De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 25 september pagina 1

25 september 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

V. 1735 DE AMSTERDAMMER A°. 1910 WEEKBLAD VOOB NEDEELAND On.dLer redactie ^reun. IMt nummer bevat een bijvoegsel. HE. IF. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling , mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Zondag 25 September. Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 , 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VEREE EN YAN NABIJ: Volks park en open-lucht museum aan de overzijde T«n het Y, door B. P. J. Tutein Nolthe«JM. De Troonrede. Kroniek. JTBU1LLETOH: Margnlia Martiuez, I. Verteling van Emil Wegelin. 80C. AANGEL.: Kinderarbeid in Nederland, II, door dr. J. H. A. van den Brink. KUNST EN LETTBBEN: De Diepe Stroomingen, door J. E. Jiusper, beoordeeld door Frans Coenen. Vmderlandsche historie, IIf, door prof. dr. L. Knappert. Berichten. - VROUWENRUBRIEK: Het Congres van het Groene Kruis, dóór J. C. van Lanechot Hnbrecht. IN GEZONDEN. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Josef Kainz f, met af b., door J. H. Rössing. Dooie steden: Mansoura. met af b., door H. wan Ko). Af b. Luchtvaart in Oorlogstijd. Tentoonstelling Th. Goedvriend in de Larenfche Kunsthandel, door W. Steenhoff. Een Reclameboekje voor Amsterdam, door S. H. de Roof. Af b. Een boeket week bladen. ALLERLEI, door v. O. Willelm en Zeppelin, door H. G. Ibels. Chwiwi. FINANGIEELE EN OECOSOMI9CHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. SCHETSJE. - INGEZONDEN. Brfoven van Oom Jodocus. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTEN TIËN. Volkspark en open-lacht museum aan de overzijde van het T. Toen ik, eenigen tijd geleden, uit de kranten vernam dat een raadslid wilde voorstellen om een oppervlakte gemeente grond, ongeveer zoo groot als het Vondels park, aan de overzijde van het Y aan te leggen tot gemeentepark of bosch, riep ik bij mijzelven: kijk, dat is het ei van Columbus! Want indien Amsterdam iets noodig heeft, broodnoodig zelfs, dan is het een Tolkfrpark en wel aan de overzijde van het water. Het is mijn lot geweest in de laatste jaren om vele zomersene Zondagen door ie brengen in stad. En ik ken daarvoor maar n uitdrukking: verschrikkelijk! Natuurlijk ging ik de eerste keeren naar Haarlem of Hilversum, maar dat menBcoen gedrang op trams en stations en in treinen bederft alle Zondagsuitgaau. Toen probeerde ik te wandelen in wat Amsterdam voor wandelbaars aanbiedt. Doch het Vondelpark is dan een en al stof, opgejaagd door de duizende Zondags wandelaars; de lange wandeling langs de Ydijken, in mijne jeugd zich tot Zeeburg uitstrekkend, is nu van lieverlede ingekrompen tot een heen en ?weer loopen op een korte kade met aanlegstijgers van booten, die met on gelooflijk dikke rookwolken concurreeren met de locomotieven van het Centraaletation en alle waadellust benemen. Zelfs de vroeger eenzame weg, 't Kalfje «m, is tegenwoordig ongenietbaar. Reeds van den vroegen morgen af wandelt men er als in eeu processie en ziet van louter menschen niet meer het landschap. Wat een verschil met vroeger! De reden daarvoor is tweeledig: eensdeels is de Amsterdamsehe bevolking meer wandelluatig geworden wat geluk kig is. En anderdeels heeft men geens zins in evenredigheid met de aangroeiing der bevolking de wandelruimte uitge breid. En juist is in de eerste plaats een wandelruimte aan de overzijde van het Y noodig, nu, zooals reeds werd aan gestipt, de oude wandeling langs de zeedijken door de handelsinrichtingen is weggenomen, en de bewoners van de eigenlijke oude stad geheel van frissche lucht verstoken zijn geraakt. Doodjammer is het zeker, dat men niet bytyds van Amstel en Y heeft weten partij te trekken op de wijze als zulks met den buiten-Alster in Hamburg is geschied. Ik wed dat dan Amsterdam heel wat minder forensen zou tellen! Doch nu deze gelegenheid voor goed voorbij is, en Amsterdam wel de Neder landsche forensenstad bij uitnemendheid zal blij ren, ie ten minste voor de overige bevolking te zorgen, de bevolking welke om geldelijke of andere redenen Zondags niet van huis gaat en ook niet ver trammen kan. Voor deze honderd duizenden zal een park aan de overzijde van 't Y een ware uitkomst wezen. Zulks zal ongetwijfeld ook het bouwen van huizen aan die zijde bevorderen, en voor zoover dat buiten de Amsterdamsche gemeentegrenzen geschiedt, niet direct een voordeel zijn voor de Amsterdamsche gemeentekas. Toch komt het mij voor dat het belang van Amsterdam eischt, dat, nu door de ligging van Centraalstation en Beurs, het middenpunt van Amsterdam voor goed blijft aan het Y, ook de andere helft van den cirkel die aan de overzijde bebouwd worde. Want hoe meer aan den museumkant Amsterdam zich uitbreidt, hoe moeielijker het wordt al het verkeer naar dat middel punt te leiden. Waarbij komt dat die bui ten won en den ten slotte heel wat klandisie aan de stad zullen bezorgen, een half ei altijd nog beter ia dan een leege dop ; en ook de finantieele forensenkwestie toch binnenkort definitief is op te lossen. Het park kome er dus, en wel zoo spoedig mogelijk; ook al omdat boomen nog niet met stoom groeien. Doch omtrent dat park althans omtrent een deel van dat park wensch ik een voorslag te "doen. Men make er van een open lucht museum. Zoo'n open-lucht museum is 63n aantrekkelijk iets en daarenboven een leerzaam iets. En heel lang moet men in Nederland niet meer wachten, of het is niet meer te maken. Dergelijke open-lucht musea zijn er thans verscheidene. Twee zijn er in Duitschland, verder is er een in Dene marken, en drie andere heb ik gezien: dat te Cnristiania, dat te Stockholm en dat te Luisd (Zweden). Dat te Christiania is het grootste, dat te Stockholm het mooiste, en dat te Lund het meest prak tische en voor ons het beste na te volgen. Vermoedelijk weten vele lezers van dit blad niet wat zoo'n opan-lucht museum is. Daarin worden bijeen gebracht oude boerenwoningen van verschillend type en alles wat het nationale leven kenmerkt, doch door de gewijzigde omstandigheden gevaar loopt van afgebroken en vernietigd te worden. Niet op een soort. kerkhof, zooals in de tuinen van het Rijksmuseum, doch in een door boomgroepen en water partijen levend geworden-ruimte liggen die boerderijen en kleine woningen ver spreid ; elk met het kenmerkend huisraad, de oude melk- en stalinriohtingen, de boerenwagens, sjeezen, enz. met hunne mooie beschilderde paneelen en eigen aardig snijwerk; de oude weldra geheel tot het verleden behoorende kleine industrieele inrichtingen, zooals de Geldersche papiermolens, de touwslagerijen, handweverijen en zooveel anders wat op het punt staat te verdwijnen, doch zulk een eigenaardigen kijk geeft op het leven onzer voorvaderen. En ook andere voor werpen, bijv. een Drentsen hunnebed, mogen er niet ontbreken. In ons water land is er natuurlijk daarenboven een verzameling van typische zeil- en roeischepen aan tos te voegen, te meer noodig omdat vele verdwijnen of op het punt staan te verdwijnen. Groote uitgaven vordert een dergelijk open-lucht museum niet; in den regel koopt men op, wat toch zou afgebroken of gesloopt worden. Het eischt dus slechts speurzin en een groote oppervlakte, wil men niet in het doodsche en magazijn achtige van een gewoon museum ver vallen. Een dergelijke ruimte kan het park aan de overzijde van het Y aanbieden, en wat de speurzin betreft, er zijn vele Nederlanders, die zeker gaarne hunne gewestelijke kennis ten dienste van zulk een doel beschikbaar zullen stellen en helpen bijeen te brengen wat nu achte loos in een hoek wordt geworpen of weggedaan. Tot zulk een museum kunnen als het ware alle provinciën medewerken, want onze provinciën bieden zér van elkander onderscheiden typen van boeren woningen aan, gelijk de onderzoekingen v-an Professor Galléleerden. En zulk een zamenwerken der provinciën kan ook den nationalen band versterken en in waarheid van Amsterdam de hoofdstad des Rijks maken. Maar natuurlijk moet het park in de eerste plaats zijn een volkspark voor de Amsterdammers. En daartoe leidt het open-lucht museum als van zelf. Want onze oude boerenwoningen vragen als 't ware om open vlakten, om weiden ; en zulke graslanden kunnen zoo uit stekend dienen voor voet bal spel en andere open-lucht spelen. En wil men heelemaal up to date" zijn, dan voege men ook aan het park toe eenige schietbanen. Men praat veel over volkslegers, maar wie o.a. gelezen heeft wat het Handels blad van den 8en dezer mededeelde omtrent het Züricher Knabenschiessen" zal wel inzien dat de eenige wijze om ooit een volksleger te vormen, ligt in het krijgshaftig opvoeden der jeugd. En dan ten slotte: Men make de voet paden toch vooral zér breed en legge geen krakelkronkelingen aan zooals in het Vondelpark, dat, hoe verdienstelijk ook van architectuur in sommige op zichten, toch maar al te duidelijk de sporen draagt van het ideaal te zijn ge weest van een thans gesloten tijdperk. De hedendaagsche mengen eischt in dubbele beteekenis: meer horizon! 9 Sept. 1910. R. P. J. TUTEIN NoLTHEmrs. De Troonrede. Zeer vermoeid van de dingen, die hij reeds vroeger toezegde misschien later eens te zullen vol roeren, heeft de heer Heemskerk met een klein kattebelletje zich er dezen keer afgemaakt. Sommigen missen in het Staatsstuk vroomheid,anderen sociale hervormingen, weer anderen eerbied voor de logische schoonheden van ons Nederlandsch. Het is waar, dat het een slordig taaltje is, dat de Premier aan onze Koningin heeft in den mond gelegd", maar deze slor digheid is, meenen wij, een vorm van kwijnende welsprekendheid voor het instinctieve voornamen van in lengte van dagen zoo min mogelijk te zullen ver richten. En met Kuypers hegemonie dit moest wel zoo wezen verdween een beetje van den zwier der vrome woorden, die in den aanvang van Heemskerks optreden als een hulde waren aan Hem.... Nu zijn er ook, die de aankondiging van sociale hervormingen van beteekenis in de Troonrede missen. Men kan er zeker van zijn, dat men deze alleen dan in een stuk van onzen Premier zal vinden, als hem het mes van den noodzaak ep de keel ligt. Wie vraagt nu ook van ons conservatief allergaartje hervormingen, waarvan de eigen arbeidershulptroepen (kerkelijk gedrild) met bescheidenheid nauwelijks reppen durven ? Terwijl te Amsterdam een ware volksbeweging plaats had voor Algemeen Kiesrecht, terwijl tienurendag en staatspensioen de naaste behoeften vormen van een breede klasse van staats burgers (groot in aantal, zwak in invloed) zwijgt Heemskerk ov«,j dit alles met beminnelijke onverschilligheid; en mag hij zwijgen. Wie kan trouwens, in de omstandig heden, waarin wij verkeeren, zich eigenlijk een Troonrede anders wenBchen dan deze gesteld is? Aan de eischen der oprecht heid is erin voldaan. Men leest geen vijgen van distels; geen hervormingen van dit ministerie 1); en de Troonrede staat als een kale magere distel voor ieders oog, naakt en eerlijk. Met alleen de stekels van de tarief hervorming. Maar de beestjes, die van distels houden, hebben een verhemelte, dat daartegen gewapend is. 1) Of het moest z'jn de hervorming der stallen van het Los, a ? 580.000. IRONIEK. VRIJZINNIG-DEMOCRATEN TE AMSTERDAM. Yan Yr\jzinnig-Demooratische zijde is een weekblad opgericht, waaraan men den naam heeft gegeven van de Nieuwe Amsterdammer. Eemigszins verwonderd heeft de nu ,.oude" Amsterdammer (men is in deze vrijz.-dem. wereld maar gauw oud) de nog altijd roze baby bekeken, die beweert een spruit te zijn van zijn lendenen uit de dagen van zijn jonkheid ... En de Amsterdammer zet den ojaderzoekenden monocle in den vervallen ooghoek en zegt: Mijnbeer, het doet mij leed, maar... ... ik ben müniet bewust..." Behalve (n.l. op de hoofdartikelplaati) een saluut aan de Koo, den eminenten leider", vinden wij in het vrijzinnig demo cratisch orgaan de volgende warme hulde aan onzen overleden oud-hoofdredacteur: Voor ieder, die het openbaar-geestelijk leven in Nederland gedurende de jongste 25 jaar heeft gevolgd, is met het woord De Amsterdammer" onaf scheidelijk verbonden de herinnering aan een geestelijk levendig bewogen tijd, een tijd van verrassende wederopbloei der Nederlandsche woordkunst, van het doordringen der sociale ge dachte" ook in de burgerklassen, bovenal de herinnering aan de journalistieke werkzaamheid van een buitengewoon man. De Amsterdammer" dat wil zeggen: geestelijke ruimte en frischheid, frissche denkbeelden, frissche uitingsvormen. De Amsterdammer", dat is naast afkeer van leerstelligheid, diep gevoel voor volksbehoeften; dat is hartstochtelijk verlangen naar zedelijkheid in de staat kunde, in het openbare leven, naast eerlijke maar onverschrokken scherpte van kritiek. Zich de Nieuwe Amsterdammer" noemen is een hulde brengen aan J. de Koo. De hulde van een debuteerend periodiek van Vrijzinnig-Democratische kleur kan moeilijk aan een beteren zijn besteed. Met al z'n afkeer van het partijgareel, met al z'n fijn geestelijk anarchisme, in z'n wezen een artiest, in het staatkundige, het moge zonderling klinken, feitelijk een eclecticus; met al z'n ongeschiktheid derhalve voor directe partijformatie en partijleiding, mag men de Koo niettemin met het volste recht, zoo niet de vader, dan de geniaalste propagandist van het Nederlandsche radicalisme noemen. De Koo was me; r. Ondanks zijn sarcastischen geest, zijn voortrefïelijken stijl, zijn raken slag, geen, die met teerder gemoed vuriger er naar verlangde, rechtvaardigheid en zedelijkheid ook in het journalistiek bedrijf tot sterke factoren te verhf ffen. Ook hier is hij, alleen tengevolge van zijn zuiver en sterk -willen, een leider en padvinder geweest. Persoverzichten in de dagbladen te geven, d.w.z. af schaffing van journalistiek absolutisme, tegengaan van een geestelijken scheef groei, zijn lezers tot hoor en wederhoor in staat stellen, hen aldus tot nadenken en zelfstandigheid op te wekken dit denkbeeld is in Nederlacd een kind van zijnen geest. Hij heeft niet alleen het litterair en geestelijk, maar ook het zedelijk peil der Xederlandsche jour nalistiek hoogerop gevoerd dan hij het vond. Een krant, die in haar naam de her innering aan zulk een man vernieuwt, legt zich zelve hooge plichten op. "Wij lazen deze woorden (van den heer A. B. Davids) met dankbare waardeering. Indien wij echter een opmerking mogen maken, moet het deze zijü, dat voor der gelijke hulde aan het adres van den eminenten" de Koo in de vrijzinnig-democrati sche partij eerst plaats komt, nu men aan dien de Koo den naam van zijn blad ... ontleenen ging. Want toen dezelfde de Koo uit het actieve leven terugtrad, zoowel als toen hij over leed, heeft de Vrijz.-Dem. pers geen woord van beteekenis voor zijn nagedachtenis weten te spreken... Maar berouw komt nooit te spade. En ?wij wenschen het nieuwe zusterorgaan (of... dochter-orgaan) alle goeds. RIDDERORDE EN MEDAILLE. In een leden-vergadering van den Bond van Inspecteurs bij de Amsterdamsche politie is het heet toegegaan. Ondanks vroegere protesten van dezen Bond toch, had men van hoogerhand goedgevonden het corps inspecteurs aan het Belgische Hof voor te dragen voor medailles inplaats van ridder orden Enkele inspecteurs hadden deze gulden penningen aanvaard; een, zijn leven op het spel zettend, weigerde! En de storm woedde nu in de vergadering. Dat komt er van, als men jongen menschen zooveel goud op hun inspecteurs-tenue laadt! Zij willen maar altijd meer schitte ring en eere, en verlangen thans ridders te zijn, alsof die nog bestaan in onze van boven tot beneden burgerlijke maatschappij. "Wij willen eens een verhaal doen, dat de eer heeft historisch" te zijn. Op den Vrijdagochtend, dat het Belgische koningspaar den eersten nacht op het Paleis op den Dam had doorgebracht, stond een groep menschen van allerhand slag het groote getouw aan te gapen. Niets trok speciaal hun aandacht, en toch geschiedde er iets, dat beteekenis had. Een hoveling, zoo straks opgestaan, en ten halve reeds in zwart en goud gedost, was bezig voor het open raam zich met merkbare onverschil ligheid te scheren. Hij verrichtte aldus de edele, maar intieme arbeid van het toilet in het openbaar: coram populo. De heele Dam mocht het zien! Zijn houding was hem natuurlijk! "Wat stond daar op den Dam ? Der Mensch fiingt nur bei m Baron an!" Wie nu gaarne de schijn-eer van de volmaakte verachting opstrijkt moet aan onderscheidingen" hechte», waar zulk een man van 't Hof het zijne in te zeggen kan hebben... Het meest geridderd wüzeggen dit tot bedroefde inspecteurs is hij, die het niet is. Als tegenover u in den trein een man plaats neemt zonder decoratie, dan kunt gij altijd aannemen, dat hij zich op de weeg schaal der Eeuwigheid zwaarder personnage acht (OH het is) dan de dubbel geeommandeurde baron van Niksnutambacht tot Niksnutterborgh. Gij kunt dat niet meer meenen, als hij te kijk stelt, dat hij ridder of officier is in een tweederangsorde, waar die interes sante sleuteldrager van daar straks de bijnahoogste distincties dagelijks van op de borst speldt. Een decoratie in het knoopsgat voeren is zichzelf in 't publiek zeer nederig ge dragen. Men taxeert dan immers zichzelf... en niet zoo bijster gunstig. Wij schatten alle Inspecteurs op de hoogte van het Gale Vest of den Kouseband; laten zij het niet lager zoeken! Kinderarbeid in Nelerlaed. ii. Door deze parlementaire oom missie, befctaande uit 9 leden 7) en die met haar on derzoek moest gereed zijn 11 Juni 1887 werden 11799 vragen gesteld. Uit de ant woorden halen we aan de verklaring van rektor J. H. Wijnen te Maastricht over den arbeid van kinderen van 7 en 8 jaar in de glas- en aardewerkfabrieken te Maastricht. 's Nachts om 12 nur gingen zij naar de fabriek en kwamen 's middags om-12 uur tehuis en omgekeerd. Ik heb het geval ge hoord dat men kinderen 's nachts uit het bed moest halen en ze op den grond in de koude moest nederleggen om ze wakker te krijgen, omdat die arme schelmen, als ik ze zoo noemen mag, niet konden staan; zoo dronken waren zij van den slaap, dat de ouders ze naar de fabriek moesten dragen. Het is eens gebeurd dat de koster onzer kerk, die vlak bij de fabriek is, 's morgens toen hij de kerk wilde openen, een arm kind van negen jaar op den drempel in slaap vond in b\jna bevroren toestand. Vermoedelijk was het 's nachti langs de kerk gekomen, had een oogenblik willen rusten en was daardoor in slaap gevallen, door de koude bevangen en nu gevonden." Rector Wijnen gaf hier een feit uit den toestand win voor 14 October 1871, daar arbeid van kinderen van 7, 8 en 9 jaar als waarvan hier sprake was toen reeds door het wetje Van Houten was uitgesloten. De sekretans der afdeeliog Amsterdam van den Algem. Ned. Typografen-bond onder vraagd o f er den arbeid van jongens van 12, 14 en 16 jaren getuigde dat deze somy bij drukte den geheelen nacht moesten doorwerken, 's morgens om 7 uur op de drukkerükwamen, van 3% tot 9 uur schaf ten, om l uur op den winkel aten, van 's avonds 6 tot 8 uur naar huis gingen; weer van 8 tot 12 uur werkten, dan een half uur schaften, weer tot '» morgens 7 uur doorwerkten, naarmate het werk dit medebracht en als ze om 6 of 7 uur 's mor gens weggingen weer om 8 of 9 uur terugkwamen. Mr. J. D. Veegens, de latere ministor van Landbouw, Nijverheid en Handel, toen «ekretaris der enquête-commissie, schreef in de Vragen des Tijda" van April 1887: Niet zelden worden de arbeiderskindeien, tot groot nadeel voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling, zonder voldoenden rusttijd veel te lang achtereen met eentonigen arbeid bezig gehouden en zelfs des nachts aan het werk gezet. In menige fabriek werken jongens van 12 tot 16 jaren 13?14 uren daags, hier aan lichten, ginds, zooals in steenfabrieken, aan zwaarderen arbeid, waarb\j zij tegen volwassen mannen moeten opwerken. Ia glasblazerijen zijn zulke jongens tel kens een week achtereen, eiken nacht aan den arbeid, af en toe blootgesteld aan de hitte van een gloeienden oven. In letterzetterijen gebeurt het dat zij van 7 uur 's morgens tot 6 uur 't avonds aan het werk zijn, met tweemaal een half uur rust; dan van 8 uur weer af den geheelen nacht, dan na twee uren rust weder den geheelen dag. Er zijn voorbeelden, dat meisjes van den zelfden leeftijd van 's morgens 7 uur of half acht tot 's avonds 11 uur in de fabriek vertoeven, waarin zij boyendien in drukke tijden eens of tweemaal in de week ook des nachti aan den arbeid gehouden worden," en dr. Carsten, adj unct-inspekteur van het geneeskundig Staatstoezicht in Zuii-Holland getuigde over arbeid van jongens in de glasblazerijen: Het is een feit, dat jongens in een zoogenaamden koeloven moe ten kruipen, waar de temperatuur ver over de 100 graden is. Zij krijgen dan zooge naamde wanten aan, om de flesiohen te kucnen aanpakken, maar gevallen hebben zich voorgedaan, dat de hooge temperatuur zoo op de jongens werkte, dat z\j bewus teloos werden, uit den oven moesten gehaald worden en eenigen tijd moesten liggen om tot zichzelf te komen." Het waren jongens van 13 jaar. Gevolg d»r enquête was onze eerste ar beidswet van 1889. Het derde Ministerie Heemskerk had plaats gemaakt voor het coalitie-kabinet Mackay, na de grondwets herziening van 1887. De geheele Kamer," zegt van Weideren Rengerg in zijae Parle mentaire Geschiedenis van Nederland met uitzondering van Domela Nieuwenhuis, hechtte hare goedkeuring aan een wetsont werp, dar, na het bekend worden der resul taten van de arbeidsenquête, ongetwijfeld ook door een liberaal ministerie zou zij n ingediend, t.w. dat, strekkende tot het tegengaan van oyermatigen en gevaarlijken ar beid van jeug dige personen en van vrouwen. Niet min der dan 14 vergaderingen, van 19 Maart tot 12 April 1889, werden aan de behan deling van dit onderwerp van sociale wet geving gewijd." Deze wet werd aangenomen in de 2e Kamer op 12 April 1889; in de Eerste Kamer 3 Mei daaraan volgende. Het kinderwetje Van Houten had afge daan met deze nieuwe wet, waarvan art. 3 nog luidt: Het is verboden een kind be neden twaalf jaar arbeid te doen verrich ten" waarvan echter z\jn uitgezonderd volgens art. l werkzaamheden in of voor de bedrijven van landbouw, tuinbouw, boschbouw, veehouderij of veenderij en werkzaam heden buiten fabrieken en werkplaatsen in of voor het bedrijf van hem, bij wien degene die ze verricht, inwoont, voor zoover die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl