De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 11 september pagina 5

11 september 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

D E ' A' K ) AM MEE WE K B LA D V O O B SE D E B L A N "ÜX In De Rooi van Bakawali", uen verhaal uit Htndoesjan, waarvan een Fransehe ver taling bestaat door Qarcin de Tassy, ia sprake van een tuin waar de boomen vrachten droegen, die op meoBohenhoofden geleken. De held kamt naderbij, en de hoofden be ginnen te grijnzen, om daarna ter aarde te vallen. Een uur later komen er nieuwe vruchten aan den boom, die hetzelfde uiter lijk hebben, Pe held van het genoemde verhaal, zag ook vogels wegvliegen uit de granaatappelen, die hij opende. De volksoverleveringen laten eenden, ganzen of zwanen aan de boomen groeien. Dat is ook de gestalte, aangenomen door de nymfen, dryaden en boom vrouwen, waarmee de legenden de wonden bevolkten. In Indië: hoorde de Italiaansche reiziger Beato Odorice in de 14de eeuw spreken over boomen, waaraan menschen groeiden, menachen niet grooter dan de onderarm lang is. Met de voeten waren die wondervrnchten aan den boom bevestigd en de lichamen waren friscj» zoolang de wind blies, doch verdroogden aoodra de wind ophield. Sporen van een deigelijke legende vond men bij de Arabieren, en in het eerste boek van de Indi sche Mahabharata ia sprake van dwergen, die aan de takken van eea ontzaglijken heiligen vijgeboom hingen. Een Chineesche overlevering spreekt over een meer, omringd door boomen die vogeli voortbrengen. In het Westen werd de legende gelocaliseerd in Engeland, dat in de middel eenwen doorging voor een fabelland, waar zulk n mürakelboom op zjjn plaats was, en daar werd.de groeiplaats van den wónderboom opgegeven als zijnde, in hét verre, weinig bekende Noorden, op de Orkneyeilanden, die weinig werden bezocht en die zelfs in den -modernen tjjd nog van de be schaafde wereld als 't ware afgesloten bleven. In Schotland aan den oever van een airoom, stond een boom, die vruchten droeg welke op eenden geleken. Wanneer deze vrachten rjjp waren, vielen ze op den oever of in het water. De vrachten, die op den grond terecht kwamen,bedierven dadel^j k, doch qie welke in het water vielen werden levend, Kregen veeren en vlogen weg. Verlangend, de waarheid vast te stellen, hebben we dit verhaal willen onderzoeken. Doch we hadden moeten bedenken dat de wonderen achteruit wijken, indien men ze van dicht bij beschouwen wil: de wonderboom groeide reeds niet meer in Schotland, doch kwam voor op de Oikneyeilanden." Zoo schreef Paus Pias II, tegen het einde der 15de eeuw, in zy'n boek over Azi en Europa. Hierbij verdient ook te worden aangeteekend, dat op de Oxkney's boomen vrjjwel onbekend zijn, en deze omstandigheid geeft aan de legende een humoristisch tintje. Over den boom die eenden of ganzen voortbracht, spraken Giraldus Cambrensisin zijn werk over Ierland, de reiziger John Manndeville en de plantknndige Gerarde in zijn Herbal! or generall History of Plants (1597). Een fabelachtig; eiland van Indiëwerd ge noemd : het eiland van de gamboe-vruchten". Van deze vrachten werd verhaald, dat ze zoo groot werden als olifanten. De gamboe is voor de Hindoe'*/een boem van het hemelscb: paradijs, en de boo :e geesten trachten zich er meester van te maken, waartoe zij het uiterjyk van wolven aannemen. Deze gamboe is een groote, vleezige vracht, die men gemakkelijk met het vleesch van een dier heeft kunnen vergelijken. ,;:. .; ?.< » 9 * ledere legende berust op een waarneming al ia het een gebrekkige, oppervlakkige waar neming, die leidde tot verkeerde gevolgtrek kingen. Zoo zocht men de verklaring van het gelopf aan de ganzenboomen", in het feit dat er ichaaldieren bestaan die zich in massa aan stukken wrakhout hechten, waar ze dan door middel van een buigzame steel aan be vestigd zjjn. Deze steel vergeleek men bij een UIT DE NATUUR. CCCXCI. Sexueele Dimorphie. Als verschillende lezen mij tegelijkertijd inlichtingen vragen over hetzelfde natuurvoorwerp, dan is het in den regel een veel voorkomend dier of plantje, en in elk geval iets dat de aandacht trok en belangstelling wekte. Met er over te schrijven heb ik duaook kans, met belangstelling gelezen te woiden, en die kans wil ik dezen keer niet laten ontglippen. Behalve bygaanden brief ontving ik nog vier briefkaarten, alle met aanduidinger, (twee met potloodschetsjea) van de merkwaar dige borstelrupsen, waaruit de nog veel be langwekkender witvlakvlinders komen. Eerst even over de rupsen. Ze trekken en boeien een oogenblik de aandacht van ieder, die niet geheel zonder oog is voor de verschijnselen der Ie vendenatnur.en dat doen ze hopfdzakely' k, doordat voor op het lichaam, bij den kop, twee bosjes glansend zwarte haren staan, byna zoo lang als bet halve lichaam van het dier; op het achtereind staan er weer een paar. Deze voor- en achterpluimen gelijken fijne zwarte penseelen, behalve dat de samenstel lende haartjes van verschillende lengte zijn en niet zoo dicht opeen zijn gedrongen als büeen penseel; maar de rups draagt nog meer versierselen; op vier ringen van zyn lichaam zitten, in twee rijen, korte witte of gele kwastjes van even groote dicht opeen gedrongen haren; ook die zou men met pen seelen kannen vergelijken, maar dan met zulke die dicht bij het hout dwars zyn afgeknipt, op verf kwast-manier. Hierbij blijft het niet, nog op verschillende plaatsen is de borstelrups met andera gekleurde en anders gevormde schuiers, kwastjes en pluimpjes bezet, zoodat hij doet denken aan de ambulante borstel winkel van een venter. Kaakt ge zoo'n rups bij de lange pluimpjes aan, dan schudt hij meestal; meteen laat hij een deel van zijn mooie haren in uw bezit; een zachte aanraking is al voldoende, om het dier over te halen qjn haren uit te strooien. Watdatbeteekent? Zekerheid daaromtrent is niet te geven. Waarschijnlijk of althans moge lijk ia het;, dat deze haren het dier redden uit de poot of bek van vijanden, die zijn truc nog niet kennen; van zjjn natuurlijke of aartsvyanden natuurlijk niet. Immers, wie niet weet, dat die haren zoo los zitten, meent het beest hét gemakkelijkst te pakken te krijgen, door hem bij zyn lange kwasten aan te grijpen ;maar dte aangrüper houdt een pruik vaet> de rups ia intneschen gewaarschuwd tegen het gevaar, gansenhals en men geloofde dat deze diertjes de kiemen waren yan een soort ganzen, ter wijl ze zelf als ?wormen in het hout ont stonden. Een oude Schotsche geschiedschrij ver verhaalt hoe zulk een boom in 1480 op het strand aanspoelde, e» er een menigte wormen uit alle spleten kropen. Sommigen waren naakt en kaal, doch anderen bezaten hoofd, voeten en vleugels, doch geen veeren. Enkelen vertoonden geheel en al de gestalte van zwemvogels. Het volk koesterde een groote bewondering voor dezen boomstam en droeg hem in de kerk van S t. Andrews. In 1893 heeft schry ver dezes zulk een stok wrakhout gezien op het strand te Scheveningen, en dit voorwerp wekte toen groote belang stelling. Tal van Hagenaars gingen het be zien, doch men beweert niet meer dat deze achaaldieren zich tot vogels ontwikkelen. Deze diertjes heeten in het Engelsch barnaclea" (rriet denzelfden naam wordt een soort gans aangeduid), en de wetenschappe lijke naam ia Lepas anatifera. Ze behooren tot de Cirrhopoden, en het leven dezer zee dieren ia zoo merkwaardig, hnn gesta'te trekt zoo zeer de aandacht, dat het ons niet kan verbazen, te zien hoe ze een brandpunt van legenden werden. Men vindt de Lepas anatifera duidelijk terug in de volgende oude Engelse hèbe schrijving: Deze schalen hangen aan den boom aan een hals, langer dan de schaal. Die hals bestaat alt een vliesige zelfstandig heid, is rond, hol en gerimpeld, niet ongelijk aan de longpy'p van een kip. De hals is hek breedst ter plaatse waar hy aan den boom gehecht is, en alt den boom schijnt hij de stof te zuigen, die dient om de schaal te doen groeien zoowel als het vogeltje dat in de schaal aanwezig is. In iedere schaal, die ik opende, vond ik een volmaakten zwemvogel, met een bek als van een gans, met oogen, hoofd, hals, vleugels, staart en pooten goed gevormd, de veeren overal goed ontwikkeld, en de pooten gelijk die van andere zwem vogels." Uit dergelijke beschrijvingen worden we gewaar hoe de achy'n bedriegen kan, en hoe zelfs min of meer wetenschappelijke waar nemers bevangen kunnen zyn door blind aangenomen d waal begrippen en zoo kunnen uitgeven voor feiten, hetgeen geheel af komstig is uit hun fantasie. Het is hier de plaats te herinneren aan koningin Bertha met den ganzevoet," die men terugvindt in Indische legenden, maar ook in Banskrietache zoowel als in Enropeesche plantennamen ontmoet men het woord ganze voet." De boom, die eenden voortbracht, kan op n lijn worden gesteld met de Indische boomen waaraan vogels groeien, en met de mythologische figuur van den Brahmaanschen heiligen vy'geboom, waar heilige vogels om heen fladderden. Vogels bevolken de boomen en werden met de boomen in verband gebracht. De wonderverhalen, legenden en mythen spreken van een innige betrekking tusschen de gansene natuur. Vooral in Indiëwas de toenadering tnsechen boom en vogel gemakke lijk, daar beide begrippen nzelfde naam kregen, evenals met boomblad en vleugel het geval waa. Bisschop Fieetwood schrijft in zyn Curiosities of Agriculture and Gardening (1707) over den oesterboom", gezien door een dominikaanech monnik op Guadeloupe: De zaden van de oesters hechten zich aan den boom en wanneer de oesters groeien, buigen de takken zich onder het gewicht naar be neden en het zeewater verfrischt de dieren tweemaal per dag". In Chili groeide volgens Kircher een boom, die wormen voortbracht, welke zich tot slangen ontwikkelden, en op de Molukken kwam volgens denzelfden zeventienden-eeuwschen schrijver een plant voor, welker bladeren, nadat ze waren afgevallen, vlinders werden. * * # Odorico, die in den tyd van Marco Pole in Perzië, Indiëen China ge weeat ia, noemde IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII die laat zich vallen en is misschien gered. Zoo ook hebben de lange staartjes aan vlin dervleugels, en andere schijnbaar nnttelooze en licht loslatende aanhangsels aan kleine Borstelrups van den witvlakvinder. dier lij f j BP, misschien eenige beteekenis voor het leven van het dier; ook al is het niet aan te nemen, dat die haren, lapjes, staartjes daartoe bepaald moeten dienen. Wie veel vruchtboomen in zijn tuin heeft, kan in dezen tijd nog wel rupsen vinden van de gewone soort borstelrupsen, ze zijn nog niet alle verpopt, eerst in September ver schijnt de tweede editie van de vlinders. Wie ze vindt, op welke struiken ofboemen ook, herkent ze dadelijk aan hun boutheid en hun pluimentooi en die kan, althans indien er vele zijn, een heel bijzondere waarneming doen; de rupsen namelijk, hoewel geen ge slacht sdieren, zijn verschillend al naar er een mannetjes- of een wijfjesvlinder uit zal geboren worden; en ook de poppen verschilen zoo van elkaar, dat iemand, die niet verdacht is op deze ongewone geslachtelijke tweevormigheid, ze voor rupsen en poppen vaii verschil lende soort van vlinders zou honden. Bij nadere overdenking is het eigenlijk zoo'n groot wonder niet, dat de poppen van n soort vlinder zoo verschillend kunnen zijn. Als ge straks waarneemt, wat voor vlinders uit uw ingezamelde rupsen komen, zult ge moeten toegeven, dat de hulsels wel verschil lend mogen zijn, als de inhouden zoo afwijken. Laat een dame, wie dit verschil zoo trof, dat zy my er dadelijk een'langen brief over schreef, ofschoon ze haar lorgnet niet vinden kon," het n zelf even vertellen. ... Dezer dagen of liever gezegd een dag of 14 geleden, nam ik uit een gouden-regen boom in mijn tuin een paar rupsen, die wegens hunne sierlijke koppluimpjes en borst eitjes op den rug en ook om hunne mooie kleur mijn aandacht trokken en sloot die in een karaf met een stukje gaas binnen een paar dagen hadden ze zich verpopt en ongeveer een week later, kropen uit de beide cocons een paar vleugMooze vlinders, met een betrek kelijk zeer groot lichaam zoo als onze nachtvlinders dat hebben Daar ik nog nooit zoo iets gezien had, onderzocht ik den boom, en vond nog eenige dergelijke reeds in zjjn Reisbeschrijving de Tartaarsche Lammerenplant", waarvan men hem berichtte, dat de Trachten, die op groote pompoenen geleken, wanneer «e rjjfp Vaten alt zichzelf opengingen, en dan n dier bevatten dat er uitliet als eea lam. Een andere schrijver weet te vertellen dat dit gewas, de Baraniets (van het Russisch baran, lam) in zijn geheel op een schaap gelijkt en niet allen de vrucht de wonder bare gelijkenis vertoont. Deze schaap-plant is drie voet hoog, heeft geen hoornen, en wanneer men baar verwondt, komt er bloed te voorschijn. De wolven zijn er dol op, en om goed te gedijen, moet de plant in een weiland groeien, waar zy zich evenals de schapen aan gras kan te goed doen. Er groeide een soort vracht, die op een pompoen geleek, ea wanneer zij rijp is en men haar doorsnijdt, vindt men er een dier in van vleesch, been en bloed, als 't ware een lam zonder wol en de mensehen eten de vrucht en het dier." Ik heb deze vrucht gegeten, hoe wonderlijk het ook schijnen moge, maar ik weet dat de werken des Meeren wonderbaarlijk zyn", zegt Sir John Mannde ville, die in het Oosten reisde van 1337 tot 1360. Men heeft vaak de reizen van Sir John beschouwd als de verhalen van een soort B ir on von Münchhausen, doch in den laatsten tijd heeft men dezen schrijver recht doen wedervaren en betoogd, dat een aantal der schijnbare fabelen" die hu vertelde, ten slotte gekonatateerd werden als feiten en hy boven dien de onwaarschijnlijke verhalen steeds aanvangt met de uitdrukking: men verhaalt my dat... enz.", evenals dit bij Herodotus gewoonte was. De reisverhalen van Sir John hy stierf te Luik in 1373 bleven eeuwenlang populair; zij werden geschreven in het Latijn, Fran<ch en Engelse b. Dit Tartaarsche lam", waarin men op een zekeren afstand en met de noodige verbeel dingskracht een schaap kan zien, is een boomvaren, die den naam Cibotium Barometz verkreeg. Een moderne reiziger verzekert, dat deze plant er uitziet, alsof zij een na bootsing van een lam voorstelt, maar de legende, dat de Baranietz alle gras om zich heen verslindt vond deze reiziger nog slechts levendig onder de minst ontwikkelde Tar taren. Dr. Erasmus Darwin, de grootvader van den beroemden natuuronderzoeker, her dacht in zyn dichtwerk Botanix Garden" (1781) het plantaardig lam", waarvan hij vertelt hoe bet met izy'n gespleten hoeven in de aarde staat te midden van ijs en sneeuw der poolstreken en den nek buigt om mos te eten en zijn dorst te lesschen door te likken aan bet ijs. Deze boomvaren komt voor op de Soendaeilanden, de Filippijnen, in China, in Boekhara, Afganistan en Tibet. De jonge planten vertoonen büverwonding inderdaad een bloedrood sap. Vellen van ongeboren lam meren vormden en vormen nog een belang rijk handelsartikel bij Tartaren en Perzen. Een afgezant van de Dnitsche keizers, Maximiliaan I en Karel V, die in 1517?1518 en in 1525?1526 reizen maakte in Rusland, liet zich verhalen Van een plant in lammerengestalte, genaamd Baramete,<die in Turkeatan en aan de Kaspische Z aft doorkwam. In de 17de eeuw herhaalden'TOrschillendereidgers de legende, en overjfce;;amir.gmger de feiten. Ze hadden zelfs wHefl^fan die lammeren gezien. , * * * In de oude kruidboeken; ontbreken de won derverhalen nooit, en algemeen werd geloof gehecht aan zonderlinge en onverklaarbare gedaanteverwisselingen. Het sap uit de eerste knoppen van den iepeboom, brengt nadat het gedroogd is muggen voort, schreef Dr. William Turnour, in A Newe Herball (1551), het eerste plantkundige werk dat in het Engelsch verscheen. Ook elders in hetzelfde boek wordt beweerd, dat planten in staat zijn te veranderen, iets heel verschillends te wprden, en dit is al weder niet heelemaal onjuist, immers geiiiiiitfiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiMiiiiiiiii exemplaren, waarvan ik er een, die bezig was haar ei'jes op de cocon te leggen waaruit ze gekropen was, wegnam. Maar zij verschrom pelde gedurende dien tyd zeer snel en een paar dagen later viel zij dood neer. Daar de beesten, die zich. stevig aan de cocon vast hielden, niet vliegen konden, liet ik de karaf open staan twee dagen later, vlogen op ean morgen eenige kleine roodbruin gekleurde vlinders door de open waranda myn kamer binnen. Wegjagen hielp niet en eindelijk na veel gefladder ging het op de karaf toe. Een van het gezelschap, drong de karaf binnen en bevruchtte die groote vleugellooze die spoedig daarop haar eieren ging leggen en ineen schrompelde. De ander die waarschijn lijk later bevrucht werd, toen ik afwezig was is nog in leven, en is ook bezig haar eieren te leggen; ik doe die zonderlinge vlinder thans in een fleschje, pak ze in en zend ze aan uw adres. Misschien vertelt n mij bij gelegenheid wel eens in de Groene waar die vlengellooze vlinder thuis hoort of vanwaar die komt. Het vlindertje met vleugels, het mannetje, denk ik, heeft veel geleden door het fladde ren, hij leeft heden nog en is lichamelijk niet veranderd, ik sluit hem hier ook bij in. Zie maar; de vleugellooze, die dood zijn, zijn minstens vier maal kleiner dan toen ze uit de pop kwamen of liever gezegd: dan vóór het eier-leggen. Een halven centimeter ongeveer is nu de grootte van het dier, het is grjjg gekleurd (mnizen-velletje) de bruine vlinders met witte oogen op de vlevgels, waren en bleven allen even groot en zeer klein, zooals u, hojp ik, kweekte planten kunnen terugkeeren tot den oorspronkelyken wilden vorm. Tarwe en gerst ontaarden in dolik (LoliumTemulentum) de eenige vergiftige soort onder onze NoordEnropeesche grassen, Dr. Theophrastus, de Grieksche natuurkundige, die leerling was van Plato en Aristoteles, en die als dévader der plantkunde kan worden beschouwd, daar zyn werken tot op den drempel van den modernen tijd de basis vormden van alle onderzoek, en de oudste botanische geschriften zyn, die bewaard gebleven zijn. Albert von Bollstadt, een Dominikaner monnik, die in de 13e eeuw zich een grooten naam verwierf als uitlegger van Aristoteles ?en vooral als alchimist, en die bekend is als Albert de Groote, Albertus Magnua, beweerde dat tarwe in rogge verandert e» omgekeerd. Hy deed daarmee niets, dan de verzekering van Plinius en Galenas herhalen, dat gerst zich in haver omzet. Al zulke verhalen doen denken aan een begrip van Evolutie, aan een flauwe, verre en primitieve intuïtie dat er verband bestaat tusschen alle levende wezens. Wie zal zeggen of dergely'ke legenden geen rudimenten zyn van een lang geleden uitgedacht wijsgeerig stelsel, dat langs den weg der bespiegeling trachtte de reeks schepselen der levende Natuur te verklaren? Zulk een stelsel, een maal vergeten en niets nalatend als onbe grepen beweringen, moeat noodzakelijk voeren tot wondergeloof en buitensporige legenden. Op den bodem dezer legenden liggen feiten; de werkelijk waargenomen gedaanteverwis selingen van dieren en planten, de raadselen van het leven, waren aanleiding tot fabelen, die slechts grillig en willekeurig kunnen lijken voor wie verzuimen ze te beschouwen in het licht der eeuw waarin ze geboren werden. B. P. VAN DBR Voo. IIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIII AErErEI^ErEI. Auto-mode. Mode, gelijk kunst, is niet zoo onpraktisch als men gewoonlijk vermoedt, en wordt vaak uit de omstandigheden geboren. . Zoo geschiedde o.a. enkele jaren geleden met den sluier, die nog door velen om de hoeden gedragen wordt. Hu werd in zwang gebracht door de automobiel-«port. De dames passagiers of chauffeuees dezer snelle rijtuigen wilden gaarne het schoone met het aange name vereenigen, wenschten geen afstand te doen van de graciease, groote hoeden, en dankten er nochtans voor, om voortdurend onder 't rijden de hoofddeksels net de hand tegen de aanvallen van den wind te bescher men. Toen kwam een der rydsters op de gedachte den hoed met een fijn-geklenrden gazen sluier vast te binden, 't Was practisch en elegant, ieder zag 't, en 't voorbeeld vond overal navolging, 't Was echter een goedkoope mode en ze daalde weldra tot lagere rangen dan de anto-rijdsters af, want ook voor de fietsrijdsters was ze een uitredding en weldra was half de wereld ge sluierd. Toen eischte de distinctie, dat de auto een andere mode vinden zou en zoo ontstonden de geestige baby-hoeden, hoeden in den vorm van een kaper, die van fijn, wit of gekleurd stroo, gevlochten en met eenige kleinigheden van kant of linten op gemaakt, vast op het hoofd sluiten en daar door volstrekt weerstand bieden aan het baldadige spel van den wind. Ze zijn boven dien, daar ze het gelaat omlijsten, zeer elegant en flatteus; zonder twijfel vindt dit hoofddeksel zijn weg door de wereld. *** Ringen-telegraphie. Een Dnitsch meisje wenscht, dat de heer en, evenals de dames meer ringen zullen dragen. Zij vindt dit ook uit een praktisch oogpunt belangrijk, er zou dan b.v. een officieele ringentaal kunnen worden gevormd, Een jonkman, die op zoek is naar een bruid, zon een ring kunnen dragen aan den eersten vinger van de linkerhand, deze zou zult kunnen zien. De bevruchte eieren voeg ik er bij, mis schien kunnen ze in Artis nog dienst doen. Met de meeste hoogachting. Rotterdam, lf/8 '10 Mej.C.S. Behalve de studie van deze buitengewone geslachtsdimorphie nog veil sterker dan die van pauw en pauwin heeft onze dame nog een waarneming gedaan, van een feit dat tot het wonderlijkste behoort van de geheele levende natuur; dit namelijk: dat de mannely'k'e vlinders, buitenshuis en op grooten afstand, de aanwezigheid binnenshuis bemerken van jeugdige wij ij es. U zegt misschien: Nog al duidelijk, ze ruiken het." Mij goed; laat het ruiken zijo, ik weet het niet; maar stel u dan eens voor, dat uit een huis vol geuren, door een tmin heen vol andere geuren, de mannetjes van verre komend, toch dien fijnen voor ons totaal onmerkbaren geur ge waar geworden. Er is maar n mogelijkheid denkbaar, als wy aan de onderstelling van een atofl'elyken geur vasthouden: het reuk orgaan der mannetjes-witvlakvlinders moet afgestemd zijn op dien eenen enkelen wy f j esgeur, en hun neus" moet wel heel fijn, onnoemelijk fijn zijn, duizendmaal fijner, dan die van den besten speurhond. En dit ruiken van de wijfjes kan geen uit zondering zijn, het is regel en het gebeurt steeds; want de vlengellooze wijfjes verlaten de plek van hun geboorte nooit, ze worden bevrucht op hun wieg, soms nog half er in, ze leggen er eieren op en ster ven er; alleen de mannetjes kunnen vliegen, ze hebben twee mooie bruine vleugeltjes met twee scherp geteekende witte Vleugellooze wijfjes van den witvlakvlinder. Rechts: een cocon met eieren. Links een pop; rechts een vergroot ei. dan de wenachring" heeten. Is hjj reeds verloofd, dan moet hij den ring dragen aan den tweeden vinger van de linkerhand, ter waarschuwing aan.de meiskens, dat ze ver geefs kloppen aan de deur van zijn hart. Ia hij gehuwd, dan zou de derde vinger voor déversiering in aanmerking komen. Een ring aan den vierden vinger soa het bewijs zijp, dat hu, als verstokt celibatair, niet de minste toenadering wenschte. Deze laatste maatregel echter soa vermoedelijk weinig effect hebben, en de ccquette dametjes niet op een afstand houden. Dergelijke voor nemens maken een jotfkman interessant er... hoe zwaarder de strijd, des te achopner de overwinning. De ringen-telegraphie zon natuurlijk nog kunnen worden uitgebreid. Va» een ongelukkig huwelijk zou een zwarte ring kunnen getuigen, van een gelukkige verbintenis een ring met diamant, van een ongelukkige liefde een parel. Of dejonkman een vrouw van stand, een vrouw met geld, een geestige, een schoone, een zachte, een energieke vrouw wenscht... van dat alles zou de ring kannen spreken. En... een goede verstaanster heeft maar een halven ring noodig. *?* Voor den spiegel. Een Zwitsersch volksgeloof zegt, dat een bruid, indien ze zich met 't vol ornaat van haar hawelijksdag getooid heeft, niet meer in den spiegel mag kijken. Doet ze dit, dan is het een slecht voorteeken, en er zal binnen betrekkelijk korten tijd aan 't huwelijk 't een en ander gaan haperen. Die 't my vertelde, voegde met een ondeu gend lachje erbij: ...'t Is niet waar, hoor!... want dan zouden er zeker niet anders dan slechte huwelijken zijn". Naar me echter later ter oore kwam, weten de Zwitsereche vrouwen er wel raad op, om 't voorteeken te ontduiken. Ze zorgen er voor, dat er aan hun toilet een minutieus kleinigheidje ontbreekt, bekijken zich dan rustig in het heldere glas, em als ze tevreden zijn... draaien ze dit met een sierlyken zwier den rug toe en maken het haakje of speldje of knoopje, dat los gebleven is, vaat. Dan is het gevaar vermeden. Nachtans... komen er in Zwitserland toch wel slechte huwelijken voor. *«* Vacantieduitje». Een voorbeeld, hoe de dubbeltjes aan allerlei kleinigheden wegrollen, en dat door de Zondags- en vacantie- uitstapjes heel wat geld onder demenschenkomt, geeft een knap Engelsen rekenaar, die becijferd heeft, dat alleen gedurende de beurs-vacantiedagen het handeldrijvende Engeland 15 millioen poe d sterling, of 180 millioen gulden spendeert aan kleine genoegens en fuifjes en reisjes. Hij meent daaruit de conclusie te mogen trekken, dat de vroolijke dagen van half Juli tot einde Augustus de Britsche natie in 't geheel niet minder dan zes honderd millioen gulden uit den zak tooveren: een aardig spaarduitje om de booze wintermaanden door te komen. *** Voor dorttigen. Ia veel water drinken gezond of niet? De geleerden zijn het er niet over eens; maar zeker is het, dat men 't voor zich zelf en voor anderen gemakkelijk maakt, indien men b.v. op fietstochten -«n wandelingen niet steeds behoefte aan drinken heeft, óók op plaatsen' waar een verfrisschende dronk verre van gemakkelijk te veroveren is. Een goed middel tegen deze voortdurende dorstigheid is, zegt men, het geregeld gebruik van een sinaas appel een uur voor het ontbijt. Het is een middel, dat gemakkelijk toe te passen is, een alleraangenaamst middel bovendien: men kan tot erger veroordeeld worden, en... baat het niet: 't schaadt niet. ALLEGEA. Snippert. Een goede digestie is van nog meer belang, dan een goede kok. Vegroot mannetje v. d. witvlakvlinder. vlekjes er op (witvlak-vlinders). Als ge nauw keurig toeziet, bemerkt ge dat het wijfje toch nog wel iets meer is dan een eierzakje of een voortplantingsmachientje, er zitten nog twee kleine vliezige stompjes op haar rag, de voor malige vleugels; d, w. z., voormalig in een zeer bijzondere beteekenis; die stompjes hebben ongeveer, maar niet precies, dezelfde geschiedenig als de zoogtepels op een mannenborst; ze zijn rudimentair. Wie er gelegenheid toe heeft, moet in Sep tember eens de proef nemen met het vleu gellooze vlinderwijfje in een karaf, de proef die mej. C. S. bij toeval en met zooveel suc ces heeft uitgevoerd. Nieuw is het kunstje heelemaal niet en niet uniek ook in de vlin der-wereld; bünaturaliën-handelaars kunt ge een wjjfjes-klepkooitje koopen, waarmee vlinder-verzamelaars dikwijls zeldzame man netjes vangen. E. HEIMANS. * ? CORRESPONDENTIE. J. L. Alleen dan ontstaat evenwicht in een aquarium en is verversching van het water overbodig, als n er in slaagt (en dat kan, met eenige meeite en wat geduld) zooveel planten in het aquarium te doen groeien, dat de die ren aan de planten-suurgtof genoeg hebben. 2. Dat de wanden met greene algen bezet worden is geen groot bezwaar; juist die plan- . ten leveren veel zuurstof; houd drie wanden gehoon (met een harden schuier of een ree p gummi) en laat er n groen; dan krijgt het , water een natuurlijke kleur, en vele dieren gedijen beter. 3. Het beste voedsel is kleine levende wor-. men en mieren-eieren (voor visschen); als surrogaat: uiterst fijn geschaafd rauw vleesch (geen vet), een weinigje fijn gewreven wit van ei (eerst hard gekookt); nooit brood, hoogstens eea paar beschnit-krmimels. 4. Zerneke, Dat Aquarium en Bade : Süsz watter aquarium. Beide uitvoerig.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl