Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
teit, een in zeker opricht noodeloos en angstig
pogen. Want waarom zondt ge trachten naar
vat ge niet knnt en nooit kunnen zult, zoo
ge een kunstenaar zjjt, en met andre" maten
meet dan de objectiviteit?
' Mijn arabeske stügt ter hoogte, als een
wapperend lint, ze kronkelt in volle gol
vingen teeder omhoog, en hoog gestegen,
waait het eene eind van haar uit, als een
wimpel, als een vleugel van een schip,
nee, als een, voor het ontbloeien even
stH«taande, vuurpijl, en dan, als1 die vuurpijl,
iaat ze zich wapperen, en de franjes aan bet
eind lijken de fluisterend-verwelkende lichte
rozen van dien vuurpijl, en ik sta onder haar
bochten als onder dat andre zalig licht, mijn
arabesk stijgt hoog met mijn meening mee?
Want hoewel ik de aauwkeorighbid adoreer,
is er met nauwkeurigheid alleen nooit n schil
derij geschilderd, De nauwkeurigheid in een
schilderij is al een vertolkte. En waarom
zbudt ge, als ge vertolken moet, en in een
spraak met andre trillingen moet overbren
gen, n de vrijheid niet nemen die spraak
tui ver te spreken, en uit potten en t n bes
verf, en op hout, plamuur of doek, eeuwigs
trachten te vinden? Waarom zondt ge in
kunst" niet volgens kunst spreken? Want
wat ge begint, is volgen» de objectiviteit
waarnaar ge zoekt, dbect al onjuist. Wees
dus dartel met uw zuiveren geest en laat
hen» zijn weg gaan, die anders dan de
ongeonderde stoffelijke is.
Het lint, dat als een vuurpijl hoog steeg
<ik vraag nogmaals: met mijn gedachte mee)
was als die vuurpijl, na het ontbloeien duit?
ter geworden en zonk weemoedig neer.
Op de tentoonstelling in Bruesel werd ook
het Romantische gevonden, dat zelden, gansch
zich omhult, of schuil gaat. Ook daar werd
bevonden dat dit in sterkte toeneemt, en dat
het aantal weemoedigen (waarom is die wee
moed toch zooveel in zooveel werk, zoo dat
hij zelfs uitspruit uit zuchten naar
werkelykheids-weergaye, en een licht dat hel en vlij
mend zon zijn, mild vertroebelt) er werd
bevonden dat de, gaarne in hare ontaardingen
«wak van contour en week van meening
zijnde, uiting in quantiteit wint. En er was,
als een neiging in gezondheid en naar ge
zondheid, hier en daar een vleug van het
decoratieve, het weidsch-versierende te
vin? -den. Ieder goed schilderij is natuurlijk deco
ratief (het is de kwestie van evenwicht en
van orde), maar we zijn zoo zeer verwaaid
in onze kunstbegrippen, dat we dat niet meer
weten, en dat wede kunst waarin werkelijk
heid het meest overwogen gebleven is, ver
sierend, decoratief noemen. Er was werklyk
hier en daar wat van die bekorende en be
koorde vastheid in gooamig werk, die naast
het eenvoudige, niet slap, teedere Romanti
sche, deze opstapelingen van schilderijen te
zien niet tot een taak maakte maar tot een
genoegen, en een genoegen waarin ik me
thuis voel...
Ik had na dit de fransche werken willen be
spreken maar ik zal het nu niet doen; uit Parijs
laat zich zuiverder redeneeren over dit al
en ik volg mijn Arabesk naar den
vaderlandschen grond, waarvan we te goed de tekort
komingen weten, als van een oud entocatig
huis (zonder eenige hygiënische gemakken
zooals mijn vriend, de gezonde zou zeggen)
en waarover we een recht tot spreken bovenal
hebben, omdat al onze besprekingen uit
niets voortkomen dan om het Vaderland en
Moederland zoo lenig en intellectueel mogelijk
te maken...
Holland. Wat zal ik a van Holland zeggen ?
-De keuze der werken is te veel van ne geaard
heid. Terwijl in de overige landen de schoon
heid zeker niet meer te vinden is dan
hier, zijn er daar veel uitingen gegeven die
enkel het levende bezitten. Holland is, als
?dikwijls, te mat en onvolledig. Er is in deze
collectie niets gegeven dat voldoende aanduidt,
dat er naast de bekende en gewilde
Hollandsche kunst een aantal schilders bezig zijn
met dingen die men goed kan vinden of niet,
maar die op een wereldtentoonstelling (zeker
zooals ze tot nu toe ingericht zijn) thuis
booren. Ik zie de tentoonstellingen van Hol
land in den vreemde beter en anders, maar
ik zie, van het standpunt van repraesentatie
in bepaalden zin, deze tentoonstelling en deze
keuze als niet juist. Een andermaal wellicht
hoe ik een expositie mocht zien... Ik zal ook
«iiiiiiiiiiiiimm
WETENSCHAPPELIJKE
Wetenschap en ornaientiel
Monaco is een naam, die by' het groote
publiek als geldgerinkel in de ooren klinkt,
afschrikwekkend voor soliede menechen,
alleen aantrekkelijk voor losbollen en derge
lijke lieden. Wetenschap komt er,} naar
hun meening, alleen by ter sprake wanneer
«r qnaestie ia van kansrekening en onfeil
bare systemen by roulette, enz. De vorst van
Monaco is dan iemand, die ergens op den
achtergrond staat en al 9 een sovrt heler leeft
van den roof der stelers.
Voor de wetenschappelijke wereld is 't
Fig. 1. GLAZENKAST, MET AFBEELDING VAN
HET MUSEUM OP DEN VOOBWAND, en gevuld met
zout ver boven het Museum uit. Het geheel geeft
op 1/100 verkleind tan hoe dik de laag zou zijn
van het bestaande zee zout, op het aardoppervlak
gelijkelijk uitgespreid.
van Holland geen gedetailleerde besprekingen
geven over schilders en schilderwerk dat ik
beter in de Hollandsche verzamelingen kan
beoordeelen maar ik vraag me af: waarom
zijn er hier o.m. geen werken van Allebé,
waarom niet van Vincent van Gogb, waarom
g«en Tholens's, waarom geenToorop's waarom
geen P. Mondriaans', waarom geen Nibbrig's,
waarom geen van Kanynenburg's waarom
maar l Verster, die den stonten kant geeft
van zy'n werk en Liet den bedwongenea F
Misschien zal de commissie zeggen dat ze
niet inzenden. Het is wellicht vaa den kant
der schilders t-m opzichte van de commissie
te begrijpen. Maar het verontschuldigt de
commissie niet. Zoo goede niet inzenden,
of zooals nu, een deel der belangrijkere schil
ders, zoo'heef c de commissie niet andera te
doen dan zich naar die schilders te begeven,
en daar een keuze te doen, of uit werk in
collecties een ken se te zoeken. Ik denk niet
dat ze vaal weigeringen zou oploopen
weigeringen die de weigeraars zouden
kwalificeeren als zonder veel zorg om de schoon
heid. Misschien had de commissie zich dan
kunnen beperken in zekere opzichten. Het
matte zon er uitgegaan zyn; het te veel
eender zijn. Misschien had met minder werk
van beter schilders onze af deeling aan glans
en sterkte gewonnen. Want ik wil geen
namen noemen wat doet het er toe of
hiar werk is van,, Legio" en niets van Toorop's,
de Konijnenbnrg's, de Tholen's? Wat doet
het er toe of hier pogingen zijn van begin
ners als er van werkers en er varenen niets
is? De commissie zegt: niet ingezonden ik
zeg: Ga, en zoek."
PLASSCHAERT.
B jaren,
Hoever de bemoeiing der Amsterdamsche
overheid zieh in de zeventiende eeuw uit
strekte, zelfs o?er particuliere en huiselijke
aangelegenheden, blijkt uit de volgende
Ordonnantie, By den Ei. Heeren van den
Gerechte der Stadt Amstelredam gemaeckt,
op 't stuck van de Brnyloften, Maeltyden, en
't gene daer aen dependeert, gearresteert den
26 Januarii 1655 door de Heer. n Dr. Nicolaes
Tulp, Joan Huyiekooper, Albert Pater,
Burgemeesteren : ende Mr. Simon van Hoorn,
Dr. Joan Bleau, Barnard Schellinger, Dr.
Frans Reael, Dr. Cornelis van Dronckelaer,
Coenraed Burgh, Dr. Gerardt Reynst, Nicolaes
Paneras ende Hans Bontemantel, Schepenen."
Zjj luidt : Also myue Heeren van den
Gerechte altoos met sonderlingen y ver hebben
gearbeyrtt/ ende ernstelyck van ty'dt tot tut
hare Willekenren daer na gedirigeert/ dat/
oyt het midden van deze Stadt/ alle on be
hoor l ycke grootsheydt, overdaet ende onnutte
verquistinge van middelen/ door 't welck den
toorn Godts tegen deselve wordt verweckt
ende ontsteken/ zonde mogen worden geweert
en de echter tot haer groot leetwesen bevin
den dat/ niettegenstaende baerer E.
onvermoeyde ende gestadige voorsorge/ ingeslopen
syn/ ende hoe langs hoe meer aangroayn
verscheydene ergerlycke ende schadelycke
gewoonten in 't geven van overkosttlycke
Bruy lof ts- feester in 't verspillen van
excessive sommen op de particuliere maeltydeo/
soo in private huysen als in publique her
bergen/ als mede in 't geven van juweelen
ende andere diergelycke kostelyckheden aen
de Bruyien / verre excederende het vermogen
van vele eerJycke persoenen/ die daer toe schij
nen als gedwongen te worden door een
gefingeert ende valech pnnct van eere alleenlyck
gefondeert op de voorschreven onrechtmatige
coustumen/ met haer slepende een
onvermydelycke vararminge van vele eerbare
familiën/ ende aanleydinge gevende tot
wulpsheydt ende overdaet: SOO I S T dat
myne gemelde Heeren/ daer tegen?/ soo veel
doenlyck willende voorsiec na Type delibe
ratie ende gehouden communicatie met de
Heeren ses en dertigh Kader;/ geordonneert
ende gewillekeurt hebben/ ordonneren ende
Willekenren mits desen.
I.
Dat niemandt zal op de maeltijdt/ die
gemee nlyck gehouden wort op of voorts na 't
sluyten van 't huwely'ck/ meerder persoonen
mogen noodigen als die op het selve sluyten
gestaen hebben/ met hare vrouwen; op een
peae van thien gulden?/ te betalen by den
echter heel anders: Monaco beteekent, dan
zware folianten vol prachtige platen en
wetenswaardige tekst, tochten met het jacht
Alice (een achternicht van de Ctiallenger) in
n woord: DIIPZEEONDERZOEK.
De Duitsche spotbladen, di« den vorst van
Monaco honen met zijn diepzeeonderzoek en
hem allerlei lugubere vondsten laten doen
op den zeebodem, vergeten al te veel dat er
heel wat Enropeesche potentaten zyn die het
voor hen beschikbare geld op een minder
wetenschappelijke wijze gebruiken dan de vont
van Monaco, die door het besteden van zijn
millioenen aan diepzeeonderzoek en wat
daarmee samenhangt een voorname plaats
veroverd heeft in de wetenschappelijke we
reld Niet alleen ondersteunt hij de pogingen
van anderen om de geheimen der diepzee op
te lossen, maar ook actief neemt hij hieraan
deel. Eerst als sportsman de zee bevarend,
kwam by er spoedig toe de zee
wetenichappely'k te onderzoeken. Door het stichten van
het Museum voor Zee-onderzoek in Monaco
heeft hq beproefd een overzicht te geven
van datgene wat door hem en anderen bereikt
is; zijn kostbare en interessante verzamelin
gen zullen hierdoor beter tot hun recht
komen, terwijl bovendien aan het museum
een laboratorim met alle benoodigdheden
verbonden is, waar geleerden van alle landen
het onderzoek nog verder kunnen voortzetten.
Een internationale commissie van geleerden
bestuurt het museum, dat na den dooi van
den vorst niet in staats-handen komt, maar
aan de wetenschappelijke wereld
toebehooren zal.
Op een der afbeeldingen (fi?. 1) is het
uiterlijk van het museum zichtbaar, tegelijk
met eenige bijzonderheden waar ik straks op
terug kom. De ge rel, die gericht is naar de
golf van Monaco, is hierop te zien. Maar
over het uiterlijk van dit museum wil ik het
niet hebben; wel echter over enkele punten
van de binnen-versiering, omdat daarbij op
geestige wijze gebruik is gemaakt van de
kunstvormen, die de natuur zelf ons verschaft.
Haeckel heeft reeds sinds jaren door het
uitgeven van schitterende plaatwerken, de
aandacht gevestigd op natuur-motieven, die
bij verscheidene, vooral laag ontwikkelde
dieren te vinden zijn voor ornamenten.
Maar er is nooit op zulk een eigenaardige
aenlegger van de maeltijdf/ voor ieder per
soon die buyten of boven de se l ve/ daer be
vonden sullen werden/of geweest syn; Ende/
ten eynde alle excessen/ soo veel doenly'ck
is mogen worden vermijdt/ wordt yeder
gerecommandeert seo weynigh personen op 't
gemelte huwelycy-slnyten teconvocerec/ als/
na yeders gelegentheit in eerbaerheyt magh
volstaen.
II .
Na 't sloyten van 't huweliJcV/ soo op 't
eerste Gebodt als de. volgende Geboden/ en
sullen geene Gasteryen of Maelty den gebonden
werden/ nytgesondert alleen van Brnydegom/
Bruydt ende Speelnoote/ nevens de
huysgenoten van wedersy'den/ op een boete als
vooren.
III.
In 't gaen na het trouwen sullen de Brnyde
gom noch Bruydt/behalvens hare Speelnoots
niet mogen gevolght worden van meerder
als van vier paer persoonen respectively'ck/
op een Boete van thien guldens voor yeder
persoon die boven 't voorsz getal mede gegaen
sal hebben/ te betaler als in't eerste Articnl
ende dit sonder eenigh gevolgh van dienst
boden/ op een pene als boven.
IV.
Sullen oock geen meerder persoonen ter
Bruyloft mogen worden genoodicht dan vy'ftigh
op eenen Dagb/ behalvens den Bruydegom/
Bruydt en de Speelnoots/ nevens die van
hare hoys-gesinnen/ op een pene van thien
guldens voor yeder persoon/ geljjck mede
niet meer als twee dagen gebrnyloft sal
mogen werden/ op pene van hondert guldens/
bij die gene/ die de Bruyloft geven/ te ver
beuren.
V.
Op de Middagh-Bruyloft en sullen de Gasten
genoodicht werden tegens twee uyren/ ende
sullen ten drie uyren moeten aen Tafel ge
seten zqn/ ende, op de avondt Bruyloften sal
de noodiging geschieden tegen seven uyren/
ende sullen ten achten aen Tafel moeten
geseten eyc/ op een boete van vy'ftigh guldens
bij diegene/ die de bruyloft geeft/ te verbeuren.
VI.
Op alle Bruyloften en sal niet meer dan
eena met spyse mogen aengerecht worden/
ende op het tweede of laetste Gerecht en
sullen niet mogen gestelt worden eenige
geatilessec/ gegoten ofte fijne saycker/ op
pene van hondert guldens yeder reya te
verbeuren.
VII.
De Brnylofts- Gasten sullen des morgens
voor 't ophouden van de Poort-Clock moeten
gescheyden syn; op pene dat yeder persoor,
in 't Bruylofts-huys na die tydt bevonden
wordende/ sal verbeuren vijf-en-twintigh
guldens.
VIII.
lemandt Speel-luyden begeerende, en eal
geen meer mogen nemen als uytterlyck se?/
gelyck mede de selve Speel-lnyden niet meer
sullen mogen ontfongen als ses guldens/ wel
minder maer niet meer; op een pene van te
verbeuren allen 't gene zy in sulcken ge
valle genomen of ontfangen sullen hebben/
bly vende vorders de Keure/ tot voordeel der
Stadts Speel-luyden gemaeckt/ in haer vigeur/
dies sallen de Speel-luyden voor 't luyden
van de Clock moeten gaen nyt het Bruy
oftshuyf op pene van vy'f en-twintigh guldens
te verbeuren.
IX.
Alle de gene/ dif/ E la Hof-meeste/ c f
andersint? eenige Bruyloften komen te be
diener/ sullen gehouden weser/ des by den
Heeren van den Gerechte versocht eynde/
na de waerbeyt te verklaren/ of ende waer/
voor soo veel haer bekent if eenige
contraventie soude syn gebeurt' ende oock het
selve met Eede te stercken.
Oaame voor te komen de groote excessen/
die gepleeght worden in 't geven van Jnweeler/
is gestatueert/ dat nu voorlaen geen
Brnydegora meerder, maer wel minder; aen
Juweelen sal mogen ge en in waerde als de
twintigste penning van de goederen; by
hem ten huwelyck gebracht/ te nemen
aen de recht waerde van eyne goederen
of na de proportie van die, daer by of syn
Ouders in de Cobieren van den duysentste
iiiiimiHUmiMMiimimilllilliimMiiMiiiilimmillimiimimMMmiiiim
Fig. 2. ZEEKWAL-VORMIGE LICHIKROON, van
binnen verlicht.
wijze gebruik van gemaakt, als in het museum
te Monaco.
De vloeren van de zalen zy'n met een
mozaïek bedekt waarbij allerlei zeedieren als
versiering gebruikt zy'n, en al moet men toe
geven dat verschillende diepzeevisschen erin
meer een eigenaardigen dan sierly'ken indruk
maken, toch geldt dat niet van orinoiden,
zeesterren, polypen en dergelijke regelmatig
gebouwde dieren die gestilieeerd een ver
bazend aardig effect maken. Toch frappeert
deze versiering niet zoo sterk als de vol
gende : aan de zoldering hangen vreemde
lichtkronen, die ook al weer gebouwd zy'n
naar het model van zeedieren. In tij- 2 is de
lichtkroon afgebeeld, die uit glas geblazen is
naar het model van een zeekwal, een der dieren,
die ons gewo )nlyk alleen als onsmakelijke
sly'mmassa's bekend zy'n, op onze stranden aange
spoeld door de branding. Gooit men deze
massa's in een flesca met zeewater dan ziet
men echter hun waren vorm: een dik opge
zwollen, byna glashelder scherm, waaronder
een, toms ingewikkeld gebouwde franje af
hangt. Het scherm vau deze kwal is bovenaan
in de figuur duidelijk zichtbaar, door de pers
pectief wel wat klein, vergeleken met de sier
lijke franjes, die als ijspegels naar beneden han
gen, regelmatig geplaatst in acbt hoofd- en
evenveel tusschenry'en, evenals bij het levende
dier. Het effect, wanneer deze kroon brandt,
moet bijzonder mooi zy'n.
penning voor bekent staen/ op pene van te
betalen aen den Aelmoesseniers vyftigh
guldens Jaar l y ex op yeder dnysent guldens/
van 't gene de Juweelen hooger bevonden
sallen worden waerdigh te wesen of gekoft
te syn/ dan na de proportie syner goederen/
hier boven gestelt/ is geoorloft ende/ dit soo
lange gednyrende tot dat sulcx sal syn
geremedieert.
XI.
Indien eenige particuliere personen/ of oock
Collegien haer in eenige Herbergen of Doelens
aenbesteden om getracteert te worden/ sal
de selve aenbestedinge niet hooger mogen
worden gedaen als tot vier guldens yeder
persoon/ voor de ruaeltydt met alle syn
toebehoorten/ de Wy'n alleen daer buyten
gerekent/ gelyck mede/ indien eenige perso
nen of Collegien si eb/ sonder verdin;/ doen
tractoren/ de selve in geener manieren hoo
ger/ maer wel lager/ sullen hebben te betalen/
als hier boven is uytgedruckt; op een pene/
by den Waerden te verbeuren/ van ses
guldens op yeder persoon/ die hooger ge
tracteert of gerekent sal syn/ voor de eerste
reyse, ende/ sulcx meerder gebeurende/
sullen de Waerden daer over arbitralyck by
den Heeren van den Gerechte worden
gecorrigeert/ oock met suspensie van Geringe
na gelegen t heyfc van saecken.
XII.
Van gelycken sullen alle andere Maelty'den/'
die gegeven of aengerecht sullen worden in
particuliere hnysen/ onder wat naemoftitul
het oock BV/ niet mogen excederen/ 't sy
in getal van personen/ toestel van spyse' of
generalyck in alle andere omstandigheden/
't gene hier vooren van de Brnyloften staet
geexpresseert/' op de selve pene/in't regardt
van de Bruyloften geexprimeert.
XIII.
Ende sullen alle de Boeten/ hier vooren
verhaelt geappliceert worden ten behoeve
van 't Comptoir der Regenten Aelmoesseniers
deser Stede/ de welcke oock by desen worden
geauthoriseert/ omme alle de selve te doen
innen door een Stadts Bode of anders/ soo
't bequaemst bevonden sal worden te konnen
efiect hebben ende der stede geyven/ tot
discretie van de Heeren van den Gerechte."
Gepubliceert den 29 Jannarii 1655.
Karalter en nanisciirilt,
n.
Nog een opmerking, die dikwijls gemaakt
wordt, en die ik naar aanleiding van mijn
vroegere artikelen hier alsnog behandelen
wil, is deze: hoe kan ons handschrift af
hankelijk zy'n van ons karakter, immers de
grapbologen, die alle teekens kennen, die aan
inferieure karaktereigenschappen worden
toegeschreven, zouden hun handschrift hier
van kunnen zuiveren en zich allen een schrift
eigen maken, dat alle voortreffelijke eigen
schappen vertoont en bij uitbreiding der
graphologische kennis zou iedereen een ideaal
handechrift hebben en dus volmaakt zy'n?
In de eerste plaats is met te wijzen op de
handschriften van de meest bekende en
voornaamste graphologen, deze bemerking te
weerleggen, want al deze handschriften heb
ben de teekenen in zich van allerlei
menBchelijke gebreken. Michon b.v. maakte om
menschelijke ondeugden te demonstreeren,
dikwijls gebruik van zy'n eigen handschrift.
In de tweede plaats is, zooals hierboven
reeds werd opgemerkt, een verdraaiing van
het schrift onmogelijk vol te houden; door
enkele teekens te mijden zonden op andere
w ij ze de betreffende karaktereigenschappen
toch om den hoek komen kijken, want een
bijna algemeen menschely'ke ondeugd, egoïsme
b.v., toont zich op velerlei wijzen in ons schrift
en al deze teeken s te my' den, is e ven ondoen
lijk als voortdurend zy'n handschrift te ver
draaien.
Met een verwijzing naar de meest bekende
literatuur op dit gebied moge ik deze ver
handeling besluiten. In een door Hans H.
Busse uitgegeven Bibliographie komen niet
minder dan 244 boeken, brochures en
tijdschiften voor. De voornaamste zy'n: H. W.
Cornelis, Handschrift en karakter; Hans 3.
Bnsse, Die Handechriften-Dtutungskunde en
Wie beurteik ich meine Handschrift? (brochure);
J. Crepieux Jamin, Traite pratique de
GraOp den bodem van de oceanen vindt men
uitgestrekte lagen, alleen bestaande uit scha
len van microscopisch kleine dieren, die de
naam van radiolaria dragen. Uit de soms
bolvormige schaal komen door regelmatig
geplaatste fijne openingen, de draden te
voorschijn, die uitloopers zy'n van het
taaivloeibare dierenlichaam zelf, dat bijna geheel
uit diezelfde massa bestaat. Deze nitloopers
staan als stralen om de schaal heen. In
de vier hoeken van de zaal, die in het
midden de hierboven beschreven kwal-luchter
draagt, hangen kleinere lampen die gebouwd
zy'n naar het model van deze radiolaria.
In flg. 3 is er een van afgebeeld; ook weer
uit glas geblazen, is de schaal met openingen
duidelyk zichtbaar, waaruit de uitloopers uit
stralen ; by' de verlichting zelf, is het resul
taat prachtig. Ook op andere plaatsen zijn
nog op deze wijze diervormen gebruikt: o. a.
staan op de balustrade van den hoofdtrap
sierly'ke zeeslakkenhuizen als ornament.
Behalve wat deze versieringen betreft, is
het museum ook merkwaardig in andere op
zichten, en daarbij komen wy' terug op afb. 1.
De verzamelingen van dieren en planten uit
zee opgehaald zijn voor den leek, in
qualiteit en quantiteit, niet veel verschillend van
die in andere musea; voor den vakman na
tuurlijk wel. Wat den leek echter wel inte
resseert sy'n de diepzee-vischtmigen die in de
zalen opgehangen en neergelegd zijn en die
niét in alle musea te vinden zy'n; maar
bovendien zijn op verschillende plaatsen al
lerlei belangrijke, maar ons voorstellings
vermogen niets zeggende getallen in dui
delyk beeld gebracht door het omzetten van
cijfers in vormen. De diepten der verschillende
oceanen worden voorgesteld door naast elkaar
geplaatste glazen zuilen in de juiste verhou
dingen, terwy'l bovenop elke zuil een
modelletje staat van de grootste bestaande stoom
boot de Mauretania", in dezelf ie verhouding
verkleind als de oceaandiepte.
Door middel van verschillende kubussen
marmer wordt de verhouding van laBdmassa
tot watermassa, van zoetwaterhoeveelheid tot
zontwaterhoeveelheid op aarde, duidelijk
gemaakt. Een glazen kubus, met water geruid,
bevat een aantal glazen bolletjes, die aange
ven hoeveel zuurstof, stikstof en koolzuur in
zoo'n kubus zeewater opgelost zijn. Naast een
phologie (ook in het Dnitsch vertaald) en
L'Ecriture et k Caractère (ook in het Duitsch
en Eagelsch vertaald); prof. dr. W. Preyer,
Zur Ptyehologie dei Schreibent; L. Meyer,
Lehrbuch der Graphologie ; Cesare Lombroso,
Grafologia (ook in het Duitsch vertaald).
B. J. KERKHOF.
HCT5JLES
Uit leine reieeringsïringen,
[De Wethouder van Grensdorp.
De oudste wethouder van Grensdorp was
evenals alle Nederlandsche oudste wethou
ders waarnemend burgemeester, en als de
werkelijke burgemeester dan eens van huis
was, liep Grensdorp's wethouder altijd met
den neus in den wind en met een hoed op
't hoofd.
En als hu niet door Giensdorp liep, dan
zat hu op de burgemeesterskamer in 't stad
huis.
H;j zat dan rechtop in den antieken
grooten stoel, parmantig zat hij daar, het oude
kruideniertje in den grooten, aristocratischen
stoel der gouden eeuwen.
't Kruideniertje van Grensdorp was daar
de demonstratie van het spreekwoord: Dien
God geeft het ambt, dien geeft hg ook 't
verstand.
In dien antieken stoel regeerde dan de Wet
houder, beval er al de onderhebbenden
met een meesterachtige autoriteit en de in
gezetenen ontving hij er plechtig met ver
legen kuchjes.
En als er niets te regeeren was, zat bij
altijd defiig met een exemplaar van de
Grondwet voor zich, die hij uit Bnrgemeester's
boekenkast nam.
Die wet kende hij van buiten, wijl hij al
twintig jaar oudste wethouder was. Dat nu
zon voor een kruidenier niet zoo erg geweest
zy'n, doch Grensdorp's wethouder had tevens
de eigenschap verzot te zijn op hoogere di
plomatie en wel zoo sterk, dat hy bijna de
oorzaak was geweest, dat ons Nederlandsche
leger en de Grensdorpsche schutterij te velde
hadden moeten trekken tegen 's wereld's
grootste armee.
Een Daitsche gendarme, zwaar gewapend,
een geweldige krijger in lange jasenstevels,
met een koperen helm op den zwaar
gesnorden kop, kwam met een arm huisgezin
't stadhuis binnen stappen.
Het gezin bestond uit man, vrouw en
zeven kinderen en allen wetden binnenge
laten op burgemeesters kamer, waar juist
de wethouder de regeeringsplaats bezette.
De gendarme diende het gezin aan als
lastige Hollander", die volgens uitspraak
van een of ander Gericht", <iem Lande
verwiesen" waren.
De gendarme stond in stramme houding,
de stekels gesloten aaneen, de oogen krijgs
haftig gericht op den wethouder, die in
eens, overvallen door 't geweldige, zyne
rechte houding verloor en als geknakt
neerdook in den grooten stoel.
Hij durfde niet op te kijken, hij friemelde
wat met een vel papier, kuchte, schoof heen
en weer en wist niet wat te zeggen.
Doch in eens viel zijn blik, die niet verder
dan de tafel reikte, op zijn Grondwet, dat
boek greep hy aan en tegelijk greep hij
moed. Steunend op de armleuning, richtte
hu zich even op achter de groene tafel,
kuchte nog voor 't laatst en riep dan op zijn
eigen Duitsch, wild-brutaal, blij dat eindelijk
de woorden kwamen, koet, koet, herrschaft,
kanns geen. Laot de leute hier!'
De gendarme, verwonderd dat zijn zending
zoo vlug volbracht was, sloeg minder krijgs
haftig nu en daarbij wat oneerbiedig
grinnekend, tegen zijn koperen helm, liet de sporen
en het zwaard rinkelen en schreed als in
paradepas, de kamer uit.
De wethouder zuchtte verlicht, toen hy
het koperen puntje van het zwaard zag weg
glippen achter de deur en hij mompelde
venijnig: mof.
Nu weer de meester zich voelend, sloeg
hij gewichtig de Grondwet open en las met
hortende stem: &.llen die zich op het
grondglazen kubus met l MJ inhoud, staat de
hoeveelheid zont, die in l M:'. zeewater
opgelost is, uit verschillende zeeën vanaf het
brakke Oostzeewater, over het Atlantische
oceaan-water tot de sterke pekel uit de Roode
Zee. En hierbij staat ook de kast die in
fig. l is afgebeeld; op den glazen voorwand
is het Museum met omgeving geschilderd op
1; 100 verkleind. Deze kast is verder gevuld
met zout dat ver boven het Museum-dak
uitsteekt en dat ep dezelfde schaal een wer
kelijke hoogte aangeeft van ruim 72 Meter.
Dit geeft de dikte aan van de zontlaag, die
de geheele aarde bedekken zon wanneer al
het zont dat in het bestaande zeewater zit
eruit werd gehaald en gelijkmatig over de
aarde verspreid werd. Op een weegschaal
houden een hoeveelheid zout en een model
van het Afrikaansche werelddeel elkaar in
evenwicht. Hiermee is aangegeven dat al het
zont dat in het zeewater zit evenveel weegt
als dat deel van Afrika, dat zieh boven de
oceaan- oppervlakte verheft.
Niet alleen wat ornamentiek betreft, maar
ook in veel andere opzichten is dus het
Monaco-Museum voor Zeeonderzoek een aan
winst te noemen voor geleerden en leeken.
P. VAN OLST.
Fig. 3. RADIOLARIA VAN GLAS, ALS
LICHTKRONEN GEBRUIKT.