik
het karakter (misschien enkel maar het
formeel karakter?) van de' Beweging gevon
den heb eenvoudig door op te tellen hoeveel
blaadjes eiken dichter of dichtere: in dezen
almanak waren toebedeeld. Zulk een rangorde
ning leek mij van de grootste beteekenis,
niet het minst ook, als het op kiesch- verholen
wijze geuite oordeel van de samenstellers
ten opzichte hunner mede- Be wegers.
Zie hier nu het resultaat van een streng
wetenschappelijk; ingesteld onderzoek.
Het karakter van de Beweging is een
piramide of trapgevel of dichterlijker, een
troon. Daarop zit de Meester, de Dichter, op 20
bladzijden druks. Hem het naast, eenige tre
den lager, staat het tweelingpaar Gutteling
Uyldert, samenstellers, vermoedelijke Troon
opvolgers en Erren der Beweging, reep. met
15 en 14 pagina's. Weer een trede lager de
blonde van Snchtelen, hij ook oogappel des
meesters, met 13 blaadjes. Dan de Hooge
Oomea der Kroon : W. L. Penning en Jan
Prins, elk met 12 blad?. Het vorstelijk huis
der Beweging is hiermee compleet en wij
gaan over tot de hoogere hofoeambten. De
heer I?. P. de Vooys, als een soort kanselier,
fungeert hier op 8 treden van den grond.
Van Ameide, Henriëtte Labberton?Drabbe,
Aart. v. d. Lsenw, halea maar 2 ea 5, en
op den grond, heel beneden, bevindt zich
dan de lage menigte, Bauteas, Van Eeden,
Van Eyck en dergely ken, die maar een enkele,
hoogstens twee bladzijden 'c schamel eigen
kunnen noemen.
Djt is dan het beeld van de Beweging,
zjjode de geheele litteraire beweging van
onzen t ij i gelijk het in dit wonderlijke
boekje staat afgemaaid. Een enkele onzer had
zich die beweging toch misschien nog ruimer
gedacht. Men hoort ook andere namen flui
steren: Boeken, Bistiaanse, Van Scheltema,
Henriëtte Boland Holst, om er maar ee&igen
te noemen.
Doch hoe zou iemand, die niet tot de engen
en en geren" van De Beweging behoort, zijn
meening durven stellen tegen philantropen
als deze samenstellers en distillateurs, die
goedmoediglijk beoogen meer bekendheid te
geven aan de letterkundige beweging (dat
wil altijd zeggen : De Biweging) van onzen
y mosten het wel weten, als zijnde reeds
zoo lang in de beweging.
Mij rest dus slechts te voldoen aan die
belofte, wel wat overijld gegeven, om een der
gloe.eudste gedichten uit dezen bundel hier
af te drukken, in de hoop dat het papier
niet verschroeid aal worden van den brand
der woorden.
Mogelijk zou men een advertentie van
Roomijs er onmiddellijk naast kannen zet
ten . . .
Hier is 't dan . . . van Giza Ritschl. Men
leze het vooral voorzichtig en niet te schielijk
achtereen. Een melodie dringt zich dan van
zelf op ...
,,'k Zeg je nog es, 'k heb er niet an gedacht."
Nou, dan een ander, ook goed. 't Blijft
aardig, 't Is me nog nooit overkome. En nou
koef je niet dadelijk verliefd te worden op
jezelf, maar 't streelt je toch, dat beken ik
ronduit. En 'k weet nou zeker, da 'k er later
nog es in kom te staan."
Later ?" vroeg Vooshoofd, al wat geplaagd
door jaloezie.
Ta, als 'k dood ben."
Daar heb je wat an."
't Streelt me nou al." Bofman keek lachend
mevrouw aar, die, ook lachend EU, vroeg:
Een kopje thee?"
Nee, merci, 'k Ga er van door. 'k Heb
niet veel tyd en uw man heeft nog te werke . ..
Nou kerel, saluutjas... Zeg, da's waar ook.
De volgende maand ben jij immers veertig
jaar by' ..."
Vooahoofd knikte, doopte z'n pen in de
inkt. Mevrouw keek glimlachend op.
Nou, dan zie 'k jou ook nog es in de
Jorge Huisvriend".
Zou u denken?" vroeg mevrouw.
Laa'n we daar nou niet over prate. D'er
kan nog zooveel gebeure; en bovendien, ik
geef er niet om. 'K weet van me zelf, da 'K
m'n plicht doe. Dat hoeft een ander me
niet te vertelle."
Nou, dan niet... En je zoon gaat zoo de
volgende maand naar Londen, Lè'r"
Jan?" vroeg mevrouw, blij verrast.
Heb u 't dan niet geleze? Hij gaat met
het elftal mee als keeper.'t Staat in de krant.
Kom, nu ga ik. Dag mevrouw. Bonjour kerel,
doe je best maar en als ik de volgende maand
je portret ook in de Huisvriend''zie, kom'K
dadelijk bij je. 'K Ben er op geabonneerd.
Nou, ealuut." Hij ging, vroolijk en opgeruimd,
zooale-i gakomen was.Toen-i wegwa?, mevrouw
weer terugkwam in de kamer, zei ze: Zie
je BOU. Daar hebbe we nu niks van geleze."
Waarvan?"
Van Jan."
Had je immers toch wel gehoord."
Nu ja, maar dat een ander je dat nu
moet vertelle."
't Interesseert me ook heel weinig."
Nu, mij we), 'k Vin 't een heele eer voor
ons kind."
Een heele eer, jawel. Maar 't zou beter
wezen, als er wat minder aan eer en wat
meer aan plicht gedacht werd."
Plicht." Ze trok de schouders op, ging
zwy'gend door met naaien, tot ze eensklaps
weer zei:
Jij was ook niet beleefd daarnet."
Ik ?" Verwonderd keek hy op.
Ja, toen je zei, dat ze maar wat zetten
in zoo'n blad."
't Is ook zoo. Ze nemen er Jan Kap en
z'n maat in op tegenwoordig en dan hemelen
ze je op, dat j'er verwaand van zou worde."
Na ja, maar om dat nu te zegge."
Dat heb ik niet gedaan. Zanik toch niet."
't Was toch zoo iets. En als ze dat nu
ook es van jou zeie, als j a erin stond, 'k Zag
an z'n gezicht, dat-i 't niet prettig vond."
Ze zullen er mij niet in opneme. 'k Zeg
nog es, 't kan me niets schele. Ik doe een
voudig m'n plicht en meer niet."
Toen werd er weer gebeld, waa 't Jan,
de zoDn.
Hij stampte de kamer binnen, smeet z'n
pet op een stoel, groette even z'n vader, die
grommend teruggroette, bonsde een stoel bij
de tafel, wat z'n vader nijdig even dead op
kijken, en zette zich, lawaaiend z'n neus
Eens danste ik een Cedrda,
Op de Puszta te Hortobdgy.
De muziek klonk wild, myn hartstocht steeg
In de Csdrda op de Puszta te Hortobiigy.
D* glazen rinkelden, wyn en passie m aakten
mij dronken
In de Cf&rda op de Puszta te Hortobógy.
En o, wel duizend liedjes klonken
In de Gtórda op de Puszta te
Hortob^y
Nu zit ik hier te droomen
Van de Puizta te Hortob&gy.
En telkens welt in mij op het echoone,
Van de Puszta te HortoMgy.
IQ een Fatamorgana zweeft myn .gedachte,
Naar u, mijn Puazta te Hortobiigy.
En naar de lieve Cedrda, waarin ik danste en
lachte
Op de Puszta te Hortobagy.
O dominee! Welk een heerlijk woord, dat
woord: Me so-po-tamië.
FBANS COENSN
G. MANXOÜRY, Methodologische» und
philosophisches zur JSlementar-Mathematik.
Haarlem, P. Visser AM., 1909.
Een veelzijdige verhandeling over de grond
slagen der wiskunde en der kennistheorie,
welker lectuur zoowel van hegeliaansche nei
gingen, als van verstandigheid genezen kan.
De belangrijkste problemen der logica en
metapbysica komen er ter sprake, en de
schrijver toent een veel grooter denkkracht,
dan in philosophisch gwchryf gewoonlijk
wordt aangetroffen.
Eenige, doch geen ui'gebreide mathemati
sche kennis wordt bij den lezer ondersteld.
Niet de mins'e verdienste van het werk i»,
dat het den weg wy'st nasr de schatten van
inzicht, ver rat in de natnnrphilosophische
werken van Poincaré(?La ecience et
l'hypothèie," La valeur de la science" en Science
et methode.")
De fchrijver verdedigt het farmalism*
tegenover het intuïtioniame, een ondankbare
taak; hij maakt dan ook den indruk, onder
het schrijven van zy'a betoog zelf min of
meer tot het intuïtionisme te zijn bekeerd.
Voor een meer gedetailleerde kritiek
verwy's ik naar rnij'n aankondiging in het Nieuw
Archief voor Wiskunde (2) IX, p. 199.
L. E. J. BROUWER.
Et n Pöiwcii toger te
in 1617,
Een merkwaardig reiziger was Nicolas
Benard, burger van Parijs. Als lid van de
Sociéiédes chevaliers et voyagers du Saint
Sépulchre de Nostre Seigneur" maakte hij
een tocht naar Palestina en kwam langs een
omweg in zijn vaderstid ceste nostre bonae
ville de Paris" terug. Vier jaar later zag er
van hem een boekje het licht met den
volgenden uitvoerigen titel: Le voyage de
Hiérusaletn et autres lieux de la Terre S.,
faict par Ie Sr. Nieolas Benard, parisien
chevalier de l'Ordre du St. Sépulchre de
snuitend, dicht bij a'n moeder.
Wat hoor ik?" vroeg ze. Ga jy naar
LOB de?"
Hoe weet u dat?"
Van meneer Bof man, die las 't in de
krant."
O," zei Jan onverschillig.
Heb je 't ook gelezen ?"
Welnee, 't Kan me niet schelen."
Dat je naar Londe gaat niet?"
Nee, dat wel, maar dat 't in de krant
staat. Dat gebeurt altijd."
Nu ja, maar... En wanneer ga je?"
Den aehttienden van de volgende maand
is de match."
Den aehttienden? Ea ben je dan den
twintigsten weer teru$?"
Misschien wel. Waarom?"
Dan is je vader toch veertig jaar in dienst.
Dat wee: je tocb."
Wat zou dat?"
Wat dat zou ? Maar kind, je ..."
Plotseling klonk 'f. nijdig uit pa's mond:
Heb jij nu je werk al af?"
Werk, pa?"
la, werk, werk."
Dat doe 'k morgen vroeg, 'k Heb baast
geen werk."
Dat doe je nu; begrepen? Ga naar je
kamer. Je bent nu lang genoeg an 't
slabbakke geweest. Die vervloekte voetbalrommel
zit jullie in je hersens; studeeren is bijzaak
geworde."
,,'k Studeer tocb. 'k Heb nu toch al tijd
goeie cijfer?."
);Die konden nog beter. Denk eerst an je
plicht en dan aan wat anders. Je vader is
er ook zonder voetbal gekome,"
In uw tyd hadde ze dat ook nog niet."
En al badde ze 't gehad, dan had ik het
nog niet gedaan."
Nou ja, u."
En hou nou maar je mond en ga werken,
en hou ons niet op met je voet balverhaaltjes.
Die kunien ons niets schelen."
Moeder is er over begonnen, ik niet."
Zwijg nu maar."
Jan bleef zitten, dacht niet aan heengaan,
vond 'c nog tijd genoeg als een hernituwd
bevel volgde. Hy nam de krant. Mevrouw
keek even naar haar jongen, die 't voelend,
ook opkeek, en beiden glimlackten ze even.
Toen vroeg hij zacht:
Is Bofman hier geweestT'
Ze knikte.
Z'n portret staat in 4e Jonge Huis
vriend," fluisterde hy.
Ja, dat heeft-i hier laten zien, daarnet,"
gaf mevrouw iets luider ten antwoord.
Ze neme daar ook maar alles in op. Is
dat non zoo'n gebeurtenis, als je dertig
jaar..."
Zul je nu naar je kamer gaan?" klonk
't driftig ineens, dat z'er beiden schrikkend
van opkeken.
Treiterend langzaam stond Jan op, sleepte
z'n stoel naar de wand, drentelde nog wat,
greep de krant, gaf z'n moeder een zoen,
deed toen, ky'kend naar i'n vader, een
venijnige stoot tegen de tafel en liep vlag
naar boven.
Hinderde die jonge je nu soo, datje..."
Hij moet stndeere."
Nu ja, maar hy is DU toch oud genoeg
om..."
Oud, oud, 't is nog een kind, een snot
neus."
Hy wordt al negentien."
Nre Seigneur Jeans Christ. Enssmble soa
retour par l'Italie, Suisse, Allemagne, Holande
(sic) et Flandre, en la tres fleurissante et peuplée
ville de Pari?. Avec une ample description
des chosesplnsremarquableset uneinstruction
nécessaire pour les pélerins voyagers es siz
lieux cy dessus de Hiérusalem. Paris 1621,
80. Met gegrav. titel en portr.
Daar dit boekje in geen der openbare
bibliotheken van ons land aanwezig is, in
Duitschland bezitten slechts de Koninklijke
Bibliotheek te Berlijn en de Universiteits
bibliotheek te Göttingen een exemplaar, lykt
het mij niet onaardig hier mee te deelen,
wat de echryver van Amsterdam vertelt.
Allereerst echter iets over den man zelf.
Veel zal dit niet zijn, want geen der bekende
lexica vermeldt zijn naam, zoodat de reis
naar het Heilige land vermoedelijk wel de
belangrijkste gebeurtenis in zijn leven zal
geweest zijn. Uit zijn paspoort, dat in het
boekje staat afgedrukt, blijkt dat hij geboren
Parijzenaar was en dat hij tijdens zijn reis
omstreeks twintig jaren telde (?aagéde vingt
ans, ou enuiron"). Hoogstwaarschijnlijk dus
was hy een zoon vin bemiddelde ouders en
maakte in zyn jongelingsjaren een in dien
tijd lang niet ongevaarlijken tocht, daartoe
in zekere mate verplicht door zyn lidmaatschap
van de reeds genoemde Société. Vervolgens
schreef hij het verhaal van zijn reis en leefde
verder als rustig burger in de Saineetad.
Verwonderlijk vlug is zyn manier vaa
reizen. Was het misschien de levendigheid
van zijn Franscbem geest die hem nimmer
lang op n plaats rust gunde of was hy een
voorlooper van onze twintigtte-eeuwsche
globetrotters? Miatchien geschiedde dit snelle
komen en gaan alleen opdat hy' in zijn
vereeniging (en in zijn boekje) zou kunnen
zeggen, evenals de tegenwoordige
onruetreizigers in hun eercl es": ik ben hier geweest
en dia1 r en heb die gezien en ddt.
Ziehier hoe snel hrj reist. Den 20eten
September 1616 vertrekt hij van Parjjs en
na Klein-Aziëte zyn doorgetrokken, scheept
hy zich in en landt 7 Maart 161 Tin Palermo.
Tot dan toe gaat het nog al kalm, ook in
Italiëwaar hy een half jaar vertoeft.
Maar vanaf Luzern waar hy IS Augustus
aankomt, vordert hij met een snelheid, die
vooral voor dien tyd opmerkelijk is. 20
Augustus, dus vijf dagen later, bezoekt hjj
la grande et fameuse ville de Btraabourg",
l September in den morgen zegt hij Keulen
vaarwel en den Sen van herfstmaand arri
veert hij in Amsterdam <ie bon matin."
Lang is hy hier niet geweest want a midy"
komt hij met de schuit te Leiden aan en
den volgenden morgen is hy alweer onder
weg van den Haag naar Delft. In die zeven
& achtentwintig uur (want dat de bon
matin" zal toch in dien tyd van het jaar
wel niet vroeger geweest zyn dun 5 uur)
heeft hij zoowel Amsterdam als Leiden en
den Haag gezien: 's Gravenhage nog wel
door hem genoemd, want hy is nog al kwistig
met zyn lof: Ie plus riche et beau village
3, ce que l'on tient qui soit en l'Europe".
Waarlijk een twintigste eeuwsche spoed!
Ziehier dan wat hy in zyn min of meer
kreupelen sty'l over onze stad vertelt:
Le huictiesme jour dudit mois de Septembre
1617 nous visitasmes de bon matin ladite
llllllltHIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIillllllUlllllllllHIMIHIIflIHIII
Kan wel... Bovendien, dat spreekt over
oudere menschen of 't z'n kameraden zyn.
Respect geen greintje. Eerbied voor trouwe
plichtsbetrachting, ho maar. Dat hoorde je."
Nu ja, 't is nog een kind."
Jawel, een kind. Maar ik denk er anders
over."
Ze zweeg nu niaar, en terwijl de naai
machine haar roffelend getik deed hooren,
bleef Vooshoofd ijverig bezig, opkijkend nu
en dan als 't werken der machine de tafel
trillen deed en hem hetachry ven lastig maakte.
Toen Vooahoofd in r'n bed lag, z'n vrouw
welterusten had gevenecat, kwam 't den een
over z'n veertig-jarig jubileum en over 't
geen met Bofman -was gebeurd. Dat diens
portret gedrukt was in eea weekblad had
hem, meer dan-i won bekennen, verrast,
jaloersch gemaakt. Of ze 't van hem ook
zouden plaatsen? Hy voelde, dat-i 't graag
zou willen, al deed-i ook alsof '£ hem on
verschillig was. Hy had er nooit nog aan
gedacht, maar nu hy 't wist van Bofman,
nu zou-i 't broerd vinden als ze 't van hem
niet deden, vooral omdat eyn jubileum meer
belangtijk was. 't Scheen hem nu wel een
eer. Door 't heele land zagen ze je gezicht.
Je werd besproken, overal, en by de boek
winkels hing je voor de ramen, en op de
straat zouden de lui, als ze je zagen, zeggen :
Ky'k, daar heb-i nou die Vooshoofd, je
weet wel", 't Schonk hem na al emotie,
die de slaap verdreef. Maar toen ineens
vroeg-i zich af, wie 't voor hem plaatsen
zou. Zelf kon-i dat niet doen. En Bofman ?
Die deed het zeker niet, nou-i er zelf in had
gestaan. Plotseling bedacht-i dat-i geen goed
portret had van zich zelf. Dat moest-i dan nog
laten maken. Maar zou t niet opvallen, als-i
zoo zonder reden z'n portret... God, da's
waar ook. Z'n vrouw was gauw jarig. Hóür
zon-1 't geven, maar ook aan niemand anders,
vooral aan Bofman niet. Die zon 't gauw
anappen. En wilden ze dan zyn portret voor
een of ander tijdschrift, dan zouden ze zeker
by z'n vrouw wel stiekem komen vragen of
zy niet een goed portret had van haar man.
't Moest natuurlijk een verrassing wezen.
Veertien dagen daarna vierde mevrouw
haar j aards g en kreeg ze van Vooshoofd aan
't ontbijt 'l poitret in lijst.
God ... Nee maar, dat is aardig." Ze bekeek
't een tijdlang zwijgend, vervolgde toen :
En hoe duidelyk... Nee, zoo'n goed portret
heb ik nog aooit van je gezien, Ik dank je
wel hoor."
Vooahoofd aanvaardde 't met een glim
lach, kreeg toen een zoen.
Das je vindt het goed?"
Prachtig, prachtig, in n woord... Maar...
wanneer heb je dat late make?"
Dat komt er niet op an. Als jij 't maar
mooi vindt."
Za bekeek 't nog es, zei toen eensklaps:
Je hebt 't op een Zondag late doen."
Op een Zondag? Welnee."
i En je hebt je gekleede jas an."
Nou, wat zou dat ? Die heb 'k er espres
voor angetrokke."
Dat ik daar niets van gemerkt heb. Nu, 't is
echt leuk hoor. 'k Ben er mee in m'n schik.
Vin je 't niet mooi, Jan ?" Ze gaf 't portret
aan haar zoon.
Hg bekeek 't wat onverEchillig, zei toen:
't Lijkt wel... Alleen, 'k vin 't eigenlijk te
moei. Pa is zoo niet."
Pa niet ?"
Nee, kijk die knevel maar. Die zit toch