Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
Ho. 1734
ran n rad van 6 dom. middellijn. By het
begia hamer werkzaamheid verdienden ze
2X oent per week en een boterham en na
15 weke» of 13 boterhammen klom het
weekloo» langzaam aan tot 30 en 50 oent.
Op 31 December 1861 waren er te Hilversum
Tan de 820 spinsters 37 van zes tot elf jaar,
102 van elf. tot een en twintig jaar en 6
fan TJjf tot 6 jaren; ran de 115 spinners3
Tan Tijf jaar, 22 Tan zet tot 11 jtar en 47
Tan elf tot een en twintig jaar. Van de 67 spoe
len oem kuis waren er 3 Tan rijf tot eet jaren,
18 Tan zes tot elf j «ar en 40 Tan rif tot
een en twintig jaar en de 127 spoelers in
ie fabriek IS Tan zes tot elf j aar en 93 Tan
«If tot «en en twintig jaar.
O ik hier bevestigt weer het verslag der
Hegeerings- Commissie van Sept. 1863, dat
opgeeft te Hilversum 378 tehniswerkenie
textiel-arbeiders (spoelers) die ondervraagd
werden op welken leeftijd zij hui arbeid
begonnen: 47 van deze waren begonnen op
5 jarigen leeftijd, 202 op 6 jarige» en 57
?p ? jarigen leeftud. Tesamen 306 begonnen*
«s TOOT het 8a levensjaar. Er werden
?nderrraagd 112 vrouwelijke arbeidsters,
waarvan er 10 begennen te werken op hun
T^fde jaar, 71 op hun zesde en 16 op'hun
?etende jaar. 4)
Jan Jaeob Cremer wees in zijne
meesterl^ke norelle Fabriekskinderen. Eene bede,
??ar niet om geld" op het ontzettende
Knderleed in de I/«dsche spinnerijen. De
xorelte werd door hem zelf voorgedragen
T Haart 1968 te 's Graven hage en ieder
£e eenignins bekend is in onze Neder
land ach* litteratuur, kent de geschiedenis
TM S»«der, Evert ra Saartje n den vroegen
m konden Decemberawrgra voortgedreven
Mar de menigte gasvlammen der fabriek.
A» vereehrovpelde kindere*, die er wer
ken, worden ons beschreven als
machineMéren.
,Ni»t waar, ge zoudt «weren dat het
?enaehw waren, heel kleine mensohen, die
ataan op hun voeten «Is wij; met armen en
handen, zeer c wakke handj w, m«t
aanceaehten als die van OM, maar flets van klenr
?? slap van vormen-, aangezichten, waarin
?o?];» blinken ak een laatste vonk in den
Meekea aschhoop. Gy zoudt zweren, dat
««t monseheo warm, akelig kleine en arme
?ode «amea en vrouwtje*, die gaarne
kgzende zenden neerzitten bij den warmen
kaard en de dorre handen uitstrekken naar
?en versterkende bete. Nietwaar, gij zondt
«reren dat het natuurgenooten waren, arme
Mtzenuwde wezens Tan gelijken aanleg,
?et- dezelfde behoeften als wij; maar gij
bedriegt n, zie slechts hoe ze woelen en
keeren; negen duizend malen op den langen
dag, voortgejaagd door den werkman, die
die groot BC h als zijn oorsprong, doch
gesard door zya duivel steeds woedender
Srolt: Voort, raderen voort."
Da indruk die Cremer's novelle maakte
was zoo groot, dat zelfs 32 L?idsche fabri
kanten zich tot de 2-3 Kamer wendden met
bet verzoek, eene voor allen verplichtende
iegeUng te maken betreffende het onder
wijs, de uren van arbeid en de rost der
kinderen... Zonder dwang op allen, vermoch
ten de enkelen niets..."
Het verslag der Staatscommissie bevestigde
eek den noodkreet van Cremer. Van de
983 man der Leidsche weverij, begonnen
er te werken 109 op hun lle; 138 op hun
»a; 159 op hun 9e; 150 op hun 8s; 105op
kon 7e; 36 op hun 69 jaar en een op 5 jari
gen leeftijd. Van 661 ondervraagde vroawen
78 op hun lle; 91 op hun 10e; 90 op hun
?a; 8j op hun 89; 58 op hun 7e en 18 op
hun 6e levensjaar.
Vermelden we nog dat in de Tilburgsche
taken we ver ij 286 mannelijke personen wer
den ondervraagd, waarvan er 109 begonnen
te werken voor hun elfde levensjaar, waar
van 7 op hun 7e en 2 op hun 63 jaar, ter
wijl te Helmond strijksters in eene inrich
ting werden aangetroffen van zeven en
aeht jaar, die elf uren per dag werkten
voor 60, 70 tot 150 centen per week,
en in de fabrieken van C. F. Stork te
Hengelo 400 kinderen van tusschen 10 en
14 jiren waren te werk gesteld voor het
aaneenknoopen van fijne draden.
Bij dit alles moet men nog denken aan
de woorden uit Lal^eman's artikel: Eene
te groete vrijgevigheid van onze wetgeving,
wat het gebruik der kinderen tot arbeid
betreft, drijft ze bij duizenden naar fabrie
ken of het veld". Da opgenoemde cijfers
toch geven slechts een partreel beeld dezer
kinder-ellende.
? Eane reusachtige volksbeweging werd
in 1874 door het Algemeen Nederlandsen
Werkliedenverbond op touw gezet met het
doel den loonarbeid van kinderen beneden
12 j tar te- doen verbieden en dien van kin
deren tot 15 j tar te regelen," zegt H. Smiti
blz. 37 van zijn boek: De Nederlandsche
Arbeidersbeweging in de negentiende eeuw".
Hen wilde de dienstbaarheid van de kin
deren beneden de 12 jiar verboden zien en
voor de kinderen van 12 tot 15 jaar slechts
zien toegestaan tusschen 6 uur 's morgens
en 8 uur 's avonds gedurende 6 uren, mits
die kinderen gedurende 3 uren eiken dag
onderwijs zouden genieten.
Zondag 19 April 1874 werd te 's
Gravenhage eene meeting gehouden in Diligentia
om op te komen voor deze eisenen. De
Toorzitter dezer vergadering was het latere
Kamerlid B. H. Heldt, toen voorzitter van
het Algemeen Werkliedenverbond. 12.000
arbeiders 5) waren er vertegenwoordigd
door 200 afgevaardigden, terwijl 14 Kamer
leden de bijeenkomst bijwoonden.
Gaconconstateerd werd op deze vergadering dat
58 pCt. der kinderen vóór dien leeftijd in
fabrieken werkzaam beneden het 10e levens
jaar komen te overlijden, waarvan 43 pur.
aan de tering.
Intussehen had de heer S. van Houten
pp 27 Februari 1873 zijn wetsvorstel inge
diend, houdende het verbod: kinderen be
neden de 12 jaar in dienst te neme t of te
sJiew." De voarsteller zei bij de verdedi
ging Tan zijn voorstel in 1874 wat hij niet
bestreed het misbruik, naar het gebruik van
kinderen beneden een zekere door de wet
Tart te stellen grens." Dr. Kuyper,
toenmaals afgevaardigde voor Gouda bestreed
het voorstel met een beroep op de orde der
natuur: ,Van zijn eerste tot zijn zevende
jaar speelt het kind, maar in de 2e levens
periode, die met het 8e j aar begint, ontstaat
Tan zelf het verlangen om niet meer enkel
te spelen, maar ook eens aan iets te hel
pen," eems iets wezenlijks te mogen doen.»
Is nu zoo de geaardheid en het karakter
Tan het kind en stemt hieraee het feit, dat
de gradueel gevarieerd» arbeid concordeert
met het gradueel verschil Tan de werk
krachten die in de maatschappij aanwezig
zijn, dan bezeer ik, dat er etn ongemoti
veerde greep gedaan wordt in de ordt der
natuur, indien mtn kortweg de perioie va»
12 jaar dekreteert, om r eg t lot dienstbaar
heid te verkrijgen."
Den 5en Mei 1874 nam," zegt H. Smits
in zijn bovenaangehaald werk de Tweede
Kamer de wet aan op den kinderarbeid,
?aar TOOT de arbeiders was die wet eene
groote teleurstelling. Hadden zij toch be
doeld dienstbaarheid Tan kinderen beneden
12 jaren te doen verbieden, had het oor
spronkelijke wetsvttorstel-Van Houten ook
verbod Tan huis- en Teldarbeid (?kinderen
beneden de 12 jaar in dienst te nemen of
te hebben)" Tan kinderen voorgeschreven,
de wet, zooals zij werd aangenomen, strekte
slechts om den arbeid van kinderen bene
den de 12 j uren in fabrieken en werkplaat
sen te verbieden, zoodat kinder-3xploitatie
in de huisindustrie en bij den veldarbeid
bleef bestaan en trouwens nog bestaat." Da
wet werd aangenomen ia de 2e Kamer met
64 tegen 6 stemmen.
Tegen, stemd* dr. A. Kuyper. In de Ie
Kamer met 29 tegen 7 stemmen. Tegen
stemde o. a. de Hengelosche fabrikant Stork,
die zich bij de motiveering zijner stem had
knnnen beroepen op de argumentatie van
den afgevaardigde TOOT Gouda in de 2e
Kamer. D« wet verschee» in het Staatsblad
No. 130, 19 September 1874 en zou in wer
king treden 14 October van hetzelfde jaar.
Op 13 Augustus 1886 dus eirca!2 jaar
nadat het wetj« Van Houten tot het tegen
gaan van overmatigen arbeid en
verwaarloozing Tan kinderen" was in werking
getreden vroeg de heer Goeman Bor
geeins ook namens 10 andere leden der
Kamer o. a. aan de regeering: Welke is
de werking der wet Tan 19 September 1874
ook in verband met artikel 82 van de wet
van 17 Augustus 1878 (Liger onderwijs)?
Ia hoeverre geven de bestaande toesta»den
aanleiding eene aanvulling of uitbreiding
der eerstgenoemde wet in overweging te
nemen?
Ganoetad art 82 bevatte de bepaling,
dat gemeentebesturen verbodsbepalingen
konden vaststellen omtrent het arbeiden
van kinderen beneden 12 jiar, voor zoo
zeer dit niet bij de wet was geschied.
Van deze bevoegdheid was tot Januari
1882 gebruik gemaakt door 15 gemeenten
in Zuid-Holland, 11 in Gelderland, 3 in
Drenthe en Orerijsel saam, ane in Zeeland
en 7 saam in Friesland en Noord-Brabant, 6)
terwijl de schoolopziener van het diatrikt
Tilburg schreef: de bepalingen werden een
voudig op papier gebracht om Gedeputeerde
Staten en ons te belieren" en de school
opziener gelooft niet dat de uitvoering
ooit in de bedoeling heeft gelegen."
We gaan voorbij de wetsontwerpen van
minister Modderman (23 April 1882); het
eerste ontwerp Du Tour van Bellinckhave,
waarin de le«ftüdgrens werd voorgesteld op
'14 jaar, voor veldarbeid van kinderen op
12 jaar (12 April 1885) en het tweede ont
werp Da Tour etc. met leefciji«reas rejp.
13 en 12 jaar van December 1887 om de
aandacht te vestigen op de Staats-enquete
naar aanleiding der boven aangehaalde vraag
aan de Regeer ing van mr. Bjrgesius en
?aar aaalaiding zijner tweede vraag op den
zelfden datum gesteld; welke is de toestand
in fabrieken en werkplaatsen hier te lande
met het oog op da veiligheid, gezondheid
en het welzijn der werklieden? In hoeverre
worden tot verbetering Tan dien toastand
maatregelen van overheidswege vereischt ?''
Het voorstel eener enquête commissie werd
daarna aangenomen met bijaa algemeene
stemmen.
(Slot volgt). Dr. J. A. H. VAX DES BEIXK.
1) Das Kapital Ie deel (rierde druk) blz. 227.
2) Toen eane plaats van ruim 2000 inwoners.
3) In 1853 waren op de 400 000
sehoolplicatizen 94.000 kinderen, die geen
onderwg; genoten.
4) De nadeelige invload van dit werken op
de volksgezondheid, bleek osk hieruit, dat
van de 124'.' personen aldaar nestor ven in de
jaren 1850?1857 er waren 570 kinderen be
neden het eerste levensjaar.
5) Volgens mr. Ksrdijk, 20030 volgens
H. Smits.
6) Mr. Ksrdijk in Vragan d «? Ty'da"
Januari 1882.
Wie beeft Kippeyeer" pscireTsn?)
14 Maart 1901.
Ik acht het noodig deze vraag nu (1901)
nog te beantwoorden.
Tevens kaïik dan een kijkje in e au fabriek
ge yen.
Ik zelf ben als schrijver van dit werk ge
noemd. Professor dr. Jan te Winkel, die esn
ernstig man is, schreef in Een halve Eeuw'',
de Feestgave van het Nieuws van den Dag
in 1893: Scherpesatire op nauwkeurig waar
genomen personen en toestanden gaf in
Kippeveer" (1888) de carricatuurteekenaar
Cosinus, die zich later als J. A. Heuff ont
popte". Dat J. A. Heuff dezelfde- is als Huf
van Boren, wist destijds iedereen die maar
een beetje met mijn persoon bekend was.
Te Winkel (ean vriend van mg van de
letterkundige congressen) noemt dus mij
alleen. Sammigen hebben mg genoemd in
vereeniging met anderen; d. w. z. dat zij in
de meening verkeeren en nó? verkeeren dat
ik dit boek geschreven heb met behulp van
een of meer medewerkers.
Zelfs heb ik de mensehen ten deze soms
op een dwaalspoor gebracht, en ik heb of
ontkend de auteur van Kippeveer" te zgn,
óf, indien zg al meenden dat ze mg
o/er*) De neef van Huf van B wen (Heuff) de
heer Jan Heuff, candidaat notaris te Elck en
Wiel, executeur-testamentair, schrijft, dat eerst
thans een volledig licht opgaat over Kippsveer.
In de nalatenschap van zijn oom heeft hij een
stuk gevonden, dat het auteurschap volkomen
opheldert en interessante bijzonderheden bevat
ooer het ontstaan van het werk.
De redactie vm De Amsterdammer" ontving
verlof htt door Huf van Buren in 1901 zelf
opgestelde stuk te publiceeren en eenige bekor
tingen te maken. En zoo is geschied.
tnigd hadden, (i. v. door de niet te weerspre
ken verzekering dat ik, het H.8. in mq'n
bezit had gehad) wél toegegeven dat ik er
wat aan gedaan had, maar dat i a deren het
leeuwendeel ervan geleverd hadden. Ook
heb ik soms mosten toestemmen dat ik de
drukproeven van K. gecorrigeerd had, doch
men is het op ing n protest met mg eens
geweest dat dit no£ niets bewust voor het
auteurschap.
Aangezien ik het niet gswensc'it en ook
niet noodig vind dat anderen met veeren
getooid worden die hem niet toekomen, wil
ik hier in deze zaak het licht ontsteken.
Want zooftls ik reeds geide er big ven
personen uit mijne naaste omgeving, niet
tegenstaande de verzekering van te Winkel
en andaren, aan mgn auteurschap twg'felen.
EQ soms, na een bijna zeker vermoeden of
na een halve bekentenis, behoef ik slechts
te zeggen: Iemand die mg kent zal toch wel
dadelijk moeten toegeven dat ik dit boek
niet kan geschreven hebben, om hun geloof
aan het wankelen te krijgen en hun de over
tuiging te geven dat zij eigenlek aan een
dwaasheid geloofd hebben.
In elk geval is en blijft de zaak tot heden
duister; want het boek is werkelijk door meer
dan eene hand ontworpen. Zg die meenen
dat ik niet de eenige auteur ben, gronden
hun meening vooral op de zeer talryke overal
neergestrooide bijbelteksten, die volgens hen
slechts van een theologant afkomstig konden
zjjn. Volgens hen zon domme A, Tan Oosten,
destijds predikaat te A rezaath, en een vriend
van my sedert zijn Leidsche en mg n
Dalftsche studentenjaren, mg a medewerker ge
weest ryn. Hat aandeel dat hij er in heeft
is echter maar zeer gering en slechts passief.
Ea eigenlijk is Sippeveer" ook maar door
n persoon geschreven... geschreven en
geconeipiësrd.
In mg a Dalftsc'ae studentenjaren het kan
in 1861 geweest zjjn kocht ik op een
boekverkooping bij Mirne een Fransch werk
in 15 dikke deelen Thédtre complet des Latins
traduit par Ltvét, Le Momtier etc." Dit was
het begia van Kippeveer". Waarom kocht
ik dit boek, dat toch met my'n
ingenienrsstndiën al zeer weinig verband hield?...
Ik kocht het omdat ik met groote
bewendarring kennis gemaakt had met Molière'a
hippelen, en gelezen had dat da Franse h
dramaturg veel ontleend had aan de
Romeinsche büjspeldichters Fiautua en Ter en tin s.
Op de Fransche scholen waar wg destjjds
klaar gemaakt werdea voor het
toelatin<seziman van de Eoninklgke Dalftsche Aca
demie ik had gedurende twee j iren de
destyda zeer bekende kostschool van Van
Nerum te Delfc bezocht leerdan wij geen
zweempje litteratuur, oj de academie we',
maar zeer gebrekkig. Mijn kennis van het
bestaan van Molière kreeg ik dus van omgang
mat menden, en met Shakespeare ging dit
eveneens. Zoo kocht ik een Duitsehe
Shakespeare-ver taling, die ik cój heb, van mijn
vriend J. C. van Marken, den lateren en
tegenwoordigen grooten fabrikant, van welken
zennwachtigen doch knappen dweeper nie
mand onzer destijds vermoed zou hebben
dat hg' ooit op ddt gebied zulk een hoogte
bereiken zou.
En wat m ;j betreft, ik k wam in de litteratuur,
dóór mgn vrienden.
Mijn gelees van Shakespeare en Schiller
ia oorsaak geweest dat ik in Delft in het
diepst geheim een dram i schreef, en dit
drama, met behoud van den loop der han
deling en van de hoofdpersonen is later nog
eens ale drama omgewerkt, en heeft daarna
de stof geleverd voor mgnroman: daKroon
van Gelderland", waarmede ik in 1877 mgn
kennissen zoo wat verraste en veel succes had.
En het koopen van de Fransche vertalin
gen der Lvijnsche blyspelen werd de aan
leiding tot het schrjjven van Kippeveer",
maar ... langs een omweg. Fiautus
Mostellaria" leverde my n.l. de stof tot een blijspel,
dat ik in 1807, sedert een jaar in myn oaderlgk
huis te Ivezaath teruggekeerd, geschreven heb,
een groot blyspel in vijf bedrgven. Ik volgde
den ge tronen regel, een beginnend auteur
tracht al licht rst voor het tooneel te
werken, wat natuurlijk vél teleurstellingen
baart, en ook mij gebaard heeft.
Toen mijn blijspel dat ik de
Kvelduivels" genoemd had gereed wae, zond
ik het aan de Directie va a den
Amaterdamschen Stadsschouwburg, bestaande uit de
heeren Eoobol, Tjasink en Paters, en ik
genoot de groote onderscheiding dat zij er
ernstig over gedaeht hebben het op te voeren.
In dien ty'd, ruim dartig jaar geleden, werd
er by ons natuurlijk heel wat minder voer
en over het tooneel geschreyen dan tegen
woordig.
In een schryven van 16 April 1858, dat
vóór mij ligt, meldden die heeren mij dat
zij het stuk alle drie aan een gezette lezing
hadden onderworpen; dat zy het verdienste
lijk hadden gevonden en besproken hadden,
masir dat het hun, ook om den vorm, voor
een opvoering door hun gezelschap minder
raadzaam scheen.
Da lezing van UEds stuk schrijven
zg heeft nogtans bij ons het vermoeden
doen ontstaan, dat, waar zoo veel verdienste
bestaat, latere arbeid dan tact en de ge
schiktheid om voor het tooneel te schrgven,
grootelijks moest vermeerderen. Op dien
grond verzoeken wg UEd., zoo UEd, later
nog meer stukken voor het tooneel mogt
schryven, ons die dan ter leaing en in geval
van goedkeuring tez opvoering toe te willen
zenden".
De correspondentie ging mljnerzgds geheel
anoniem, door tusschenkomst van esn
boekverkooper.
Dat de belangstelling van de heeren geen
ijdel praatje was om den onbekenden schrijver
wat vleiends te zeggen, bleek mij uit het
H. S. dat ik nog bezit, en dat door talrijke
onderstreepingen h?t kenmerk droeg dat er
mee gewerkt, ja bijna dat er mee gerepe
teerd was.
Niettegenstaande de heeren er gunstig
over dachten, meet ik bekennen dat het stuk
grooter gebreken had. Het waa veel te lang,
en er kwam heel wat in voor dat geen
tooneel" was. Doeh de heeren hadden toch
niet geheel en al mis gezien; want in 1870
voerde jisink, die alleen van de Directie
overgebleven was, van mg op Buat" met
Frans Kistemaker ia de hoofdrol, die
er later, toen hg zelf tooneeldirecteur ge
worden was, nog eeng een reprise van ge
geven heefc, omdat hij in die rol van Buat
veel bijval verwierf.
Het Handschrift ging nu in de kast en
het bleef er lang in liggen; maar de goede
vrienden die aan Piautus, en vóór hem aan
zg'n Grieksch voorbeeld Menander, hun ont
staan te danken hadden, zouden eenmaal
weer ui" hu a graf verrijzen, door eenaantal
anderen verwelkomd worden en by de hand
gegrepen, om samen het personeel nit te
maken van een nieuwen roman, die geschre
ven zon warden door Co-Sinna.
Vreemd is het verschijnsel dat hierop
op Fiautus door onze litteratuur-historici
en critici zoo weini? gewezen is, voor zoover
ik weet door slechts twee, door dr. J. van
Wageningen Jr. in de Spectator van 10 Aug.
1889, die een opstel Plautni en Cosinus"
eindigt met de woorden: wo verschenen de
Sales Plautini in modern gewaad", en door
C R., schryver van een ingezonden stuk in
het Handelsblad, bij gelegenheid
dathetblgspel van Plantuj door de Amsterdamsche
gymnasiasten ten tooneele gebracht werd.
In het veal gelezen en veel geprezen werk
van Coainos zegt de schrijver vindt men
dezelfde personen en dezelfde toestanden als
in Fiautus Mostellaria": den verkwistenden
zoon, de brooddronken vrienden, den op reis
zy'nden vader, den slimmen knecht, den woe
keraar, het quasi van den buurman gekocht
huis. Klopgeesten doen dienst als spoken,
terwgl eenige op potitiek en kerkelijk gebied
bekends personen (natuurlijk onder pseudo
niem) er het hunne toe bydragen ter ver
meerdering van de algemeene vrolijkheid".
De man die dit geschreven heeft, ia op
de hoogte van de litteratuur, en door zulk
eenen geprezen te worden, heeft waarde.
Ik heb reeds vermeld dit my'n roman De
Kroon van Gelderland" ontleend is aan een
vroeger door mq geschreven en later, na
omgewerkt te zg'n, indruk verschenen drama,
dat den titel kreeg Gekroonde'Hoofden".
Eveneens werkte ik een blg'spe), «Oom
Frederik" tot roman om, die onder dezen titel
in 1879 als feuilleton in het N. v. d D. en
later, in 1885 afzonderlek verscheen. Ook
een kleiner blijspel is d)or mg tot novelle
omgewerkt, en later zou het blgspel naar
Plantnt hetzelfde lot ondergaan. Het blgspel
Oom Frederik" is in 1886 door het
NederL&ndjch Tooneel" opgevoerd, dus E;i het
verschijnen van den roman, maar 'c is niet
aan den roman ontleend.
Het blgspel naar Plantns zon dus zijn stof
leveren voor eei roman, en die roman zon
spelen in de studentenwereld, zooals het
bly'«pel zelf, en dan zou er bggevoegd wor
den een greep uit het
msatschappelyk-staatkundige godsdienstige leven vau die d»g«n.
Het spalen in de studentenwereld is zeer
vaag gehouden; d. w. z. dat het niet dui
delijk bly'kt wdar da plaats der handeling
eigenlijk is. Soms wordt de lezer aan Delft
herinnerd, een enkele maal ook aan Utrecht
of Leiden; en eigenlijk is het dan ook een
universiteit waar de handeling plaats grgpt,
ofschoon van het intrinsieke
universiteitslevan, wat n.l. de studie aangaat, weinig
gezegd wordt. Van Delft wist ik genoeg, van
Utrecht en Leiden een beet j a. Oude
Delftsche vrienden van me hebben in het boek
de grollen herkend die wg daar vroeger uit
gehaald hebben, en zelfs personen die min
of meer als model gediend hebben. Maar
omdat het boek dan toch het air moest
hebben van aan een universiteit te spelen,
had ik hulp noodig; een medewerker, zullen
wig maar zeggen, en wie dat werd, zal later
big ken.
Voor een roman als Kippeveer" »gn tal
rgke TÓS-studiëa en observaties noodig;
men zuigt dien heelen rommel zooals ik
de aankleeding maar met een enkel woord noe
men zal zoo maar niet uit zg'n duim. Het
studentenleven was me genoeg bekend; het
leven van een familie als de Landiks ook;
de ploerterij, zooals een student zijn hospita
rast haar aanhang noemt, had ik ook genoeg
gade geslagen, en het verkiezingswerk was
me ook niet vreemd. Maar de hyper-ortho
doxie met al het gezwendel van baar rad
draaiers, was me totaal vreemd, evenals het
spiritisme en fcijn leer. Om me dddr in te wer
ken heb ik me op Kuypers Standaard en
Heraut geabonneerd en eenige boeken en
brochures aangeschaft, die op een en ander
betrekking hadden. Met wat handigheid en
aanteekeningen kan men het dan al vry ver
brengen.
Ea verder kwam daar nog bij Trommius:
de concordantie des by'bels, het onwaardeer
bare boek dat in staat stelt alle bijbeltekstea
die ergens op slaan want ze zg'n volgens
de verschillende hoofd voorden gerangschikt
op te zoeken, en als men een beetje
handig is toe te passen. Ik leende Trommins
van dominévan Oosten te Avezaa'h; maar
wat ik er eigenlijk mede uitvoerde, bleef
hem onbekend. Hg is wel als medewerker
van Kippeveer" gedoodverfd, maar dit is
ODJaist. Later, toen hg' vertrokken was naar
Lekkerkerk en het boek verscheen, behoefde
ik tegenover hèn niet te ontkennen dat ik
den opgang makenden roaian geschreven
had; waat hij kwaai met zyn hïlpraardigan
Trommius voor den dag. In onze gesprek
ken, toen ik mijn werk voorbereidde, heb
ik hem wel eens verbaasd door mijn kennis
van de orthodoxe leerstellingen, die ik sedert
al heel gauw als noodelpozen ballast heb
laten liggen. Hij zelf was uit een orthodox
huig afkomstig.
Zoo heeft een mgner beoordeelaars mij ook
een conpliment gemaakt over my'n parodie
op den stijl van De Heraut in het 24gte
hoofdstuk van het 1ste deei; en werkelg'k
is dit parodieeren mgn bedoeling geweest;
maar om het effect te beoordeelen moet de
lezer den styl van den schryver van De Heraut
kennen.
In 1886 werd Kippeveer" door my be
gonnen, en 22 November 1887 staat op het
H. S. als voltooiïngsdatum: een zeer gelukkige
dag voor my', want het schrijven van dit
boek begon mij, als gewoonlijk, ten slotte
zeer te vervelen, misschien ook omdat ik het
reeds zoo lang voorbereid had. Bovendien,
er was nog een vroegere als roman geweest.
Ik was daarvoor begonnen in 1871, toen ik
bijna een jaar vertoefd heb, als geleider van
een zieke vrouw, op Maiienberg te Boppard.
Daarin kwamen Hippie en Mientje reeds
voor met hun ouders. Wat ik toen overdag
geschreven had, las ik des winteravonds in
de lees- of de bil j art kamer voor aan een
klein gezelschap daar aanwezige Hollanders,
waarouder twee Leidsche studenten Wiggers
von Kwchem, die er nu en dan hun ou Iers
kwamen bezoeken en soms vergezeld waren
door clubgenooten als J. Scheltema en den
Javaanechen regentenzoon Rhaden Mas
Iaman goen. Het voorgelezene amuseerde den
heeren, en de schrijver had het groete voor
recht dat men 's avonds zat te wachten tot
hg' met zijn handschrift; kwam en hem soms
door een kellner van zijn kamer liet halen.
Ik heb nog vóór mg liggen een brief van
Karel Wiggers n>n Kersham (die helaas vroeg
gestorven is) gedateerd nit Leiden van Febr.
1872, waarin hg van het kreapelrjjm van
Hippie spreekt; want het minnelied van den
jongeling btj de harmonica dateert reeds nit
dien t g d. Die andere vorm Tan den roman
is by het schryven van de nieuwe bewerking
geraadpleegd, maar had weinig waarde, en
is door my' verbrand.
0?er het schrijven van het boek behoef
ik niets meer te zeggen. Tot nog toe had
ik het geheel alleen gemaakt. De mede
werking zou eerst komen toen het af wai.
Ex moest thans naar een uitgever om
gezien worden. Gamakshalve wendde ik my
tot H. C. A. Campagne, dien ik dikwijls te
Tiel op de sociëteit ontmoette, en die in
1871 een kleinen roman van mij uitgegeven
had: In 't Vuur van de» Verkietingtttrijd",
bewerkt naar Freytags blgspel Die Journa
listen", waarvoor ik ook al een nooit gespeelde
vertaling gemaakt had.
Campagne gaf het handschrift ter lezing
aan zyn klerk, die het afkeurde zoodat ik
het terugkreeg waarvan de ondernemende
uitgever later, toen het boek zoo ging, erg
spijt had, en waarmee hg (vant hg kon niet
veel zwijgen) in intiemen kring behoorlijk
geplaagd werd. Men heeft mg in Tiel dik
wijls genoeg gezegd dat ik volgens C's ge
tuigenis, de schry'ver van Kippeveer" moest
zg'n, waarop ik antwoordde dat ik het H.8.
werkelg'k in huis gehad had, en er zelfs
drukproeven van had gezien, maar dat dit
niets bewees. Ea hier nam men genoegen
mee, omdat v«len werkeljjk meenden dat ik
dit van zooveel bgbel- en geloof «kennis ge
tuigende boek niet zou kunnen geschreven
hebben.
Vervolgens heb ik mg voor de uitgave
vervoegd tot Ng'gh en van Ditmaar te Rot
terdam. Zij wilden het boak wel uitgeven,
maar dan moest het gaan oader den naam
van Huf van Buren. Deed ik dat, dan zou
ik, behalve een minimnm-honorarium, een
gulden per verkocht exemplaar krijgen; en
ik voorzag wel dat er Teel van verkocht
zon worden dus het zon een zeer gun
stige voorwaarde voor my geworden zg'a:
maar ik heb haar niet willen aannemen.
Omdat het boek nog al persoonlijk was, wilde
ik my verborgen honden. Dit is eigenlyk
een dwaze schuchterheid geweest: maar
schry'vers lyden veel aan dat euveltje, vooral
als zg werkelg'k eens iets te zeggen hebben.
Ik herinner mg niet, dat ik nog by anderen
geweest ben dan ten slotte bg' de maatschappij
Elzevier", wier directeur de heer J. G.
Robbers wa». Ik bedong hier een matig ho
norarium, interesseerde mg als vergoeding
eenigszine bg volgende drukken, en stelde
als voorwaarde dat de naam van den schry'
ver onbekend zou big ven. Da directeur van
Elzevier" kon dat gemakkelijk beloven,
want hg was niet van plan zg'n belofte te
houden.
Het boek zon nu gaan onder een nieuwen
pseudoniem, en hoe ik hieraan kwam, zal
ik even vermelden. Er was geen naam
tusscgen ons vastgesteld; wél had de heer
Robbers my' een zeer doorzichtigen pseudo
niem, een naamsverdraaiing, voorgeslagen;
en zoo kreeg ik, op zekeren morgen voor
my'n schrijftafel zittend, een telegram R. P.
met deze woorden: Sein pseudoniem ?
Vele schrijvers, en renteniers die zich uit
sloven om namen van villa's te bedenken,
zullen mg toestemmen dat dit een hél
moeiely'k bevel is. Maar ik was dadelijk
klaar. Ik nam Kramers Woordenboek ter
hand, dat naast mg op de vensterbank lag,
en schreef daar van voren af aan eenige
woorden nit op, het aan mgn uitgever over
latend om te kiezen. De namen gingen ter
stond per keerende bode terug naar het
telegraafkantoor en zoo koos de heer Robbers
uit de opgegevenen den naam Cosinus, naar
wiens herkomst, oorsprong en beteekenis
sommige menschen tevergeefs gezocht heb
ben. Met professor Co jij n, die er ook al
bijgesleept is, had die trigonometrische be
naming dus niets te maken.
Alles ging goed en wel; de drukproeven
kwamen... Nu begint de medewerking l Da
Universiteit en haar klassieke dampkring
hadden hunne eisenen, en ik heb er mg
wel op toegelegd om het bosch niet al te
ver binnen te dringen, maar ik moest niet
te min oppassen dat ik zelf j aan den
woudzoom niet in een kuil viel en verkeerd
terecht kwam. Daarom verzocht ik een
mgner vrienden de proeven eens mee na te
zien, en hg' heeft dit zeer welwillend op zich
genomen en vond maar weinig onkruid in
mgn tarwe. Doch bg' dese passieve rol bleef
het niet. Mgn vriend heeft ook werkelijk
een woord meegesproken: op mgn verzoek
schreef hg het begin van het 20ste hoofd
stuk 2e deel: het candidaats examen van
Otto Landet en Gaorge Simon. Ddt is speci
fiek Leidsch en was wél geschikt om hen
die onderzoek deden naar den schrg'ver op
een dwaalspoor te brengen, Maar nauwge
zette recensenten moesten zóó iets toch ook
opmerken eu aan het licht brengen. Wat
mgn vriend schreef was zes velletjes post
papier groot, en ik heb het in mijn taal op
mijn manier en in mijn stijl overgeschreven.
Dus mocht ik gerust verzekeren wat ik
zoo dikwijls gedaan heb dat Kippeveer"
door meer dan n persoon geschreven is,
en óók, dat ik zelf er wel eenig aandeel in
gehad heb.
Die behulpzame en bescheiden iemand,
die tot nog toe onbekend gebleven is, want
slechts door een enkele heb ik hsm hooren
noemen, en dan misschien nog maar op de
gis, is dominee Menzel, destijds predikant te
Zo alen, thans (1901) te Beesten waag. Hij is de
eenig* medewerker aan Kippeveer" en 'cis
mg nooit gebleken dat hg mgn geheim niet
b a waar d heeft. Ik had trouwens niet ander s
van hem verwacht.
Ook de Directeur van Elsevier" had mij
dienaangaande een belofte gedaan. Hij schreef
mg den 14den Januari 1888: Desschrijvers
naam zal absoluut door ons verzwegen worden,
maar toch raakt die bekend, let eens op!"
De laatste waarschuwing was menschkundig I
Want zoo waar, hy' heefc gelijk gehad. Ik
vernam immers weldra van boekverkoopers
dat er een aanbieding van een boek van mij
had plaats gehad; want de reizigers van
Elzevier" hadden, eg' het dan ook onderde
roos, bg die aanbieding den naam van Hnf
van Baren genoemd zeer vleiend overigens I
om debiet te krygen. Daar de acteur W.
R)gaards, die destijds een korten ty'd als
colporteur voor Elzevier" gereisd heefc, op
last van den Directeur der Uitgeversmaat
schappij moest zeggen dat het boek door mij
geschreven was.
Ik heb mg over die openbaarmaking, die
door Elzeviers directeur trouwens voorzien