De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 28 augustus pagina 2

28 augustus 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D, VOOR NEDERLAND. No. 1731 Bloemlezing uit de nieuwste Ncderlandsche fHchthintt, 3905?1910, samengesteld door ALEX. GUTTELING & MAURITS UyLDKET.Amsterdam,W.Versluys. 1910. Het is inderdaad een keurig boekje, waar mede die beide heeren ons begiftigd hebben en reeds uiterlijk een feest voor de oogeo. En zoo suggestief I Immers, in het bekende (en vertrouwelijke) formaat van eenkruideniersof «Jagers weekboskj e, vertoont toch da omslag een versiering, die tenminste de ouderen ónder ons rechtstreeks terugvoert naar de blijde kermisdagen hunner jeugd, toen kramenweelde hoogtij vierde en kermiakoeken, cm zoo te zegger, de helden van den dag waren. Voorwaar! aan d« delicaat besuikerde ver siering dier e iele (aelaasl thana ontslapen) koeken herinnert de omslag van dit kenrig boekeke met zy'n bleekrood en schemergovd 'op ma t wit van faux perkament. Maar een matwit dat reeds vage gedachten aan mareepein wekt en aldus de geheele koeksoort opvoert tot nog verfijnder weelde en smaak. O, dat marsepein en goud l Een positief eenpootig vinkte, met een hoaten staartje, zingt er wijdbeks in een benauwd medaillon in een "benauwde omlijsting, waar de letters benauwd te»ani gedreven zijn, als schaapjes roodgemerkt ter slachtbank. En het heele geval is ietwat onverschillig naar den linkerkant verzeild, hetgeen toch weer zoo denken doet ««n een ander dierbaar Hollandech boek : den Enkhnizer Almanak, den onvergeetlyke, slap in den band en schuins-onverschillig van ornament, als een dronken boer met een scheve pet. Los in den band, zeide wij. Sla maar het boekje niet oneerbiedig open en het Blut ei al uit, of het ook den schijn zelfs van stugge ongastvrijheid wilde vermijden. En dan «preekt, eenvoudig maar beslist, rustig maar zonder gekheid, het voorwoord tot om aan als volgt: Gedurende de laatste vjjf jaar heeft het tijdschrift De Beweging", naast strijdbare Opstellen, een keur van bijdragen gebracht, waarmee door oudere krachten en opstrevende jongeren een volledig beeld V»H de poëzie en het dichterlijk proza in onzen tijd ge geven werd.... ,, Uit de dichterlijke bijdragen brachten wy in dit boek znlke bijeen, die, naar onze meeding, het karakter zoowel van het tijd schrift als van de medewerkers bij benadering kennen doen. Wat we ermee beoogen ig meer bekend heid te geven aan de letterkundige beweging van onzen tijd; de stille en schoone stem, ?die uit het tegenwoordig letterkundig leven opklinkt, ook te doen vernemen buiten den en g* ren kring van die geestverwanten, die tot heden de versterkingen de duurzaamheid van die beweging verzekerden." Dit ia duidelijk en veelbelovend. Wat nu verdsr in dit smaakvolle boekje van EnkMANNEN VAN BETEEKENIS DOOK W. M. EBBINK, Vooahoofd was klaar met de krant, nam »'n werk, dat-i had meegenomen van z'n kantoor en legde 't voor zich op tafel. Z'n vrouw, tegenover hem, was bezig op de naaimachine. Staat er wat bizonders in?" vroeg ze. Van geen beteekenis." Heb je 't gportnieuws gelezen?" Lees ik nooit. Kan me niets schelen." ,,'k Vin 't wel es aardig." 9*t zal zich dan wel bepalen tot het nekbrekersspet." Nekbrekersgpel?" Of voetbalspel, hoe je 't noemen wil." Nou ja; 'k vin 't altijd leuk als ik wat va* Jan lees." Ik las liever, dat-i door z'n examen kwam. Dat vervloekte voetballen zet die jongens maar achteruit." Achteruit, achteruit. Ze moeten tegen woordig zooveel leeren, dat..." Jawel, 'i weet wat je zeggen wil, maar daarmee kom je d'er niet. Hebben wig, heb ik ooit hoeven te voetballen?" Nee, maar ben j'er dan zooveel verder mee gekomen, dat je 't niet gedaan hebt ?" Hij trok z'n schouders op, ging schrijven. Jan Vooahoofd Sr. was procuratiehouder op een kassierskantoor, waar-i bijna veertig jaar al werkzaam was. Soms moest-i werk meenemen naar huis, kon-i, zooals-i zei, 't op z'n kantoor niet af. Hij deed 'C met pleizier, ging op in z'n werk, was altijd vol toewijding. Nooit nog was-i een minuut te laat gekomen, 't heugde hem niet, dat-i voor ongesteldheid was weggebleven en verlof nemen vond-i niet noodig. Nu en dan een dagje in den zomer, als z'n vrouw er op aandrong, omdat z'er toch wel es uit wou, was al heel mooi, maar meestal geschiedde dat uitgaan opeen 'beursvacant]e-dag. Dat was toch ook verlof voad Vooahoofd, Jen al die dagen bij elkaar daar kon je 't wel mee doen. Moet je nu wér werken ?" vroeg mevrouw. Dat zie je." ,'k Begrijp het niet. Nemen die anderen mr ook altijd werk mee?" '?Dat weet ik niet. Dat kan me ook niets gehele». Ik voor mij vind het noodig. Ieder héft zoo z'n eigen opvatting van plicht." Heb jy 't dan drukker dan de anderen?" Drakker, drukker, 'k Heb volop werk." Dan hebben de anderen toch zeker minder .te doen. Jij gaat nooit es met verlof, j e bent altijd present, «n zooals je zelf zegt, nemen de moesten..." Ta, dat is ook zoo. Maar wat het tegen woordig voor eea tijd is, mag God weten. Plicht is bijzaak tegenwoordig. De lui blijven weg voor de kleinste snertdingea, vragen verlof voor allerlei aardigheidjes, begrafenis sen, trouwerijen, visschen en God weet wat. Daar moest) je vroeger ia m.jjn tijd om komen. Ze zouden je zien aankomen. En 't ging toen *»t goed." En nu dan niet?" Jawel, maar 't kon beter, veel beter." Mevrouw liet de machine rusten, lei 't naaiwerk in haar echoot en hem aankijkend huizer gestaltenis volgen zal, geeft een beeld van het tijdschrift de Beweging", dat op haar beurt weer een volledig beeld (<?eeft) van de poëzie in onzen tyd." Een dubbel gedis tilleerd beeld dus van die poe neen een koppig brouwsel in dit vaderland van de oude gene ver. Wij hopen er weldra een proef je van te geven... maar dienen eerst de waarschijnlijke, ofschoon niet doordachte vraag te beantwoorden, waartoe, als er dan toch een Sewegi.ng be staat, nog deze aparte kermisgave noodig is... Wacht eens even! Daar is, ook blijkens het Voorwoord, beweging n Beweging ... Dat wil zeggen, beweging, zelfs letterkundige, is er altijd, maar Beweging is iets heel bij zonders, iets uiterst summiers, ja quintessentiaal?. Velen, die toch ,,'"n de beweging" zijn, zouden van de Beweging draaierig wor den, niet vanwege de snelheid, o neen! maar door de over-compleetheid. Deck eens aan! Elke maand een twaalfde volledig beeld van de poëzie en het dichterlijk proza in onzen tijd," dat houdt de gemiddelde lezer niet uit en ziedaar waarschijnlijk de reden, waarom de kring van geestverwanten der Beweging in het Voorwoord eng, en zelfs enger", ge neemd moest worder. Maar waartoe vervalt nu de roekeloosheid der jeugd!... Van deze toch al krasse Be wegingsdrank distilleert een onstuimig twee tal een nog straffer brouwsel, om het bq duizenden en duizenden onder de massa te verspreiden als volksdrank... Is dit niet een aantlag op de volksgezondheid? En hebben wij daarvoor ome drankbestrijdingf -beweging, om ons ounoozel volk de hersens te doen verbranden door zulke sterke poëzie? Ik verzeker u, als gij die quintesseng van het volledig beeld" achter uw kiezen en dit boek tot den laatst en drup geled gd hebt, dan zal het woord delirium geen roo vreemden klank meer voor n zijn en ziet gij er meer vliegen", dat dat onnoozele vinkie op den omslag alleen. Daar zijn hier verzes, die ... maar later, later!... Men schroomt waarlijk zulke klanken los te laten. Ook een Criticus is zich somwijlen van zijn verantwoordelijk heid tegenover het algemeen bewast.... Intusschen, wel verre van dezen verzenschat te gaan beoordeelen, die immers, als zijnde het beeld van het volledig beeld van de poëzie in onzen tijd", in zich zelf absoluut is en eiken waardemeter tarf, heb ik dit alles voor zoete koek opgegeten, overtuigd dat het zoo zijn moest, als het is en inderdaad de B:wtging de eenig geoctroieerde represen tant der beweging. Maar des te feller nieuwsgierigheid ge voelde ik naar het karakter van dit tijd schrift, dat deze dichterlijke bydragen", beloven ons bij benadering te doen kennen. Ik heb er dan het heele boek door naar uitgezien, naar dat ka'akter". En 't niet gevonden, eer ik aan den Inhoud" was. Juiet dacht ik, dat het ook niet kon van een karakter", dat die beide sa menstellers", de heeren Guttelicg en Uyldert, ons natuurlijk in de (dichterlijke) maling namen, omdat iets dat volledig is, ook geen karakter kan hebben, tenzij men juist de karakterloosheid als zoodanig zou willen IIMnlMIMIIIIIillmltllllMIIIIIIIMUmlIIIKlMIIIMIIIIIIIIMHIIIIIIlmlIMIIlll vroeg ze: Maar vertel jij nou es. Wordt jou bizondere y'ver dan zoo bizonder op prijs gesteld. Daar heb ik nog nooit iets van gemerkt." Da's ook niet noodi?. Ik doe m'n plicht en ontvang er m'n geld voor." De anderen ontvangen 't hunne ook. Ik zeg dat non niet om je van je plicht af te houden, maar je bent DU over een maand veertig jaar d&ór. Heb jij ooit iets gemerkt van een bizondere beloon ing of zoo? Ik niet. Of ze moesten het doen bij gelegenheid van je veertigjarig. .." Dat znlle we dan afwachte." Ze kunnen het trouwens niet late. Als j e nagaat, Hofman had deze week dertig jasr dienst en die kreeg ... j i, wat kreeg die al niet. Van de patroon een envelop naet..." Weet jij, wat ze met mij doen? En geven ze 't me niet, dan zal 'k er geen letter minder om op 't papier zetten. Maar laa'n we daar nou maar over zwijgen.'k Moet nou werken." Ze nam 't naaiwerk weer op, maar vóór ze nog de machine in beweging had gebracht werd er gebeld. Wat zumme nou weer hebbe ?" zei Voos hoofd wrevelig, is 't in jezesnaam maar geen visit) is." Welrou, wat hindert dat?" 'k Heb nou geen tijd om te prate." Je kunt ze niet wepjage." Ze had't taaiwerk op tafel gelegd, ging toen de kamer uit om open te doen. Thuis?" klonk 't van beneden. Wie ... o, ben u 't, meneer Bofman?'' Stoor ik niet?" Welnee, hcelemaal niet. Kom u bove." Ze vond 't wel goed, dat-i kwam. Haar man scheen wat uit z'n humeur. Bofman kwam binnen, joviaal, vroolijk doend. Zoo, brave. Daar zit-i me god help weer te werke. Kerel, heb j.g nou nooit ge daan ?" Och, ik doe 't niet voor m'n plezier." Je zou 't anders haast denke. Maar laat ik je niet store, 'k Blrjf maar effetjes. 'k Moest hier langs, zag je licht op en wip even ai>. 'k Wou je wat laten zien." Toen trok-i uit z'n jaszak een exemplaar van de Jonge Huisvriend", sloeg 't open op tafel, schoof 't naar Vooshoofd en wyzead naar een portret, vroeg-i: Heb jy dat gedaan ?" Vooshoofd keek verrast, zei toen: Dat bea Jij." Ja, dat weet ik waarachtig ook wel. Wist JÜdaarvan?" Ik ? Hoe kom je daarbij T" 't Kon toch. Dus jj hebt 'c niet ingezonde ?" Welnee. Niet an gedacht." Zoo. Non, enfin. Aardig is 't, da's zeker, em ik zou liegen als 'k zei, da 'k het niet leuk vond." Is dat, onclat je..." Omdat meneer Bofman dertig jaar dienst heeft. Lees nou, wat er onder staat, 'k Wist waarachtig niet, dat ik zoo'n flinke, degelijke kerel was. Nooit gewete." Och, ze zette dikwijls maar wat." Merci." Nou ja, dat is nou niet om je. . ." Nee, nee, ik begrijp je. 'k Mocht es ver waand worde, denk je," kwam 't er lachend uit. Maar vin je 't niet verdraaid attent van wie 't gedaan heeft?' Jawel,... zeker." Ja, jij hebt het niet gedaan, dat merk ik al. Of..." aanmerken . . . toen ik in den Inhoud toch waarlijk het karakter vond. Hoe dat verder nu zit, met een tijdschrift dat volledig, alzijdig is en toch karakteristiek, eenzijdig, dat mogen deze samenstellers", die voor zoo'n klein woordgerucht niet ver vaard zijn, uitmaken. Ik weet alleen dat ik het karakter (misschien enkel maar het formeel karakter?) van de' Beweging gevon den heb eenvoudig door op te tellen hoeveel blaadjes eiken dichter of dichtere: in dezen almanak waren toebedeeld. Zulk een rangorde ning leek mij van de grootste beteekenis, niet het minst ook, als het op kiesch- verholen wijze geuite oordeel van de samenstellers ten opzichte hunner mede- Be wegers. Zie hier nu het resultaat van een streng wetenschappelijk; ingesteld onderzoek. Het karakter van de Beweging is een piramide of trapgevel of dichterlijker, een troon. Daarop zit de Meester, de Dichter, op 20 bladzijden druks. Hem het naast, eenige tre den lager, staat het tweelingpaar Gutteling Uyldert, samenstellers, vermoedelijke Troon opvolgers en Erren der Beweging, reep. met 15 en 14 pagina's. Weer een trede lager de blonde van Snchtelen, hij ook oogappel des meesters, met 13 blaadjes. Dan de Hooge Oomea der Kroon : W. L. Penning en Jan Prins, elk met 12 blad?. Het vorstelijk huis der Beweging is hiermee compleet en wij gaan over tot de hoogere hofoeambten. De heer I?. P. de Vooys, als een soort kanselier, fungeert hier op 8 treden van den grond. Van Ameide, Henriëtte Labberton?Drabbe, Aart. v. d. Lsenw, halea maar 2 ea 5, en op den grond, heel beneden, bevindt zich dan de lage menigte, Bauteas, Van Eeden, Van Eyck en dergely ken, die maar een enkele, hoogstens twee bladzijden 'c schamel eigen kunnen noemen. Djt is dan het beeld van de Beweging, zjjode de geheele litteraire beweging van onzen t ij i gelijk het in dit wonderlijke boekje staat afgemaaid. Een enkele onzer had zich die beweging toch misschien nog ruimer gedacht. Men hoort ook andere namen flui steren: Boeken, Bistiaanse, Van Scheltema, Henriëtte Boland Holst, om er maar ee&igen te noemen. Doch hoe zou iemand, die niet tot de engen en en geren" van De Beweging behoort, zijn meening durven stellen tegen philantropen als deze samenstellers en distillateurs, die goedmoediglijk beoogen meer bekendheid te geven aan de letterkundige beweging (dat wil altijd zeggen : De Biweging) van onzen y mosten het wel weten, als zijnde reeds zoo lang in de beweging. Mij rest dus slechts te voldoen aan die belofte, wel wat overijld gegeven, om een der gloe.eudste gedichten uit dezen bundel hier af te drukken, in de hoop dat het papier niet verschroeid aal worden van den brand der woorden. Mogelijk zou men een advertentie van Roomijs er onmiddellijk naast kannen zet ten . . . Hier is 't dan . . . van Giza Ritschl. Men leze het vooral voorzichtig en niet te schielijk achtereen. Een melodie dringt zich dan van zelf op ... ,,'k Zeg je nog es, 'k heb er niet an gedacht." Nou, dan een ander, ook goed. 't Blijft aardig, 't Is me nog nooit overkome. En nou koef je niet dadelijk verliefd te worden op jezelf, maar 't streelt je toch, dat beken ik ronduit. En 'k weet nou zeker, da 'k er later nog es in kom te staan." Later ?" vroeg Vooshoofd, al wat geplaagd door jaloezie. Ta, als 'k dood ben." Daar heb je wat an." 't Streelt me nou al." Bofman keek lachend mevrouw aar, die, ook lachend EU, vroeg: Een kopje thee?" Nee, merci, 'k Ga er van door. 'k Heb niet veel tyd en uw man heeft nog te werke . .. Nou kerel, saluutjas... Zeg, da's waar ook. De volgende maand ben jij immers veertig jaar by' ..." Vooahoofd knikte, doopte z'n pen in de inkt. Mevrouw keek glimlachend op. Nou, dan zie 'k jou ook nog es in de Jorge Huisvriend". Zou u denken?" vroeg mevrouw. Laa'n we daar nou niet over prate. D'er kan nog zooveel gebeure; en bovendien, ik geef er niet om. 'K weet van me zelf, da 'K m'n plicht doe. Dat hoeft een ander me niet te vertelle." Nou, dan niet... En je zoon gaat zoo de volgende maand naar Londen, Lè'r" Jan?" vroeg mevrouw, blij verrast. Heb u 't dan niet geleze? Hij gaat met het elftal mee als keeper.'t Staat in de krant. Kom, nu ga ik. Dag mevrouw. Bonjour kerel, doe je best maar en als ik de volgende maand je portret ook in de Huisvriend''zie, kom'K dadelijk bij je. 'K Ben er op geabonneerd. Nou, ealuut." Hij ging, vroolijk en opgeruimd, zooale-i gakomen was.Toen-i wegwa?, mevrouw weer terugkwam in de kamer, zei ze: Zie je BOU. Daar hebbe we nu niks van geleze." Waarvan?" Van Jan." Had je immers toch wel gehoord." Nu ja, maar dat een ander je dat nu moet vertelle." 't Interesseert me ook heel weinig." Nu, mij we), 'k Vin 't een heele eer voor ons kind." Een heele eer, jawel. Maar 't zou beter wezen, als er wat minder aan eer en wat meer aan plicht gedacht werd." Plicht." Ze trok de schouders op, ging zwy'gend door met naaien, tot ze eensklaps weer zei: Jij was ook niet beleefd daarnet." Ik ?" Verwonderd keek hy op. Ja, toen je zei, dat ze maar wat zetten in zoo'n blad." 't Is ook zoo. Ze nemen er Jan Kap en z'n maat in op tegenwoordig en dan hemelen ze je op, dat j'er verwaand van zou worde." Na ja, maar om dat nu te zegge." Dat heb ik niet gedaan. Zanik toch niet." 't Was toch zoo iets. En als ze dat nu ook es van jou zeie, als j a erin stond, 'k Zag an z'n gezicht, dat-i 't niet prettig vond." Ze zullen er mij niet in opneme. 'k Zeg nog es, 't kan me niets schele. Ik doe een voudig m'n plicht en meer niet." Toen werd er weer gebeld, waa 't Jan, de zoDn. Hij stampte de kamer binnen, smeet z'n pet op een stoel, groette even z'n vader, die grommend teruggroette, bonsde een stoel bij de tafel, wat z'n vader nijdig even dead op kijken, en zette zich, lawaaiend z'n neus Eens danste ik een Cedrda, Op de Puszta te Hortobdgy. De muziek klonk wild, myn hartstocht steeg In de Csdrda op de Puszta te Hortobiigy. D* glazen rinkelden, wyn en passie m aakten mij dronken In de Cf&rda op de Puszta te Hortobógy. En o, wel duizend liedjes klonken In de Gtórda op de Puszta te Hortob^y Nu zit ik hier te droomen Van de Puizta te Hortob&gy. En telkens welt in mij op het echoone, Van de Puszta te HortoMgy. IQ een Fatamorgana zweeft myn .gedachte, Naar u, mijn Puazta te Hortobiigy. En naar de lieve Cedrda, waarin ik danste en lachte Op de Puszta te Hortobagy. O dominee! Welk een heerlijk woord, dat woord: Me so-po-tamië. FBANS COENSN G. MANXOÜRY, Methodologische» und philosophisches zur JSlementar-Mathematik. Haarlem, P. Visser AM., 1909. Een veelzijdige verhandeling over de grond slagen der wiskunde en der kennistheorie, welker lectuur zoowel van hegeliaansche nei gingen, als van verstandigheid genezen kan. De belangrijkste problemen der logica en metapbysica komen er ter sprake, en de schrijver toent een veel grooter denkkracht, dan in philosophisch gwchryf gewoonlijk wordt aangetroffen. Eenige, doch geen ui'gebreide mathemati sche kennis wordt bij den lezer ondersteld. Niet de mins'e verdienste van het werk i», dat het den weg wy'st nasr de schatten van inzicht, ver rat in de natnnrphilosophische werken van Poincaré(?La ecience et l'hypothèie," La valeur de la science" en Science et methode.") De fchrijver verdedigt het farmalism* tegenover het intuïtioniame, een ondankbare taak; hij maakt dan ook den indruk, onder het schrijven van zy'a betoog zelf min of meer tot het intuïtionisme te zijn bekeerd. Voor een meer gedetailleerde kritiek verwy's ik naar rnij'n aankondiging in het Nieuw Archief voor Wiskunde (2) IX, p. 199. L. E. J. BROUWER. Et n Pöiwcii toger te in 1617, Een merkwaardig reiziger was Nicolas Benard, burger van Parijs. Als lid van de Sociéiédes chevaliers et voyagers du Saint Sépulchre de Nostre Seigneur" maakte hij een tocht naar Palestina en kwam langs een omweg in zijn vaderstid ceste nostre bonae ville de Paris" terug. Vier jaar later zag er van hem een boekje het licht met den volgenden uitvoerigen titel: Le voyage de Hiérusaletn et autres lieux de la Terre S., faict par Ie Sr. Nieolas Benard, parisien chevalier de l'Ordre du St. Sépulchre de snuitend, dicht bij a'n moeder. Wat hoor ik?" vroeg ze. Ga jy naar LOB de?" Hoe weet u dat?" Van meneer Bof man, die las 't in de krant." O," zei Jan onverschillig. Heb je 't ook gelezen ?" Welnee, 't Kan me niet schelen." Dat je naar Londe gaat niet?" Nee, dat wel, maar dat 't in de krant staat. Dat gebeurt altijd." Nu ja, maar... En wanneer ga je?" Den aehttienden van de volgende maand is de match." Den aehttienden? Ea ben je dan den twintigsten weer teru$?" Misschien wel. Waarom?" Dan is je vader toch veertig jaar in dienst. Dat wee: je tocb." Wat zou dat?" Wat dat zou ? Maar kind, je ..." Plotseling klonk 'f. nijdig uit pa's mond: Heb jij nu je werk al af?" Werk, pa?" la, werk, werk." Dat doe 'k morgen vroeg, 'k Heb baast geen werk." Dat doe je nu; begrepen? Ga naar je kamer. Je bent nu lang genoeg an 't slabbakke geweest. Die vervloekte voetbalrommel zit jullie in je hersens; studeeren is bijzaak geworde." ,,'k Studeer tocb. 'k Heb nu toch al tijd goeie cijfer?." );Die konden nog beter. Denk eerst an je plicht en dan aan wat anders. Je vader is er ook zonder voetbal gekome," In uw tyd hadde ze dat ook nog niet." En al badde ze 't gehad, dan had ik het nog niet gedaan." Nou ja, u." En hou nou maar je mond en ga werken, en hou ons niet op met je voet balverhaaltjes. Die kunien ons niets schelen." Moeder is er over begonnen, ik niet." Zwijg nu maar." Jan bleef zitten, dacht niet aan heengaan, vond 'c nog tijd genoeg als een hernituwd bevel volgde. Hy nam de krant. Mevrouw keek even naar haar jongen, die 't voelend, ook opkeek, en beiden glimlackten ze even. Toen vroeg hij zacht: Is Bofman hier geweestT' Ze knikte. Z'n portret staat in 4e Jonge Huis vriend," fluisterde hy. Ja, dat heeft-i hier laten zien, daarnet," gaf mevrouw iets luider ten antwoord. Ze neme daar ook maar alles in op. Is dat non zoo'n gebeurtenis, als je dertig jaar..." Zul je nu naar je kamer gaan?" klonk 't driftig ineens, dat z'er beiden schrikkend van opkeken. Treiterend langzaam stond Jan op, sleepte z'n stoel naar de wand, drentelde nog wat, greep de krant, gaf z'n moeder een zoen, deed toen, ky'kend naar i'n vader, een venijnige stoot tegen de tafel en liep vlag naar boven. Hinderde die jonge je nu soo, datje..." Hij moet stndeere." Nu ja, maar hy is DU toch oud genoeg om..." Oud, oud, 't is nog een kind, een snot neus." Hy wordt al negentien." Nre Seigneur Jeans Christ. Enssmble soa retour par l'Italie, Suisse, Allemagne, Holande (sic) et Flandre, en la tres fleurissante et peuplée ville de Pari?. Avec une ample description des chosesplnsremarquableset uneinstruction nécessaire pour les pélerins voyagers es siz lieux cy dessus de Hiérusalem. Paris 1621, 80. Met gegrav. titel en portr. Daar dit boekje in geen der openbare bibliotheken van ons land aanwezig is, in Duitschland bezitten slechts de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn en de Universiteits bibliotheek te Göttingen een exemplaar, lykt het mij niet onaardig hier mee te deelen, wat de echryver van Amsterdam vertelt. Allereerst echter iets over den man zelf. Veel zal dit niet zijn, want geen der bekende lexica vermeldt zijn naam, zoodat de reis naar het Heilige land vermoedelijk wel de belangrijkste gebeurtenis in zijn leven zal geweest zijn. Uit zijn paspoort, dat in het boekje staat afgedrukt, blijkt dat hij geboren Parijzenaar was en dat hij tijdens zijn reis omstreeks twintig jaren telde (?aagéde vingt ans, ou enuiron"). Hoogstwaarschijnlijk dus was hy een zoon vin bemiddelde ouders en maakte in zyn jongelingsjaren een in dien tijd lang niet ongevaarlijken tocht, daartoe in zekere mate verplicht door zyn lidmaatschap van de reeds genoemde Société. Vervolgens schreef hij het verhaal van zijn reis en leefde verder als rustig burger in de Saineetad. Verwonderlijk vlug is zyn manier vaa reizen. Was het misschien de levendigheid van zijn Franscbem geest die hem nimmer lang op n plaats rust gunde of was hy een voorlooper van onze twintigtte-eeuwsche globetrotters? Miatchien geschiedde dit snelle komen en gaan alleen opdat hy' in zijn vereeniging (en in zijn boekje) zou kunnen zeggen, evenals de tegenwoordige onruetreizigers in hun eercl es": ik ben hier geweest en dia1 r en heb die gezien en ddt. Ziehier hoe snel hrj reist. Den 20eten September 1616 vertrekt hij van Parjjs en na Klein-Aziëte zyn doorgetrokken, scheept hy zich in en landt 7 Maart 161 Tin Palermo. Tot dan toe gaat het nog al kalm, ook in Italiëwaar hy een half jaar vertoeft. Maar vanaf Luzern waar hy IS Augustus aankomt, vordert hij met een snelheid, die vooral voor dien tyd opmerkelijk is. 20 Augustus, dus vijf dagen later, bezoekt hjj la grande et fameuse ville de Btraabourg", l September in den morgen zegt hij Keulen vaarwel en den Sen van herfstmaand arri veert hij in Amsterdam <ie bon matin." Lang is hy hier niet geweest want a midy" komt hij met de schuit te Leiden aan en den volgenden morgen is hy alweer onder weg van den Haag naar Delft. In die zeven & achtentwintig uur (want dat de bon matin" zal toch in dien tyd van het jaar wel niet vroeger geweest zyn dun 5 uur) heeft hij zoowel Amsterdam als Leiden en den Haag gezien: 's Gravenhage nog wel door hem genoemd, want hy is nog al kwistig met zyn lof: Ie plus riche et beau village 3, ce que l'on tient qui soit en l'Europe". Waarlijk een twintigste eeuwsche spoed! Ziehier dan wat hy in zyn min of meer kreupelen sty'l over onze stad vertelt: Le huictiesme jour dudit mois de Septembre 1617 nous visitasmes de bon matin ladite llllllltHIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIillllllUlllllllllHIMIHIIflIHIII Kan wel... Bovendien, dat spreekt over oudere menschen of 't z'n kameraden zyn. Respect geen greintje. Eerbied voor trouwe plichtsbetrachting, ho maar. Dat hoorde je." Nu ja, 't is nog een kind." Jawel, een kind. Maar ik denk er anders over." Ze zweeg nu niaar, en terwijl de naai machine haar roffelend getik deed hooren, bleef Vooshoofd ijverig bezig, opkijkend nu en dan als 't werken der machine de tafel trillen deed en hem hetachry ven lastig maakte. Toen Vooahoofd in r'n bed lag, z'n vrouw welterusten had gevenecat, kwam 't den een over z'n veertig-jarig jubileum en over 't geen met Bofman -was gebeurd. Dat diens portret gedrukt was in eea weekblad had hem, meer dan-i won bekennen, verrast, jaloersch gemaakt. Of ze 't van hem ook zouden plaatsen? Hy voelde, dat-i 't graag zou willen, al deed-i ook alsof '£ hem on verschillig was. Hy had er nooit nog aan gedacht, maar nu hy 't wist van Bofman, nu zou-i 't broerd vinden als ze 't van hem niet deden, vooral omdat eyn jubileum meer belangtijk was. 't Scheen hem nu wel een eer. Door 't heele land zagen ze je gezicht. Je werd besproken, overal, en by de boek winkels hing je voor de ramen, en op de straat zouden de lui, als ze je zagen, zeggen : Ky'k, daar heb-i nou die Vooshoofd, je weet wel", 't Schonk hem na al emotie, die de slaap verdreef. Maar toen ineens vroeg-i zich af, wie 't voor hem plaatsen zou. Zelf kon-i dat niet doen. En Bofman ? Die deed het zeker niet, nou-i er zelf in had gestaan. Plotseling bedacht-i dat-i geen goed portret had van zich zelf. Dat moest-i dan nog laten maken. Maar zou t niet opvallen, als-i zoo zonder reden z'n portret... God, da's waar ook. Z'n vrouw was gauw jarig. Hóür zon-1 't geven, maar ook aan niemand anders, vooral aan Bofman niet. Die zon 't gauw anappen. En wilden ze dan zyn portret voor een of ander tijdschrift, dan zouden ze zeker by z'n vrouw wel stiekem komen vragen of zy niet een goed portret had van haar man. 't Moest natuurlijk een verrassing wezen. Veertien dagen daarna vierde mevrouw haar j aards g en kreeg ze van Vooshoofd aan 't ontbijt 'l poitret in lijst. God ... Nee maar, dat is aardig." Ze bekeek 't een tijdlang zwijgend, vervolgde toen : En hoe duidelyk... Nee, zoo'n goed portret heb ik nog aooit van je gezien, Ik dank je wel hoor." Vooahoofd aanvaardde 't met een glim lach, kreeg toen een zoen. Das je vindt het goed?" Prachtig, prachtig, in n woord... Maar... wanneer heb je dat late make?" Dat komt er niet op an. Als jij 't maar mooi vindt." Za bekeek 't nog es, zei toen eensklaps: Je hebt 't op een Zondag late doen." Op een Zondag? Welnee." i En je hebt je gekleede jas an." Nou, wat zou dat ? Die heb 'k er espres voor angetrokke." Dat ik daar niets van gemerkt heb. Nu, 't is echt leuk hoor. 'k Ben er mee in m'n schik. Vin je 't niet mooi, Jan ?" Ze gaf 't portret aan haar zoon. Hg bekeek 't wat onverEchillig, zei toen: 't Lijkt wel... Alleen, 'k vin 't eigenlijk te moei. Pa is zoo niet." Pa niet ?" Nee, kijk die knevel maar. Die zit toch

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl