De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 11 september pagina 3

11 september 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ne. l "39 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. * 't boek waw miatchten nooit venea*nm. Zender BQ t» willen beweren, dat ruik» een verliw rw» onze letteren zonde geweest z\jn, kan «en teob «eggen, d»4 bet boek sekare eigenschappen heeft, die het onze belang stelling waMtd ntakep. Ik herinner mg nl. niet ooit een verhaal over Indiiche menschen en toestanden gelezen te hebben, AA*. .. zoo Inditeh er uiting. Zoo ongewild en geheel onopgesmukt Indisch. En dat zoo'n raar, maar voluit typ*'g, zecifje meugchan in hun daen tracht te doen leven... Heere, wat is dat een bende ea hoe jammer, dat de schrijver toch eigenlijk niet neer Bchrjjfvoraogen bezit... Maar dan waie misschien het arfelooze meteen weer rerloren gegaan, ala de schepper van dit uitheemgche gebak . zelf gemerkt had met wat raar materiaal hjj eigenlek doende was. Nu merkt hy niets en Tiid alles even gewoon, geeft zich verbazende moeite om allerlei avontuur nit te denken voor *ün menechen en oordeelt zelfs een reis ?aar Europa noodig om het vanr er in te hou den. Alsof er, mits goed beschreven, voor OM nieMndiër*, iet* fel karakteristiekeis, verrassenders bestaan kon dan het doodge wone leven en doen dezer verindischte blan ken ia aan achterbuurt van Boerabaial Al die vadaig dikke vrouwen, die luieren, ? babbelen, zoetigheid eten en op voet van gelijkheid met de baba» omgaan, de*e bedenkelijk» betren", die allerlei en zeer twijfelachtige baantjes hebben en «pelend, drinkend en bluffend den allerhooga'en graad van ploertigheid bereiken; ten slotte deze held der historie, famlllaarweg de patjakket" gebeeten, een kerel, die web. geregeld bedrinkt, die zich kalmweg aan 's naasten eigendom vergr^pt, zelfs als die naasten zijn beate vrienden zgn, en zonder dat zulks aan de verhouding ook maar het minst afbreuk doet: het zijn allemaal figuren en sappige za. ken, alt welke men in goede" Indische romans (ik bedoel de met talent geschreven») maar weinig, te weinig, aantreft. Want dit is Indiëzelf, niet een historie van Hollanders in Indië, met een atmosfeer van... warmte en een eeuwig decor van klapperboomen, maar het relaas van echte Indiërs, verwilderde" blanken, land en volk aan- en ingepast. Men hoort het heele boek door ook niet van het landschap, of van eigenaardig indicche zeden en manieren, men . hooit zelf* nauwelijks van de hitte, eenvoudig «adat niemand spreekt over hetgeen hem jawoon tn onopmerkelijk 3*. Deze menschen behopren daar thuis, wat zouden zij dan vreemd of bijzonder vinden, dat land en menschen zijn geluk ze ajjn, en zq zelf even zoo zjyn... Zie daar wat men in deze overigens weinig ?verheven schepping gevoelt: de antcnr en zijn maaksel een en onverdeeld en het heele boeltje weer n met Indië, dus met Soerabaia, en dat het daarginds wel smakelijk leven is, als men er maar niet op geldverdiejaen en ?promotiemaken uitgaat of heimwee naar het ?vaderland heeft. Wat zegt men b.v. van deze hnisEelijke idylle, al» de heer Kaaneel in den schoot van zjja geótt terugkeert... Marie, die dien dag weer eens heel lui was, lag lang uit in een onderwetsche krossi-males (Inieratoel) op kaar geliefde harmonika t» spelen. Fi ancien liep in een flodderjurk, tonder kousen of ?cheoiMl door 't huis en snoepte voortdurend uit een ttopflefch mamsan. Baboe was bezig di poen te vlooien en wai tegelijkertijd in onderhandeling met een kippenkoopman, aan wien zij voor een bagatel een mooien veohthaan dacht afhandig te maken.,. Zoo was zj| in die dubbele bezigheid ver diept, dat ze vergat naar de rijst te kijken, die op het ruur stond, zoodat een lucht van aangebrand voedsel het eerste was, waar door de zintuigen van den heer Kaaneel bij zijn thutekomet werden aangedaan. Nu ontspon «ieh deze dialoog : Kaaawd. Ik daag wel, mijn vrouw spelen harmonika en nam n j a gostong. Daarom eten 't was toch stele a geveest. Ocb, wat hoefde ze daar non over te tobben? der was ommerg geen een» 'n dubbeltje geweest. Hè, je hoofd wier zoo moe, zoo moe, van al dat prakkezeeren. Wat zag Mientje der toch uit... of ze :óó in de kist most... Den volgenden daj had ze geen werkhuis, dan naaide ze thuis, 't Werd ean kwade dag voor haar iat 't afmartelend getob, dat erger pijade, na ze stil moest zitten. Mientje was drenserig. dooi zwakte; ze wou 's morgens niet opstaan, zat 's middags met koorts- gloeiend gaiicht j 8 naast moeder koffie te slurpen. Lusteloos at ze de karnemelk-pap, drenserig zeurend om ander eten. Moe, ik won zoo graag beter zijn, en de dokter zeit, asdat ik goed mot ete." Toen in eens, beloofde moeder; non kind, ik zal es 'n heeleboel lekkers voor je mee breng e van de week." Eiere ook? en van die fijne druivp, die dokter onderlaaat meebracht?" Ja, ja,' beloofde ze weer, en ik aal maïrena-pap veor je koke van lekkere volle melk, en..." ? Waar mot dat allemaal vandaan komme?" bromde- vader, smakkend aan zijn pijp. En ruw-grappend: téje uit de loterij getrokke?" Ze schudde 'i hoofd, moe-weifelend, boog weer over haar naaiwerk. Is 't echt, moe ?" vroeg Mientje weer. n weer beloofde ze: ja, echt," wenkte haar man om niets meer te zeggen. $ou, je ken wal zegge met sint Juttemis," mompelde hy nog, begon weer 't lysije in elkaar te lijmen, dat zijne klauwhanden moêielyk gesneden hadden uit aigarenhont. Mientje, wat opgewekter, begon voor moe der'een zoom in te vonwen, de dunne vin gertjes in druk beweeg, tot ze plots terug zakte in haar stoel, bleek, met bibberige lippen. Mpeder bracht haar naar bed, weer belo vend : »^aa de week krijg je wat lekkers." 't-Was nu plotseling vast in haar geworden: Mientje* aou beter eten nebbe, al most ze der voor stelen..." Ze« schrikte van de gedachte... maar ze wer/d er niet meer los van. '»Nachts sliep ze bijna niet, 't was of altijd iemand haar diong, en opjoeg, om 't geld te krijgen. Den volgenden dag, in haar waschhnis, loerde ze of nergens geld lag; ze voelde zich gloeiheet, ziek van koorts, opgedreven deor het verlangen, dat nu tot een noodzakelijkheid werd, onontkoombaar. 'sAvonds kwam ze thuis.bang voor Mientjes ge vraag; ze snauwde 't kind af; van de week",had ze toch gezeid.en de week was nog lang niet o m. En in haar hoofd draaide 't denken rond: avan de week most 't, most 't." altijd bedonder. Verdomme l Ik kan net zoo goed in Chinewche kam. Marie. Na, g» dan! Ju altijd roesoe, immers nog vroeg I Xaaniel. J8 ben lui varken. Marie. Daarom. Ik zeg al, ga naar Chineesch hotel. Kaaneel. Ik wel niet. Marie. Jij ben vriendelijk meneer. Jij groet niet en vloek maar, vraag niet naar Francier. Jij maar traferdoeli voor vrouw en kind, of dood of niet, jij kan niet schelen. Kaaneel. Na ja, waar dan Francien?"... enz. Lieva lezer, zoo behoort men in Indiëte leven. Helaas! Zoo behoorde men misschien overal te leven, zoo half gedachteloos wee moedig deunende op een verkouden har monika, terwy'l baboe de poes vlooit en intusfichen de rijst aanbrandt en 't kind in volkomen vrijheid manisan snoept uit een stopflesch. En zeg niet dat 't op die manier een Jan boel wordt, beschaafde menschen onwaardig, dat orde en regel den mensch eerst boven het dier verheffen en men leven moet om zijn geest te ontwikkelen of naar zedelijke volmaking te streven... of een andere van uw gemeenplaatsen. Want ik vraag n wat heeft e*n geldbeschaving" van de wereld gemaakt, van elk uwer en van ons aller samenleving? Het zijn zeer arme lieden, hoort ge l die de auteur hier opvoert, zij beaitten noch goud, noch vee, noch jand, noch zei f a < ff eet en, en echter zijn zij vol maakt gelukkig, denkloo?, vanzelf, gelukkig, ieder op zijne wijze, tot de poes toe. Maar gij, moderne industrie-beschaafde, die alle geluk afhankelijk hebt gemaakt van geld, en voor wie geluk Reld is, gümaaktet het eenvoudigste tot het aller-onbereikbaarste en verdoemde aldua bet menschen-bestaan. Want wie het gewin najagen (en dat moeten wij allen wel, omdat zonder gewin" het hier geen leven it) in de meening het geluk na te jagen, vinden zich aan 't eind bitter be drogen, moeten op de jacht blijven, nu als doel, omdat zij ondertusschen vergaten wat het leven en het geluk eigenlijk zeggen wil. Zoo trekt de wereld langs hen heen en zij hebben er niets van gezien, omdat zy geen oogenblik met zich zelf alleen konden zijn en droomend vervloeien in 't oneindige. Maar intusechen brandt de rijst aan! Laat haar brander. Zegt Marie niet, dat 't nog vroeg is? Wy zetten andere op en zullen toch wel eten. Moet dan elke kleinigheid onze hooge rust verstoren en moeten wij voor onzen buik leven, gelijk de paus zei (maar bij meende 't niet zoo erg), wat de hervormers deden? Zie de leliën des velds, zij zaaien niet en maaien niet... Meent ge dat een weinig van deze leer onze overspannen zenuwen en laag materialistischen tijd niet van nut zou kunnen zijn?... Het is, als men znlkeparadys-scbilderingen leest, om heimwee te krijgen naar Krambangan in Soerabaia, indien man niet wist, scheidende uit deze oververhitte, overbewuste wereld, toch altijd zichzelven mee te nemen, die ook al van 't hondj e gebeten is. Inderdaad, wij zijn zelf aangestoken en daarom is dit boek van de familie Kaaneel ook zulk een moreel kaan eel boek. Het leert hoe de zonde begint met het geld en de weelde, en de deugd eerst weerkeert, als het geld op is. Zoo is 't, tenminste in Krambarjgan, geze gend landt Maar ik vrees dat de zedelijke strekking van dit werk veor onze verbasterde maat schappij zal verloren gaan. FBANS COENEN. Het Op«lflclittoüne£l. Als eerste Openluchttooneel in ona land werd genoemd dat te Hilversum, ingericht door Mevrouw Amy Grothe-Twiss. B." vraagt ons, of aan het Openlucht-tooneelte Leiden bij de laatste Luatrumfeesten niet iiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiMuiiiimiiiiiiiimiiiiiiimmiiiiMiiiiiimiiimiiiiiniii Den volgenden dag moest ze weer in den mannfactunrwmkel zijn; weer was ze er alleen in 't witblinkende gaegloeilicht. Terwijl ze den vloer dweilde, achichtigden telkens hare oogen naar de toonbank, naar de geld &; straks moest ze achter de toon bank komen; angstig hield ze hare stappen ip, dweilde langzaam... 't bloed joeg prik kelend naar haar hoofd, baar lijf was zwaar als lood. Langzaam kwam ze achter de toonbank, en toen als 'n zelf lerend ding, trok hare hand de geld! & open, die zwaar gleed. Inén blinking zag ze 't zilver er in, haar hand graaide, gleed coen schichtig in haar zak, terwijl haar kni*>, als mechanisch, de la toedrukte. Toen stond ze onbewegelijk, 't gloeigezicht weggebogen, de hand nog op haar rok, waar ze in den zak de ronding voelde van den rijksdaalder. En plotseling kalmde iets als rust over haar, omJat ze 't nu gedaan had; metfoische zwaaien dweilde ze den vloer af, denkeloos zich gaan latend op 't gevoel van rust. Maar toen ze stof begon af te nemen, beefden hare handen, en heet e golven stegen op langs haar rug, braken uit in kil-klamme druppels op haar voorhoofd. Nou had ze gestolen ... as 't gemerkt werd ging ze de bak in. Jesee, hoa kon dat ? ze was toch altijd eerlijk geweest... toen weifelde een aarzelend verlangen door haar heen, den rijksdaalder weer terug te leggen in de hl, maar ze wist, dat ze dan weer spijt zou hebben, omdat de belofte aan Mientje haar niet met rust liet. Toen de juffrouw beneden kwam,wist vrouw Jansen haar schrik te bedwingen, en langzaam weid ze rustiger, begon te bedenken, wat ze veor Mientje koopen zou, As 't maar niet gemerkt werd, vóór ze weg was, 's avons, dan kon ze ten minste wat voor Mientje koopen. De dag verliep stil, en verlicht liep ze op straat, ging de dichtstbijzijnde winkelstraat ir. Vlak-by was een slager, maar dezen liep ze voorbij, schichtig verder glijdend. Haar beenen voelden vreemd aan, alsof ze breken zeuder), zoo draaierig, maar za liep voort, de vol genden slagerswinkel in. Toen ae hier kal Mapjes had gekocht, en den rijksdaalder had gewisseld, werd ze weer rustiger,enlater,op straat, met 't pakje vleesch in hare handen, vroolijkte zelfs iets als blijd schap door haar heen. Gemakkelijk kocht ze nu het andere: druiven en eieren, een pakje maizena, een flesch melk, en goede kam». En wat. fijne moesappelen: den heelen rijksdaalder besteedie ze: geen cent mocht ervan overblijven. Toen ze bij huis kwam, stond ze even stil den voorrang toekomt?"... Zeker! Doch dit was zóó iets bizonders, zoowel tooneelinrichtingen, vertooning als muziek, en zoo groot en-grootten van opvatting, dat bet eenig in zijn soort was en met niets te vergelijken viel. Een schoonheid op zich zelf l Dit was het eer t e tijdelijke Openluchttooneel, dit van Mev. Amy Grothe-Twiss is het eerste blijvende. Zwijgend hechtend aan het idee blijvend, ver zuimde ik het tijdelijke te Leiden als eerste Openluchttooneel te noemen. Of ik de openluchtvertaoning te Leiden niet gezien heb?" vraagt de heer B. Zeker l En ik heb die bovenmate schoen gevonden, en niemand kan er reet meer waardeering en vuriger bewondering over geschreven heb ben dan ik deed in Het Nieuws van den Dag." J. H. EÖSSISQ. H a m o n t, 30 Augustus 1910. Mijnheer de Redacteur l In D» Amsterdammer van 14 Augustus 1910, No. 1729, staat eea brief nit Limburg, waarin de volgende zinsneden voorkomen: I?dat (te Bude!) wordt sinds jaren de lijkschouw verricht door onbeëedigde Belgieche doctoren, uit bet naburige Hamont, die gewoonlijk den doode niet zien." Deze h eer en houden spreekuur ia kroegjes in Budel, houden daar apotheek en bij hanne afwezigheid, verkoopt de herbergierster medicijnen uit de apotheek l" Ook dit weet het geneeskundig staatstoeiicht en het hoofd der gemeente. Maar er gebeurt niets." Deze brief, Mijnheer de Redacteur, is niet onderteekend, en de inhoud wordt dus, naar het schijnt, door n met uwe verantwoorde lijkheid gedekt. Te Budel, dat niet in Limburg ligt, wordt door de beide doctoren uit het Belgische Hamont, dr. Feijenen d'. Komers, de genees kundige praktijk uitgoot fend. Da Nederlandscbe wet verklaan hen daartoe bevoegd. Dr. Feijen beeft da*r en in de naburige grensgemeenten Soerendonk en Maarheeze, gedurende 38 jaren de gemeentepraktijk waargenomen en lijkschouwingen verricht. In geen van deze gemeenten was toen een Nederlandsen geneesheer gevestigd of te krijgen. Dr. Somers heeft geduretde 14 jaren te Budel en Soerendonk, zonder van gemeente wege (behalve de twee laatste jarer) eenige vergoeding te genieten, voor arm en rijk bij nacht en dag klaargeataar. Herhaaldelijk beeft hij zich tot den Burgemeester en den eersten wethouder gewend, om voor het verrichten der lijkschouwing beëedigd te worden, doch de eed is hem niet afgenomen. En aangezien de doodsoorzaak die op het doodsbriefje moet zijn vermeld, door niemand dan door den behandelecden geneesheer kan worden aangegeven (tenzij na sectie), ia het duidelijk dat het aan de bevoegde autoriteiten staat te zorgen, dat de in hunne gemeente praktiseerende artsen beëedigd zijn. Thans heeft zich te Budel een Nederlandsen geneesheer gevestigd. Hij moge het met leede oogen aanzien, dat de bevolking der drie gemeenten haar vertrouwen bluft schenken aan de grensdoctoren ; van deze zal niemand redelijkerwijze'durven verlapgec, dat zij, na zoo laxge jaren zich voor die gemeente te hebben opgeofferd, ' hunne Nederlandsche praktijk, de vrucht van veel arbeid, ineens prijsgeven. De beschuldiging, dat wij te Budel spreek uur houden in kroepjes, dat wij daar apotheek houden en bij onze afwezigheid de her bergierster medicijnen verkoopt «n dat wij lijkschouw verrichten zonder den doode te zien, is lasterlijk en voor ons eerroovend en wij hebben deswege te bevoegder plaatse eene klacht ingediend. De anonieme schrijver, die de Belgische iMiiiiuiilMlimiiliiiliiiilllilllHlilliMiliiiimitimiiiiiiMiimiilitlumiriii drukte vreugdig de pakjes tegen zich aan; toen plota weer rilde ze verhuiverd door schaamte. Niks mochten ze thuis merke, niks; ze most zeggen... wat?... dat ze 't had ge kregen van de juffrouw ... Hijgend kwam ze binner», pakte alles nit op tafel, en toen ze Mientje zag lachen, voelde ze zich tevreden, ef ze iets goeds gedaan had. Haar man bromde: Wat nou? weer al je verdiende centen uitgegeve?" Maar zij lachte, vertelde druk: Nee, g krege van de juffrouw, om dat ze zoo te doen had met Mientje.'' Plots voelde ze zich kleuren om den leugen; en beredderig begon ze alles klaar te maken. De braadlucht van 't vleeech maakte haar misselijk, der heele lijf leek wel te koken, en der beenen beefden. Mientje at weinig, maar ze vond alles lekker en ging rustig slapen in 't vooruitzicht, morgen weer wat lekkers te hebben. Vrouw Jansen kon niet slapen; met wijd open oogen staarde ze in 't dikke donker van de beds-è?, haar zweethaudeu samengeklemd onder 't dek. Ze durfde zich niet bewegen, bang, dat er dan iets met haar gebeuren zo v. Ze was nou 'n dief as 't gemerkt was, ging ze in de gevangenis, en as 't niet gemerkt was, dan bleef ze toch 'n dief. Gaen mensch dorst ze meer an te kijken ... nou j», ze had 't toch voor Mientje gedaan ... Moeizaam zocht ze weer rust te vinden in deze gedachte, bang voor 't nieuwe getob, dat erger nog dan 't vorige, haar niet met rust zou laten. Nijdig bonsde ze haar hoofd neer op 't kussen, of ze daarmee 't denken tot rust kon brengen. Tegen den morgen sliep ze in, en blij zag ze bij het wakker worden schemer van daglicht door de alkoofdeur. Goddank, ze hoefde niet in 't zwartdonker op te staan, en ze had geen werkhuis van daag, ze hoefde niet op straat. Thuis te blijven, waar ze anders bang voor was, leek haar nu verlichting; Maar heel den dag werd toch n kwelling; als ze Mientje zag eten van 't meegebrachte, voelde ze haar keel dichtgeknepen, en de straatgeluiden over verhitten haar met angst voor wat gebeuren ging. Ze zouen der komme hale, 'n diender, en ze zou weggebracht worde.... Een oogenblik kwam 't verlangen in haar, naar de juffrouw toe te gaan, om 't te zeggen, naar ze voelde, dat niet te darvea. Zelf te zeggen, dat ze 'n dief was, nee, dat kon niet dat kon niet.... '* Middags, in eens, toen ze Mientje vroolyk zag, was de angst weggevaagd, voelde ze grerudoctpren van brutaliteit beschuldigt, ontziet zich niet, in enkele regels niet ons alleen, maar tevens de Nederlandsche politie, het hoofd van een of meer Nederlandsche gemeenten en den Hoofdinspecteur der Volks gezondheid te 's Bjsch te beschuldigen van plicht verzuim. Tot zqne betere inlichting dien e, dat, ten spijt van den aanklager die ook wel aan deze beschuldigingen schuldig zal staan, de Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid te 'a Hertogenboch over de artsenij bediening te Budal inlichtingen gevraagd en verkregen heeft en de justitie onder leiding van den luitenant der Marechaussee een gerechtelijk onderzoek heeft ingesteld, zonder gevolg. Tegen dezen lasteraar zy het ons vreemde lingen vergund, het voor de Nedwlandsche autoriteiten op te nemen. En voor dezelfde Nederlandsche justitie, die ons vrij liet uitgaan, hopen wij den venijnigen Nederlander te bewijzen, dat wij, Belgische grensdoctoren, door niemand, wie het ook zy, onze eer en goede naam zullen laten aantaster. U, Mijnheer de Redacteur, bieden wij, met verzoek om dit antwoord aan uwe lezers bekend te maken, onze oprechte groeten aan. Dr. FÏIJBS. Dr. SOJIKBS. Onze correspondent verklaart zijne beschuld;gingen volledig te handhaven. Voor het volgende nummer belooft hij een antwoord, waarin hij verschillende feiten met naam en toenaam zal te berde brengen." RED. Berichten. BEHOEFTE AAN ILLUSTRATIE». Verschillende inteekenaren op The Cambridge history of Eriglish literature hebben den. uitgevers ver zocht om meer lustratiën tusschen den tekst op te neme a. Okchoon de opneming van illustratiën oorsproLkelijk niet in het programma van uitgave was bedoeld, daar men vooral in de behoefte aan bibliographiën van de werken der behandelde schrijvers wenschte te voor zien, hebben de uitgevers nu besloten om twee af sonderlijke deelen te pnbliceeren welke een supplement op het oorspronkelijke werk zul len vormen en waarin verschillende uittreksels in proza en poëue uit het hoofdwerk met daarbij behoorende lustratiën zullen worden opgenomen. Het eerste van deze deelen zal verschijnen spoedig na de uitgave van deel 7, het tweede kort na de verschijning van deel 14. Deze supplementdeelen zullen ongeveer 100 lu stratiën bevatten, benevens portretten, facsimiles enz. ONZI TAAL IN FRANKRIJK. Te Bussel (Lille) is verschenen De ktrktang in de Middeleeuwen naar het motu proprio en dition vaticanm. Van Z. H. Pius X, Paus. Door David Sieu w, priester. Met muziek, CONCO'EDAKCE OP TBNNYSON. Die beheerder der openbare boekerij te Taunton, Mr. A. EL Baker, heeft nagenoeg voor de uitgave ge reed: A complete concordance to the poetiatl works of Tennyton, waaraan hij gedurende vele jaren onafgebroken gewerkt heeft. Het werk zal vermoedelijk ongeveer 500 blad zijden, elk van twee kolommen, beslaan en in 'c geheel ongeveer -87.0! O aanhalingen bevatten. 4C cents yer regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau Ar t f', aldaar. NAY BElfV LEONARD LA Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 E. F. DEÜSCHLE-BENGEE. C1MB1 11 t. Paardenverkoop en Paardenmarkt, 7 October en zoo noodig 8 October, zullen des morgens te 'J ,'2 uur in de localiteiten van den Tattersall in Budapest (Kerepesi ut) uit de KON. HONG. PAARDENSTOETERIJEN verscheidene jonge Merriën en Ruinen publiek verkocht worden. De te verknopen Paarden zullen 6 October van 10 uur des morgens af voorgeleid worden ter bezichtiging. Vóór deze verkooping houdt de Budapeater Tatteraall Maatschappij i op dezelfde plaats 2, 3 en 4 October een LUXE-PAARDEN| MARKT, 1O October eéne verkoaping van VOL-BLOEDl PAARDEN en ten slotte 11, 12 en 13 October een aan de I Hengsten keuring verbonden HEBf«STENMARKT. f De beschrijving der te verkoopen paarden en de catalogus met de | voorwaarden van den verkoop, kunnen tegen inzending der porto, besteld worden bij de Directie der Tattersall Maatschappij te Budapest. Budapest, Sept. 1910. DE KON. HOSG. MINISTER VAN LANDBOUW, Koopt UITSLUITEND BOTEB ONDEB RIJKSCONTROLE, De STAAT GARANDEERT U een ONTERTALSCHT product, Hot er handel ZUID L A REN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8931. weer de voldoening, en opgewonden, als in 'n roas, lachte ze mee met 't kind, trachtte zoo opgewonden te blijven. Doodmoe zakte ze 's avonds in slaap, maar schrikte midden in den nacht wakker, en nu was de angst er weer dadelijk, de beklemming van 't donker, waaruit iets op baar af zou komen, omdat ze 'n dief waf. De angst steeg tot 'n hittig jcgen in haar hoofd van voorstellingen, wat er gebeuren zou dien dag, ale ze op straat moest, naar haar andere werkhuis.Dan zou ze wel opgepakt worden, weer zag ze zichzelf tnsschen twee dienders ... en dan zou ze opgesloten worden, en Piet en Mientje zouwen niemand hebben... Toen ze opstond,voelde ze zich als geslagen; heel haar lichaam pijnde, ze was ziek, maar thuis blijven mocht ze niet, da a zouen ze wat merken in der werkhuis. Schichtig gleed ze voort over straat, schuw blikkend naar eiken politieagent, haar moede beenen dringend tot voortgaan. Toen ze by haar werkhuis was, kwam ver wondering in haar, omdat er niets was ge beurd, verwondering, die steeg, toen de dag voorbijging uiterlijk gewoor. Alleen in haar zelve woelde en pijnde altijd de angst en de schaamte, en 't kwellende tobbende denken, over wat gebeuren zou. As 't nou niet gemerkt werd... as ze der niks van hoorde... aa ze der niet k wam me hale Maar dan bleef toch altijd de angst, dat 't nog es uit zou komme... jeses, dan most ze daar in den winkel altijd weer werke, met die angst. En altijd, as Mietje of Piet praatte over 't lekkere eten, zou ze weer motten denke, dat ze 'n dief was ... Nee, nee, dat zou nog erger zyn, nog erger... En langzaam veranderde 't in haar, werd ze bang, dat 't niet uit zou komen, leek 't haar rust, als iedereen 't maar zou weten. Andei s was der nooit, nooit 'n end an. Maar as ze in de gevangenis ging, wat mosten Piet en Mienlje dan? Zsu er dan iemand voor ze zorgen? Och ja, je had altyd welgoeiemeuscherj, die medelijen zouwen hebben... ddn wel, as zij niet voor ze zorgde ... al scholde de menscbe nog zoo op haar .. . Onder 't jachtende denken werkte ze hard, maar 's avonds toen ze weer o Ter straat moest, was de angst voor de menEchen er weer, angst, dat ze iets aan haar zonden zien. En in bed, toen ze weer lag met wyd-open angst-oogen, kwam weer 't andere verlangen, naar rust, 'n haken om van 't getob af te zijn, al moest ze dan in de gevangenis. Was ze maar dood ... ja, dood, dan was ze voor goed van alles af, dan was ze niet meer zoo moe, zoo afgerazend moe... As ze nou maandag weer bij de juffrouw kwam en der gebeurde niks... dan, dan most ze 't zelf zegge ... dat zou ze niet kenne late... Nee, nee,je iiiiimiiiimiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiilHiiilimiiiiiiiiniiiiniiHiiiiiiiiiiMM zelf angeven as dief... nee, dat kon ze ook niet... Hoe kwam die zondag nog om...l niet na de kerk... nee, 'n dief kan niet in de kerk komme... ze zon maar lang in bed blijve, ze had toch hoofdpijp. Der kop, di* was zoo gek, net of ter 'n ijzere band om zat. As die maar weg was... As ze maar es goed kon slapen, ja, slapen, zoo as vroeger. Nou sliep ze niet meer... 'n dief sliep niet. Zon. je in de gevangenis kennen slapen? As ja der maar eerst met iemand over gepraat had.De zondag bleef n kwelling, van ver langen om er over te praten, en tegelijk van angst, dat ze 't doen zou. Ze zei, dat z» hoofdpijn had, lag met natte doeken om haar hoofd, maar de spanning bleef als 'n knel lende ijzeren band. As 't nou maar mor ge was, dan most ze der na toe, dan most er wat gebeure... Maandag 's morgens slofte ze in een killen motregen over de straat. Za ging voort, ala wezenleos; der hoofd voelde ze niet, en dei beenen liepen vanzelf. Haar oogen staarden strak naar 't huis. Stond der geen diender voor de deur? Nee, 't was allemaal gewoon. Aa 't nou tiet gemerkt was... nee, dan moest ze 't zelf zeggen... Ze had Mientje geen eens 'n zoen gegeven... ai ze nou 't schaap niet meer zag ... nou, der zou wel iemand voor der zorgen... der kop, o der kop l Zou ze omkeere? nee, ree, dan was er nooit 'n end an. Met trilleade vingers trok ze de bel over; de juffrouw deed open, mompelde goeienmorgen. De juffrouw wist 't, ze keek zoo strak, en ze had der japon al an, en ze ging in do kamer. Kil zweet overdekte haar voorhoofd; haastig veegde ze 't af, stond stil in de schemerige winkelruimte, wachtend. Plots vlamde licht op in de kamer achter den winkel. Meneers stem riep: juffrouw Jansen !" Schuivend bewoog ze naar de kamerdeur, de oogen etrak epen in 'c witte gezicht. Ze zag meneer en de juffrouw en nog 'n meneer, en alle drie keken der an. En zij most terug kijken...ze kon niet anders. De vreemde meneer vroeg: juffrouw Jansen ?" NOU leek alles* in eens ver van der af; ze hing erges in 'n wijdte... De meneer zei iets van vragen doen" en van de politie." Plots fel-hoog gilde ze 't uit: ik heb die rijksdaalder gestolel'* Meteen leek 't haar, of ze neergeploft werd op den grond of ze sloegen op der hoofd. Maar zij huilde, huilde, of ze nooit meerop zou houwen. Hèdat diéje goed, goed.... ''.''>'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl