Historisch Archief 1877-1940
Ne. l "39
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
* 't boek waw miatchten nooit
venea*nm.
Zender BQ t» willen beweren, dat ruik» een
verliw rw» onze letteren zonde geweest z\jn,
kan «en teob «eggen, d»4 bet boek sekare
eigenschappen heeft, die het onze belang
stelling waMtd ntakep. Ik herinner mg nl.
niet ooit een verhaal over Indiiche menschen
en toestanden gelezen te hebben, AA*. .. zoo
Inditeh er uiting. Zoo ongewild en geheel
onopgesmukt Indisch. En dat zoo'n raar,
maar voluit typ*'g, zecifje meugchan in
hun daen tracht te doen leven... Heere,
wat is dat een bende ea hoe jammer, dat
de schrijver toch eigenlijk niet neer
Bchrjjfvoraogen bezit... Maar dan waie misschien
het arfelooze meteen weer rerloren gegaan,
ala de schepper van dit uitheemgche gebak
. zelf gemerkt had met wat raar materiaal hjj
eigenlek doende was. Nu merkt hy niets en
Tiid alles even gewoon, geeft zich verbazende
moeite om allerlei avontuur nit te denken
voor *ün menechen en oordeelt zelfs een reis
?aar Europa noodig om het vanr er in te hou
den. Alsof er, mits goed beschreven, voor
OM nieMndiër*, iet* fel karakteristiekeis,
verrassenders bestaan kon dan het doodge
wone leven en doen dezer verindischte blan
ken ia aan achterbuurt van Boerabaial
Al die vadaig dikke vrouwen, die luieren,
? babbelen, zoetigheid eten en op voet van
gelijkheid met de baba» omgaan, de*e
bedenkelijk» betren", die allerlei en zeer
twijfelachtige baantjes hebben en «pelend,
drinkend en bluffend den allerhooga'en graad
van ploertigheid bereiken; ten slotte deze
held der historie, famlllaarweg de
patjakket" gebeeten, een kerel, die web. geregeld
bedrinkt, die zich kalmweg aan 's naasten
eigendom vergr^pt, zelfs als die naasten zijn
beate vrienden zgn, en zonder dat zulks aan
de verhouding ook maar het minst afbreuk
doet: het zijn allemaal figuren en sappige
za. ken, alt welke men in goede" Indische romans
(ik bedoel de met talent geschreven») maar
weinig, te weinig, aantreft.
Want dit is Indiëzelf, niet een historie
van Hollanders in Indië, met een atmosfeer
van... warmte en een eeuwig decor van
klapperboomen, maar het relaas van echte
Indiërs, verwilderde" blanken, land en volk
aan- en ingepast. Men hoort het heele boek
door ook niet van het landschap, of van
eigenaardig indicche zeden en manieren, men
. hooit zelf* nauwelijks van de hitte, eenvoudig
«adat niemand spreekt over hetgeen hem
jawoon tn onopmerkelijk 3*. Deze menschen
behopren daar thuis, wat zouden zij dan vreemd
of bijzonder vinden, dat land en menschen
zijn geluk ze ajjn, en zq zelf even zoo zjyn...
Zie daar wat men in deze overigens weinig
?verheven schepping gevoelt: de antcnr en
zijn maaksel een en onverdeeld en het heele
boeltje weer n met Indië, dus met Soerabaia,
en dat het daarginds wel smakelijk leven is,
als men er maar niet op geldverdiejaen en
?promotiemaken uitgaat of heimwee naar het
?vaderland heeft.
Wat zegt men b.v. van deze hnisEelijke
idylle, al» de heer Kaaneel in den schoot
van zjja geótt terugkeert... Marie, die dien
dag weer eens heel lui was, lag lang uit in
een onderwetsche krossi-males (Inieratoel) op
kaar geliefde harmonika t» spelen. Fi ancien
liep in een flodderjurk, tonder kousen of
?cheoiMl door 't huis en snoepte voortdurend
uit een ttopflefch mamsan. Baboe was bezig
di poen te vlooien en wai tegelijkertijd in
onderhandeling met een kippenkoopman,
aan wien zij voor een bagatel een mooien
veohthaan dacht afhandig te maken.,.
Zoo was zj| in die dubbele bezigheid ver
diept, dat ze vergat naar de rijst te kijken,
die op het ruur stond, zoodat een lucht van
aangebrand voedsel het eerste was, waar door
de zintuigen van den heer Kaaneel bij zijn
thutekomet werden aangedaan. Nu ontspon
«ieh deze dialoog :
Kaaawd. Ik daag wel, mijn vrouw spelen
harmonika en nam n j a gostong. Daarom eten
't was toch stele a geveest. Ocb, wat hoefde
ze daar non over te tobben? der was
ommerg geen een» 'n dubbeltje geweest.
Hè, je hoofd wier zoo moe, zoo moe, van
al dat prakkezeeren.
Wat zag Mientje der toch uit... of ze
:óó in de kist most...
Den volgenden daj had ze geen werkhuis,
dan naaide ze thuis, 't Werd ean kwade dag
voor haar iat 't afmartelend getob, dat
erger pijade, na ze stil moest zitten.
Mientje was drenserig. dooi zwakte; ze wou
's morgens niet opstaan, zat 's middags met
koorts- gloeiend gaiicht j 8 naast moeder koffie
te slurpen. Lusteloos at ze de karnemelk-pap,
drenserig zeurend om ander eten.
Moe, ik won zoo graag beter zijn, en de
dokter zeit, asdat ik goed mot ete."
Toen in eens, beloofde moeder; non kind,
ik zal es 'n heeleboel lekkers voor je mee
breng e van de week."
Eiere ook? en van die fijne druivp, die
dokter onderlaaat meebracht?"
Ja, ja,' beloofde ze weer, en ik aal
maïrena-pap veor je koke van lekkere volle
melk, en..."
? Waar mot dat allemaal vandaan komme?"
bromde- vader, smakkend aan zijn pijp. En
ruw-grappend: téje uit de loterij getrokke?"
Ze schudde 'i hoofd, moe-weifelend, boog
weer over haar naaiwerk.
Is 't echt, moe ?" vroeg Mientje weer.
n weer beloofde ze: ja, echt," wenkte
haar man om niets meer te zeggen.
$ou, je ken wal zegge met sint Juttemis,"
mompelde hy nog, begon weer 't lysije in
elkaar te lijmen, dat zijne klauwhanden
moêielyk gesneden hadden uit aigarenhont.
Mientje, wat opgewekter, begon voor moe
der'een zoom in te vonwen, de dunne vin
gertjes in druk beweeg, tot ze plots terug
zakte in haar stoel, bleek, met bibberige lippen.
Mpeder bracht haar naar bed, weer belo
vend : »^aa de week krijg je wat lekkers."
't-Was nu plotseling vast in haar geworden:
Mientje* aou beter eten nebbe, al most ze der
voor stelen..."
Ze« schrikte van de gedachte... maar ze
wer/d er niet meer los van.
'»Nachts sliep ze bijna niet, 't was of altijd
iemand haar diong, en opjoeg, om 't geld te
krijgen.
Den volgenden dag, in haar waschhnis,
loerde ze of nergens geld lag; ze voelde zich
gloeiheet, ziek van koorts, opgedreven deor
het verlangen, dat nu tot een noodzakelijkheid
werd, onontkoombaar.
'sAvonds kwam ze thuis.bang voor Mientjes ge
vraag; ze snauwde 't kind af; van de week",had
ze toch gezeid.en de week was nog lang niet o m.
En in haar hoofd draaide 't denken rond:
avan de week most 't, most 't."
altijd bedonder. Verdomme l Ik kan net zoo
goed in Chinewche kam.
Marie. Na, g» dan! Ju altijd roesoe, immers
nog vroeg I
Xaaniel. J8 ben lui varken.
Marie. Daarom. Ik zeg al, ga naar Chineesch
hotel.
Kaaneel. Ik wel niet.
Marie. Jij ben vriendelijk meneer. Jij groet
niet en vloek maar, vraag niet naar Francier.
Jij maar traferdoeli voor vrouw en kind, of
dood of niet, jij kan niet schelen.
Kaaneel. Na ja, waar dan Francien?"... enz.
Lieva lezer, zoo behoort men in Indiëte
leven. Helaas! Zoo behoorde men misschien
overal te leven, zoo half gedachteloos wee
moedig deunende op een verkouden har
monika, terwy'l baboe de poes vlooit en
intusfichen de rijst aanbrandt en 't kind in
volkomen vrijheid manisan snoept uit een
stopflesch.
En zeg niet dat 't op die manier een Jan
boel wordt, beschaafde menschen onwaardig,
dat orde en regel den mensch eerst boven
het dier verheffen en men leven moet om
zijn geest te ontwikkelen of naar zedelijke
volmaking te streven... of een andere
van uw gemeenplaatsen. Want ik vraag
n wat heeft e*n geldbeschaving" van de
wereld gemaakt, van elk uwer en van
ons aller samenleving? Het zijn zeer arme
lieden, hoort ge l die de auteur hier opvoert,
zij beaitten noch goud, noch vee, noch jand,
noch zei f a < ff eet en, en echter zijn zij vol
maakt gelukkig, denkloo?, vanzelf, gelukkig,
ieder op zijne wijze, tot de poes toe.
Maar gij, moderne industrie-beschaafde,
die alle geluk afhankelijk hebt gemaakt van
geld, en voor wie geluk Reld is, gümaaktet
het eenvoudigste tot het aller-onbereikbaarste
en verdoemde aldua bet menschen-bestaan.
Want wie het gewin najagen (en dat moeten
wij allen wel, omdat zonder gewin" het hier
geen leven it) in de meening het geluk na
te jagen, vinden zich aan 't eind bitter be
drogen, moeten op de jacht blijven, nu als
doel, omdat zij ondertusschen vergaten wat
het leven en het geluk eigenlijk zeggen wil.
Zoo trekt de wereld langs hen heen en zij
hebben er niets van gezien, omdat zy geen
oogenblik met zich zelf alleen konden zijn
en droomend vervloeien in 't oneindige.
Maar intusechen brandt de rijst aan! Laat
haar brander. Zegt Marie niet, dat 't nog
vroeg is? Wy zetten andere op en zullen
toch wel eten.
Moet dan elke kleinigheid onze hooge rust
verstoren en moeten wij voor onzen buik
leven, gelijk de paus zei (maar bij meende 't
niet zoo erg), wat de hervormers deden?
Zie de leliën des velds, zij zaaien niet en
maaien niet... Meent ge dat een weinig van
deze leer onze overspannen zenuwen en laag
materialistischen tijd niet van nut zou kunnen
zijn?...
Het is, als men znlkeparadys-scbilderingen
leest, om heimwee te krijgen naar
Krambangan in Soerabaia, indien man niet wist,
scheidende uit deze oververhitte, overbewuste
wereld, toch altijd zichzelven mee te nemen,
die ook al van 't hondj e gebeten is. Inderdaad,
wij zijn zelf aangestoken en daarom is dit
boek van de familie Kaaneel ook zulk een
moreel kaan eel boek. Het leert hoe de zonde
begint met het geld en de weelde, en de deugd
eerst weerkeert, als het geld op is.
Zoo is 't, tenminste in Krambarjgan, geze
gend landt
Maar ik vrees dat de zedelijke strekking
van dit werk veor onze verbasterde maat
schappij zal verloren gaan.
FBANS COENEN.
Het Op«lflclittoüne£l.
Als eerste Openluchttooneel in ona land
werd genoemd dat te Hilversum, ingericht
door Mevrouw Amy Grothe-Twiss. B."
vraagt ons, of aan het Openlucht-tooneelte
Leiden bij de laatste Luatrumfeesten niet
iiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiMuiiiimiiiiiiiimiiiiiiimmiiiiMiiiiiimiiimiiiiiniii
Den volgenden dag moest ze weer in den
mannfactunrwmkel zijn; weer was ze er
alleen in 't witblinkende gaegloeilicht.
Terwijl ze den vloer dweilde, achichtigden
telkens hare oogen naar de toonbank, naar
de geld &; straks moest ze achter de toon
bank komen; angstig hield ze hare stappen
ip, dweilde langzaam... 't bloed joeg prik
kelend naar haar hoofd, baar lijf was zwaar
als lood.
Langzaam kwam ze achter de toonbank,
en toen als 'n zelf lerend ding, trok hare
hand de geld! & open, die zwaar gleed. Inén
blinking zag ze 't zilver er in, haar hand
graaide, gleed coen schichtig in haar zak,
terwijl haar kni*>, als mechanisch, de la
toedrukte.
Toen stond ze onbewegelijk, 't gloeigezicht
weggebogen, de hand nog op haar rok, waar
ze in den zak de ronding voelde van den
rijksdaalder.
En plotseling kalmde iets als rust over
haar, omJat ze 't nu gedaan had; metfoische
zwaaien dweilde ze den vloer af, denkeloos
zich gaan latend op 't gevoel van rust.
Maar toen ze stof begon af te nemen,
beefden hare handen, en heet e golven stegen
op langs haar rug, braken uit in kil-klamme
druppels op haar voorhoofd.
Nou had ze gestolen ... as 't gemerkt werd
ging ze de bak in. Jesee, hoa kon dat ? ze
was toch altijd eerlijk geweest... toen weifelde
een aarzelend verlangen door haar heen, den
rijksdaalder weer terug te leggen in de hl,
maar ze wist, dat ze dan weer spijt zou
hebben, omdat de belofte aan Mientje haar
niet met rust liet.
Toen de juffrouw beneden kwam,wist vrouw
Jansen haar schrik te bedwingen, en langzaam
weid ze rustiger, begon te bedenken, wat ze
veor Mientje koopen zou,
As 't maar niet gemerkt werd, vóór ze weg
was, 's avons, dan kon ze ten minste wat
voor Mientje koopen.
De dag verliep stil, en verlicht liep ze op
straat, ging de dichtstbijzijnde winkelstraat ir.
Vlak-by was een slager, maar dezen liep
ze voorbij, schichtig verder glijdend. Haar
beenen voelden vreemd aan, alsof ze breken
zeuder), zoo draaierig, maar za liep voort, de
vol genden slagerswinkel in.
Toen ae hier kal Mapjes had gekocht, en
den rijksdaalder had gewisseld, werd ze weer
rustiger,enlater,op straat, met 't pakje vleesch
in hare handen, vroolijkte zelfs iets als blijd
schap door haar heen. Gemakkelijk kocht
ze nu het andere: druiven en eieren, een
pakje maizena, een flesch melk, en goede
kam». En wat. fijne moesappelen: den heelen
rijksdaalder besteedie ze: geen cent mocht
ervan overblijven.
Toen ze bij huis kwam, stond ze even stil
den voorrang toekomt?"... Zeker! Doch dit
was zóó iets bizonders, zoowel
tooneelinrichtingen, vertooning als muziek, en zoo groot
en-grootten van opvatting, dat bet eenig in
zijn soort was en met niets te vergelijken
viel. Een schoonheid op zich zelf l Dit was
het eer t e tijdelijke Openluchttooneel, dit van
Mev. Amy Grothe-Twiss is het eerste blijvende.
Zwijgend hechtend aan het idee blijvend, ver
zuimde ik het tijdelijke te Leiden als eerste
Openluchttooneel te noemen.
Of ik de openluchtvertaoning te Leiden
niet gezien heb?" vraagt de heer B. Zeker l
En ik heb die bovenmate schoen gevonden,
en niemand kan er reet meer waardeering
en vuriger bewondering over geschreven heb
ben dan ik deed in Het Nieuws van den Dag."
J. H. EÖSSISQ.
H a m o n t, 30 Augustus 1910.
Mijnheer de Redacteur l
In D» Amsterdammer van 14 Augustus 1910,
No. 1729, staat eea brief nit Limburg, waarin
de volgende zinsneden voorkomen:
I?dat (te Bude!) wordt sinds jaren de
lijkschouw verricht door onbeëedigde Belgieche
doctoren, uit bet naburige Hamont, die
gewoonlijk den doode niet zien."
Deze h eer en houden spreekuur ia kroegjes
in Budel, houden daar apotheek en bij hanne
afwezigheid, verkoopt de herbergierster
medicijnen uit de apotheek l"
Ook dit weet het geneeskundig
staatstoeiicht en het hoofd der gemeente.
Maar er gebeurt niets."
Deze brief, Mijnheer de Redacteur, is niet
onderteekend, en de inhoud wordt dus, naar
het schijnt, door n met uwe verantwoorde
lijkheid gedekt.
Te Budel, dat niet in Limburg ligt, wordt
door de beide doctoren uit het Belgische
Hamont, dr. Feijenen d'. Komers, de genees
kundige praktijk uitgoot fend. Da
Nederlandscbe wet verklaan hen daartoe bevoegd.
Dr. Feijen beeft da*r en in de naburige
grensgemeenten Soerendonk en Maarheeze,
gedurende 38 jaren de gemeentepraktijk
waargenomen en lijkschouwingen verricht.
In geen van deze gemeenten was toen een
Nederlandsen geneesheer gevestigd of te
krijgen.
Dr. Somers heeft geduretde 14 jaren te
Budel en Soerendonk, zonder van gemeente
wege (behalve de twee laatste jarer) eenige
vergoeding te genieten, voor arm en rijk bij
nacht en dag klaargeataar. Herhaaldelijk
beeft hij zich tot den Burgemeester en den
eersten wethouder gewend, om voor het
verrichten der lijkschouwing beëedigd te
worden, doch de eed is hem niet afgenomen.
En aangezien de doodsoorzaak die op het
doodsbriefje moet zijn vermeld, door niemand
dan door den behandelecden geneesheer kan
worden aangegeven (tenzij na sectie), ia het
duidelijk dat het aan de bevoegde autoriteiten
staat te zorgen, dat de in hunne gemeente
praktiseerende artsen beëedigd zijn.
Thans heeft zich te Budel een Nederlandsen
geneesheer gevestigd. Hij moge het met leede
oogen aanzien, dat de bevolking der drie
gemeenten haar vertrouwen bluft schenken
aan de grensdoctoren ; van deze zal niemand
redelijkerwijze'durven verlapgec, dat zij, na
zoo laxge jaren zich voor die gemeente te
hebben opgeofferd, ' hunne Nederlandsche
praktijk, de vrucht van veel arbeid, ineens
prijsgeven.
De beschuldiging, dat wij te Budel spreek
uur houden in kroepjes, dat wij daar apotheek
houden en bij onze afwezigheid de her
bergierster medicijnen verkoopt «n dat wij
lijkschouw verrichten zonder den doode te
zien, is lasterlijk en voor ons eerroovend en
wij hebben deswege te bevoegder plaatse
eene klacht ingediend.
De anonieme schrijver, die de Belgische
iMiiiiuiilMlimiiliiiliiiilllilllHlilliMiliiiimitimiiiiiiMiimiilitlumiriii
drukte vreugdig de pakjes tegen zich aan;
toen plota weer rilde ze verhuiverd door
schaamte.
Niks mochten ze thuis merke, niks; ze
most zeggen... wat?... dat ze 't had ge
kregen van de juffrouw ...
Hijgend kwam ze binner», pakte alles nit
op tafel, en toen ze Mientje zag lachen, voelde
ze zich tevreden, ef ze iets goeds gedaan had.
Haar man bromde: Wat nou? weer al
je verdiende centen uitgegeve?"
Maar zij lachte, vertelde druk: Nee, g
krege van de juffrouw, om dat ze zoo te
doen had met Mientje.''
Plots voelde ze zich kleuren om den leugen;
en beredderig begon ze alles klaar te maken.
De braadlucht van 't vleeech maakte haar
misselijk, der heele lijf leek wel te koken,
en der beenen beefden. Mientje at weinig,
maar ze vond alles lekker en ging rustig slapen
in 't vooruitzicht, morgen weer wat lekkers
te hebben.
Vrouw Jansen kon niet slapen; met wijd
open oogen staarde ze in 't dikke donker
van de beds-è?, haar zweethaudeu
samengeklemd onder 't dek.
Ze durfde zich niet bewegen, bang, dat er
dan iets met haar gebeuren zo v. Ze was nou
'n dief as 't gemerkt was, ging ze in de
gevangenis, en as 't niet gemerkt was, dan
bleef ze toch 'n dief. Gaen mensch dorst ze
meer an te kijken ... nou j», ze had 't toch
voor Mientje gedaan ...
Moeizaam zocht ze weer rust te vinden in
deze gedachte, bang voor 't nieuwe getob,
dat erger nog dan 't vorige, haar niet met
rust zou laten.
Nijdig bonsde ze haar hoofd neer op 't
kussen, of ze daarmee 't denken tot rust
kon brengen.
Tegen den morgen sliep ze in, en blij zag
ze bij het wakker worden schemer van daglicht
door de alkoofdeur.
Goddank, ze hoefde niet in 't zwartdonker
op te staan, en ze had geen werkhuis van
daag, ze hoefde niet op straat.
Thuis te blijven, waar ze anders bang voor
was, leek haar nu verlichting;
Maar heel den dag werd toch n kwelling;
als ze Mientje zag eten van 't meegebrachte,
voelde ze haar keel dichtgeknepen, en de
straatgeluiden over verhitten haar met angst
voor wat gebeuren ging. Ze zouen der komme
hale, 'n diender, en ze zou weggebracht
worde....
Een oogenblik kwam 't verlangen in haar,
naar de juffrouw toe te gaan, om 't te zeggen,
naar ze voelde, dat niet te darvea. Zelf te
zeggen, dat ze 'n dief was, nee, dat kon niet
dat kon niet....
'* Middags, in eens, toen ze Mientje vroolyk
zag, was de angst weggevaagd, voelde ze
grerudoctpren van brutaliteit beschuldigt,
ontziet zich niet, in enkele regels niet ons
alleen, maar tevens de Nederlandsche politie,
het hoofd van een of meer Nederlandsche
gemeenten en den Hoofdinspecteur der Volks
gezondheid te 's Bjsch te beschuldigen van
plicht verzuim.
Tot zqne betere inlichting dien e, dat, ten
spijt van den aanklager die ook wel aan
deze beschuldigingen schuldig zal staan, de
Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid
te 'a Hertogenboch over de artsenij bediening
te Budal inlichtingen gevraagd en verkregen
heeft en de justitie onder leiding van den
luitenant der Marechaussee een gerechtelijk
onderzoek heeft ingesteld, zonder gevolg.
Tegen dezen lasteraar zy het ons vreemde
lingen vergund, het voor de Nedwlandsche
autoriteiten op te nemen.
En voor dezelfde Nederlandsche justitie,
die ons vrij liet uitgaan, hopen wij den
venijnigen Nederlander te bewijzen, dat wij,
Belgische grensdoctoren, door niemand, wie
het ook zy, onze eer en goede naam zullen
laten aantaster.
U, Mijnheer de Redacteur, bieden wij, met
verzoek om dit antwoord aan uwe lezers
bekend te maken, onze oprechte groeten aan.
Dr. FÏIJBS.
Dr. SOJIKBS.
Onze correspondent verklaart zijne
beschuld;gingen volledig te handhaven. Voor het
volgende nummer belooft hij een antwoord,
waarin hij verschillende feiten met naam en
toenaam zal te berde brengen." RED.
Berichten.
BEHOEFTE AAN ILLUSTRATIE». Verschillende
inteekenaren op The Cambridge history of
Eriglish literature hebben den. uitgevers ver
zocht om meer lustratiën tusschen den tekst
op te neme a. Okchoon de opneming van
illustratiën oorsproLkelijk niet in het programma
van uitgave was bedoeld, daar men vooral in
de behoefte aan bibliographiën van de werken
der behandelde schrijvers wenschte te voor
zien, hebben de uitgevers nu besloten om twee
af sonderlijke deelen te pnbliceeren welke een
supplement op het oorspronkelijke werk zul
len vormen en waarin verschillende uittreksels
in proza en poëue uit het hoofdwerk met
daarbij behoorende lustratiën zullen worden
opgenomen.
Het eerste van deze deelen zal verschijnen
spoedig na de uitgave van deel 7, het tweede
kort na de verschijning van deel 14. Deze
supplementdeelen zullen ongeveer 100 lu
stratiën bevatten, benevens portretten,
facsimiles enz.
ONZI TAAL IN FRANKRIJK. Te Bussel (Lille)
is verschenen De ktrktang in de Middeleeuwen
naar het motu proprio en dition vaticanm. Van
Z. H. Pius X, Paus. Door David Sieu w, priester.
Met muziek,
CONCO'EDAKCE OP TBNNYSON. Die beheerder
der openbare boekerij te Taunton, Mr. A. EL
Baker, heeft nagenoeg voor de uitgave ge
reed: A complete concordance to the poetiatl
works of Tennyton, waaraan hij gedurende
vele jaren onafgebroken gewerkt heeft. Het
werk zal vermoedelijk ongeveer 500 blad
zijden, elk van twee kolommen, beslaan en
in 'c geheel ongeveer -87.0! O aanhalingen
bevatten.
4C cents yer regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau Ar t f',
aldaar.
NAY BElfV
LEONARD LA
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
E. F. DEÜSCHLE-BENGEE.
C1MB1
11 t.
Paardenverkoop en Paardenmarkt,
7 October en zoo noodig 8 October, zullen des morgens te
'J ,'2 uur in de localiteiten van den Tattersall in Budapest (Kerepesi ut)
uit de KON. HONG. PAARDENSTOETERIJEN verscheidene jonge
Merriën en Ruinen publiek verkocht worden.
De te verknopen Paarden zullen 6 October van 10 uur des morgens
af voorgeleid worden ter bezichtiging.
Vóór deze verkooping houdt de Budapeater Tatteraall Maatschappij
i op dezelfde plaats 2, 3 en 4 October een
LUXE-PAARDEN| MARKT, 1O October eéne verkoaping van
VOL-BLOEDl PAARDEN en ten slotte 11, 12 en 13 October een aan de
I Hengsten keuring verbonden HEBf«STENMARKT.
f De beschrijving der te verkoopen paarden en de catalogus met de
| voorwaarden van den verkoop, kunnen tegen inzending der porto, besteld
worden bij de Directie der Tattersall Maatschappij te Budapest.
Budapest, Sept. 1910. DE KON. HOSG. MINISTER VAN LANDBOUW,
Koopt UITSLUITEND BOTEB ONDEB RIJKSCONTROLE,
De STAAT GARANDEERT U een ONTERTALSCHT product,
Hot er handel ZUID L A REN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8931.
weer de voldoening, en opgewonden, als in
'n roas, lachte ze mee met 't kind, trachtte
zoo opgewonden te blijven.
Doodmoe zakte ze 's avonds in slaap, maar
schrikte midden in den nacht wakker, en nu
was de angst er weer dadelijk, de beklemming
van 't donker, waaruit iets op baar af zou
komen, omdat ze 'n dief waf.
De angst steeg tot 'n hittig jcgen in haar
hoofd van voorstellingen, wat er gebeuren
zou dien dag, ale ze op straat moest, naar
haar andere werkhuis.Dan zou ze wel opgepakt
worden, weer zag ze zichzelf tnsschen twee
dienders ... en dan zou ze opgesloten worden,
en Piet en Mientje zouwen niemand hebben...
Toen ze opstond,voelde ze zich als geslagen;
heel haar lichaam pijnde, ze was ziek, maar
thuis blijven mocht ze niet, da a zouen ze
wat merken in der werkhuis.
Schichtig gleed ze voort over straat, schuw
blikkend naar eiken politieagent, haar moede
beenen dringend tot voortgaan.
Toen ze by haar werkhuis was, kwam ver
wondering in haar, omdat er niets was ge
beurd, verwondering, die steeg, toen de dag
voorbijging uiterlijk gewoor. Alleen in haar
zelve woelde en pijnde altijd de angst en de
schaamte, en 't kwellende tobbende denken,
over wat gebeuren zou.
As 't nou niet gemerkt werd... as ze der
niks van hoorde... aa ze der niet k wam me
hale Maar dan bleef toch altijd de
angst, dat 't nog es uit zou komme...
jeses, dan most ze daar in den winkel altijd
weer werke, met die angst. En altijd, as Mietje
of Piet praatte over 't lekkere eten, zou ze
weer motten denke, dat ze 'n dief was ...
Nee, nee, dat zou nog erger zyn, nog erger...
En langzaam veranderde 't in haar, werd
ze bang, dat 't niet uit zou komen, leek 't
haar rust, als iedereen 't maar zou weten.
Andei s was der nooit, nooit 'n end an. Maar
as ze in de gevangenis ging, wat mosten Piet
en Mienlje dan? Zsu er dan iemand voor ze
zorgen? Och ja, je had altyd
welgoeiemeuscherj, die medelijen zouwen hebben... ddn
wel, as zij niet voor ze zorgde ... al scholde
de menscbe nog zoo op haar .. .
Onder 't jachtende denken werkte ze hard,
maar 's avonds toen ze weer o Ter straat moest,
was de angst voor de menEchen er weer,
angst, dat ze iets aan haar zonden zien.
En in bed, toen ze weer lag met wyd-open
angst-oogen, kwam weer 't andere verlangen,
naar rust, 'n haken om van 't getob af te zijn,
al moest ze dan in de gevangenis. Was ze
maar dood ... ja, dood, dan was ze voor goed
van alles af, dan was ze niet meer zoo moe,
zoo afgerazend moe... As ze nou maandag
weer bij de juffrouw kwam en der gebeurde
niks... dan, dan most ze 't zelf zegge ...
dat zou ze niet kenne late... Nee, nee,je
iiiiimiiiimiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiilHiiilimiiiiiiiiniiiiniiHiiiiiiiiiiMM
zelf angeven as dief... nee, dat kon ze ook
niet... Hoe kwam die zondag nog om...l
niet na de kerk... nee, 'n dief kan niet in
de kerk komme... ze zon maar lang in bed
blijve, ze had toch hoofdpijp. Der kop, di*
was zoo gek, net of ter 'n ijzere band om zat.
As die maar weg was... As ze maar es goed
kon slapen, ja, slapen, zoo as vroeger. Nou
sliep ze niet meer... 'n dief sliep niet. Zon.
je in de gevangenis kennen slapen? As ja
der maar eerst met iemand over gepraat
had.De zondag bleef n kwelling, van ver
langen om er over te praten, en tegelijk van
angst, dat ze 't doen zou. Ze zei, dat z»
hoofdpijn had, lag met natte doeken om haar
hoofd, maar de spanning bleef als 'n knel
lende ijzeren band.
As 't nou maar mor ge was, dan most ze
der na toe, dan most er wat gebeure...
Maandag 's morgens slofte ze in een killen
motregen over de straat. Za ging voort, ala
wezenleos; der hoofd voelde ze niet, en dei
beenen liepen vanzelf.
Haar oogen staarden strak naar 't huis.
Stond der geen diender voor de deur?
Nee, 't was allemaal gewoon. Aa 't nou tiet
gemerkt was... nee, dan moest ze 't zelf
zeggen...
Ze had Mientje geen eens 'n zoen gegeven...
ai ze nou 't schaap niet meer zag ... nou,
der zou wel iemand voor der zorgen... der
kop, o der kop l
Zou ze omkeere? nee, ree, dan was er
nooit 'n end an. Met trilleade vingers trok
ze de bel over; de juffrouw deed open,
mompelde goeienmorgen.
De juffrouw wist 't, ze keek zoo strak, en
ze had der japon al an, en ze ging in do
kamer.
Kil zweet overdekte haar voorhoofd;
haastig veegde ze 't af, stond stil in de
schemerige winkelruimte, wachtend.
Plots vlamde licht op in de kamer achter
den winkel. Meneers stem riep: juffrouw
Jansen !"
Schuivend bewoog ze naar de kamerdeur,
de oogen etrak epen in 'c witte gezicht.
Ze zag meneer en de juffrouw en nog 'n
meneer, en alle drie keken der an.
En zij most terug kijken...ze kon niet anders.
De vreemde meneer vroeg: juffrouw
Jansen ?"
NOU leek alles* in eens ver van der af; ze
hing erges in 'n wijdte... De meneer zei
iets van vragen doen" en van de politie."
Plots fel-hoog gilde ze 't uit: ik heb die
rijksdaalder gestolel'*
Meteen leek 't haar, of ze neergeploft werd
op den grond of ze sloegen op der hoofd.
Maar zij huilde, huilde, of ze nooit
meerop zou houwen.
Hèdat diéje goed, goed.... ''.''>'