Historisch Archief 1877-1940
V. 1735
DE AMSTERDAMMER
A°. 1910
WEEKBLAD VOOB NEDEELAND
On.dLer redactie ^reun.
IMt nummer bevat een bijvoegsel.
HE. IF. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Zondag 25 September.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
, 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VEREE EN YAN NABIJ: Volks
park en open-lucht museum aan de overzijde
T«n het Y, door B. P. J. Tutein
Nolthe«JM. De Troonrede. Kroniek.
JTBU1LLETOH: Margnlia Martiuez, I.
Verteling van Emil Wegelin. 80C. AANGEL.:
Kinderarbeid in Nederland, II, door dr. J.
H. A. van den Brink. KUNST EN
LETTBBEN: De Diepe Stroomingen, door J. E.
Jiusper, beoordeeld door Frans Coenen.
Vmderlandsche historie, IIf, door prof. dr. L.
Knappert. Berichten. -
VROUWENRUBRIEK: Het Congres van het Groene Kruis,
dóór J. C. van Lanechot Hnbrecht. IN
GEZONDEN. ALLERLEI, door Allegra.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Josef Kainz f, met af b., door J. H. Rössing.
Dooie steden: Mansoura. met af b., door H.
wan Ko). Af b. Luchtvaart in Oorlogstijd.
Tentoonstelling Th. Goedvriend in de
Larenfche Kunsthandel, door W. Steenhoff.
Een Reclameboekje voor Amsterdam, door
S. H. de Roof. Af b. Een boeket week
bladen. ALLERLEI, door v. O.
Willelm en Zeppelin, door H. G. Ibels.
Chwiwi. FINANGIEELE EN
OECOSOMI9CHE KRONIEK, door V. d. M. en V.
d. 8. SCHETSJE. - INGEZONDEN.
Brfoven van Oom Jodocus.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTEN
TIËN.
Volkspark en open-lacht museum
aan de overzijde van het T.
Toen ik, eenigen tijd geleden, uit de
kranten vernam dat een raadslid wilde
voorstellen om een oppervlakte gemeente
grond, ongeveer zoo groot als het Vondels
park, aan de overzijde van het Y aan te
leggen tot gemeentepark of bosch, riep
ik bij mijzelven: kijk, dat is het ei van
Columbus!
Want indien Amsterdam iets noodig
heeft, broodnoodig zelfs, dan is het een
Tolkfrpark en wel aan de overzijde van
het water.
Het is mijn lot geweest in de laatste
jaren om vele zomersene Zondagen door
ie brengen in stad. En ik ken daarvoor
maar n uitdrukking: verschrikkelijk!
Natuurlijk ging ik de eerste keeren naar
Haarlem of Hilversum, maar dat
menBcoen gedrang op trams en stations en
in treinen bederft alle Zondagsuitgaau.
Toen probeerde ik te wandelen in wat
Amsterdam voor wandelbaars aanbiedt.
Doch het Vondelpark is dan een en
al stof, opgejaagd door de duizende
Zondags wandelaars; de lange wandeling
langs de Ydijken, in mijne jeugd zich
tot Zeeburg uitstrekkend, is nu van
lieverlede ingekrompen tot een heen en
?weer loopen op een korte kade met
aanlegstijgers van booten, die met on
gelooflijk dikke rookwolken concurreeren
met de locomotieven van het
Centraaletation en alle waadellust benemen.
Zelfs de vroeger eenzame weg, 't Kalfje
«m, is tegenwoordig ongenietbaar. Reeds
van den vroegen morgen af wandelt men
er als in eeu processie en ziet van louter
menschen niet meer het landschap.
Wat een verschil met vroeger! De
reden daarvoor is tweeledig: eensdeels
is de Amsterdamsehe bevolking meer
wandelluatig geworden wat geluk
kig is. En anderdeels heeft men geens
zins in evenredigheid met de aangroeiing
der bevolking de wandelruimte uitge
breid.
En juist is in de eerste plaats een
wandelruimte aan de overzijde van het
Y noodig, nu, zooals reeds werd aan
gestipt, de oude wandeling langs de
zeedijken door de handelsinrichtingen
is weggenomen, en de bewoners van de
eigenlijke oude stad geheel van frissche
lucht verstoken zijn geraakt.
Doodjammer is het zeker, dat men niet
bytyds van Amstel en Y heeft weten
partij te trekken op de wijze als zulks
met den buiten-Alster in Hamburg is
geschied. Ik wed dat dan Amsterdam
heel wat minder forensen zou tellen!
Doch nu deze gelegenheid voor goed
voorbij is, en Amsterdam wel de Neder
landsche forensenstad bij uitnemendheid
zal blij ren, ie ten minste voor de overige
bevolking te zorgen, de bevolking welke
om geldelijke of andere redenen Zondags
niet van huis gaat en ook niet ver
trammen kan. Voor deze honderd
duizenden zal een park aan de overzijde
van 't Y een ware uitkomst wezen. Zulks
zal ongetwijfeld ook het bouwen van
huizen aan die zijde bevorderen, en
voor zoover dat buiten de Amsterdamsche
gemeentegrenzen geschiedt, niet direct
een voordeel zijn voor de Amsterdamsche
gemeentekas. Toch komt het mij voor
dat het belang van Amsterdam eischt,
dat, nu door de ligging van
Centraalstation en Beurs, het middenpunt van
Amsterdam voor goed blijft aan het Y,
ook de andere helft van den cirkel
die aan de overzijde bebouwd worde.
Want hoe meer aan den museumkant
Amsterdam zich uitbreidt, hoe moeielijker
het wordt al het verkeer naar dat middel
punt te leiden. Waarbij komt dat die
bui ten won en den ten slotte heel wat
klandisie aan de stad zullen bezorgen,
een half ei altijd nog beter ia dan een
leege dop ; en ook de finantieele
forensenkwestie toch binnenkort definitief is op
te lossen.
Het park kome er dus, en wel zoo
spoedig mogelijk; ook al omdat boomen
nog niet met stoom groeien. Doch omtrent
dat park althans omtrent een deel
van dat park wensch ik een voorslag
te "doen. Men make er van een open
lucht museum. Zoo'n open-lucht museum
is 63n aantrekkelijk iets en daarenboven
een leerzaam iets. En heel lang moet
men in Nederland niet meer wachten,
of het is niet meer te maken.
Dergelijke open-lucht musea zijn er
thans verscheidene. Twee zijn er in
Duitschland, verder is er een in Dene
marken, en drie andere heb ik gezien:
dat te Cnristiania, dat te Stockholm en
dat te Luisd (Zweden). Dat te Christiania
is het grootste, dat te Stockholm het
mooiste, en dat te Lund het meest prak
tische en voor ons het beste na te volgen.
Vermoedelijk weten vele lezers van dit
blad niet wat zoo'n opan-lucht museum
is. Daarin worden bijeen gebracht oude
boerenwoningen van verschillend type en
alles wat het nationale leven kenmerkt,
doch door de gewijzigde omstandigheden
gevaar loopt van afgebroken en vernietigd
te worden. Niet op een soort. kerkhof,
zooals in de tuinen van het Rijksmuseum,
doch in een door boomgroepen en water
partijen levend geworden-ruimte liggen
die boerderijen en kleine woningen ver
spreid ; elk met het kenmerkend huisraad,
de oude melk- en stalinriohtingen, de
boerenwagens, sjeezen, enz. met hunne
mooie beschilderde paneelen en eigen
aardig snijwerk; de oude weldra geheel
tot het verleden behoorende kleine
industrieele inrichtingen, zooals de
Geldersche papiermolens, de touwslagerijen,
handweverijen en zooveel anders wat op
het punt staat te verdwijnen, doch zulk
een eigenaardigen kijk geeft op het leven
onzer voorvaderen. En ook andere voor
werpen, bijv. een Drentsen hunnebed,
mogen er niet ontbreken. In ons water
land is er natuurlijk daarenboven een
verzameling van typische zeil- en
roeischepen aan tos te voegen, te meer
noodig omdat vele verdwijnen of op het
punt staan te verdwijnen.
Groote uitgaven vordert een dergelijk
open-lucht museum niet; in den regel
koopt men op, wat toch zou afgebroken
of gesloopt worden. Het eischt dus slechts
speurzin en een groote oppervlakte, wil
men niet in het doodsche en magazijn
achtige van een gewoon museum ver
vallen.
Een dergelijke ruimte kan het park
aan de overzijde van het Y aanbieden,
en wat de speurzin betreft, er zijn vele
Nederlanders, die zeker gaarne hunne
gewestelijke kennis ten dienste van zulk
een doel beschikbaar zullen stellen en
helpen bijeen te brengen wat nu achte
loos in een hoek wordt geworpen of
weggedaan. Tot zulk een museum kunnen
als het ware alle provinciën medewerken,
want onze provinciën bieden zér van
elkander onderscheiden typen van boeren
woningen aan, gelijk de onderzoekingen
v-an Professor Galléleerden. En zulk
een zamenwerken der provinciën kan
ook den nationalen band versterken en
in waarheid van Amsterdam de hoofdstad
des Rijks maken.
Maar natuurlijk moet het park in de
eerste plaats zijn een volkspark voor de
Amsterdammers. En daartoe leidt het
open-lucht museum als van zelf. Want
onze oude boerenwoningen vragen als
't ware om open vlakten, om weiden ;
en zulke graslanden kunnen zoo uit
stekend dienen voor voet bal spel en andere
open-lucht spelen. En wil men
heelemaal up to date" zijn, dan voege men
ook aan het park toe eenige schietbanen.
Men praat veel over volkslegers, maar
wie o.a. gelezen heeft wat het Handels
blad van den 8en dezer mededeelde
omtrent het Züricher Knabenschiessen"
zal wel inzien dat de eenige wijze om
ooit een volksleger te vormen, ligt in
het krijgshaftig opvoeden der jeugd.
En dan ten slotte: Men make de voet
paden toch vooral zér breed en legge
geen krakelkronkelingen aan zooals in
het Vondelpark, dat, hoe verdienstelijk
ook van architectuur in sommige op
zichten, toch maar al te duidelijk de
sporen draagt van het ideaal te zijn ge
weest van een thans gesloten tijdperk.
De hedendaagsche mengen eischt in
dubbele beteekenis: meer horizon!
9 Sept. 1910.
R. P. J. TUTEIN NoLTHEmrs.
De Troonrede.
Zeer vermoeid van de dingen, die hij
reeds vroeger toezegde misschien later
eens te zullen vol roeren, heeft de heer
Heemskerk met een klein kattebelletje
zich er dezen keer afgemaakt.
Sommigen missen in het Staatsstuk
vroomheid,anderen sociale hervormingen,
weer anderen eerbied voor de logische
schoonheden van ons Nederlandsch. Het
is waar, dat het een slordig taaltje is,
dat de Premier aan onze Koningin heeft
in den mond gelegd", maar deze slor
digheid is, meenen wij, een vorm van
kwijnende welsprekendheid voor het
instinctieve voornamen van in lengte van
dagen zoo min mogelijk te zullen ver
richten.
En met Kuypers hegemonie dit
moest wel zoo wezen verdween een
beetje van den zwier der vrome woorden,
die in den aanvang van Heemskerks
optreden als een hulde waren aan Hem....
Nu zijn er ook, die de aankondiging
van sociale hervormingen van beteekenis
in de Troonrede missen. Men kan er
zeker van zijn, dat men deze alleen dan
in een stuk van onzen Premier zal
vinden, als hem het mes van den noodzaak
ep de keel ligt.
Wie vraagt nu ook van ons conservatief
allergaartje hervormingen, waarvan de
eigen arbeidershulptroepen (kerkelijk
gedrild) met bescheidenheid nauwelijks
reppen durven ? Terwijl te Amsterdam
een ware volksbeweging plaats had voor
Algemeen Kiesrecht, terwijl tienurendag
en staatspensioen de naaste behoeften
vormen van een breede klasse van staats
burgers (groot in aantal, zwak in invloed)
zwijgt Heemskerk ov«,j dit alles met
beminnelijke onverschilligheid; en mag
hij zwijgen.
Wie kan trouwens, in de omstandig
heden, waarin wij verkeeren, zich eigenlijk
een Troonrede anders wenBchen dan deze
gesteld is? Aan de eischen der oprecht
heid is erin voldaan. Men leest geen
vijgen van distels; geen hervormingen
van dit ministerie 1); en de Troonrede
staat als een kale magere distel voor
ieders oog, naakt en eerlijk.
Met alleen de stekels van de tarief
hervorming. Maar de beestjes, die van
distels houden, hebben een verhemelte,
dat daartegen gewapend is.
1) Of het moest z'jn de hervorming der
stallen van het Los, a ? 580.000.
IRONIEK.
VRIJZINNIG-DEMOCRATEN TE AMSTERDAM.
Yan Yr\jzinnig-Demooratische zijde is een
weekblad opgericht, waaraan men den naam
heeft gegeven van de Nieuwe Amsterdammer.
Eemigszins verwonderd heeft de nu ,.oude"
Amsterdammer (men is in deze vrijz.-dem.
wereld maar gauw oud) de nog altijd roze
baby bekeken, die beweert een spruit te
zijn van zijn lendenen uit de dagen van
zijn jonkheid ...
En de Amsterdammer zet den
ojaderzoekenden monocle in den vervallen ooghoek
en zegt: Mijnbeer, het doet mij leed, maar...
... ik ben müniet bewust..."
Behalve (n.l. op de hoofdartikelplaati)
een saluut aan de Koo, den eminenten
leider", vinden wij in het vrijzinnig demo
cratisch orgaan de volgende warme hulde
aan onzen overleden oud-hoofdredacteur:
Voor ieder, die het
openbaar-geestelijk leven in Nederland gedurende de
jongste 25 jaar heeft gevolgd, is met
het woord De Amsterdammer" onaf
scheidelijk verbonden de herinnering
aan een geestelijk levendig bewogen
tijd, een tijd van verrassende
wederopbloei der Nederlandsche woordkunst,
van het doordringen der sociale ge
dachte" ook in de burgerklassen, bovenal
de herinnering aan de journalistieke
werkzaamheid van een buitengewoon
man.
De Amsterdammer" dat wil zeggen:
geestelijke ruimte en frischheid, frissche
denkbeelden, frissche uitingsvormen.
De Amsterdammer", dat is naast afkeer
van leerstelligheid, diep gevoel voor
volksbehoeften; dat is hartstochtelijk
verlangen naar zedelijkheid in de staat
kunde, in het openbare leven, naast
eerlijke maar onverschrokken scherpte
van kritiek.
Zich de Nieuwe Amsterdammer"
noemen is een hulde brengen aan J. de
Koo. De hulde van een debuteerend
periodiek van Vrijzinnig-Democratische
kleur kan moeilijk aan een beteren zijn
besteed. Met al z'n afkeer van het
partijgareel, met al z'n fijn geestelijk
anarchisme, in z'n wezen een artiest,
in het staatkundige, het moge zonderling
klinken, feitelijk een eclecticus; met al
z'n ongeschiktheid derhalve voor directe
partijformatie en partijleiding, mag men
de Koo niettemin met het volste recht,
zoo niet de vader, dan de geniaalste
propagandist van het Nederlandsche
radicalisme noemen. De Koo was me; r.
Ondanks zijn sarcastischen geest, zijn
voortrefïelijken stijl, zijn raken slag,
geen, die met teerder gemoed vuriger
er naar verlangde, rechtvaardigheid en
zedelijkheid ook in het journalistiek
bedrijf tot sterke factoren te verhf ffen.
Ook hier is hij, alleen tengevolge van
zijn zuiver en sterk -willen, een leider
en padvinder geweest. Persoverzichten
in de dagbladen te geven, d.w.z. af
schaffing van journalistiek absolutisme,
tegengaan van een geestelijken scheef
groei, zijn lezers tot hoor en wederhoor
in staat stellen, hen aldus tot nadenken
en zelfstandigheid op te wekken dit
denkbeeld is in Nederlacd een kind van
zijnen geest. Hij heeft niet alleen het
litterair en geestelijk, maar ook het
zedelijk peil der Xederlandsche jour
nalistiek hoogerop gevoerd dan hij
het vond.
Een krant, die in haar naam de her
innering aan zulk een man vernieuwt,
legt zich zelve hooge plichten op.
"Wij lazen deze woorden (van den heer
A. B. Davids) met dankbare waardeering.
Indien wij echter een opmerking mogen
maken, moet het deze zijü, dat voor der
gelijke hulde aan het adres van den
eminenten" de Koo in de vrijzinnig-democrati
sche partij eerst plaats komt, nu men aan
dien de Koo den naam van zijn blad ...
ontleenen ging.
Want toen dezelfde de Koo uit het actieve
leven terugtrad, zoowel als toen hij over
leed, heeft de Vrijz.-Dem. pers geen woord
van beteekenis voor zijn nagedachtenis
weten te spreken...
Maar berouw komt nooit te spade. En
?wij wenschen het nieuwe zusterorgaan (of...
dochter-orgaan) alle goeds.
RIDDERORDE EN MEDAILLE.
In een leden-vergadering van den Bond
van Inspecteurs bij de Amsterdamsche politie
is het heet toegegaan. Ondanks vroegere
protesten van dezen Bond toch, had men
van hoogerhand goedgevonden het corps
inspecteurs aan het Belgische Hof voor te
dragen voor medailles inplaats van ridder
orden
Enkele inspecteurs hadden deze gulden
penningen aanvaard; een, zijn leven op het
spel zettend, weigerde!
En de storm woedde nu in de vergadering.
Dat komt er van, als men jongen menschen
zooveel goud op hun inspecteurs-tenue
laadt! Zij willen maar altijd meer schitte
ring en eere, en verlangen thans ridders
te zijn, alsof die nog bestaan in onze van
boven tot beneden burgerlijke maatschappij.
"Wij willen eens een verhaal doen, dat de
eer heeft historisch" te zijn.
Op den Vrijdagochtend, dat het Belgische
koningspaar den eersten nacht op het Paleis
op den Dam had doorgebracht, stond een
groep menschen van allerhand slag het
groote getouw aan te gapen. Niets trok
speciaal hun aandacht, en toch geschiedde
er iets, dat beteekenis had. Een hoveling,
zoo straks opgestaan, en ten halve reeds in
zwart en goud gedost, was bezig voor het
open raam zich met merkbare onverschil
ligheid te scheren. Hij verrichtte aldus de
edele, maar intieme arbeid van het toilet
in het openbaar: coram populo. De heele
Dam mocht het zien!
Zijn houding was hem natuurlijk! "Wat
stond daar op den Dam ? Der Mensch fiingt
nur bei m Baron an!"
Wie nu gaarne de schijn-eer van de
volmaakte verachting opstrijkt moet aan
onderscheidingen" hechte», waar zulk een
man van 't Hof het zijne in te zeggen kan
hebben...
Het meest geridderd wüzeggen dit
tot bedroefde inspecteurs is hij, die het
niet is. Als tegenover u in den trein een
man plaats neemt zonder decoratie, dan kunt
gij altijd aannemen, dat hij zich op de weeg
schaal der Eeuwigheid zwaarder personnage
acht (OH het is) dan de dubbel
geeommandeurde baron van Niksnutambacht tot
Niksnutterborgh. Gij kunt dat niet meer meenen,
als hij te kijk stelt, dat hij ridder of officier
is in een tweederangsorde, waar die interes
sante sleuteldrager van daar straks de
bijnahoogste distincties dagelijks van op de
borst speldt.
Een decoratie in het knoopsgat voeren
is zichzelf in 't publiek zeer nederig ge
dragen. Men taxeert dan immers zichzelf...
en niet zoo bijster gunstig.
Wij schatten alle Inspecteurs op de hoogte
van het Gale Vest of den Kouseband; laten
zij het niet lager zoeken!
Kinderarbeid in Nelerlaed.
ii.
Door deze parlementaire oom missie,
befctaande uit 9 leden 7) en die met haar on
derzoek moest gereed zijn 11 Juni 1887
werden 11799 vragen gesteld. Uit de ant
woorden halen we aan de verklaring van
rektor J. H. Wijnen te Maastricht over den
arbeid van kinderen van 7 en 8 jaar in de
glas- en aardewerkfabrieken te Maastricht.
's Nachts om 12 nur gingen zij naar de
fabriek en kwamen 's middags om-12 uur
tehuis en omgekeerd. Ik heb het geval ge
hoord dat men kinderen 's nachts uit het
bed moest halen en ze op den grond in de
koude moest nederleggen om ze wakker te
krijgen, omdat die arme schelmen, als ik
ze zoo noemen mag, niet konden staan;
zoo dronken waren zij van den slaap, dat
de ouders ze naar de fabriek moesten dragen.
Het is eens gebeurd dat de koster onzer
kerk, die vlak bij de fabriek is, 's morgens
toen hij de kerk wilde openen, een arm
kind van negen jaar op den drempel in
slaap vond in b\jna bevroren toestand.
Vermoedelijk was het 's nachti langs de
kerk gekomen, had een oogenblik willen
rusten en was daardoor in slaap gevallen,
door de koude bevangen en nu gevonden."
Rector Wijnen gaf hier een feit uit den
toestand win voor 14 October 1871, daar
arbeid van kinderen van 7, 8 en 9 jaar als
waarvan hier sprake was toen reeds door
het wetje Van Houten was uitgesloten. De
sekretans der afdeeliog Amsterdam van
den Algem. Ned. Typografen-bond onder
vraagd o f er den arbeid van jongens van
12, 14 en 16 jaren getuigde dat deze
somy bij drukte den geheelen nacht moesten
doorwerken, 's morgens om 7 uur op de
drukkerükwamen, van 3% tot 9 uur schaf
ten, om l uur op den winkel aten, van
's avonds 6 tot 8 uur naar huis gingen;
weer van 8 tot 12 uur werkten, dan een
half uur schaften, weer tot '» morgens 7
uur doorwerkten, naarmate het werk dit
medebracht en als ze om 6 of 7 uur 's mor
gens weggingen weer om 8 of 9 uur
terugkwamen.
Mr. J. D. Veegens, de latere ministor van
Landbouw, Nijverheid en Handel, toen
«ekretaris der enquête-commissie, schreef
in de Vragen des Tijda" van April 1887:
Niet zelden worden de arbeiderskindeien,
tot groot nadeel voor hun lichamelijke en
geestelijke ontwikkeling, zonder voldoenden
rusttijd veel te lang achtereen met
eentonigen arbeid bezig gehouden en zelfs des
nachts aan het werk gezet. In menige
fabriek werken jongens van 12 tot 16 jaren
13?14 uren daags, hier aan lichten, ginds,
zooals in steenfabrieken, aan zwaarderen
arbeid, waarb\j zij tegen volwassen mannen
moeten opwerken.
Ia glasblazerijen zijn zulke jongens tel
kens een week achtereen, eiken nacht aan
den arbeid, af en toe blootgesteld aan de
hitte van een gloeienden oven. In
letterzetterijen gebeurt het dat zij van 7 uur
's morgens tot 6 uur 't avonds aan het werk
zijn, met tweemaal een half uur rust; dan
van 8 uur weer af den geheelen nacht, dan
na twee uren rust weder den geheelen dag.
Er zijn voorbeelden, dat meisjes van den
zelfden leeftijd van 's morgens 7 uur of half
acht tot 's avonds 11 uur in de fabriek
vertoeven, waarin zij boyendien in drukke
tijden eens of tweemaal in de week ook des
nachti aan den arbeid gehouden worden,"
en dr. Carsten, adj unct-inspekteur van het
geneeskundig Staatstoezicht in
Zuii-Holland getuigde over arbeid van jongens
in de glasblazerijen: Het is een feit, dat
jongens in een zoogenaamden koeloven moe
ten kruipen, waar de temperatuur ver over
de 100 graden is. Zij krijgen dan zooge
naamde wanten aan, om de flesiohen te
kucnen aanpakken, maar gevallen hebben
zich voorgedaan, dat de hooge temperatuur
zoo op de jongens werkte, dat z\j bewus
teloos werden, uit den oven moesten gehaald
worden en eenigen tijd moesten liggen om
tot zichzelf te komen." Het waren jongens
van 13 jaar.
Gevolg d»r enquête was onze eerste ar
beidswet van 1889. Het derde Ministerie
Heemskerk had plaats gemaakt voor het
coalitie-kabinet Mackay, na de grondwets
herziening van 1887. De geheele Kamer,"
zegt van Weideren Rengerg in zijae Parle
mentaire Geschiedenis van Nederland met
uitzondering van Domela Nieuwenhuis,
hechtte hare goedkeuring aan een wetsont
werp, dar, na het bekend worden der resul
taten van de arbeidsenquête, ongetwijfeld ook
door een liberaal ministerie zou zij n ingediend,
t.w. dat, strekkende tot het tegengaan van
oyermatigen en gevaarlijken ar beid van jeug
dige personen en van vrouwen. Niet min
der dan 14 vergaderingen, van 19 Maart
tot 12 April 1889, werden aan de behan
deling van dit onderwerp van sociale wet
geving gewijd." Deze wet werd aangenomen
in de 2e Kamer op 12 April 1889; in de
Eerste Kamer 3 Mei daaraan volgende.
Het kinderwetje Van Houten had afge
daan met deze nieuwe wet, waarvan art. 3
nog luidt: Het is verboden een kind be
neden twaalf jaar arbeid te doen verrich
ten" waarvan echter z\jn uitgezonderd
volgens art. l werkzaamheden in of voor
de bedrijven van landbouw, tuinbouw,
boschbouw, veehouderij of veenderij en werkzaam
heden buiten fabrieken en werkplaatsen in
of voor het bedrijf van hem, bij wien degene
die ze verricht, inwoont, voor zoover die