De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 4 september pagina 7

4 september 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. teit, een in zeker opricht noodeloos en angstig pogen. Want waarom zondt ge trachten naar vat ge niet knnt en nooit kunnen zult, zoo ge een kunstenaar zjjt, en met andre" maten meet dan de objectiviteit? ' Mijn arabeske stügt ter hoogte, als een wapperend lint, ze kronkelt in volle gol vingen teeder omhoog, en hoog gestegen, waait het eene eind van haar uit, als een wimpel, als een vleugel van een schip, nee, als een, voor het ontbloeien even stH«taande, vuurpijl, en dan, als1 die vuurpijl, iaat ze zich wapperen, en de franjes aan bet eind lijken de fluisterend-verwelkende lichte rozen van dien vuurpijl, en ik sta onder haar bochten als onder dat andre zalig licht, mijn arabesk stijgt hoog met mijn meening mee? Want hoewel ik de aauwkeorighbid adoreer, is er met nauwkeurigheid alleen nooit n schil derij geschilderd, De nauwkeurigheid in een schilderij is al een vertolkte. En waarom zbudt ge, als ge vertolken moet, en in een spraak met andre trillingen moet overbren gen, n de vrijheid niet nemen die spraak tui ver te spreken, en uit potten en t n bes verf, en op hout, plamuur of doek, eeuwigs trachten te vinden? Waarom zondt ge in kunst" niet volgens kunst spreken? Want wat ge begint, is volgen» de objectiviteit waarnaar ge zoekt, dbect al onjuist. Wees dus dartel met uw zuiveren geest en laat hen» zijn weg gaan, die anders dan de ongeonderde stoffelijke is. Het lint, dat als een vuurpijl hoog steeg <ik vraag nogmaals: met mijn gedachte mee) was als die vuurpijl, na het ontbloeien duit? ter geworden en zonk weemoedig neer. Op de tentoonstelling in Bruesel werd ook het Romantische gevonden, dat zelden, gansch zich omhult, of schuil gaat. Ook daar werd bevonden dat dit in sterkte toeneemt, en dat het aantal weemoedigen (waarom is die wee moed toch zooveel in zooveel werk, zoo dat hij zelfs uitspruit uit zuchten naar werkelykheids-weergaye, en een licht dat hel en vlij mend zon zijn, mild vertroebelt) er werd bevonden dat de, gaarne in hare ontaardingen «wak van contour en week van meening zijnde, uiting in quantiteit wint. En er was, als een neiging in gezondheid en naar ge zondheid, hier en daar een vleug van het decoratieve, het weidsch-versierende te vin? -den. Ieder goed schilderij is natuurlijk deco ratief (het is de kwestie van evenwicht en van orde), maar we zijn zoo zeer verwaaid in onze kunstbegrippen, dat we dat niet meer weten, en dat wede kunst waarin werkelijk heid het meest overwogen gebleven is, ver sierend, decoratief noemen. Er was werklyk hier en daar wat van die bekorende en be koorde vastheid in gooamig werk, die naast het eenvoudige, niet slap, teedere Romanti sche, deze opstapelingen van schilderijen te zien niet tot een taak maakte maar tot een genoegen, en een genoegen waarin ik me thuis voel... Ik had na dit de fransche werken willen be spreken maar ik zal het nu niet doen; uit Parijs laat zich zuiverder redeneeren over dit al en ik volg mijn Arabesk naar den vaderlandschen grond, waarvan we te goed de tekort komingen weten, als van een oud entocatig huis (zonder eenige hygiënische gemakken zooals mijn vriend, de gezonde zou zeggen) en waarover we een recht tot spreken bovenal hebben, omdat al onze besprekingen uit niets voortkomen dan om het Vaderland en Moederland zoo lenig en intellectueel mogelijk te maken... Holland. Wat zal ik a van Holland zeggen ? -De keuze der werken is te veel van ne geaard heid. Terwijl in de overige landen de schoon heid zeker niet meer te vinden is dan hier, zijn er daar veel uitingen gegeven die enkel het levende bezitten. Holland is, als ?dikwijls, te mat en onvolledig. Er is in deze collectie niets gegeven dat voldoende aanduidt, dat er naast de bekende en gewilde Hollandsche kunst een aantal schilders bezig zijn met dingen die men goed kan vinden of niet, maar die op een wereldtentoonstelling (zeker zooals ze tot nu toe ingericht zijn) thuis booren. Ik zie de tentoonstellingen van Hol land in den vreemde beter en anders, maar ik zie, van het standpunt van repraesentatie in bepaalden zin, deze tentoonstelling en deze keuze als niet juist. Een andermaal wellicht hoe ik een expositie mocht zien... Ik zal ook «iiiiiiiiiiiiimm WETENSCHAPPELIJKE Wetenschap en ornaientiel Monaco is een naam, die by' het groote publiek als geldgerinkel in de ooren klinkt, afschrikwekkend voor soliede menechen, alleen aantrekkelijk voor losbollen en derge lijke lieden. Wetenschap komt er,} naar hun meening, alleen by ter sprake wanneer «r qnaestie ia van kansrekening en onfeil bare systemen by roulette, enz. De vorst van Monaco is dan iemand, die ergens op den achtergrond staat en al 9 een sovrt heler leeft van den roof der stelers. Voor de wetenschappelijke wereld is 't Fig. 1. GLAZENKAST, MET AFBEELDING VAN HET MUSEUM OP DEN VOOBWAND, en gevuld met zout ver boven het Museum uit. Het geheel geeft op 1/100 verkleind tan hoe dik de laag zou zijn van het bestaande zee zout, op het aardoppervlak gelijkelijk uitgespreid. van Holland geen gedetailleerde besprekingen geven over schilders en schilderwerk dat ik beter in de Hollandsche verzamelingen kan beoordeelen maar ik vraag me af: waarom zijn er hier o.m. geen werken van Allebé, waarom niet van Vincent van Gogb, waarom g«en Tholens's, waarom geenToorop's waarom geen P. Mondriaans', waarom geen Nibbrig's, waarom geen van Kanynenburg's waarom maar l Verster, die den stonten kant geeft van zy'n werk en Liet den bedwongenea F Misschien zal de commissie zeggen dat ze niet inzenden. Het is wellicht vaa den kant der schilders t-m opzichte van de commissie te begrijpen. Maar het verontschuldigt de commissie niet. Zoo goede niet inzenden, of zooals nu, een deel der belangrijkere schil ders, zoo'heef c de commissie niet andera te doen dan zich naar die schilders te begeven, en daar een keuze te doen, of uit werk in collecties een ken se te zoeken. Ik denk niet dat ze vaal weigeringen zou oploopen weigeringen die de weigeraars zouden kwalificeeren als zonder veel zorg om de schoon heid. Misschien had de commissie zich dan kunnen beperken in zekere opzichten. Het matte zon er uitgegaan zyn; het te veel eender zijn. Misschien had met minder werk van beter schilders onze af deeling aan glans en sterkte gewonnen. Want ik wil geen namen noemen wat doet het er toe of hiar werk is van,, Legio" en niets van Toorop's, de Konijnenbnrg's, de Tholen's? Wat doet het er toe of hier pogingen zijn van begin ners als er van werkers en er varenen niets is? De commissie zegt: niet ingezonden ik zeg: Ga, en zoek." PLASSCHAERT. B jaren, Hoever de bemoeiing der Amsterdamsche overheid zieh in de zeventiende eeuw uit strekte, zelfs o?er particuliere en huiselijke aangelegenheden, blijkt uit de volgende Ordonnantie, By den Ei. Heeren van den Gerechte der Stadt Amstelredam gemaeckt, op 't stuck van de Brnyloften, Maeltyden, en 't gene daer aen dependeert, gearresteert den 26 Januarii 1655 door de Heer. n Dr. Nicolaes Tulp, Joan Huyiekooper, Albert Pater, Burgemeesteren : ende Mr. Simon van Hoorn, Dr. Joan Bleau, Barnard Schellinger, Dr. Frans Reael, Dr. Cornelis van Dronckelaer, Coenraed Burgh, Dr. Gerardt Reynst, Nicolaes Paneras ende Hans Bontemantel, Schepenen." Zjj luidt : Also myue Heeren van den Gerechte altoos met sonderlingen y ver hebben gearbeyrtt/ ende ernstelyck van ty'dt tot tut hare Willekenren daer na gedirigeert/ dat/ oyt het midden van deze Stadt/ alle on be hoor l ycke grootsheydt, overdaet ende onnutte verquistinge van middelen/ door 't welck den toorn Godts tegen deselve wordt verweckt ende ontsteken/ zonde mogen worden geweert en de echter tot haer groot leetwesen bevin den dat/ niettegenstaende baerer E. onvermoeyde ende gestadige voorsorge/ ingeslopen syn/ ende hoe langs hoe meer aangroayn verscheydene ergerlycke ende schadelycke gewoonten in 't geven van overkosttlycke Bruy lof ts- feester in 't verspillen van excessive sommen op de particuliere maeltydeo/ soo in private huysen als in publique her bergen/ als mede in 't geven van juweelen ende andere diergelycke kostelyckheden aen de Bruyien / verre excederende het vermogen van vele eerJycke persoenen/ die daer toe schij nen als gedwongen te worden door een gefingeert ende valech pnnct van eere alleenlyck gefondeert op de voorschreven onrechtmatige coustumen/ met haer slepende een onvermydelycke vararminge van vele eerbare familiën/ ende aanleydinge gevende tot wulpsheydt ende overdaet: SOO I S T dat myne gemelde Heeren/ daer tegen?/ soo veel doenlyck willende voorsiec na Type delibe ratie ende gehouden communicatie met de Heeren ses en dertigh Kader;/ geordonneert ende gewillekeurt hebben/ ordonneren ende Willekenren mits desen. I. Dat niemandt zal op de maeltijdt/ die gemee nlyck gehouden wort op of voorts na 't sluyten van 't huwely'ck/ meerder persoonen mogen noodigen als die op het selve sluyten gestaen hebben/ met hare vrouwen; op een peae van thien gulden?/ te betalen by den echter heel anders: Monaco beteekent, dan zware folianten vol prachtige platen en wetenswaardige tekst, tochten met het jacht Alice (een achternicht van de Ctiallenger) in n woord: DIIPZEEONDERZOEK. De Duitsche spotbladen, di« den vorst van Monaco honen met zijn diepzeeonderzoek en hem allerlei lugubere vondsten laten doen op den zeebodem, vergeten al te veel dat er heel wat Enropeesche potentaten zyn die het voor hen beschikbare geld op een minder wetenschappelijke wijze gebruiken dan de vont van Monaco, die door het besteden van zijn millioenen aan diepzeeonderzoek en wat daarmee samenhangt een voorname plaats veroverd heeft in de wetenschappelijke we reld Niet alleen ondersteunt hij de pogingen van anderen om de geheimen der diepzee op te lossen, maar ook actief neemt hij hieraan deel. Eerst als sportsman de zee bevarend, kwam by er spoedig toe de zee wetenichappely'k te onderzoeken. Door het stichten van het Museum voor Zee-onderzoek in Monaco heeft hq beproefd een overzicht te geven van datgene wat door hem en anderen bereikt is; zijn kostbare en interessante verzamelin gen zullen hierdoor beter tot hun recht komen, terwijl bovendien aan het museum een laboratorim met alle benoodigdheden verbonden is, waar geleerden van alle landen het onderzoek nog verder kunnen voortzetten. Een internationale commissie van geleerden bestuurt het museum, dat na den dooi van den vorst niet in staats-handen komt, maar aan de wetenschappelijke wereld toebehooren zal. Op een der afbeeldingen (fi?. 1) is het uiterlijk van het museum zichtbaar, tegelijk met eenige bijzonderheden waar ik straks op terug kom. De ge rel, die gericht is naar de golf van Monaco, is hierop te zien. Maar over het uiterlijk van dit museum wil ik het niet hebben; wel echter over enkele punten van de binnen-versiering, omdat daarbij op geestige wijze gebruik is gemaakt van de kunstvormen, die de natuur zelf ons verschaft. Haeckel heeft reeds sinds jaren door het uitgeven van schitterende plaatwerken, de aandacht gevestigd op natuur-motieven, die bij verscheidene, vooral laag ontwikkelde dieren te vinden zijn voor ornamenten. Maar er is nooit op zulk een eigenaardige aenlegger van de maeltijdf/ voor ieder per soon die buyten of boven de se l ve/ daer be vonden sullen werden/of geweest syn; Ende/ ten eynde alle excessen/ soo veel doenly'ck is mogen worden vermijdt/ wordt yeder gerecommandeert seo weynigh personen op 't gemelte huwelycy-slnyten teconvocerec/ als/ na yeders gelegentheit in eerbaerheyt magh volstaen. II . Na 't sloyten van 't huweliJcV/ soo op 't eerste Gebodt als de. volgende Geboden/ en sullen geene Gasteryen of Maelty den gebonden werden/ nytgesondert alleen van Brnydegom/ Bruydt ende Speelnoote/ nevens de huysgenoten van wedersy'den/ op een boete als vooren. III. In 't gaen na het trouwen sullen de Brnyde gom noch Bruydt/behalvens hare Speelnoots niet mogen gevolght worden van meerder als van vier paer persoonen respectively'ck/ op een Boete van thien guldens voor yeder persoon die boven 't voorsz getal mede gegaen sal hebben/ te betaler als in't eerste Articnl ende dit sonder eenigh gevolgh van dienst boden/ op een pene als boven. IV. Sullen oock geen meerder persoonen ter Bruyloft mogen worden genoodicht dan vy'ftigh op eenen Dagb/ behalvens den Bruydegom/ Bruydt en de Speelnoots/ nevens die van hare hoys-gesinnen/ op een pene van thien guldens voor yeder persoon/ geljjck mede niet meer als twee dagen gebrnyloft sal mogen werden/ op pene van hondert guldens/ bij die gene/ die de Bruyloft geven/ te ver beuren. V. Op de Middagh-Bruyloft en sullen de Gasten genoodicht werden tegens twee uyren/ ende sullen ten drie uyren moeten aen Tafel ge seten zqn/ ende, op de avondt Bruyloften sal de noodiging geschieden tegen seven uyren/ ende sullen ten achten aen Tafel moeten geseten eyc/ op een boete van vy'ftigh guldens bij diegene/ die de bruyloft geeft/ te verbeuren. VI. Op alle Bruyloften en sal niet meer dan eena met spyse mogen aengerecht worden/ ende op het tweede of laetste Gerecht en sullen niet mogen gestelt worden eenige geatilessec/ gegoten ofte fijne saycker/ op pene van hondert guldens yeder reya te verbeuren. VII. De Brnylofts- Gasten sullen des morgens voor 't ophouden van de Poort-Clock moeten gescheyden syn; op pene dat yeder persoor, in 't Bruylofts-huys na die tydt bevonden wordende/ sal verbeuren vijf-en-twintigh guldens. VIII. lemandt Speel-luyden begeerende, en eal geen meer mogen nemen als uytterlyck se?/ gelyck mede de selve Speel-lnyden niet meer sullen mogen ontfongen als ses guldens/ wel minder maer niet meer; op een pene van te verbeuren allen 't gene zy in sulcken ge valle genomen of ontfangen sullen hebben/ bly vende vorders de Keure/ tot voordeel der Stadts Speel-luyden gemaeckt/ in haer vigeur/ dies sallen de Speel-luyden voor 't luyden van de Clock moeten gaen nyt het Bruy oftshuyf op pene van vy'f en-twintigh guldens te verbeuren. IX. Alle de gene/ dif/ E la Hof-meeste/ c f andersint? eenige Bruyloften komen te be diener/ sullen gehouden weser/ des by den Heeren van den Gerechte versocht eynde/ na de waerbeyt te verklaren/ of ende waer/ voor soo veel haer bekent if eenige contraventie soude syn gebeurt' ende oock het selve met Eede te stercken. Oaame voor te komen de groote excessen/ die gepleeght worden in 't geven van Jnweeler/ is gestatueert/ dat nu voorlaen geen Brnydegora meerder, maer wel minder; aen Juweelen sal mogen ge en in waerde als de twintigste penning van de goederen; by hem ten huwelyck gebracht/ te nemen aen de recht waerde van eyne goederen of na de proportie van die, daer by of syn Ouders in de Cobieren van den duysentste iiiiimiHUmiMMiimimilllilliimMiiMiiiilimmillimiimimMMmiiiim Fig. 2. ZEEKWAL-VORMIGE LICHIKROON, van binnen verlicht. wijze gebruik van gemaakt, als in het museum te Monaco. De vloeren van de zalen zy'n met een mozaïek bedekt waarbij allerlei zeedieren als versiering gebruikt zy'n, en al moet men toe geven dat verschillende diepzeevisschen erin meer een eigenaardigen dan sierly'ken indruk maken, toch geldt dat niet van orinoiden, zeesterren, polypen en dergelijke regelmatig gebouwde dieren die gestilieeerd een ver bazend aardig effect maken. Toch frappeert deze versiering niet zoo sterk als de vol gende : aan de zoldering hangen vreemde lichtkronen, die ook al weer gebouwd zy'n naar het model van zeedieren. In tij- 2 is de lichtkroon afgebeeld, die uit glas geblazen is naar het model van een zeekwal, een der dieren, die ons gewo )nlyk alleen als onsmakelijke sly'mmassa's bekend zy'n, op onze stranden aange spoeld door de branding. Gooit men deze massa's in een flesca met zeewater dan ziet men echter hun waren vorm: een dik opge zwollen, byna glashelder scherm, waaronder een, toms ingewikkeld gebouwde franje af hangt. Het scherm vau deze kwal is bovenaan in de figuur duidelijk zichtbaar, door de pers pectief wel wat klein, vergeleken met de sier lijke franjes, die als ijspegels naar beneden han gen, regelmatig geplaatst in acbt hoofd- en evenveel tusschenry'en, evenals bij het levende dier. Het effect, wanneer deze kroon brandt, moet bijzonder mooi zy'n. penning voor bekent staen/ op pene van te betalen aen den Aelmoesseniers vyftigh guldens Jaar l y ex op yeder dnysent guldens/ van 't gene de Juweelen hooger bevonden sallen worden waerdigh te wesen of gekoft te syn/ dan na de proportie syner goederen/ hier boven gestelt/ is geoorloft ende/ dit soo lange gednyrende tot dat sulcx sal syn geremedieert. XI. Indien eenige particuliere personen/ of oock Collegien haer in eenige Herbergen of Doelens aenbesteden om getracteert te worden/ sal de selve aenbestedinge niet hooger mogen worden gedaen als tot vier guldens yeder persoon/ voor de ruaeltydt met alle syn toebehoorten/ de Wy'n alleen daer buyten gerekent/ gelyck mede/ indien eenige perso nen of Collegien si eb/ sonder verdin;/ doen tractoren/ de selve in geener manieren hoo ger/ maer wel lager/ sullen hebben te betalen/ als hier boven is uytgedruckt; op een pene/ by den Waerden te verbeuren/ van ses guldens op yeder persoon/ die hooger ge tracteert of gerekent sal syn/ voor de eerste reyse, ende/ sulcx meerder gebeurende/ sullen de Waerden daer over arbitralyck by den Heeren van den Gerechte worden gecorrigeert/ oock met suspensie van Geringe na gelegen t heyfc van saecken. XII. Van gelycken sullen alle andere Maelty'den/' die gegeven of aengerecht sullen worden in particuliere hnysen/ onder wat naemoftitul het oock BV/ niet mogen excederen/ 't sy in getal van personen/ toestel van spyse' of generalyck in alle andere omstandigheden/ 't gene hier vooren van de Brnyloften staet geexpresseert/' op de selve pene/in't regardt van de Bruyloften geexprimeert. XIII. Ende sullen alle de Boeten/ hier vooren verhaelt geappliceert worden ten behoeve van 't Comptoir der Regenten Aelmoesseniers deser Stede/ de welcke oock by desen worden geauthoriseert/ omme alle de selve te doen innen door een Stadts Bode of anders/ soo 't bequaemst bevonden sal worden te konnen efiect hebben ende der stede geyven/ tot discretie van de Heeren van den Gerechte." Gepubliceert den 29 Jannarii 1655. Karalter en nanisciirilt, n. Nog een opmerking, die dikwijls gemaakt wordt, en die ik naar aanleiding van mijn vroegere artikelen hier alsnog behandelen wil, is deze: hoe kan ons handschrift af hankelijk zy'n van ons karakter, immers de grapbologen, die alle teekens kennen, die aan inferieure karaktereigenschappen worden toegeschreven, zouden hun handschrift hier van kunnen zuiveren en zich allen een schrift eigen maken, dat alle voortreffelijke eigen schappen vertoont en bij uitbreiding der graphologische kennis zou iedereen een ideaal handechrift hebben en dus volmaakt zy'n? In de eerste plaats is met te wijzen op de handschriften van de meest bekende en voornaamste graphologen, deze bemerking te weerleggen, want al deze handschriften heb ben de teekenen in zich van allerlei menBchelijke gebreken. Michon b.v. maakte om menschelijke ondeugden te demonstreeren, dikwijls gebruik van zy'n eigen handschrift. In de tweede plaats is, zooals hierboven reeds werd opgemerkt, een verdraaiing van het schrift onmogelijk vol te houden; door enkele teekens te mijden zonden op andere w ij ze de betreffende karaktereigenschappen toch om den hoek komen kijken, want een bijna algemeen menschely'ke ondeugd, egoïsme b.v., toont zich op velerlei wijzen in ons schrift en al deze teeken s te my' den, is e ven ondoen lijk als voortdurend zy'n handschrift te ver draaien. Met een verwijzing naar de meest bekende literatuur op dit gebied moge ik deze ver handeling besluiten. In een door Hans H. Busse uitgegeven Bibliographie komen niet minder dan 244 boeken, brochures en tijdschiften voor. De voornaamste zy'n: H. W. Cornelis, Handschrift en karakter; Hans 3. Bnsse, Die Handechriften-Dtutungskunde en Wie beurteik ich meine Handschrift? (brochure); J. Crepieux Jamin, Traite pratique de GraOp den bodem van de oceanen vindt men uitgestrekte lagen, alleen bestaande uit scha len van microscopisch kleine dieren, die de naam van radiolaria dragen. Uit de soms bolvormige schaal komen door regelmatig geplaatste fijne openingen, de draden te voorschijn, die uitloopers zy'n van het taaivloeibare dierenlichaam zelf, dat bijna geheel uit diezelfde massa bestaat. Deze nitloopers staan als stralen om de schaal heen. In de vier hoeken van de zaal, die in het midden de hierboven beschreven kwal-luchter draagt, hangen kleinere lampen die gebouwd zy'n naar het model van deze radiolaria. In flg. 3 is er een van afgebeeld; ook weer uit glas geblazen, is de schaal met openingen duidelyk zichtbaar, waaruit de uitloopers uit stralen ; by' de verlichting zelf, is het resul taat prachtig. Ook op andere plaatsen zijn nog op deze wijze diervormen gebruikt: o. a. staan op de balustrade van den hoofdtrap sierly'ke zeeslakkenhuizen als ornament. Behalve wat deze versieringen betreft, is het museum ook merkwaardig in andere op zichten, en daarbij komen wy' terug op afb. 1. De verzamelingen van dieren en planten uit zee opgehaald zijn voor den leek, in qualiteit en quantiteit, niet veel verschillend van die in andere musea; voor den vakman na tuurlijk wel. Wat den leek echter wel inte resseert sy'n de diepzee-vischtmigen die in de zalen opgehangen en neergelegd zijn en die niét in alle musea te vinden zy'n; maar bovendien zijn op verschillende plaatsen al lerlei belangrijke, maar ons voorstellings vermogen niets zeggende getallen in dui delyk beeld gebracht door het omzetten van cijfers in vormen. De diepten der verschillende oceanen worden voorgesteld door naast elkaar geplaatste glazen zuilen in de juiste verhou dingen, terwy'l bovenop elke zuil een modelletje staat van de grootste bestaande stoom boot de Mauretania", in dezelf ie verhouding verkleind als de oceaandiepte. Door middel van verschillende kubussen marmer wordt de verhouding van laBdmassa tot watermassa, van zoetwaterhoeveelheid tot zontwaterhoeveelheid op aarde, duidelijk gemaakt. Een glazen kubus, met water geruid, bevat een aantal glazen bolletjes, die aange ven hoeveel zuurstof, stikstof en koolzuur in zoo'n kubus zeewater opgelost zijn. Naast een phologie (ook in het Dnitsch vertaald) en L'Ecriture et k Caractère (ook in het Duitsch en Eagelsch vertaald); prof. dr. W. Preyer, Zur Ptyehologie dei Schreibent; L. Meyer, Lehrbuch der Graphologie ; Cesare Lombroso, Grafologia (ook in het Duitsch vertaald). B. J. KERKHOF. HCT5JLES Uit leine reieeringsïringen, [De Wethouder van Grensdorp. De oudste wethouder van Grensdorp was evenals alle Nederlandsche oudste wethou ders waarnemend burgemeester, en als de werkelijke burgemeester dan eens van huis was, liep Grensdorp's wethouder altijd met den neus in den wind en met een hoed op 't hoofd. En als hu niet door Giensdorp liep, dan zat hu op de burgemeesterskamer in 't stad huis. H;j zat dan rechtop in den antieken grooten stoel, parmantig zat hij daar, het oude kruideniertje in den grooten, aristocratischen stoel der gouden eeuwen. 't Kruideniertje van Grensdorp was daar de demonstratie van het spreekwoord: Dien God geeft het ambt, dien geeft hg ook 't verstand. In dien antieken stoel regeerde dan de Wet houder, beval er al de onderhebbenden met een meesterachtige autoriteit en de in gezetenen ontving hij er plechtig met ver legen kuchjes. En als er niets te regeeren was, zat bij altijd defiig met een exemplaar van de Grondwet voor zich, die hij uit Bnrgemeester's boekenkast nam. Die wet kende hij van buiten, wijl hij al twintig jaar oudste wethouder was. Dat nu zon voor een kruidenier niet zoo erg geweest zy'n, doch Grensdorp's wethouder had tevens de eigenschap verzot te zijn op hoogere di plomatie en wel zoo sterk, dat hy bijna de oorzaak was geweest, dat ons Nederlandsche leger en de Grensdorpsche schutterij te velde hadden moeten trekken tegen 's wereld's grootste armee. Een Daitsche gendarme, zwaar gewapend, een geweldige krijger in lange jasenstevels, met een koperen helm op den zwaar gesnorden kop, kwam met een arm huisgezin 't stadhuis binnen stappen. Het gezin bestond uit man, vrouw en zeven kinderen en allen wetden binnenge laten op burgemeesters kamer, waar juist de wethouder de regeeringsplaats bezette. De gendarme diende het gezin aan als lastige Hollander", die volgens uitspraak van een of ander Gericht", <iem Lande verwiesen" waren. De gendarme stond in stramme houding, de stekels gesloten aaneen, de oogen krijgs haftig gericht op den wethouder, die in eens, overvallen door 't geweldige, zyne rechte houding verloor en als geknakt neerdook in den grooten stoel. Hij durfde niet op te kijken, hij friemelde wat met een vel papier, kuchte, schoof heen en weer en wist niet wat te zeggen. Doch in eens viel zijn blik, die niet verder dan de tafel reikte, op zijn Grondwet, dat boek greep hy aan en tegelijk greep hij moed. Steunend op de armleuning, richtte hu zich even op achter de groene tafel, kuchte nog voor 't laatst en riep dan op zijn eigen Duitsch, wild-brutaal, blij dat eindelijk de woorden kwamen, koet, koet, herrschaft, kanns geen. Laot de leute hier!' De gendarme, verwonderd dat zijn zending zoo vlug volbracht was, sloeg minder krijgs haftig nu en daarbij wat oneerbiedig grinnekend, tegen zijn koperen helm, liet de sporen en het zwaard rinkelen en schreed als in paradepas, de kamer uit. De wethouder zuchtte verlicht, toen hy het koperen puntje van het zwaard zag weg glippen achter de deur en hij mompelde venijnig: mof. Nu weer de meester zich voelend, sloeg hij gewichtig de Grondwet open en las met hortende stem: &.llen die zich op het grondglazen kubus met l MJ inhoud, staat de hoeveelheid zont, die in l M:'. zeewater opgelost is, uit verschillende zeeën vanaf het brakke Oostzeewater, over het Atlantische oceaan-water tot de sterke pekel uit de Roode Zee. En hierbij staat ook de kast die in fig. l is afgebeeld; op den glazen voorwand is het Museum met omgeving geschilderd op 1; 100 verkleind. Deze kast is verder gevuld met zout dat ver boven het Museum-dak uitsteekt en dat ep dezelfde schaal een wer kelijke hoogte aangeeft van ruim 72 Meter. Dit geeft de dikte aan van de zontlaag, die de geheele aarde bedekken zon wanneer al het zont dat in het bestaande zeewater zit eruit werd gehaald en gelijkmatig over de aarde verspreid werd. Op een weegschaal houden een hoeveelheid zout en een model van het Afrikaansche werelddeel elkaar in evenwicht. Hiermee is aangegeven dat al het zont dat in het zeewater zit evenveel weegt als dat deel van Afrika, dat zieh boven de oceaan- oppervlakte verheft. Niet alleen wat ornamentiek betreft, maar ook in veel andere opzichten is dus het Monaco-Museum voor Zeeonderzoek een aan winst te noemen voor geleerden en leeken. P. VAN OLST. Fig. 3. RADIOLARIA VAN GLAS, ALS LICHTKRONEN GEBRUIKT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl