Historisch Archief 1877-1940
l*. 1734
A°. 1910
WEEEBLAD YOOE NEDEBLAND
Onder redactie -sran. IMIr. H.
L. W:HE]i3SII<rQ-.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Zondag 18 September,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
.0.3»
0.40
INHOUD:
VERRE EN TAN NABIJ: De twee
Kaderlandeo. Het Complot. Kroniek.
EOG. AANGEL.: Kinderarbeid in Nederland,
I, door dr. J. A. H. van den Brink.
EEUILLETOH: De Waardroomer. Een
IJsIndgcb. verhaal. Vertaling van F. Wegelin.
KUNST EN LETTEREN: Wie beeft
KipjMveer" geschreven? door J. Hnf van Baren.
Berichten. - VROUWENRUBRIEK: Het
gecchil in de Nationale Vereniging voor
"Vrouwenarbeid, door Martina O. Kramer?.
Verstom ping van Werkmansvrouwen, door
J. H. R. ALLERLEI, door Allegra.
TOT DE NATUUR, door E. Heiman*.
Hei dier in de Kunst, met af b., beoordeeld
door Cornelie V et b. Portretten Koning
en Koningin van België. Alexander
Banmgartner, 8. J., met portret, door J. F. M.
Bterck. Hollandtche en Fransche Kunst
in het Stedelijk Mnsenm, door W.Steenhoff.
Chwivari. FINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KRONIEK, door V. d. M. en V.
d. 8. De Amsterdamsche
Poefjenellenkelder, door L. J. Jordaan. Brieven van
Oom Jodocus. INGEZON DEN. SCHAAK
SPEL. DAMRDBRIEK. ADVERTEN
TIES.
De twee Nederlanden.
Indien een vorstelijk officieel bezoek
ons land welkom is, dan is het in de eerste
plaats dit van het Belgische Koningspaar,
aan welke de sympathie van groote, ook
ontwikkelde kringen, in en buiten hun
gewesten, verzekerd is.
"Wat men van Albert en de Koningin
vernam is gansch tot hun eer. Goede
emaak, menechelijk medegevoel en goed
begrip geven bij hen. leiding, zoowel in
bun officiëele als in hun spontane daden.
Men zal de Belgische vorsten bij ons
met hartelijk gemeende vriendelijkheid
begroeten.
Wat ons bij de feestelijkheden, die
thans plaats hebben, deert, en wat een
Echaduw erover werpt, die wij zeker een
Nederlander niet hoeven aan tei duiden,
is de beleediging, door slechte raads
lieden der Kroon ons taaleigen aange
daan: bet gebruik van de Fransche taal
bij de officiëele ontvangst. Onze Koningin
beeft in hare onmiddellijke nabijheid
adviseur?, die voor hun taak niet be
rekend zijn, laat ons het ronduit zeg
gen want ware het anders, hoe zou
men haar hebben gebracht tot het laten
varen van wat het Vad. terecht genoemd
beeft de echoone gelegenheid om
rechtetreeks den weg te vinden tot het hart
van hun volk, welke voor de Vorsten
en Vorstinnen in een constitutioneelen
etaat zoo zeldzaam is"....
Het bleek wel meer, dat aan ons Hof
een geest van dorre traditie op de daden
?van het Koningschap zijn invloed te
oefenen weet. Het is eigenlijk treurig
nog de verklaringen" te lezen, die van
die zijde aan de pers gezonden zijn, en
die spreken van een wensch om ons
Staatshoofd niet te mengen in den
Belgischen taalstrijd".
Alsof?om maar n ding te noemen
officieel zulk een strijd bestond. Integen
deel immers zijn de beide talen als
gelijkberechtigde erkend, en zou het
spreken van Nederlandsen tusschen de
Noord Nederl. Koningin en den Zuid
Nederl. Koning geen uitzondering ge
weest zijn op den regel, die H. M. het
Nederlandsen doet spreken met hare
Nederl. diplomaten: ook al ontvangt zij
die kenners der diplomatieke taal op het
officieelst.
Droevig verder: die uitvlucht van De
Telegraaf, dat er zooveel menschen aan
tafel zitten, voor wie het Nederlandsen
een onbekende taal is. Alsof officiëele
toespraken worden uitgesproken om te
worden gehoord door de lieden, die toe
vallig aan den disch vereenigd zijn.
Dat de Amsterdamsche Burgemeester
het Staatshoofd onzer stam- entaal-ver
wante natie in het Nederlandsen aan
sprak, gaf zeker eenige late voldoening,
maar het heeft niet uit onze gedachten
kunnen bannen het beeld van die Vrouw,
welke aan de deur van het zoo roemrijk
gebouw van Van Campen, toen Koningin
Wil heimina en Albert I elkander uit
naam van hunne Nederlanden toespra
ken, door de lakeien der traditie werd
teruggewezen en die het was, laat ons
zeggen een vrouw in rouw de
Nederlandsche Taal heet.
Het Complot.
Na afloop van de rumoerige Raads
vergaderingen, waarin het Rapport der
Commissie van onderzoek in zake de
Amsterdamsche Gem.- Electr.-Werken
behandeld werd, hebben wij dit Rapport
met zijn lijvige bijlagen nog eens rustig
ter hand genomen, en wij hebben de
boeken neergelegd met verwondering.
Wij vroegen ons nu, sterker nog dan
tevoren, af, waarvandaan men toch wel
den moed bijeengeraapt had, zulk een
zakelqk en nauwgezet rapport tot uit
gangspunt te nemen van het Raadsel
en pers-lfabaal, dat wij hebben bijge
woond, en dat waarlijk no'g wel hier
en daar een nuchter man een oogenblik
heeft doen weifelen....
Het Rapport toch van de Commissie
van Onderzoek in deze zaak is n door
loopend getuigenis van waakzaamheid
en onpartijdigheid, een of twee
nietsbeteekenende kleinigheden (nog maar
quaesties van vorm) uitgezonderd, die ge
heel verloren staan in de duizend blad
zijden der stenographische verslagen. Ea
niettemin had men op deze opgerakelde,
uit haar verband gerukte en nog ver
draaide nietswaardigheden de hoop ge
steld, dat ze den storm zouden verhinderen
los te barsten, daar waar het toch nuttig
was, dat hij het deed.
Nu is men, hoewel teleurgesteld thuis ge
komen, niet heelemaal in die hoop be
drogen.
Behalve toch enkele bijoogmerken als,
naar het schijnt, de tegenwerking van den
voorzitter Mr. van Gigh was (die stank
voor dank" kreeg!), is het groote doel:
wegdoezeling van de quaestie zelve en der
hoog e verantwoordelijkheden, tenminste
tijdelijk en voor een deel bereikt.
Het is misschien goed nog eens even
na te gaan hoe het ging.
Toen de dag naderde, waarop in Raads
vergadering het Rapport der G. E.
W.Commissie zou worden behandeld, had
een geheim-bedoelde samenkomst plaats
van gemeenteraadsleden van iedere
christelijke en onchristelijke kleur, maar
van conservatief gehalte: een vergadering
van mannen, die vroeger zoo ongeveer
de phalanx van Burgemeester van
Leeuwen hadden gevormd.
Tot deze heeren, ijverig als de beste,
behoorde het gemeenteraadslid denHertog,
mede-hoofdredacteur van de Telegraaf.
Dat men van het voor-vergaderen overal
reeds afwist, verhinderde dezen heer niet
een paar hoofdartikels op te nemen in
zijn blad, waarin pal vóór de ter zake
te houden Raadsvergadering stemming"
gemaakt werd tegen de Commissie,
gehitst werd tegen den voorzitter, een
breed medelijden werd gewekt voor de
schuldigen, kortom een insinueerende
campagne werd opgezet, zooals er in
Frankrijk meer voorkomen dan bij ons.
Toen nu, na twee min of meer
stiekeme vóórvergaderingen, na bedrij
vigheid in de stad van eenige belang
hebbenden en hun aanhang, en na die
twee prikkelende artikels, de heer
Fabius, het eerst van de
complotteerenden, in den Raad opstond om te spreken,
en toen zijn rede n reeks critieken
inhield op details in de leiding van den
Voorzitter der Commissie, met eigenlijk
niet n enkele aanwijzing, dat hij de
openbaring van al het administratieve
bederf van hoog belang achtte voor de
emeente, wat wonder was het toen,
at ieder zeide: dit is een aanklacht
tegen de Commissie, en niet tegen het
gemeentelijk bedrijf, dat in quaestie is!
Trouwens het Raadso ver zicht in De
Telegraaf, triomfeeren d en daarom op
recht, begon reeds: De indruk aan het
einde van dezen eersten dag is deze, dat
de Commissie de aangeklaagde is en
de Raad haar aanklager!"
Prof. Fabius verweerde zich wel: in
den Raad, toen zijn «peech haar uitwer
king gehad had; en in de krant door
nog eens uit te weiden over
bijkomstigheden. Maar niemand zal het ons wijs
kunnen maken: dat men voor-vergadert
in eensgezindheid, en confereert en
Parijsche" artikels opstelt en dat
doet zonder politiek oogmerk
*?*
Het is ook bijna reeds in confesso!
Behalve eenige leden van den Raad,
wees ook het Handelsblad op de verdachte
gemakkelijkheid waarmee de zeventien
aan bijkomsfcigheden zich stieten. Het
uit traditie voorzichtige Nieuws had een
fikech artikel in denzelfden geest.
En steeds openlijker op meer
dan een plaats, werd de man al genoemd,
wiens beeld achter dezen gansenen storm
oprijst, als van hem, óver wienmenhet,
zónder hem, thans, als over een figuur
die nog niet heelemaal weg is, hebben
moet: het beeld van den vorigen Burge
meester, die achter de opwarrelende
stofwolk, kunstmatig ter dekking door
zijn vroegere trawanten veroorzaakt, toch
in duidelijken silhouet te zien komt.
Het proces-Ressing bleek het proces
van Leeuwen. Bleek het proces vaneen
gemeentebestuur (waartoe ook wethouder
Heemskerk moet worden gerekend), dat
controle schuwend en afwendend voor
zich zelf, de goede controle verwaarloosde
voor bedrijven, die góéd gingen". Het
systeem-Ressiog", zeide heel terecht
de heer Simons, om de Raadsleden
door bepaalde trucs om den tuin te
leiden, het systeem van eigenlijke min
achting voor den Raad, is geruimen tijd
het systeem geweest achter de groene
tafel." Het systeem van vroeger,"
merkte de heer Vliegen op, zien we
hier nu opengelegd." Opengelegd: ja,
maar zonder dat veel aandacht in de
hitte der persoonlijke aanvallen aan
dezen voornamen kant van de zaak ge
schonken werd; en zonder dat men de
gelegenheid had die zijde van 't geval
naar behooren te belichten. Het werd
in 't voorbijgaan, meer als een vér
frommelend onweer, door den Raad en
et publiek gehoord. De noodzakelijke
zwaarte woog hierop niet.
En dat was de politieke winst zij
het, zooals gelukkig blijken gaat, een
tijdelijke! Dit was dan het bijna bereikte
doel, dat men zou zwijgen over het voor
naamste ! Dit was het oogmerk, waarmede
vergaderd en gekonkeld en gehoofdartikt ld
werd! De angst voor de schade, die dezen
drie ambtenaren zou worden aangedaan,
was deels bewust deels onbewust angst
voor de schade, en de schande, van het
systeem: dat men gesteund en geprezen
had, zelf eraan medeplichtig.
Het was geen fraai gezicht deze
samenrotting van Gemeente-vertegen
woordigers die aldus de muggen van
's heeren van Gighs fouten gezift hebben
en den kemel slikten van een groot
Gemeente-nadeel «tf men moge aan
hun te wapen loopen rondom het nu
veroordeeld systeem nog eens de gelegen
heid danken dat systeem breeder be
sproken te zien.
KRONIEK.
Louis BOUWMEESTER.
In een der bladen lazen wij, overgenomen
uit het Vaderland, het volgende schrijven,
dat dit blad van bevoegde zijde" gewerd:
Men kan na al wat er tusschen
Bouwmeester en den Baad van Beheer
van het Ned. Tooneel is gebeurd en
de wijze waarop B. zich over den Raad
uitlaat, bezwaarlijk ei s oh e n dat zij
B. helpen. En wie alles weet, zal dat
ook niet verwachten. De heer Borel
haalt er ook Van Nouhuys bij. Maar
het gaat toch waarlijk niet aan dezen
persoonlijk aansprakelijk te stellen voor
?wat de Eaad van B. besluit te doen,
of niet te doen. Natuurlijk is het ge
makkelijk lyriek te geven over B.'s
treurige positie, maar die lyrici
oordeelen op hoogen toon over verhoudin
gen die door buitenstaanders, wien veel
van wat er gebeurd is onbekend moet
zijn, niet beoordeeld kunnen worden."
Dit is een zakenstandpunt" (men hoort
daar tegenwoordig van), dat wij moeten
veroordeelen.
Indien men, dunkt ons, den heer Van
Nouhuys zelf, en niet zulk een bevoegde
zijde", zijn opinie zoude vragen over de
waarde van het bestaan en de handhaving
van het gansche Nederlandsen Tooneel"
met den heelen Eaad van Beheer erbij, dan
zou deze kunstkenner eerlijk toegeven,
wat w\j steeds hebben vooropgesteld, dat
dit Tooneel zyn voornaamste waarde ont
leent aan eigenschappen, die het geschikt
maken een groot kunstenaar als Louis
Bouwmeester (en een kunstenares als zijne
zuster) tot milieu, laat ons ronduit
zeggen: tot achtergroni te dienen.
De heer Van Nouhuys, die evenals wij,
er natuurlijk van overtuigd is, dat een
heele Raad van Beheer, al is hij volgeprikt
met de ridderordes van zijn griefjes (en
van de ontzaggelykste en onbekendste
grieven!) in KUNST beteekenis niet opweegt
tegen een nagelsnipper van den genialen
acteur Louis Bouwmeester de heer Van
Nouhuys moét, herhalen wij, als bevoegd
criticus, als man van smaak, als edelmoe
dig mensch, het in den vreemde laten rond
trekken van onzen zeldzaam grooten kun
stenaar diep betreuren. Van hem, vleien
wij ons, is dit zakenstandpunt niet. Heeft
Bouwmeester zich misdragen ? Heeft hij zoo
erge dingen gezegd ? Tegen wie ? Tegen
een gezelschap heeren van alle leeftijden,
wier namen in het herinneringsboek van
de Kunst nooit zullen worden weggeschrapt,
omdat ze er nooit in zullen voorkomen.
En omdat met deze namenlooze heeren
ruzie is, en omdat deze heeren niet weg
willen gaan, wat hun plicht ware uit eer
bied voor de kunst van ons land, als ze
dan met Bouwmeester niet kunnen samen
werken" (!) daarom ontbreekt aan het
GENIE van den acht en-zestig-jarigen, maar
nog volop krachtigen man de gelegenheid
zich naar waarde te toonen!
En mag hij de Amerikanen gaan amu
seeren. . . .
ALEXEI.
De vijfjarige zoon van Nicolaas II, de
toekomstige Czaar van alle Ruslanden,
heeft, vertelt men ons, met een paar
Hessische prinsesjes in de straten van
Nauheim gewinkeld.
De kinderen keken met bewonderende
en begeerige blikken naar al het speelgoed,
dat op de toonbanken lag, en Alexei strekte
zijn handjes uit naar het eenvoudigste zoo
wel als het rijkste.
De kleine Alexei propte zelfs zijn zak
ken vol met al wat er in zy'n bereik kwam.
Natuurlijk kwam dan, vertelt de corres
pondent, de gouvernante er bij te pas, die
de dingen weer uit zijn jasje opdiepte en
alles weer op zijn plaats zette".
Men zou zeggen: lief beeld en
raccotirci van de wereldhistorie:
De vorstelijkheid, die neemt wat zij
krijgen kan, en haar zakken opvult, en dan
de groote gouvernante, de Natie, die het
er beleefd uithaalt en alles weer op zijn
plaats zet".
Kinderarbeid in Neitrlacd.
i.
Robert O wen (1771?1858) getuigt ons
van de verschrikkelijke kinder- exploitatie
in Engeland, in en om den jare 1800. Voor
de fabrieken (katoenspinnerij, katoendruk
kerij) te Nieuw-Lanark bij Glasgow, waar
hu directeur was, waren op de 1300 arbei
ders, ongeveer 500 kinderen noodig. Deze
betrok men in hoofdzaak van de Engelsche
werk- en weeshuizen. De armoede op het
einde der 18e eeuw in de zuidelijke,
akkerbouwende graafschappen van Engeland,
was oorzaak dat de gestichten vol waren
van kinderen. Transporten vaa deze werden
naar het Noorden gezonden. Zij deden dienst
bij de spinmachines en men behoefde hun
haast geen loon te geven. Het waren kin
deren van zeven tot twaalf, enkelen van
vijf jaar. Zij werden door den patroon der
fabriek gehuisd, gevoed, gekleed. Een arbeid
van veertien uren per dag was voor hen
geen uitzondering en steeds hoorden de
arme kleinen het klappen der zweep van
den opzichter. Er werd in die fabrieken
soms dag en nacht gewerkt en de eene
groep moest gaan rust zoeken na zoo'n
werkdag op de bedden, warm gehouden
door de noodzakelijke rust eener andere
groep.
Earel Marx beschrijft het slavenleven
der Engelsche glasblazers en van hun kin
deren, daar waar knapen in dat bedrijf
soms tot twee nur 's nachts opbleven om
dan in de keet te gaan slapen tot 5 uur
's morgens,teneinde de dagtaak opnieuw heet
te beginnen, om twee uur 'g nachts,
terwijl ondertussehen misschien laat in den
avond het op onthouding beluste glas-ka
pitaal yoortwaggelde uit de club naar huis
duizelig van den portwijn, op idiote
wijze voor zich uitneuriend. Britten zullen
geen slaven zijn." 1)
De twee groote parlementaire enquêtes
in Engeland van 1812, U 62 - 1866 brachten
dan ook toestanden aan het Hebt, waarbij
de taferealen uit Dante's Hel verbleeken.
Kinderen van 9 «n 10 jaar die bij de
kantfabrikatie te Nottingham 's morgens ten 2,
3, 4 uur moesten opstaan om tot 's avonds
10, 11, 12 uur te werken. Kinderen, in de
glasblazerijen, waar geen regelmatige tijd
voor eten werd toegestaan; arbeidsdagen
tot 15 uur veor kinderen van 7 en 8 jaren
in de aardewerk fabrieken.
In de City van het Christelijk London
liet de boekbinderij van het Engelsche Bij
belgenootschap, ten einde spoediger bijbels
gereed te hebben voor de z. g. heidenen, in
de verte jonge meisjes van 14 en 15 jaar
werken tot 10, 11, 12 en l uur s' nachts in
het gemengde gezelschap van oudere arbei
ders. Men verlokte die meisjes tot dat laat
werken door geld voor een goed avondeten
in de kroegen, alwaar groote liederlijkheid
heerschte.
De enquête-commissie (rapport 1865) ging
vragen stellen aan deze werkkinderen en.
er waren er die nooit van God of Christus
hadden gehoord, die niet wisten dat ze in
Engeland woonden, veel minder of er een
koning of koningin in Engeland was.
Dat deze brutale kinderuitbuiting niet
alleen een specifiek Engelsch verschijnsel was,
bewezen ons o. a. de toestanden in de
Duitsche industriestad Aken, waar omtrent den
zelfden tijd kinderen van af zes jaar, s' zomers
10 a 12 en s' winters 8 a 10 uur moesten
werken in spinnerijen, weverijen
glasfabrieken en speldenfabrieken en ondervraagd door
de regeering antwoordden de
Akenerfabriekanten, Daar de meeste kinderen reeds op het
vijfde jaar voor schoolonderricht geschikt
zijn en in den loop van een jaar zoo ver kunnen
gebracht worden, dat ze het a-b-c boel j 3
kunnen lezen en onderricht hebben gehad
in 't schrijven zoo kunnen ze nog vroeg
genoeg, nog bijtijds in de fabrieken worden
opgenomen."
In 1811 waren er nog 5247 kinderen zonder
eenig onderricht by gebrek aan schoolruimte.
Kinderarbeid was dui een algemeen
verichijniel en voer wie opilaat de Economist
van 1855 vindt daar blz. 33 een opstel van
G. B. Lalleman, destijds onderwijzer te
Moordrecht 2) die onder het opschrift:
Slavernij in Nederland" spreekt over kin
derarbeid ten onzent; »p de plaats zijner
inwoning.
Het hoofd middel van bestaan was daar
ter plaatse de touwslagerüof lijnbaan. Het
£»ren, dat men er ipint" zegt de heer
alleman, wordt zoodanig bewerkt, dat
ieder spinner een draaier behoeft om het bij
den arbeid benoodigde wiel in beweging
te brengen. En wier lot denkt g\j wel dat
het ii om zich daarmede bezig te houden ?"
en Lalleman beantwoordt deze vraag door
te zeggen, dat het kinderen zijn in den bloei
tijd des leven», waaronder vijfjarigen en
zelf a beoeden dien leeftijd, die in den zomer
van 5 uur 'i morgens tot 8 uur 's avond»
en in den winter van 6 uur '«morgens tot
7 uur 's avonds, meest in zittende houding
dat eentonig en geestdoodend werk moesten
verrichten in geopende en vochtige loodsen
in gezelschap van mannen en vrouwen, die
te zatnen op een betrekkelijk klein terrein
arbeiden. In 1853 en 1854 waren er zelfs
kinderen beneden de 5 jaar werkzaam, n
hunner was slechts 4 * jaar oud en zoo
ge des zomers bij het aanbreken van den
dageraad, door de straten wandeldet, zoudt
ge er aantreffen," zegt de schrijver, die
nog half slapende naar de werkplaats wor
den gedragen, om eerst daar door de ruwe
stem des spinners, zoo niet door iets ergers,
recht wakker te w»rden." Hun-voedsel be
stond in wat rijst zonder eenig toevoegsel,
eene snede droog roggebrood of eene pap
van de minste meelsoort. Ongeveer 100 kin
deren werden te Moordrecht als draaiers
bij de spinnerij gebruikt. Die arbeid wreekte
zich aan hun lichamelijk en geestelijk be
staan: Gemis aan nachtrust en beweging,
ontbering van eene behoorlijke aan het
weder geëvenredigde kleediog, de meestal
zittende houding", vervolgt de schrijver,
het verblijf <>P vochtige plaatsen, eene
geheel onvoldoende voeding, de onder
drukking van kinderlijke genoegens en
wenschen kan en moet dit alles
n i»t uiterst verderfelijk op het lichaam
terugwerken? Neen, wij behoeven ons i iet
te verwonderen, dat zoovelsn een ziekelijk
en kwijnend lichaam voortsleepeo, dat
zoovelen ia den bloei des levens wegkwijnen
en dat de loteling voor de militie soms niet
meer ontwikkeld is naar het lichaam dan
de acht- of negenjarige knaap. By eene
inschrijving van de nationale militie kwam
men toen acht opeenvolgende nummers,
onder den maatstok gebracht werden, juist
eene mans lengte te kort."
.,. Ellendig zijn de vruchten, die op dien
bodem wassen en waarlijk wij durven
gerustelijk, al is het met een pijnlijk gevoel,
het besluit opmaken: In Nederland zijn
er nog velen, die all de heidenen, buiten
alle christelijke beginselen leven."
De heer Lalleman zagt om dat deze toe
standen niet alleen op zijne plaats voor
kwamen, maar ook in de ander*
fabrieksplaatsen in ons land.
Ea lezer, meen nu niet, dat gij de be
doelde plaats (Moordrecht) moet bezoeken
om het bovengemelde kwaad te zien, meen
niet dat het een smet is, welke alleen aan
die gemeente kleeft, men zoekt het kwaad
dikwerf in de verte, terwijl het on g dagelijks
onder de oogen ligt. Zoo ge eene
fabriekeplaats bewoont, zult gij het onder andere
vormen ook in uw midden vinden. Maai
behalve dat, het zijn de fabrieken niet
alleen, die zoovelen onzer bevolking van
onderwijs verstoken doen blijven. 3) Ook
de landbouw roept elk jaar den jeugdigen
knaap hoe langer zoo meer tot eene bezig
heid, die aan zijnen leeftijd niet voegt en
terwijl zijne nog ongevormde kinderhand
den akker helpt bebouwen of den oogst
binnenhalep, blijft de akker van zija geest
onontgonnen en groeit er vaak welig on
kruid op; of verstompt zijn hoofd, dat zoo
veel zegen had kunnen daarstellen ... Gaat
gij wijders onze visschersplaatsen bezoeken,
gij ziet er gansche scharen van kinderen tot
arbeid gedoemd en van onderwijs versto
ken."
De heer Lalleman schreef in zijn artikel
ia de Economist, gedateerd Januari 1855:
wij verdichten toch geenszins, het is een
voudige naakte waarheid, die wij
nederschrijven" hetgeen volkomen wordt
bevestigd door het vtrslag der Staats
enquête-commissie (ingesteld 30 September
1863) verslag van 1872, waarin het omtrent
Moordrecht luidt: van de 330 arbeiders in
de touwslagerijen, waren er van 12 en 13
jaar 15 jongens en 21 meifjes, van 10 en
11 jaar 22 jongens en 20 meisjes, van 8 en
9 jaar 10 jongens en 10 meisjes, van 6 en
7 jaar 9 jongens en 14 meisjes. Verder de
vierjarige Cornelia Slobbe, de vierjarige
David Bloot en de vijfjarige Cornelia Bakker.
Dr. Coronel in het Nederlandsen Tijd
schrift der Geneeskunde anno 1862 blz. 441
en dr. J. van Hengel in zijne: Genees
kundige plaatsbeschrijving in het Gooiland"
geven ons een beeld van den kinderarbeid
in de tapijt en baai-industrie. Van twee
tot zes jaar gingen er de kinderen naarde
bewaarschool; daarna moesten ze
hulpverleenen bij het spoelen door het doen draaien