De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 18 september pagina 7

18 september 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1734 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Koning Albert van Belgiëen Koningin Elizabetb. Busch en Oberlander stelt, die met veel meer geest, en in daarvoor geschikter taal aan deze fantasie uiting geven, want er zijn evengoed Engelschen en Franschen ge veest die pp fijne wijze het dier in de situaties die by menschen passen hebben afgebeeld en ze een mimiek hebben doen geven, die in de natuur bij hen niet kan worden opgemerkt. De schrijver zoekt het onderscheid tusschen de geestige en geniet bare groep van deze soort en de on v er dra gelijke, te zeer in uiterlijkheden, de maat staf die moet worden aangelegd is niet of sprake is van een schilderij of teekening, maar of de kunstenaar in staat is met zijn verbeeldingskracht het onwerkelijke waar schijnlijk te maken. ? Er zijn goed gekozen afbeeldingen in Piper's werkje. Ik noem de bladzij uit Oetamaro's heerlijk insectenboek de olifanten, de leeuwen van Bembrandt en welk een bizondere plaats neemt Holland's grootmeester ook hier in! de fijne reeën en de grappige hondjes van Pisanello de strenglijnige en toch gevoelige paardekop van het Parthenon Dürer's Dood als ruiter de j acht s tukken van Snijders het pluimvee van Cuyp de naturalistische dierstatuën van Barye de don Quixotte op Rossinante van onoiéDaumier het beeldhouwwerk van denBerlijnschen Seceslsaiöniat Gaul, zoo stijlvol en levend de prachtig geobserveerde kikkers en varkens van Oberlander. Een Hollander zou wellicht kunnen ? opmerken dat de enkele paarden, die Mauve toekende, dat de kalfjes en eendjes van Willem Maria toch mooier zijn dan menig modern werk, dat hier is af gebeeld en dat van Hoytema's vogels en Dysselhof's visschen er ook zijn mochten er is te veel verheugenis en moois aan het boekje om er niet dankbaar voor te zijn. In afwachting van het grooter vollediger werk dat de schrijver in zijn voorrede belooft. CORNELIS VETH. Alexaifler Banmgariner, S. J. Weinigen zullen zich nog den spreker her inneren, die in den winter 1888-'89 optrad voor de leden van de Vereeniging Geloof en ETE.NSCHAPPE11JKE Atiospte en meteoorstóf. Sinds de laatste jaren is de kennis van onze lucht-oceaan voortdurend vermeerderd, maar het groote publiek stelt zich nog steeds voor dat onze wolkenhemel dicht by de uiterste dampktingsgrenzen gelegen is. Toch is deze wolkenlaag, zelfs diederhoogge legen schaap jeswolken, nog maar op een hoogte gelegen die als die eener molshoop zich verhoudt tot die van een berg. Bijstaande figuur l geeft een schematische doorsnede te zien van onze atmospheer, waarbüde hoogten in tientallen, hoogerop in vijftigtallen kilometers aangege ven staan. Vanaf den beganen grond tot op een hoogte van 7 K.M. (streep a.) is de toestand der atmospheer ons o.a. bekend uit de gege vens, verkregen door het oplaten van vliegers, voorzien van meteorologische instrumenten. Het aangeven der door vliegmachines be reikte hoogten zou in deze kleine figuur vrij wel ondoenlijk zijn. Tot op een hoogte van 10 K.M. (streep 6.) zy'n ballons opgestegen mét menscuelijke lading in het schuitje. Deze streek van de dampkring (van O?10 K.M.) heet ook wel de tropospheer, en al is de laag dnn, toch bevat zy' drie kwart van de totale massa der atmospheer, d.w.z. de hoogere lagen zijn zér ijl; vandaar dan ook dat personenballons niet veel hooger stijgen dan de grens der tropospheer. Deze tropospheer is voor ons veel opvallender dan de rest, omdat in deze laag de luchtstroomen der cyclonen en anticyclonen plaats vinden, de wolken drijven, enz. Zelfs vormen de hoogste wolken: de cirri of vederwolken de bovenste grens der tropospheer, in de figuur aangegeven door de onderste horizontale stippellijn. Op deze troposheer volgt de stratospheer of iiothermische laag, die zich tot een onbekende Wetenschap" te Amsterdam. Het gehoor was toen nog, in overeenstemming met het aantal leden, niet talrijk, maar uitgezocht: niemand minder dan Josef Alberdingk Thym was onder de aanwezigen. De spreker was Alexander Baumgartner, de tengevolge van den Knltnrkampf" uit Dnitschland verdreven pater Jezuïet, die toen al jaren lang in Limburg de Nederlandsche vrijheid genoot. Wie hem toen gehoord hebben, zullen nooit de merkwaardige persoonlijkheid vergeten, die met een stem welluidend als een klok, zijn gehoor wist te boeien. Iedereen viel het toen op, hoe zy'n streng gelaat, zy'n geniale kop sterk herinnerden aan het uiter lijk van Goethe, aan wien hu een van zy'n beste werken heeft gewijd. Met Goethe, sein Leben und seine Werke" heeft Baumgartner zich een by uitstek grondig kenner getoond van dezen TJebermensch", zonder te verval len in de overdreven d weeper y, waarmede heel Duitschland diens persoon vereerde. Een felle bestrijding bleef niet uit, waarbij echter tevens Baumgartner's diepe studie van het leven en de werken van den panthe stischen wijsgeer-dichter niet geloochend konden worden. Bekend is ook zijn werk over Les sing in 1877 verschenen: t Lessing's religiöser Entwicklungsgang", dat zelfs door tegenstanders geprezen werd als een met groote zaakkennis, met geest en slagvaar digheid" geschreven boek. Trouwens zijn diep philosoösch-godsdienstige ontwikkeling ging gepaard met een zoo genialen litterairen aanleg, met een zoo groote rijpheid van geest en gemoed, dat ook ver buiten den kring der Katholieken zijn nieuwe beschou wingen de aandacht trokken en de felheid zijner bestrijders was evenredig aan de onweer staanbare geestdrift die in al B's werken doorstraalt. In hetzelfde jaar 1877 gaf hij Longfellows Dichtnngen" uit, met een biografie en uitvoe rige analysen, die dezen bundel nog altijd vooraan doen staan onder de Duitsche uit ga ren betreffende den groot en Amerikaanschen dichter. Ook onze vaderlandsche letterkunde heeft aan dezen Dnitschen literator groote ver plichtingen. Een geest als onze Vondel moest hem machtig aantrekken, ja moest, als zoo danig, hem oneindig veel sympathieker nog hoogte uitstrekt. Vliegers of personenballons dringen bier niet meer in door maar wel ballons die alleen meteorologische instrumen ten dragen. Tot een hoogte van 29 K.M. (streep c.) dringen deze automatische onder zoekers door om daar onder een doodsche stilte allerlei geheimzinnige waarnemingen te doen; vernuftig bedachte toestellen openen en sluiten zichzelf als 't juiste oogenblik gekenen is, lezen zichzelf af, teekenen hun eigen bewegingen op en wach ten dau in instrumentale rust tot dat zij weer in menschen handen vallen. Deze stratospheer is zeer koud en zeer droog terwijl de temperatuur er bij toenemende hoogte niet meer afneemt zooals wél het geval is in de troposheer. Vermoedelijk heerschen in deze stratospheer geen groote storingen zooals in die deelen die dichter in ons bereik liggen. Boven 29 K.M. honden de ballon waarnemingen op, maar toch is er van de hoogere lagen nog wel een en ander bekend. Uit de duur van onze schemering is af te leiden dat het licht nog teruggekaatst wordt door luchtdeeltjes tot op een hoogte van 70 K.M. (de tweede horizontale stippellijn in de figuur). Maar de hoogere luchtlagen worden zoo ijl dat het teruggekaatste licht niet meer voor ons waarneembaar is. Even boven deze schemeringgrens vinden wij soms, op een hoogte van 80 K.M., lichtende wolken, die vooral waargenomen zijn na de groote uitbarsting van Krakatau en ook wel na andere heftige vulka nische uitbarstingen. Bij deze ge legenheden werd een massa stof de lucht ingeblazen en het allerfijnste stof bereikte een hoogte boven de schemeringgrens, dus veel hooger dan ooit de echte wolken voorkomen. Deze stofwolken weerkaatsten het zonlicht en waren daardoor, na het eindigen der schemering nog als lichtende wolken zichtbaar. De op zijn dan een Goethe. Het resultaat van zijn doorvorsching van 's dichters leven en werken was de eerste levensbeschrijving van Vondel, naar alle toenmaala bekende bronnen, en deze biografie, nit 1882, getuigt van een nauwkeu righeid en uitvoerigheid, die slechts in het onlangs verschenen werk van Dr. Leéndertz hnn weerga vinden. Het is jammer, dat de vertaling naar gedichten van Vondel, waar mede de zelf zoo dichterlijke Baumgartner, zjjn boek heeft opgeluisterd, niet tevens af zonderlijk zijn uitgegeven. Een rijke bundel verzen van onzen pnikdichter zon dan in Dnitschland in veler handen zy'n gekomen. Volkomen getrouw en toch in vloeiend DnitEch heeft de schrijver o. a. overgebracht de Oljjftack aan Guataaf Adolf', Constanty'ntje", De Rynitroom, Lycklacht aan het Vrouwekoor" en De Krnisbergh". Enkele regels uit beide laatste gedichten mogen dit bewy'zen: O heilig Chor, das du der Meinen Gebein und Asche deck est zu Und ihnen echenkest süsze Ruh', Bis dasz die Sonn' vergiszt zu scheinen: Nun wacnst die Zahl van deinen Leichen Urn eine, die sargt ein mein Herz, Und schranbt es zu mit einem Schmerz, Die keiner Klage mehr wird weienen." En het begin van de Kruisberg": Die schönsten rothen Rosen sprieszen Auf keinem griechischen Berg, o neinl Dort auf dem Krenzberg, hart von Stein, Wo Jesu heilige Wonden flieszen. EB sammelt sich ihr reines Blut Znm Diadem yoll Rosengluth, Dess' BI a 11 er ewigen Dnft ergiessen." Tot aan zijn dood bleef deze geleerde een der voornaamste medewerkers aan het weten schappelijk maandschrift Stimmen aus Maria Laach", aldus genaamd naar de aloude romaanacbe abdij aan het majestueus kalme Laaches Meer in den Eifel nabij het Brohthal, waar de Jezuïeten lange jaren hun klooster hadden, voordat het hun door de Meiwetten ontnomen werd. Later werd deze abdij door den duitschen keizer aan de Benedictijnen afgestaan. Niet minder beroemd is Baumgartner door zijn reisbeschrüringen, onder den titel Nordische Fahrten", verschenen in drie deelen, omvattend: Island und die Faröar", dureh Skandinavien nach St. Petersburg", en Reisebilder aus Schottland". In deze boeken komen zijn scherpe opmerkingsgave en buitengewone kennis der taal en letteren en geschiedenis van deze volken, op elke bladzijde uit, en nog in onze dagen zijn de reisbeschrijvingen schaarsch, waarin het product van opmer kingsgave en studie zoo degelijk en in zoo aantrekkely'ken vorm ons wordt voorgezet. De geschiedenis der letterkunde in haar geheelen omvang was het hooge einddoel van B's hoofdstudiën- Zoo ondernam hij het reuzenwerk Geschichte der Weltliteratur," dat, in zes deelen de geheele letterkundige beEchaving van de oudste tijden af moest omvatten en waarin de letterkunde van Oost en West getoetst werd zoowel aan den stand van de cultuur als aan den eigen aard der verschillende volkeren. Zgn omvangrijke taalAlexander Baumgartner, S. J. stijgende en zich breed uitbreidende stof wolk d (flg. 1) geeft oorzaak en grens van dit verschijnsel aan. Op nog grooter hoogte, voornamelijk tus se hen 100 en 150 K. M. boven de aarde, wordt de aanwezigheid van een dampkring nog bewezen door het optreden van vallende sterren (e in fig. 1) De kosmische fragmenten, die in de wereldruimte rondzwerven, ontFig. 1. SCHEMATISCHE VEBTIKAALDOOBSNEDE VAN DEN DAMPKRING. a. grootste hoogte van meteorologische vlieger», b. grootite hoogte van pereonenballons, met stippellijngrens der tropospheer; grootste hoogte der wolken, c. grootste hoogte der instrumtntenballons. d. vulkanische stofwol ken, met lichtende wolken" boven de schemeringgrens f. f en g. noorderlicht- maxima, h. hoogste noorderlicht. e. vallende sterren. kennis, zy'n groote belezenheid, zijn ry'p oor deel, geven aan dit werk een bizondere waarde. Vijf deelen waren voltooid, toen op Maandag avond 5 September U. deze veelzijdige priester op 70 jarigen leeftyd overleed te Bellevne in liuxembnrg. Met hem is een van Dnitschlands grootste literatuurhistorici heengegaan, die ook voor ons land niet zonder beteekenis .s geweest. Ware deze man als gewoon borger in zy'n ;weede vaderland gebleven (bij was Zwitser van geboorte), de hoogste wetenschappelijke erkenningen zonden hem in Duitschland zgn geschonken, maar hij verkoos het verheven ot zijner ordensgenooten te volgen en het grootste deel zijns levens in ballingschap door e brengen, zich geheel wijdend aan zijn (stu die en geschriften. Hy' heeft ruim verdiend, dat zy'n naam en zijn werken thans ook in Nederland herdacht worden. H. Sept. 1910. J. F. M. STEKCK. Hollandse en Franscne Eist in net Stelelijt Mnseni. Deze tentoonstelling is bedoeld als eene opwekking tot het ondersteunen der Ver eeniging tot het vormen van eene openbare verzameling van hedendaagsche kunst". De schilderijen en teekeningen zijn hier samen gebracht nit de verzamelingen van enkele bestuursleden der genoemde yereeniging. En 't moet gezegd, met deze activiteit hebben die heeren ons een verrassing bereid l Het is een zeldzame tentoonstelling. De groote zaal, en nog een kleine, zyn ruim gevuld (en over 't algemeen in gunstige schikking) met een aan tal werken, die met wat nauwkeuriger schif ting nog, en ook wat uitbreiding van sommiger representatie, een keuze tentoonstelling zou kunnen heeten. Maar onder de gegeven omstandigheden is het niet welvoegelijk ons in een critische bespreking over de samen stelling te begeven; aanmerkingen over het algemeen ongerepte gehalte kunnen te eerder in de pen blijven, waar een zoo ruimen voor raad kunst van edele soort ons wordt voor gezet, dat een enkel bezoek zeer onvoldoende is tot bet vormen van een algemeen overzicht. Want buiten de groote hoeveelheid van zeer belangrijke werken, is er ook de ruime verscheidenheid by dit gemengd gezelschap van Franschen en Hollanders die, als het maar zelden gebeurt, tot herhaling van een bezoek aan deze tentoonstelling aanzet. Van de Hollanders zyn er nagenoeg allen, die de coiypheeën der moderne school worden geheeten, aanwezig, en 't is verkwikkend en heilzaam voor ons inzicht tegelijk, zooveel bekende werken, die sinds jaren in de kabi netten van particulieren schuilen, weer eens onder de oogen te krijgen. Het is een gelegenheid om ons van hun blijvende waarde te overtuigen en in onzen ty'd, waarin het uitbundige lofprijzen van weleer aan 't luwen raakt, zal ook het meest bezonken oordeel, maar dat uit een ruime bevattelijkheid is, moeten bevinden dat het hoogtepunt van een cultaurtydperk geken merkt is door de kunst daden van die meesters, met een sinds lang vastgelegde reputatie. Zoo blijven in zekeren zin werken van Israëls, de Marissen, Weissenbruch, Breitner, Gabriel, Neuhuys en zelf i van Poggenbeek (van wien bier twee zijner fijnste aquarellen aanwezig zyn) onvolprezen wijl immer opnieuw genietbaar al zon de waardeschatting van het oeuvre dezer allen andere maten willen vinden om hun universeele beteekenis te bepalen. Israëls temidden van zoovele verlokkende vruchten eener krachtige of welige peinture, houdt het schijnbaar morsig gesmeerde en grauw-toonige schilderij: de Schuitenvoerder zijn eigenaardige bekoring, ja, meen ik daar zelfs inniger een stem, de stem van den menech die kunstenaar is, hooren uitklinken dan nit een der anderen; het is een van Israëls ontroerende uitingen waarnaar men altijd zal kunnen luisteren. En dan al de anderen, die steeds van aanzienlijke waarde zullen blijven voor hem die zich te verlustigen weet in kostely'kheden van schilderkunst. Breitner met zyn koen en brillant schilderspel, Neuhuys met zyn struische en deugde lijke kwaliteiten, Weissenbruch met de con creetheid van zijn rnimteblik, Jacob Maria met de trotscbheid van zy'n stadsgedaanten en fonkelende zomerlandschappen; en zou dit kleine schilderijlje van Willem Maris?Eenden aan een belommerden slootkant zoo luistermoeten op een voor hun onzalig oogenblik, onze aarde, dringen in de dampkring binnen en daar zij met een vaart van vele tientallen kilometers per seconde zich voortbewegen is de wry'ving van hnn oppervlakte tegen de luchtdeeltjes voldoende om een zoo hooge temperatuur te doen ontstaan dat de massa's gloeien (dus zichtbaar worder,), smelten en zelfs voor een grootdeelin damp vorm overgaan Daar hun hooge temperatuur zonder luchtwryving niet goed te verklaren is, bewy'si hun zichtbaarheid lucht-aanwezigheid. Boven dien heeft men door gelijktijdige waarnernin gen van dezelfde vallende ster van uit twee of meer plaatsen op aarde, de hoogte boven de aarde kunnen berekenen. Wanneer twee waarnemers op verschillende plaatsen y ver ij alle vallende sterren die zij zien op een kaar! aanteekenen met ty'dopgave, enz. erby, dan zullen verschillende vallende sterren toevallig door beiden gezien zyn, maar niet op preciei dezelfde plaats aan den hemel. Uit de onder linge afstand der beide waarnemers en uit de plaats verschillen aan den hemel is de hoogte der vallende ster te berekenen. Zoodoende weet men zeker dat tot 200 K.M. hoogte noj lucht voorkomt. De meteoren bestaan i hoofdzakelijk ui ijzer, dat door de groote IjUtte in dampvorm overgaat. Deze damp koelt spoedig af en condenseert in den voriii "van zeer kleine deeltjes, die een bolvorm aannemen evenals hagel, gedurende e^ val van het gesmolten metaal in den toren waar bagel gefabriceerd wordt. Deze kleine meteporyzer-bolletjes of meteoorstof, dat in buitengewoon groote hoeveelheden in de atmospheer aanwezig is door de talrijkheid der metoren zelf, vallen geleidelijk naar het aardoppervlak als een onzichtbare, nooit ophoudende regen, waar door de totaalmassa der aarde voortdurend langzaam aangroeit. Bijna in elk proefje stof dat men neemt zitten deze meteoorstofjes. Wanneer men in de dakgoten eens stof ver zamelt kan men deze fijne ijierdeeltjes er gemakkelijk uithalen met behulp van een magneet, om hen onder microscoop te bezien. In figuur 2 zijn enkele van die fijne ijzer bolletjes afgebeeld bij twintigmalige ver vol in zyn gloeiende kleuren, niet altijd met nieuwe verrassing gezien worden? Van de Fransche kunst met meer viering van den geest en leniger van beweging dan de Hollandsche worden hier kostelijke talen geboden met werken van Meesters, uit Ie omgeving der Barbison-school hoofdzakey'k, ook al weer overbekend. Zeer opmerkelijk zyn hier de stillevens van Bonaseau met een zeldzaam verteederde verdieptheid geschilderd en met een groote nacht tegelijk, een Monticelli, enkele Corot's, Oaubigny met een wondere conceptie van een zwaar blauwe zee bij zonsondergang, Jongkind's magistrale vertolking van een ma neschijn over de ruime vlakte van de rivier en een kleine Daumier voorstellend een man die een ander iets voorleest, een figuurstukje van een buitengewoon felle psychologische expressie. Daumier est donéd'un bon sens lumineux qni cclore toute sa Conversation" zegt Baudelaire. Van Fantin zijn er meerdere werken: bloemstukken en een fantasie'tje van nymphen, als hu er nog al eens maakte. Fantin is zeer in trek tegenwoordig, maar hier nu toch ook weer wilde het me lyken, dat het gangbare oordeel over zy'n werk te herzien is; wordt hij niet overschat? Is bij velen de bewondering voor dezen onmisken baar begaafden schilder van uitgelezen smaak, niet wat al te weinig onverdeeld ? Ik bedoel: wordt daarbij niet al te veel door de vingers gezien den kunstmatigen kant aan zy'n werk methode ? denk aan zyn papieren achtergron de*. Zijn compositie houdt dikwijls niet samen zie het Stilleven met kleurige appelen en (weer gedistingueerd geschil derde) witte bloemen. Een pronkende nei ging hindert in dit gesoigneerde en regel matige werk. De kleurrijkheid van bloemen is hem een dankbaar motief daartoe: maar zy'n de witte bloemen, uitgevoerd in een ver fijnde factuur, dikwijls niet ijzerachtig? Ik weet bloemen van Cézannenaar kunst bloemen geschilderd die levender zy'n, die meer het aroma van de natuurlijke kleur suggereeren. Maar Cézanne is onvollediger, of wel Fantin's bloemstukken zijn meer volbrachte werkstukken van een bekwamen en eruditieelen technicus. De Floxen van Verster, een thema op purper en fonkeling van azuren schijnsel, is een uiting van meer diepte en voller waarheid. Bij de teekeningen komen de namen van Millet en Mathijs Maris nog voor. W. STEENHOFF. CMari, De stoet die H. M. zal vergezellen op haar tocht van het Paleis ter opening van de zit ting der Staten-Generaal, zal dit jaar iets nieuws te zien geven. Onder letter C vinden wij in de N.Ct. vermeld:?De ceremoniemeester, gezeten in twee rijtuigen, ieder met twee paarden bespannen, gaande n lakei naast elk portier," * Het Vaderland is van oordeel dat by velen van die 'dames' die tegenwoordig examen gaan doen het echt-vrouwely'ke zoek is, maar drukt dit o. i. wat te sterk uit door te schrij ven; Van de 242 mannelijke candidaten, die aan het examen deelnamen, is aan 125 de akte uitgereikt, nl. 29 dames en 96 heeren." * Wij hebben altijd wel vermoed dat de zgn. sanatoria" en consnltatiebnreanx" verkapte broeinesten van drankmisbruik waren. Dr. Ruy'sch, hoofdinspecteur van de volksge zondheid heeft in zijn rede op het congres voor drankbestry'ding, allen twijfel hierom trent weggenomen. Spr. concludeerde, vol gens de N. Ct.: dat het de plicht der Regee ring is, de bestrijding van het alcoholisme in 't algemeen, van de sanatoria en consultatiebureax in 't bi zonder, krachtig en daad werkelijk te steunen." Hier in Duitschland," zeide prof. Gorser uit Berlijn op dit congres, volgens de N. K. Ct, beeft men 3 of 4000 drankzuchtigen." Laat ons hopen, 3. * Zijn vooruitziende blik is spreekwoordelijk geworden,*1' zeide de heer Weelderburg van den heer De Jongh te Botterdam. Kan een onzer lezers ons helpen? Het spreekwoord wil ons niet te binnen schieten. * Gemeentebesturen mogen bedenken dat het vernauwen van straten geen afdoende maat regel is ter bevordering van het verkeer. IMIIIIIIIIIMIII1IIIIIHIIMIIIIIIIMMIIIIIIIIIM1MIIIIIHIIIIII1IIIIIIIIMIHIIIIIIIII grooting, omgeven door even sterk vergroote korreltjes van gewoon zeezand als verge lijkingsmateriaal. Naast de kleinheid valt da uiterst regelmatige bolvorm op, in tegen stelling van de ruwe zandkorrels. Maar de streek waar deze ijzerbolletjes vanFig. 2. ZANDKOBRELS EN METKOORSTOF. Buitenste ring ii gevormd door gewoon zeezand; binnenin liggen een aantal me'zoorstofjes, bestaande uit ijzerbolleljes. Vergrooting 20 maai. gg daan komen is nog niet de bovenste grens onzer atmospheer. Op nog grooter hoogte, tot 300 & 400 K.M. 'komen nog luchtdeeltjes voor, zooals blijkt uit waarnemingen van noorder licht, dat niet alleen in de lagere maar ook ia de zeer hooge dampkringlagen op kan treden. Op een hoogte van plm. 65 K.M. en van plm. 200 K.M. (fig. l f en g) komen maxima voor van noorderlichtverschijnselen maar ook tot in streek h breiden deze luchtbewijzen zich uit. En daarmee ie voorloopig de hoogtegrens bereikt van de voor ons zichtbare dampkringsbewijzen. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl