Historisch Archief 1877-1940
D E ' A'
K ) AM MEE WE K B LA D V O O B SE D E B L A N "ÜX
In De Rooi van Bakawali", uen verhaal
uit Htndoesjan, waarvan een Fransehe ver
taling bestaat door Qarcin de Tassy, ia sprake
van een tuin waar de boomen vrachten
droegen, die op meoBohenhoofden geleken.
De held kamt naderbij, en de hoofden be
ginnen te grijnzen, om daarna ter aarde te
vallen. Een uur later komen er nieuwe
vruchten aan den boom, die hetzelfde uiter
lijk hebben, Pe held van het genoemde
verhaal, zag ook vogels wegvliegen uit de
granaatappelen, die hij opende.
De volksoverleveringen laten eenden, ganzen
of zwanen aan de boomen groeien. Dat is
ook de gestalte, aangenomen door de nymfen,
dryaden en boom vrouwen, waarmee de
legenden de wonden bevolkten.
In Indië: hoorde de Italiaansche reiziger
Beato Odorice in de 14de eeuw spreken
over boomen, waaraan menschen groeiden,
menachen niet grooter dan de onderarm lang
is. Met de voeten waren die wondervrnchten
aan den boom bevestigd en de lichamen
waren friscj» zoolang de wind blies, doch
verdroogden aoodra de wind ophield. Sporen
van een deigelijke legende vond men bij de
Arabieren, en in het eerste boek van de Indi
sche Mahabharata ia sprake van dwergen, die
aan de takken van eea ontzaglijken heiligen
vijgeboom hingen.
Een Chineesche overlevering spreekt over
een meer, omringd door boomen die vogeli
voortbrengen. In het Westen werd de legende
gelocaliseerd in Engeland, dat in de middel
eenwen doorging voor een fabelland, waar
zulk n mürakelboom op zjjn plaats was, en
daar werd.de groeiplaats van den
wónderboom opgegeven als zijnde, in hét verre,
weinig bekende Noorden, op de
Orkneyeilanden, die weinig werden bezocht en die
zelfs in den -modernen tjjd nog van de be
schaafde wereld als 't ware afgesloten bleven.
In Schotland aan den oever van een
airoom, stond een boom, die vruchten droeg
welke op eenden geleken. Wanneer deze
vrachten rjjp waren, vielen ze op den oever
of in het water. De vrachten, die op den
grond terecht kwamen,bedierven dadel^j k, doch
qie welke in het water vielen werden levend,
Kregen veeren en vlogen weg. Verlangend,
de waarheid vast te stellen, hebben we dit
verhaal willen onderzoeken. Doch we hadden
moeten bedenken dat de wonderen achteruit
wijken, indien men ze van dicht bij beschouwen
wil: de wonderboom groeide reeds niet meer
in Schotland, doch kwam voor op de
Oikneyeilanden." Zoo schreef Paus Pias II, tegen
het einde der 15de eeuw, in zy'n boek over Azi
en Europa. Hierbij verdient ook te worden
aangeteekend, dat op de Oxkney's boomen
vrjjwel onbekend zijn, en deze omstandigheid
geeft aan de legende een humoristisch tintje.
Over den boom die eenden of ganzen
voortbracht, spraken Giraldus Cambrensisin
zijn werk over Ierland, de reiziger John
Manndeville en de plantknndige Gerarde in
zijn Herbal! or generall History of Plants
(1597).
Een fabelachtig; eiland van Indiëwerd ge
noemd : het eiland van de gamboe-vruchten".
Van deze vrachten werd verhaald, dat ze
zoo groot werden als olifanten. De gamboe
is voor de Hindoe'*/een boem van het
hemelscb: paradijs, en de boo :e geesten trachten
zich er meester van te maken, waartoe zij
het uiterjyk van wolven aannemen.
Deze gamboe is een groote, vleezige vracht,
die men gemakkelijk met het vleesch van
een dier heeft kunnen vergelijken.
,;:. .; ?.< » 9 *
ledere legende berust op een waarneming
al ia het een gebrekkige, oppervlakkige waar
neming, die leidde tot verkeerde gevolgtrek
kingen. Zoo zocht men de verklaring van het
gelopf aan de ganzenboomen", in het feit
dat er ichaaldieren bestaan die zich in massa
aan stukken wrakhout hechten, waar ze dan
door middel van een buigzame steel aan be
vestigd zjjn. Deze steel vergeleek men bij een
UIT DE NATUUR.
CCCXCI. Sexueele Dimorphie.
Als verschillende lezen mij
tegelijkertijd inlichtingen vragen
over hetzelfde natuurvoorwerp,
dan is het in den regel een veel
voorkomend dier of plantje, en in
elk geval iets dat de aandacht trok
en belangstelling wekte. Met er
over te schrijven heb ik duaook
kans, met belangstelling gelezen
te woiden, en die kans wil ik
dezen keer niet laten ontglippen.
Behalve bygaanden brief ontving ik nog
vier briefkaarten, alle met aanduidinger,
(twee met potloodschetsjea) van de merkwaar
dige borstelrupsen, waaruit de nog veel be
langwekkender witvlakvlinders komen. Eerst
even over de rupsen. Ze trekken en boeien
een oogenblik de aandacht van ieder, die niet
geheel zonder oog is voor de verschijnselen
der Ie vendenatnur.en dat doen ze hopfdzakely' k,
doordat voor op het lichaam, bij den kop,
twee bosjes glansend zwarte haren staan, byna
zoo lang als bet halve lichaam van het dier;
op het achtereind staan er weer een paar.
Deze voor- en achterpluimen gelijken fijne
zwarte penseelen, behalve dat de samenstel
lende haartjes van verschillende lengte zijn
en niet zoo dicht opeen zijn gedrongen als
büeen penseel; maar de rups draagt nog
meer versierselen; op vier ringen van zyn
lichaam zitten, in twee rijen, korte witte of
gele kwastjes van even groote dicht opeen
gedrongen haren; ook die zou men met pen
seelen kannen vergelijken, maar dan met zulke
die dicht bij het hout dwars zyn afgeknipt, op
verf kwast-manier. Hierbij blijft het niet, nog
op verschillende plaatsen is de borstelrups
met andera gekleurde en anders gevormde
schuiers, kwastjes en pluimpjes bezet, zoodat
hij doet denken aan de ambulante borstel
winkel van een venter.
Kaakt ge zoo'n rups bij de lange pluimpjes
aan, dan schudt hij meestal; meteen laat hij
een deel van zijn mooie haren in uw bezit;
een zachte aanraking is al voldoende, om het
dier over te halen qjn haren uit te strooien.
Watdatbeteekent? Zekerheid daaromtrent is
niet te geven. Waarschijnlijk of althans moge
lijk ia het;, dat deze haren het dier redden uit
de poot of bek van vijanden, die zijn truc nog
niet kennen; van zjjn natuurlijke of
aartsvyanden natuurlijk niet. Immers, wie niet weet,
dat die haren zoo los zitten, meent het beest
hét gemakkelijkst te pakken te krijgen, door
hem bij zyn lange kwasten aan te grijpen ;maar
dte aangrüper houdt een pruik vaet> de rups
ia intneschen gewaarschuwd tegen het gevaar,
gansenhals en men geloofde dat deze diertjes
de kiemen waren yan een soort ganzen, ter
wijl ze zelf als ?wormen in het hout ont
stonden. Een oude Schotsche geschiedschrij
ver verhaalt hoe zulk een boom in 1480 op
het strand aanspoelde, e» er een menigte
wormen uit alle spleten kropen. Sommigen
waren naakt en kaal, doch anderen bezaten
hoofd, voeten en vleugels, doch geen veeren.
Enkelen vertoonden geheel en al de gestalte
van zwemvogels. Het volk koesterde een
groote bewondering voor dezen boomstam en
droeg hem in de kerk van S t. Andrews. In
1893 heeft schry ver dezes zulk een stok
wrakhout gezien op het strand te Scheveningen,
en dit voorwerp wekte toen groote belang
stelling. Tal van Hagenaars gingen het be
zien, doch men beweert niet meer dat deze
achaaldieren zich tot vogels ontwikkelen.
Deze diertjes heeten in het Engelsch
barnaclea" (rriet denzelfden naam wordt een
soort gans aangeduid), en de wetenschappe
lijke naam ia Lepas anatifera. Ze behooren
tot de Cirrhopoden, en het leven dezer zee
dieren ia zoo merkwaardig, hnn gesta'te trekt
zoo zeer de aandacht, dat het ons niet kan
verbazen, te zien hoe ze een brandpunt van
legenden werden.
Men vindt de Lepas anatifera duidelijk
terug in de volgende oude Engelse hèbe
schrijving: Deze schalen hangen aan den
boom aan een hals, langer dan de schaal.
Die hals bestaat alt een vliesige zelfstandig
heid, is rond, hol en gerimpeld, niet ongelijk
aan de longpy'p van een kip. De hals is hek
breedst ter plaatse waar hy aan den boom
gehecht is, en alt den boom schijnt hij de stof te
zuigen, die dient om de schaal te doen
groeien zoowel als het vogeltje dat in de
schaal aanwezig is. In iedere schaal, die ik
opende, vond ik een volmaakten zwemvogel,
met een bek als van een gans, met oogen,
hoofd, hals, vleugels, staart en pooten goed
gevormd, de veeren overal goed ontwikkeld,
en de pooten gelijk die van andere zwem
vogels."
Uit dergelijke beschrijvingen worden we
gewaar hoe de achy'n bedriegen kan, en hoe
zelfs min of meer wetenschappelijke waar
nemers bevangen kunnen zyn door blind
aangenomen d waal begrippen en zoo kunnen
uitgeven voor feiten, hetgeen geheel af
komstig is uit hun fantasie.
Het is hier de plaats te herinneren aan
koningin Bertha met den ganzevoet," die
men terugvindt in Indische legenden, maar
ook in Banskrietache zoowel als in Enropeesche
plantennamen ontmoet men het woord ganze
voet."
De boom, die eenden voortbracht, kan op
n lijn worden gesteld met de Indische
boomen waaraan vogels groeien, en met de
mythologische figuur van den Brahmaanschen
heiligen vy'geboom, waar heilige vogels om
heen fladderden. Vogels bevolken de boomen
en werden met de boomen in verband gebracht.
De wonderverhalen, legenden en mythen
spreken van een innige betrekking tusschen
de gansene natuur. Vooral in Indiëwas de
toenadering tnsechen boom en vogel gemakke
lijk, daar beide begrippen nzelfde naam
kregen, evenals met boomblad en vleugel
het geval waa.
Bisschop Fieetwood schrijft in zyn
Curiosities of Agriculture and Gardening (1707)
over den oesterboom", gezien door een
dominikaanech monnik op Guadeloupe: De
zaden van de oesters hechten zich aan den
boom en wanneer de oesters groeien, buigen
de takken zich onder het gewicht naar be
neden en het zeewater verfrischt de dieren
tweemaal per dag". In Chili groeide volgens
Kircher een boom, die wormen voortbracht,
welke zich tot slangen ontwikkelden, en op
de Molukken kwam volgens denzelfden
zeventienden-eeuwschen schrijver een plant voor,
welker bladeren, nadat ze waren afgevallen,
vlinders werden.
* *
#
Odorico, die in den tyd van Marco Pole
in Perzië, Indiëen China ge weeat ia, noemde
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
die laat zich vallen en is misschien gered.
Zoo ook hebben de lange staartjes aan vlin
dervleugels, en andere schijnbaar nnttelooze
en licht loslatende aanhangsels aan kleine
Borstelrups van den witvlakvinder.
dier lij f j BP, misschien eenige beteekenis voor
het leven van het dier; ook al is het niet
aan te nemen, dat die haren, lapjes, staartjes
daartoe bepaald moeten dienen.
Wie veel vruchtboomen in zijn tuin heeft,
kan in dezen tijd nog wel rupsen vinden van
de gewone soort borstelrupsen, ze zijn nog
niet alle verpopt, eerst in September ver
schijnt de tweede editie van de vlinders.
Wie ze vindt, op welke struiken ofboemen
ook, herkent ze dadelijk aan hun boutheid
en hun pluimentooi en die kan, althans indien
er vele zijn, een heel bijzondere waarneming
doen; de rupsen namelijk, hoewel geen ge
slacht sdieren, zijn verschillend al naar er een
mannetjes- of een wijfjesvlinder uit zal
geboren worden; en ook de poppen verschilen
zoo van elkaar, dat iemand, die niet verdacht
is op deze ongewone geslachtelijke
tweevormigheid, ze voor rupsen en poppen vaii verschil
lende soort van vlinders zou honden.
Bij nadere overdenking is het eigenlijk zoo'n
groot wonder niet, dat de poppen van n
soort vlinder zoo verschillend kunnen zijn.
Als ge straks waarneemt, wat voor vlinders
uit uw ingezamelde rupsen komen, zult ge
moeten toegeven, dat de hulsels wel verschil
lend mogen zijn, als de inhouden zoo afwijken.
Laat een dame, wie dit verschil zoo trof,
dat zy my er dadelijk een'langen brief over
schreef, ofschoon ze haar lorgnet niet vinden
kon," het n zelf even vertellen.
... Dezer dagen of liever gezegd een dag
of 14 geleden, nam ik uit een gouden-regen
boom in mijn tuin een paar rupsen, die wegens
hunne sierlijke koppluimpjes en borst eitjes
op den rug en ook om hunne mooie kleur
mijn aandacht trokken en sloot die in een
karaf met een stukje gaas binnen een paar
dagen hadden ze zich verpopt en ongeveer
een week later, kropen uit de beide cocons
een paar vleugMooze vlinders, met een betrek
kelijk zeer groot lichaam zoo als onze
nachtvlinders dat hebben Daar ik
nog nooit zoo iets gezien had, onderzocht ik
den boom, en vond nog eenige dergelijke
reeds in zjjn Reisbeschrijving de Tartaarsche
Lammerenplant", waarvan men hem berichtte,
dat de Trachten, die op groote pompoenen
geleken, wanneer «e rjjfp Vaten alt zichzelf
opengingen, en dan n dier bevatten dat
er uitliet als eea lam.
Een andere schrijver weet te vertellen dat
dit gewas, de Baraniets (van het Russisch
baran, lam) in zijn geheel op een schaap
gelijkt en niet allen de vrucht de wonder
bare gelijkenis vertoont. Deze schaap-plant
is drie voet hoog, heeft geen hoornen, en
wanneer men baar verwondt, komt er bloed
te voorschijn. De wolven zijn er dol op, en
om goed te gedijen, moet de plant in een
weiland groeien, waar zy zich evenals de
schapen aan gras kan te goed doen.
Er groeide een soort vracht, die op een
pompoen geleek, ea wanneer zij rijp is en
men haar doorsnijdt, vindt men er een dier
in van vleesch, been en bloed, als 't ware
een lam zonder wol en de mensehen eten
de vrucht en het dier." Ik heb deze vrucht
gegeten, hoe wonderlijk het ook schijnen
moge, maar ik weet dat de werken des Meeren
wonderbaarlijk zyn", zegt Sir John Mannde
ville, die in het Oosten reisde van 1337 tot
1360. Men heeft vaak de reizen van Sir John
beschouwd als de verhalen van een soort
B ir on von Münchhausen, doch in den laatsten
tijd heeft men dezen schrijver recht doen
wedervaren en betoogd, dat een aantal der
schijnbare fabelen" die hu vertelde, ten slotte
gekonatateerd werden als feiten en hy boven
dien de onwaarschijnlijke verhalen steeds
aanvangt met de uitdrukking: men verhaalt
my dat... enz.", evenals dit bij Herodotus
gewoonte was. De reisverhalen van Sir John
hy stierf te Luik in 1373 bleven eeuwenlang
populair; zij werden geschreven in het Latijn,
Fran<ch en Engelse b.
Dit Tartaarsche lam", waarin men op een
zekeren afstand en met de noodige verbeel
dingskracht een schaap kan zien, is een
boomvaren, die den naam Cibotium Barometz
verkreeg. Een moderne reiziger verzekert,
dat deze plant er uitziet, alsof zij een na
bootsing van een lam voorstelt, maar de
legende, dat de Baranietz alle gras om zich
heen verslindt vond deze reiziger nog slechts
levendig onder de minst ontwikkelde Tar
taren. Dr. Erasmus Darwin, de grootvader
van den beroemden natuuronderzoeker, her
dacht in zyn dichtwerk Botanix Garden"
(1781) het plantaardig lam", waarvan hij
vertelt hoe bet met izy'n gespleten hoeven
in de aarde staat te midden van ijs en sneeuw
der poolstreken en den nek buigt om mos
te eten en zijn dorst te lesschen door te
likken aan bet ijs.
Deze boomvaren komt voor op de
Soendaeilanden, de Filippijnen, in China, in
Boekhara, Afganistan en Tibet. De jonge planten
vertoonen büverwonding inderdaad een
bloedrood sap. Vellen van ongeboren lam
meren vormden en vormen nog een belang
rijk handelsartikel bij Tartaren en Perzen.
Een afgezant van de Dnitsche keizers,
Maximiliaan I en Karel V, die in 1517?1518 en
in 1525?1526 reizen maakte in Rusland, liet
zich verhalen Van een plant in
lammerengestalte, genaamd Baramete,<die in Turkeatan
en aan de Kaspische Z aft doorkwam. In de
17de eeuw herhaalden'TOrschillendereidgers
de legende, en overjfce;;amir.gmger de feiten.
Ze hadden zelfs wHefl^fan die lammeren
gezien. , *
* *
In de oude kruidboeken; ontbreken de won
derverhalen nooit, en algemeen werd geloof
gehecht aan zonderlinge en onverklaarbare
gedaanteverwisselingen.
Het sap uit de eerste knoppen van den
iepeboom, brengt nadat het gedroogd is
muggen voort, schreef Dr. William Turnour,
in A Newe Herball (1551), het eerste
plantkundige werk dat in het Engelsch verscheen.
Ook elders in hetzelfde boek wordt beweerd,
dat planten in staat zijn te veranderen, iets
heel verschillends te wprden, en dit is al
weder niet heelemaal onjuist, immers
geiiiiiitfiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiMiiiiiiiii
exemplaren, waarvan ik er een, die bezig was
haar ei'jes op de cocon te leggen waaruit ze
gekropen was, wegnam. Maar zij verschrom
pelde gedurende dien tyd zeer snel en een
paar dagen later viel zij dood neer. Daar de
beesten, die zich. stevig aan de cocon vast
hielden, niet vliegen konden, liet ik de karaf
open staan twee dagen later, vlogen op
ean morgen eenige kleine roodbruin gekleurde
vlinders door de open waranda myn kamer
binnen. Wegjagen hielp niet en eindelijk
na veel gefladder ging het op de karaf toe.
Een van het gezelschap, drong de karaf binnen
en bevruchtte die groote vleugellooze die
spoedig daarop haar eieren ging leggen en
ineen schrompelde. De ander die waarschijn
lijk later bevrucht werd, toen ik afwezig was
is nog in leven, en is ook bezig haar
eieren te leggen; ik doe die zonderlinge
vlinder thans in een fleschje, pak ze in
en zend ze aan uw adres. Misschien vertelt
n mij bij gelegenheid wel eens in de Groene
waar die vlengellooze vlinder thuis hoort of
vanwaar die komt.
Het vlindertje met vleugels, het mannetje,
denk ik, heeft veel geleden door het fladde
ren, hij leeft heden nog en is lichamelijk niet
veranderd, ik sluit hem hier ook bij in. Zie
maar; de vleugellooze, die dood zijn, zijn
minstens vier maal kleiner dan toen ze uit
de pop kwamen of liever gezegd: dan vóór
het eier-leggen.
Een halven centimeter ongeveer is nu de
grootte van het dier, het is grjjg gekleurd
(mnizen-velletje) de bruine vlinders met witte
oogen op de vlevgels, waren en bleven allen
even groot en zeer klein, zooals u, hojp ik,
kweekte planten kunnen terugkeeren tot den
oorspronkelyken wilden vorm. Tarwe en
gerst ontaarden in dolik (LoliumTemulentum)
de eenige vergiftige soort onder onze
NoordEnropeesche grassen, Dr. Theophrastus, de
Grieksche natuurkundige, die leerling was
van Plato en Aristoteles, en die als dévader
der plantkunde kan worden beschouwd, daar
zyn werken tot op den drempel van den
modernen tijd de basis vormden van alle
onderzoek, en de oudste botanische geschriften
zyn, die bewaard gebleven zijn.
Albert von Bollstadt, een Dominikaner
monnik, die in de 13e eeuw zich een grooten
naam verwierf als uitlegger van Aristoteles
?en vooral als alchimist, en die bekend is als
Albert de Groote, Albertus Magnua, beweerde
dat tarwe in rogge verandert e» omgekeerd.
Hy deed daarmee niets, dan de verzekering
van Plinius en Galenas herhalen, dat gerst
zich in haver omzet.
Al zulke verhalen doen denken aan een
begrip van Evolutie, aan een flauwe, verre
en primitieve intuïtie dat er verband bestaat
tusschen alle levende wezens. Wie zal zeggen
of dergely'ke legenden geen rudimenten zyn
van een lang geleden uitgedacht wijsgeerig
stelsel, dat langs den weg der bespiegeling
trachtte de reeks schepselen der levende
Natuur te verklaren? Zulk een stelsel, een
maal vergeten en niets nalatend als onbe
grepen beweringen, moeat noodzakelijk voeren
tot wondergeloof en buitensporige legenden.
Op den bodem dezer legenden liggen feiten;
de werkelijk waargenomen gedaanteverwis
selingen van dieren en planten, de raadselen
van het leven, waren aanleiding tot fabelen,
die slechts grillig en willekeurig kunnen
lijken voor wie verzuimen ze te beschouwen
in het licht der eeuw waarin ze geboren
werden.
B. P. VAN DBR Voo.
IIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIII
AErErEI^ErEI.
Auto-mode.
Mode, gelijk kunst, is niet zoo onpraktisch
als men gewoonlijk vermoedt, en wordt vaak
uit de omstandigheden geboren.
. Zoo geschiedde o.a. enkele jaren geleden
met den sluier, die nog door velen om de
hoeden gedragen wordt. Hu werd in zwang
gebracht door de automobiel-«port. De dames
passagiers of chauffeuees dezer snelle rijtuigen
wilden gaarne het schoone met het aange
name vereenigen, wenschten geen afstand te
doen van de graciease, groote hoeden, en
dankten er nochtans voor, om voortdurend
onder 't rijden de hoofddeksels net de hand
tegen de aanvallen van den wind te bescher
men. Toen kwam een der rydsters op de
gedachte den hoed met een fijn-geklenrden
gazen sluier vast te binden, 't Was practisch
en elegant, ieder zag 't, en 't voorbeeld
vond overal navolging, 't Was echter een
goedkoope mode en ze daalde weldra tot
lagere rangen dan de anto-rijdsters af, want
ook voor de fietsrijdsters was ze een
uitredding en weldra was half de wereld ge
sluierd. Toen eischte de distinctie, dat de
auto een andere mode vinden zou en zoo
ontstonden de geestige baby-hoeden, hoeden
in den vorm van een kaper, die van fijn,
wit of gekleurd stroo, gevlochten en met
eenige kleinigheden van kant of linten op
gemaakt, vast op het hoofd sluiten en daar
door volstrekt weerstand bieden aan het
baldadige spel van den wind. Ze zijn boven
dien, daar ze het gelaat omlijsten, zeer
elegant en flatteus; zonder twijfel vindt dit
hoofddeksel zijn weg door de wereld.
***
Ringen-telegraphie.
Een Dnitsch meisje wenscht, dat de heer en,
evenals de dames meer ringen zullen dragen.
Zij vindt dit ook uit een praktisch oogpunt
belangrijk, er zou dan b.v. een officieele
ringentaal kunnen worden gevormd,
Een jonkman, die op zoek is naar een
bruid, zon een ring kunnen dragen aan den
eersten vinger van de linkerhand, deze zou
zult kunnen zien.
De bevruchte eieren voeg ik er bij, mis
schien kunnen ze in Artis nog dienst doen.
Met de meeste hoogachting.
Rotterdam, lf/8 '10 Mej.C.S.
Behalve de studie van deze buitengewone
geslachtsdimorphie nog veil sterker dan die
van pauw en pauwin heeft onze dame nog
een waarneming gedaan, van een feit dat tot
het wonderlijkste behoort van de geheele
levende natuur; dit namelijk: dat de
mannely'k'e vlinders, buitenshuis en op grooten afstand,
de aanwezigheid binnenshuis bemerken van
jeugdige wij ij es. U zegt misschien: Nog al
duidelijk, ze ruiken het." Mij goed; laat het
ruiken zijo, ik weet het niet; maar stel u
dan eens voor, dat uit een huis vol geuren,
door een tmin heen vol andere geuren, de
mannetjes van verre komend, toch dien
fijnen voor ons totaal onmerkbaren geur ge
waar geworden. Er is maar n mogelijkheid
denkbaar, als wy aan de onderstelling van
een atofl'elyken geur vasthouden: het reuk
orgaan der mannetjes-witvlakvlinders moet
afgestemd zijn op dien eenen enkelen wy f j
esgeur, en hun neus" moet wel heel fijn,
onnoemelijk fijn zijn, duizendmaal fijner, dan
die van den besten speurhond.
En dit ruiken van de wijfjes kan geen uit
zondering zijn, het is regel en het gebeurt steeds;
want de vlengellooze wijfjes verlaten de plek
van hun geboorte nooit, ze worden bevrucht
op hun wieg, soms nog half er in, ze leggen er
eieren op en ster ven er; alleen de mannetjes
kunnen vliegen, ze hebben twee mooie bruine
vleugeltjes met twee scherp geteekende witte
Vleugellooze wijfjes van den witvlakvlinder. Rechts: een cocon met eieren. Links
een pop; rechts een vergroot ei.
dan de wenachring" heeten. Is hjj reeds
verloofd, dan moet hij den ring dragen aan
den tweeden vinger van de linkerhand, ter
waarschuwing aan.de meiskens, dat ze ver
geefs kloppen aan de deur van zijn hart. Ia
hij gehuwd, dan zou de derde vinger voor
déversiering in aanmerking komen. Een
ring aan den vierden vinger soa het bewijs
zijp, dat hu, als verstokt celibatair, niet de
minste toenadering wenschte. Deze laatste
maatregel echter soa vermoedelijk weinig
effect hebben, en de ccquette dametjes niet
op een afstand houden. Dergelijke voor
nemens maken een jotfkman interessant er...
hoe zwaarder de strijd, des te achopner de
overwinning. De ringen-telegraphie zon
natuurlijk nog kunnen worden uitgebreid.
Va» een ongelukkig huwelijk zou een zwarte
ring kunnen getuigen, van een gelukkige
verbintenis een ring met diamant, van een
ongelukkige liefde een parel. Of dejonkman
een vrouw van stand, een vrouw met geld,
een geestige, een schoone, een zachte, een
energieke vrouw wenscht... van dat alles
zou de ring kannen spreken. En... een
goede verstaanster heeft maar een halven ring
noodig.
*?*
Voor den spiegel.
Een Zwitsersch volksgeloof zegt, dat een
bruid, indien ze zich met 't vol ornaat van
haar hawelijksdag getooid heeft, niet meer
in den spiegel mag kijken. Doet ze dit, dan
is het een slecht voorteeken, en er zal binnen
betrekkelijk korten tijd aan 't huwelijk 't een
en ander gaan haperen.
Die 't my vertelde, voegde met een ondeu
gend lachje erbij: ...'t Is niet waar, hoor!...
want dan zouden er zeker niet anders dan
slechte huwelijken zijn".
Naar me echter later ter oore kwam, weten
de Zwitsereche vrouwen er wel raad op, om
't voorteeken te ontduiken. Ze zorgen er voor,
dat er aan hun toilet een minutieus
kleinigheidje ontbreekt, bekijken zich dan rustig
in het heldere glas, em als ze tevreden zijn...
draaien ze dit met een sierlyken zwier den
rug toe en maken het haakje of speldje of
knoopje, dat los gebleven is, vaat. Dan is
het gevaar vermeden. Nachtans... komen er
in Zwitserland toch wel slechte huwelijken
voor.
*«*
Vacantieduitje».
Een voorbeeld, hoe de dubbeltjes aan
allerlei kleinigheden wegrollen, en dat door
de Zondags- en vacantie- uitstapjes heel wat
geld onder demenschenkomt, geeft een knap
Engelsen rekenaar, die becijferd heeft, dat
alleen gedurende de beurs-vacantiedagen het
handeldrijvende Engeland 15 millioen poe d
sterling, of 180 millioen gulden spendeert
aan kleine genoegens en fuifjes en reisjes.
Hij meent daaruit de conclusie te mogen
trekken, dat de vroolijke dagen van half Juli
tot einde Augustus de Britsche natie in 't
geheel niet minder dan zes honderd millioen
gulden uit den zak tooveren: een aardig
spaarduitje om de booze wintermaanden door
te komen.
***
Voor dorttigen.
Ia veel water drinken gezond of niet? De
geleerden zijn het er niet over eens; maar
zeker is het, dat men 't voor zich zelf en voor
anderen gemakkelijk maakt, indien men b.v.
op fietstochten -«n wandelingen niet steeds
behoefte aan drinken heeft, óók op plaatsen'
waar een verfrisschende dronk verre van
gemakkelijk te veroveren is. Een goed middel
tegen deze voortdurende dorstigheid is, zegt
men, het geregeld gebruik van een sinaas
appel een uur voor het ontbijt. Het is een
middel, dat gemakkelijk toe te passen is, een
alleraangenaamst middel bovendien: men kan
tot erger veroordeeld worden, en... baat het
niet: 't schaadt niet.
ALLEGEA.
Snippert.
Een goede digestie is van nog meer belang,
dan een goede kok.
Vegroot mannetje v. d. witvlakvlinder.
vlekjes er op (witvlak-vlinders). Als ge nauw
keurig toeziet, bemerkt ge dat het wijfje toch
nog wel iets meer is dan een eierzakje of een
voortplantingsmachientje, er zitten nog twee
kleine vliezige stompjes op haar rag, de voor
malige vleugels; d, w. z., voormalig in een zeer
bijzondere beteekenis; die stompjes hebben
ongeveer, maar niet precies, dezelfde
geschiedenig als de zoogtepels op een mannenborst;
ze zijn rudimentair.
Wie er gelegenheid toe heeft, moet in Sep
tember eens de proef nemen met het vleu
gellooze vlinderwijfje in een karaf, de proef
die mej. C. S. bij toeval en met zooveel suc
ces heeft uitgevoerd. Nieuw is het kunstje
heelemaal niet en niet uniek ook in de vlin
der-wereld; bünaturaliën-handelaars kunt
ge een wjjfjes-klepkooitje koopen, waarmee
vlinder-verzamelaars dikwijls zeldzame man
netjes vangen.
E. HEIMANS.
* ?
CORRESPONDENTIE.
J. L. Alleen dan ontstaat evenwicht in een
aquarium en is verversching van het water
overbodig, als n er in slaagt (en dat kan, met
eenige meeite en wat geduld) zooveel planten
in het aquarium te doen groeien, dat de die
ren aan de planten-suurgtof genoeg hebben.
2. Dat de wanden met greene algen bezet
worden is geen groot bezwaar; juist die plan- .
ten leveren veel zuurstof; houd drie wanden
gehoon (met een harden schuier of een ree p
gummi) en laat er n groen; dan krijgt het ,
water een natuurlijke kleur, en vele dieren
gedijen beter.
3. Het beste voedsel is kleine levende wor-.
men en mieren-eieren (voor visschen); als
surrogaat: uiterst fijn geschaafd rauw vleesch
(geen vet), een weinigje fijn gewreven wit
van ei (eerst hard gekookt); nooit brood,
hoogstens eea paar beschnit-krmimels.
4. Zerneke, Dat Aquarium en Bade : Süsz
watter aquarium. Beide uitvoerig.