De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 25 september pagina 3

25 september 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

o. 1735 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Anuterdamne", mur ia zyn eigen blad ZeZandt* T*B 7 September wan hij alabrón TOOT de bewering, 4at de cchrjjver van den Retnmeit in Huiêierioe woonde 1), deö, sc/ii««fenz* rfer Ifetkrlandtehe letteren van dr. W. Ewrte opaownt. Dit ia eenvoudig een taaneljk vwroadtrd wafcwZisely en «choolboe ken £*»t nse» toch «et als bronnen raad plegen l Om bovendien een staaltje aan te balen vam dr. E verte' bekendheid met den Rtinatrt n«em ik even, vat de heer Van Zeijl van hem citeert, dat Hulslerloo eene in het gedicht DIKWIJS voorkomende plaats in Oost-Vlaanderen" is. Op het voetspoor van dr. Everta, spreekt de heer Van Zeijl in zijn ingezonden stuk in De Amsterdammer van het Hultterloo, zoo MEKIGVÜLDIG in den VosRe'.naerdegenoemd." Als men die uitdrukkingen dikwijls" en Zoo menigvuldig" leest, zou men heel wat verwachten. En toch komt Huhlerl o in den Seinaert slechts ... TWEEMAAL voor (vs. 2577 en 2660, tekst van Dr. F. Martin). De heer van Zeijl gebruikt wel vertrouwbaie bronnen l B»iten Jonck bloet'sO verzicht enEve r ts' echoolfooek, had hij toch, behalve de door mij genoemde werken, ook nog wel eens een kijkje knnnen nemen bij h-imm, Willems en rooral bjj van Heiten, Martin en zoovele anderen. En wat den t$d van het ontstaan betreft, latere onderzoekingen maken zeer waarschijn lijk, dat het stuk verschenen is tusschen 1257 en 1270. In 1267 n.!, kwam Maerlants Jlexcmder in ket licht, van plaatsen en rijmen in voorkomen, die in den Beinaert zijn geparo dieerd, terwijl de Rijmbijbel, die in 1270 verscheen, den Reinaert vermeldt. En nu de vraag, waar Buhterloo lag. We lezen in dtn Rnnaett: Vs 257« w: in 't Oostende van Vlaanderen staat een boecb, ende heet Hultterlo. coninc, ghi moghet wesen vro, rnoochti' ontbonden dit: een borne heet Kriekepit, gaet snutwest niet verre danen. dat 's een de meeste wildernease, die men hevet in enich rike. enz. en vers 2666 vo: ne ataet hi (Kriékeputt*) niet bi Hulaterlo np dien moer, in die woestine?' Huliterlo wordt hier genoemd een bosch in bet OOSTEIXDE van Vlaanderen. Gent lag toch niet in het uittertte ooittn van Vlaanderen, wel echter het Huliterambacht, waarin Hultterlo te vinden wac. De tweede aamhaling, die ik iier uit den Beinaert doe, stelt de omstreken van Hulsterlo voor als moerassig en woest. Dat kwam voor de Kanier precies nit. Maar laten we hier Dr. Martin het woord geven (sie bl. XVI Einkitung van de critische uitgave): Am Ostende von Flandren 2576 liegt Hula terlo, nahe bei Hulst, als een bosch 2577 and evne wildernesse 2584, ein moer nnd eine woettine 2667 geschildert. Freilich war Hnlsterlo ein bewohnter Ort nach Urknnden von 1139 nnd 1141, die Jonckbloet 8. CXLIV anfübrt; es m nes also der Dichter, der etwa handeit Jahre spater lebte, ein nahe gelegenea Gebütch gemeint haben. Der dort sin Moor ontspringende Quell Kriekeputti oder Kiükepit.... ist noch nicht nachgewiesen worden. Dicht bei Hulst liegt auch Abstal 802. Dit Hukt meet zekerlijk het tegenwoordige ZeeuwBch-Vlaamsche stadje van dien naam zijn, want ook Abtdak ligt nog altijd opeen half uur afetands er vandaan, en Hulsterlo is in de baurt er van, op verschillende oude kaarten te vinden, gelijk we zien zullen. 't Zon toch toevallig wezen, dat er by' Gent ook een plaatpje Hulst bestond geflankeerd door een .1 bsdale en «en JSulsterloo. Kan de heer van Z ijl mjj kaarten noemen, waarop zich dit merkwaardige verschijnsel voordoet? De kaarten waarop by Huliterlo wel kan vinden in de tuurt van onaHuUt, wil ik hem wel even aanwijzen. Nemen we Sanderns' MARGULIA MARTINEZ van HANS MULLER. Vertaling van EMIL WEGELIN. I. Toen Margulia Martinez des nachts op een met groen versierde wagen de poorten van Praag naderde, had keizer Rudolf de T weede l) een zonderlingen droom. Hij zag zich zelf 's avonds op een weide, bezaaid met bloemen, waarin bij een landschap aan den oever van de Guada!quivir meende te herkennen, waar zijn oom, Karel de Vijfde, op een Maartmorgen plotseling ter aarde was gestort. Een eeuwige muziek, half uit het bruisen der pikzwarte rivier, half uit het snorren en zoemen van gooden bijen geboren, deed de lucht rondom hem trillen. Langs den hemel, die door den nachtelyken nevel violet getint was, zweefde een vrouwehand, die spits-getande sterren uit het duister te voorschijn tooverde en ze samenvlocht tot een diadeem.... Des slapers borst zwoegde in den droom, zyn droge lippen bewogen. Hij zag, hoe de vrouwearm uit blanke eenouders opbloesemde hoe de ronding der borsten in de slankheid van een smetteloos lichaam vervloeide, dat kostelijke geuren verspreidde en gelyk was aan de bloesem van besneeuwde perzikboomen. De adem van een half-geopenden mond streelde zijn lippen en terwy'l de godin hem de kroon op het voorhoofd! drukte, fluisterde zij glimlachend: Emperador del olrido Keizer der vergetelheid...." Luid rumoer voor het paleis deed hem ontwaken. De wacht hield een hoop protestantsche burgers tegen, welke by den keizer hun beklag wilden doen, daar den vorigen nacht vijfduizend luthersch-gezinden met vrouwen en kinderen uit -itiermarken hadden moeten vluchten. Rudolf hoorde het regelmatige geluid van de hakken hunner schoenen op de tegels voor het paleis en van tijd tot tjjd ofschoon men hun verzekerde, dat zijne majesteit nog sliep hun kreet: Naar den keizer, op naar den keizer l ... Langzaam verhief Rudolf zich van zyn legerstede. By het flikkerende olielampje aan het hoofd einde van het bed deed hy zyn gebed. Hij bad den fpaanschen rozenkrans voor de heilige jonkvrouw van Sebastiano, geluidloos, 1) Noot van den vertaler: Duitsch Keizer van 1576?1612, zeer besluiteloos, liet de jesuiten vrij spel, hield zich veel met alchemie en astronomie bezig. Verheerlijkt Vlatmdre ter baad (Ned. vertaling van 17S5, 't Latjjmche origineel heb ik niet tot mijn beschikking) dan vinden we tueEchen bl. 140 en b'. 141 van deel II een Kaert van de Vier Ambachten." Daarop ligt Hulittrlo ongeveer ten O. van Hulst ter plaatse van bet tegenwoordig» Nieuw-Namen of Krniter. Hetzelfde vindt men op de Kaart van Waaia of 't Lant van Waet dl. II achter blz. 99, en die van het Epiicopatus Oandavensis dl. I achter blz. 146. Op de laatste kaart vindt men ook een plaatsje de Cipel, tusschen HuUt en Huliterloo, zeker htt tegenwoordige Kapellebrug, evenals Huhttr'oo EU een deel dergemeenta Clinge en in den volksmond genoemd d'Ouwe Kapel." Zou dit misschien im overeenstem ming te brengen zijn met wat Jonckbloet 2) meedeelt, dat men in de L3e eeuw te Hulstorlo ter bedevaart ging naar een wónderbeeld van de Heilige Maagd? Verden wor den in verschillende LatijuEche documenten Hultt en Huliterlo in n adem genoemd (zie Jonckbloei's-RemaeH en Middelned. Die hik ) Verder bestaat er nog een groote kaart van Staatsvlaanderen, in de tweede helft der 17e eeuw uitgegeven te Amsterdam bij de Wed. Otter» en Zoone en opgedragen aan H. Thibaut en A. «on Hecke (aanzienlijke Zeeuwei), en waarop men Huhlerloo kan vinden in de buurt van Kieldrecht, ter plaatse, waar nu Kauter of Nieuw-Namen ligf. Ten overvloede volge hier nog dit nittreksel uit de Beichrymng van de Stadt en het Ambacht van Hultl," door /. C. de Potter (1844) bl. 15: Met deze haven (van Hulfct c.l) had vroeger gemeenschap een waterloop, de Motrvaart genoemd, komende uit de Moeren 3) omtrent HuisterLoo, en loopende alzoo tusschen het begin der versterkte linie, aan de zijde van d« Moerschorn en het eerste bastion, van die linie zuid westwaarts tot omtrent 120 schreden van de contrescarp aan de Bigijnepoort, alwaar zij door een groote sluis in de gemelde haven liep." Zou het niet mogelijk zijn zelfi?, dat de Kriekeputte, die noch nicht tachgewiesen" ia, zooals Dr. Martin zegt, iets met deze door de Potter genoemde Moervaart te maken heeft? Mijns inziens wel. Ik houd dua vooralsnog myn bewerirg, Huliterloo = Kanter, staande. De streng critiseerende heer van Zey'l wil ook uit de geschiedenis der inpolderingen bewijzen, dat Hulsterlo op de plaats van Kanter omstreeks 1250 niet kon bestaan, daar de polder van Namen eerst is ingedykt in 1285. Hy vergeet daarbij, dat de Kanter nooit ingedijkt is, maar bestaat uit, wat de plattelandbewoner hier eigenaardig gescha pen" grond noemt, een soort yzerhoudenden rotsgrond, die zoover boven Amsterdamgch peil ligt, dat hét zeewater hem in de middel eeuwen niet heeft kunnen bedekken. Op de verschillende kaarten blijkt, dat Hulsterlo en omgeving toenmaals was een in de moeren en verdronken landen vooruitsprirgend schiereiland. Ten slotte zegt de heer van Zeijl: Hoe gaarne ik ook zou willen meewerken 4) om den dichter van de Reinaert een NoordNederlander te doen zijn, gaat dit niet op. Wy moeten in deze het Belgisch Vlaanderen de eer laten." Uit dit meewerken zou men moeten opmaken, dat ik beweerd heb, dat Willem, die den Madoc maecte" in Huhterloo woonde, een meening, geuit door Serrure en waarvoor dr. Martin wel iets voelde 5;. Ik meen echter, dat latere onderzoekingen er toe geleid heb ben, om aan te nemen, dat men van den genialen dichter van ons Dierenepos niets 1) Dit in een vinding van Serrure (zie u'.tg. (dr. Martin). 2) Geseh. Miide!ned. Dichtkunst I, bl. 193. 3) Vergelijk de tweede aanhaling nit den Reinaert. 4) Carsiveering van mij. 5) Zie fiinleitung bl. XV. iiiiiMimiiiiiiliiililimtiiin met styf toegeknepen lippen, zoodat men niets hoorde dan de zware ademhaling. Toen hij opstond, zag hy \oor de vensters den witten Decemberne ?el voorbijtrekken. Het scheen, alsof de geheale kamt r in een vochtige dampende wolk gehangen was, welke slechts af en toe voor een seconde door het geschree u w der burgery' scheurde. Rillend van koude porde de keiser met den voet in de haard; een vroolyke vlam sprong te voorschijn en wierp een schaduw in den vorm van een zwaai d op den muur... Nu scheen het volk buiten zich wat verspreid te hebben. Hij hoorde hun kreten nog van verre, kort, krakend, zooals kleine noten, die op den drempel worden stukgetrapt. Rudolf hurkte op den vostbank voor het venster neder en luisterde.... Toen alles stil was geworden, s'oot bij de deur achter zicb, verhitte de smeltkroezen in zyn labora o:ium en bleef den geheelen voormiddag over zijn droom peinzen. Aan tafel waren acht adelijke legeroversten zyn gaster. En van ben, graaf Valsassina, vertelde, dat bij tege ijk met Margulia Martiuez, de Spaansche waarzegster, de poorten van Praag was bint en ge kom en. En onder trommel slag waa bekend gemaakt, dat zij tien dagen in de stad zou blyven en in een tent, aan deandere zijde van de Moldaubrug, hare kunst zou beoefenen. Een ander, Primislaus van Rochberg, kende Margulia's portret en bevestigde den roem harer fctoonheid, want op Lare lippen had de Spaansche dichter Armando da Choncha een LOnnet gedicht eii de g'aas harer oogen moest geen geringer wonder zijn, dan haar voorspellende geest. De zes andere oversten bleven bij die twee veitellers niet achter; en weldra praten allen door elkande', de een nog ongeluofelyker dan de an Ier. De bevalligheid der waarzegster was zóó godde lijk, dat de roode rozen in de tuinen van Granaia, waar zy' eens wandelde, van louter schaamte verbleekten en daarna als theeiozen verder bloeiden. Op een nacbt gleed zij ia een versierde boot den Ebro af; toen begon nen de palmen langs de oevers als harpen te klinken en uit de sterren daalde zulk een heerlijk, zilveren licht op bet water, dat de geheele slapende landstreek eensklaps onder het licht van een reuztnlanlaarn scheen op te vlammen ... Onder al die wonder'ijke ver tellingen vergaten de oversten n keizer meer en meer; deza zat als alty'd alleen aan het einde der tafel, had tijdens den maaltijd geen hoorbaar woord gesproken en, wanneer hy bediend wilde worden, slechts met een glazen pijp de gerechten aangewezen, welke hem bevielen. Hij liet het grijze, groote hoofd in de handen leunen, echeen met zijn gedach ten ver van de opgewonden oversten verwij derd te zy'n en keek langs hun waggelende, kale hoofden heen naar een beschilderd anders weet, dan dat hy waarschgnlijk een Oost-Vlaming was en een werk schreef, dat hy zelf den Madoc noemt. Ik hoop, dat de heer van Zey'l zal inzien, dat h\j volstrekt niet het recht had om in zyn eigen blad, zonder mij zelfs het be'.eedigende nummer (oe te zenden, my op de wijze te bejegenen als ik hierboven heb genoemd. U, M. d. R., dankend voor de plaatsing, blijf ik hoogachtend Uw dw. dr. Graan w, 20 Sept. '10. M. L. DE KEIJZI R. M. d. R. A'dam, September X. Mag ik door uw bemiddeling eens hooren of de-hiervolgende opmerking al ooit gepu bliceerd it? Ik had indertijd in het Twentsche dialect een machtige steun voor het onthouden van de geslachten der ze fstandige naamwoorden, zoo zeer noodzakelijk voor het onderwyzereexamec. Ik was na lange waarneming en toetsing n.1, tot de conclusie gekomen, dat men in Twente ik heb nu meer speciaal Goor en omstreken op het oog het lid woord van eenheid verschillend uitsprak naar gelang het zelfstandig naamwoord eenander geslacht had. Voor een manlijk woord b.v. stoel, hoed, sprak men n'n b.v. n'n stool, lood; vooreen vrouwelijk woord b.v. ttfel, kast zei men n' b.7. n' taofel, n' kaaste en wis 't woord onzijdig dan sprak men van 'n vaarken, 'n peerd, 'n ekaop enz. Ik vind dit zoo merkwaardig, dat het mij steeds is bijgebleven. Misschien vindt U ook deze ontdekking het publiceeren waard. Hoogachtend Uw dn. J. H. EETIGER. Bericütêa. MIDDEL OM PAPIER TE BEWAKEN VCOK VBRGAAN. Gelijk bekend is, is het papier waarop tegenwoordig onze dagbladen gedrukt worden zeer weinig geschikt om Jangen tijd bewaard te blijven, doordat htt te spoedig vergaat. Ten einde algeheele verwoesting der in ver schillende bibliotheken voorhanden zijnde reeksen van kranten tegen te gaan, en daar door belangrijk materiaal voor de geschie denis te sparen, is men er sedert lang op uit om een middel te vinden om zulk papier duurzamer te maken. Volgens mededeeling van Prof. Herzberg, hoofd van het Rijks instituut voor papieronderzoek te Berlijn, is het hem gelukt een vloeistof samen te stellen, welke aan ket houtpapier een vol strekte duurzaamheid verleent. Het succes van dit middel, dat daarin be staat dat de bladen van het papier, dat be waard moet blijven, gedoopt wordt in een chemische oplossing, moet verrassend zijn. Volgens het bericht moeten vellen papier, welke bijna uit elkaar vielen, door behan deling op dergelijke wijze, de taaiheid van perkament verkrijger. Mocht na verloop van t i eL t all en vanjaren de behandeling herhaald moeten worden, dan zal dat aan het papitr geen schade doen, en zal het op deze wijze moge'ij k zijn de kranten gedurende eeuwen te bewaren. MAKIB VON EBNER EÊCHEMJACH. Onder de vertaalde boeken van deze, de voiige week in ons blad gehuldigde, schrijfster, behoort een bundel Apheriimen waaraan wij de vol gende spreuken ontleenen: Auteurs, die bestolen worden, moeten zich daarover niet beklagen, maar verhenger. Waar geen strooperijen voorkomen, heeft het bosch geen venster, dat een warm, zuide!j.k landschap met ceders en palmen voorstelde. Slechts nmaal, toen over Mar&ulia's raadselaehtige oogen gesproken werd, luisterde hy een oogenblik en legde de hand als een trechter aan het oor. Bij den malvasierwy'n gekomen, etond bij onverwacht op, maakte een soort afscheidsbeweging en ging, op zijn kruk leu nend, naar het laboratorium. 0?er den pot met Kolen, vsrwarmd door den rossigen, laaienden gloed, hing zijn man tel. Hij trok hem met een heftige beweging van de muur, zette de pelsmuts op het hoofd en daalde langs een geheime trap omlaag naar de poort. Bij het omlaaggaan klopte hij onderzoekend met den stok op iederen steen; want er brandde slechts een olielichtje achter rood glas en nu|hy lager daalde, gleed de duisternis van den avond als iets wezenloos naast hem over de koude, glibberige treden. Op het plein lag de sneeuw een ?oet hoog; zy kraakte onder iederen voetstap, alsof zij door messen werd doorgesneden. De keizer hield links aan, opende een houten denr, die aan stond, en betrad het alchemiatenstraatje. Rechts en links van den weg stonden scha mele hutten, vol reten, grijs, verweerd, oer oude heksen gezichten, die de sneeuw witte nachtmutsen had opgezet. Doch achter de ven sters, in de haarden, vlamden wonderlijke vuren omhoog die ver in het donker hun licht verspreidden en om de steenen heiligen in de nissen mantels vam purper en goud sloeger. Dikwijls na middernacht, wanneer de klokken der torens moede werden en de kcortsig-opgewonden stad sliep, sloop de keizer langs de geheime treden van dit straatje, ea nauwe lijks was rij in een der hutten verdwenen, of de vlammen laaiden op en in de kolven zong het element, schuimend, borreletd, zyn oeroud"», geheimzinnige toovermelodie ... Thans had de keizer geen oog hiervoor. Gelokt door de bun bekende voetstappen, liepen de alchemisten naar het venster en stak» n de grijze hoofden naar buiten, om te zien, of bij niet bij hun binnen zou treden; doah hij.sloeg met zijn kruk tegen de steenen, opdat zij met hun werk zouden voortgaan en naar hun ketels teiugkeeren. Hij liep vlugger dan anders; door de beweging geraakte bij, ondanks de koude, in zweet. Een raadselachtige kracht, hem zelf onbekend, die uit zijn binnenste op borrelde als een kokende bron ,dreef hem vooit. Da cachtelijke hemel was pikzwart gewordtsn; door de sneeuw, die geluidloos nederviel, schitterden de sterren als roofdierooger. Da keizer daalde een glooing af; uit het duister opduikend, strekte de stad zich nu voor hem uit, en toen de stadsgeluiden tot hem opstegen, was het hem, alsof een reuzenarm zich dreigend ten hemel strekte. Vaii ty'd tot ty'd liep hij in het snelle voorbijgaan Manuscripten vergaan in de kast, of rijpen daarin. Een opwekkend boek is een gerecht, dat hongerig maakt. Een compleet boek wil zeggen een com pleet leven. Voor het groote publiek ia een boek niet licht te skcht, maar al beel licht te goed. *Bij de uitgravingen in Ostia zyn Christelijke oudheden aan het licht gekomen. *Bij den uitgever Hoepli in Milaan zal een groot werk over bet Chittelijk museum in het Lateraan met een atlas van bij de honderd illustraties verschijnen. Mond yan Tülscliriftei. De Bvekzaal, Afl. 9: M. H. van Campen, Herman Robbers. J. Janssen Schollmann, De Bibliotheek in de Strafgevangeniesen van ons land. Menschen en Boeken, en", enz. Den Gulden Winckel, 15 Sept. 1910: Aty Biunt, Bij Johan de Meester. Herman Poort, Duitsche Letteren: Richard Schankal, F. Bezemer, Oude Boeken. Gerard van Eckeren, Kantteekeningen bij de Literatuur van den Dag, enz. De Samenleving, No. ]2: Onze Beschaving VII. Literaire kroniek door Steynen. J. Willekes Macdonald, De laatste dag vóór de Vacantie. Ruskin als Maatschappelijk denker. Johan Schmidt, Kotnediantenleven III. Chez les fou?. Kroniek van Land- en Volkenkunde. Alb. A. Plasschaerr, Het voortbestaan der persoonlijkheid ca den Dood (8lo<). Ce Klaroen, Sept. 1910: J. Jac. Thomson, Een eocialisüfch Drama II De practische toe passing van Evenredige Vertegenwoordiging. De Nieuwe School, Afl. 9: Thijesen, Maat schappelijk tekenen I. D. O., De Naam lijst. Thjjssen, De G astronoom-pedagogen VIIJ. Thijssen, Hateiike kroniek IV. Moletchott, No. 12: A. Otto, Vliegenbesf rijding. Tubercalose bij verpleegsters. Habis Perkara en de Wonderdokter. Dt Levende Natuur, Afl. 10 : Jac. P. Thije se, Bij de hommels. D. J. v. d. Ven, Neerlands TL uringen. B. E. Bouwman, Over truffels ea nog wat, enz. De Aarde en haar Volken, No. 42: S ven Hedin in Thibet (vervolg), van Bo :en naar Toblach, de nieuwe Dolomietenweg (slot). Van 't visscheredorp Burano bij Venetië. De passen hebien afgedaan. Duitschers op reis. On :e West. Mork't Magazijn, Sept. 1910: U. G. Dorhout, Het land van Mauve. Jo Sernee Septem ber. F. de Sitclair, De inbrekers, enz. enz. E:gen Haard: Werkverscbaffin?,Tooneelstuk in n bedrijf, door H. Hadee, I. Naatje op den Dam. door J. A. Doesburg Lannooy, met afo. naar f >to's van R. A. Herwig. Pinken in ree, door Jei°. de Vrie°. bij de plaa*. Uit de heeinneiingen van een Postamttenaar, De Mtnechenvriend. Da ProfaESor. Zijpendala Roe n" en Doornenbargs' Reuzenstobbe', door D. J. van der Ven, mtt afb. raar foto's van Jos. Raedemaekers, 2 slet. Naaldwijk, door Batavu». met afb. I. Feuilleton: Het Belgische Koningspaar t» Amsterdam. Da»id Coppei field." D* brand in het ?.». Celebes van de StocmvaaitMaatechappjj Nederland." Gevonden aatieke vazen nabij de Kruisberg te Doetinchem, alles met afb. CORRESPONDENTIE. Voor wat betreft abonnementen, adver tenties, bezorging van het Weekolad, uit betaling van het honorarium, e d., wende men zich uitsluitend tot de ADMIXJSTRATÏ* van De Amsterdammer, Keizersgracht 3SJ, Amsterdam. Voor wat betreft artikels en ie gezonde» stukken, uitsluitend tot de REDACTIE en au hetzelfde adres. Om teleurstellingen te voorkomen is het gewenscht, dat de inzender iederen keet, dat hij een bijdrage zendt zoowtl op z|a brief als op zijn bijdrage zijn volledig adrej duidelijk leesbaar vermeldt, dat de inzender een voldoend bedrag ia postzegels toevoege (los in den brief) indi«* bij niet- plaatsing terugzending verlengd wordt. llllllllllinillllllllllllllMHIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIimlIlllllllllllMH 41 a«Bti per r«|«i. BOUWT te NÜNSPEET. Inlichtingen bij l et bouwbureau Artf*. aldaar. Lenige Fabrikanten W.BengerSöhne StuttgarH Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr.: K. P. DEÜSCHLE-BENGEB, Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT prodnet» Roterhandel ZUIDLAREN*', PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 89& tegen iemand aan, want hij was een vreemde in zyn rijk ; ook hoorde hij twee landsknechten op den dwazer, vrekkigen keizer schimpen. By de Moldaubrug gekomen, schepte bij even adem en keek een oogenblik in de zwarte wateren; toen gin? hjj verder over de rivier naar de plaats, waar om een tent hondeid schelle lichten flikkerden en de menschen zich verdrongen, door het licbt der lampen wonderlijk veranderd. Margulia Martinez ondervond groote be langstelling. De menigte stond in de sneeuw, rekte de halzen uit naar de ingang van de tent, kletste en babbelde en bestormde ieder die er uit kwam, met vragen. Er mocht telkens slechts n persoon door de deur der toekomst binnentreden, en daar de entree een blanke thaler kostte, namen de meeaten, zoo goed als dit ging, genoegen met het heden, om zich des te ijveriger tot de rijken te wenden, die het beter gehad hadden. Welnu, hoe ziet het daarbinnen uit? Is dat vrouwspersoon werkelijk zoo mooi? Hoort eens, wat hy' vertelt l Het oog zelf een wonder? Waarom niet mooie oogen zijn er steeds geweest l Ocb, zult gij een erfenis krijgen? Zie eens, wat een gelnkskind! Heeft zij misrchien ook nog voorspeld, wan neer je vrouw weer zal bevallen? Houdt je mond tccb, men verstaat met al dat gesnater de eigen woorden niet meer...." De keizer stond in de rij der wachtenden en de woorden vlogen langs zijn hoofd als kogels, die door vuile knapen geslingerd werden. Het was hem, alsof bij slaapdronken in een atuurlooze boot over snel vlietend water gleed, alsoJ een ontzaggelijke begeerte hem stroomafwaarts dreef naar diepe, in geheimzinnigheid gehulde toekomsten.... Hij legde, veradetnend de hand voor de oogen. Wat zocht hij ? De toekomst? Maar zag hij ni t iederen nacht baar reuzenhoofd uit den sterrenhemel op duiken? En stotd hij daar nu als een school jongen, om uit een vrouwemond het oordeel te hoorer, bij voor wien vlammen en snaeuw, duisternis en licht geen raadselen meer ver borgen? Had deze ntcht niet juist de eluier van Spanje's onvergetelijke schoonheid terug geslagen? Eüaperador del olrido Keizer der vergetelheid," mompelde hij geluidloos, en eigenaardig glimlachend, als door een droom bevanger, sloot hij de oogen een seconde.... Vooruit voor den donder," schreeuwde de man, die achter hem stond, terwy'l hy hem in den rug stompte, moeten wij op jou wachten tot het laa'ste oordeel'(" De keizer trad binnen. Een kleine, dikke kerel vloog op hem toe, nam hem de pelsmuts en een thaler af en proeste achter hem aan als een huppelende worstkete'. Ik Martinez, Sefior, ik Colombo Maitinez, haar vader".... Zij iiuiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiii kwamen in een ruimte met groote diept*. Het was er zoo donker, dat hy met de bande» om zich heen moest tasten, om niet te vallen. Vóór zich geveelde de keizer een gespannec touw, dat het verdergaan belette, en bf moest een oogenblik tot zich zelf kome*. daar hij met akelige duidelijkheid het visioem. van een schip had, zooals het zwalkte es zonk, zvalkte en dieper zonk. Nu doemde een groenachtig licht voor hem op. Heelemaal aan het eind. Een licht van schrikwek kende glans, dat op een zwevend vr c u wenhoofd speelde, het scheen te doorboren, oa er daarna weder uit te voorschijn te schuimea en uit ieder zijner poriën groenzilver neder te druppelen. Het hoofd was van b ij os waanzinnige schoonheid; twee wijdopengcsperde, oeverlooze oogen bedelden en be dreigden, lokten naderby en stootten af et in hun ronding verzamelde zich langzaam het groene licht, zooals door het mos getint water in een bekken. Niets anders was te zien, dat het hoofd, badend in het groene licht, en hel was den keizer, toen hij daarheen staarde, alsof hy het zwevend droomgezicht van dei nacht zag, verhoogd tot een fantastische god delijkheid, Hy was e°n stap achteruit getre den en staarde onophoudelijk voor zich nit Wie zijt gij ?" klonk het van daar, waar d« oogen waren. De keizer hoorde niets. Hy' had de armen uitgespreid en het hoofd luisterend vooro/ergeboger. Stilte. Stilte. Slechts bnitei varaf klonken menschenstemmen, en het doffe gezang zwol op en neder, zwalkte op de schom melende baren. Op schommelende baren zwalkte het schip, over zwarte wateren en ver, ver in de diepte, in groene oneindigheid lokte het licht. O, die oogen! Zy groeide» en wentelden, werden twee zonnen met groecgouden glans, die zonnen wentelden in zijl lichaam en brandden tot in zijn ziel; door hun gloed barstte de korst om zijn ziel en een stroom warm bloed schoot te voorschijn, waarop zijn hart danste, zooals glazen kogels op den waterstraal eener fontein. Naakt, naakt danste zijn hart, zoodat hij van angst en geluk huiverde... Wie zijt gij?" klonk het vaa daar, waar de oogen waren; zeg je naam, je stand l" Da keizer s'.reek met de band langs het voorhoofd. Wie was hij eigenlek? Sedert Spanje's kusten voor zijn jongensoogen verdwenen waren, had niemand hem ooit daarnaar gevraagd, had hij niemand ooit daarop geantwoord,.. Hij was iemand, die niet wist, hoe het woordje jij" wel klinkt...! En zóó ontzaggelijk was de last der zwijgende eenzaamheid op deze ziel, dat zyn lichaam thans als onder ijskoude vleugelen ineenkromp en zyn mond slechts hulpeloos trilde, zonder dat hy eenig geluid kon voortbrenger)... Het groene licht ging uit, het hcofd verdween, (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl