De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 2 oktober pagina 2

2 oktober 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E R W K E K 'B L A D VOOR 'N E D E R L A N D. No. 1736 het «en eigenaardig teeken des t ij ds in 't Laad v«n Halst, -vooral in 't Zuidelijk deel, dat honderden katholieken eenvoudig het berd v*n hunne geestelijke overheid met voeten, traden. Zóó heeft deze met haar prestige gespeeld: de Bisschop, eenzijdig voorgelicht, heeft zijne bruggen achter zich afgebroken: de teerling is geworpen... Het antwoord op het herderlijk schrijven is geweest de verkiezing van den heer Van Dalsum, die de liberalen ter hulp geroepen had (wat met zijn overtuiging niet kan strooken), tot lid der Provinciale Staten. Het door zij a parüjgenooten het meest gewaardeerde katholieke Statenlid, de lei der der E.. K. Kies vereen igingsmannen, de heer J. van Waesberghe moest zyn zetel ruimen.- Volgens Van Dalsum was hier na tuurlijk weer de vinger Gods! Ba zoo is er een stilzwijgende overeenkomst gesloten tusschen de fractie-Van Dalsum en de libe ralen, en zou het in de toekomst mogelijk worden, dat ook het Kamerlid Fruijtier ten val wordt gebracht en dat Va a Dalsum hem ging vervangen. Dit ia de huidige toestand, een teestand, onbegrijpelijk voor wie de bevolking van Zeeuwsch-Ylaanderen en de omstandighe den, waaronder zij geleefd heeft, niet kent. En laten we de vraag onder de oogen zien, boe een dergelijke toestand is kunnen ont staan, hoe bet mogelijk is dat een man als Van Daknra de koning van het ZeeuwschYkamgcta volk geworden is. Daar deze kwestie in innig verband staat met het godsdienstig leven der bevolking, moeten wy dit eens nader beschouwen. Over 't algemeen nu .kannen we zeggen, gaat het religieus gevoel hier, evenmin als in Belgiëdiep: 't Zit er meest als een dun vernis op. De katholiek vervult zijn godsdiensrtplichten, o zeker, doet zelfs wel een beetje meer, is gehecht aan alle uiterlijke vormen, die de voornaamste gebeurtenissen in een nenschenleven, zooals geboorten, huwelijken, sterfgevallen, vergezellen, loopt mede in processies en gaat zelf s beêwegen" (= ter bedevaart gaan). Als hij zijn evenmenach helpt en bijstaat, doet hu dit niet, omdat zijn godsdienst hem dit voorschrijft, maar omdat hij een g>ed hart heeft en gaarne anderen een plezier doet. En voor de rest laat hij het heil zijner ziel aan den pastoor over, die zal wel zorgen, dat er iets van terecht komt. Ook zijn vrouw neemt een werkzaam aandeel aan zijn zaligmaking. Het leven der geestelijken, te midden dezer zon ik baast zeggen materialistische bevolking, is, durf ik beweren, gansch niet onvereenkomstig haar roeping. Een groot deel van den dag brengen sommige van deze heeren zoak met visites bij renteniers of oude vrijsters. Troast brengen bij armen en ongelukkigen, tollenaars en zondaren tot het rijk Gods terug leiden, ziedaar, wat het meerendeel van hen zeker wel eens tot onderwerp neemt van overdenking maar toch zichtbaar weinig tot onderwerp van bezigheid. Hun oordeel over des rijken da lea is vaak verzachtend, hun vonnis over dei armen snoodheid verpletterend. En waar builea hen om iets gedaan wordt voor den raivdaren stand, bv. do3r het stichten van ze.ir onschuldige vereenigingen, zoials bv. onderlinge verzekeringen of ziekep9tten, daar spreken zij op den kansel en op visite va a socialisme en anarchie en trachten hun vrienden op te zetten tegen dengene, die da behulpzame baad heeft geboden om die ?voor de volksklasse heilzame vereenigingen op te richten. Het blad Zelandia heeft hun bij dergelijk optreden als men dit op treden mag noemen steeds trouw ter zij ie gestaan. B (j zulk een verwaarloozen echter van den ondergeschikte, den proletariër, den klei nen man, is het geen wonder, dat, in deze tijden, de eerbied voor den geestelijken herder vermindert. Het Land van Hulst" heeft nog een anderen trek. Het politieke leven is hier slecht ontwikkeld. Het streven der verschil lende staatspartijen ia voor de meesten een gesloten boek: Zelfs bestuursleden der B. K kiesvereeniging kennen het program hunner eigen partij niet. Daardoor komt het ook voor een groot deel, dat vroeger het district Hontenisse, waar Hulst in ligt, langen tijd in de Tweede Kamer werd ver tegenwoordigd door een liberaal, ofschoon het overwegend clericaal" is. Zelfs zijner dorpen o. a. St. Jansteen, waar de gansche bevolking katholiek is en waar toch de liberale candiclaat mr. van Deinse, notaris te Hulst, de meeste stemmen kreeg. En hoe kwam dat? De eenvoudige dorpsbewoners redeneerden: 't Is 'ne goeie mênseh," en ze dachten aan geen partijen. En zoo is de Zeeuwsch-Vlaamsche bevolking nog. Zij is zér gevoelig voor vriendelijkheid en hulpvaardigheid. En dat is de derde factor, die den heer Van Dalsum heeft groot IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMimltllllllllllllMIIIIMIIIII MARGULIA MARTINEZ van HANS MULLER. Vertaling van EMIL WKÖELIN. II. Caracbo," klonk nu de stem van de proes tende kogel acbter hem, terwijl een vleezige band hem naar buiten trok, ., wanneer u wilt lanterfanten, Si nor, gaat dan haar huis en niet naar ons. Daar heeft u meer ty'd." Bravo, riepen de wachtenden, wier voeten in de sneeuw begonnen te bevriezen. Rudolf knikte, zette de pelamuts op het hoofd en liep, voort durend in zich zelf mompelend, den weg naar de Moldaubrng terug. Een uur later kwam een keizerlijk ordonnans, die de waarzegster Margnlia Maitinez opdroeg, den volgenden avond bjj den keizer in het paleis te komen. Heilige Maagd ... dat was een geschie denis l De oude Colombo sprong de trapjes af, werkte zich tusschen de menechen door, liet zijn roode voorschoot in den wind flad deren en schreeuwde onophoudelijk met schorre stem : Finis l Finus finissimus voor vandaag, mijne heeren. Morgen, zoo God wil! opnieuw. Uw dienaar, Senort Votre admirateur, Madame l Komt u spoedig weder, Toujours Ie votre. Addio. Addio. Tot weer ziens l" Toen de menigte zich verspreid had, sloot bij bet zaakje, schudde alle thalers in een lederen zak en riep de familie in allerijl bijeen. Alle duivels, na moest men op zyn hoede zyn l Wanneer zy' niet buitengewoon aluw te werk gingen, kletsten morgenavond gemaakt. Hij is vriendelijk tegen arm en rijk, en staat steeds gereed om, geheel belaogloos, ieder te helpen. Daar is de Zeeuwsoh- Vlaming dankbaar voor, en waarmee zou hij nu zijn erkentelijkheid beter kunnen toonen dan met zijn stembillet. 't Is 'ne goeie mênscb, loat menier de pastor maor praoten, zulle, daor motte nie zijn om geholpe te worre." In dit zeg gen ataan ze tegenover elkaar: de man des volks en de man der rijken, in die een voudige woorden zit de verklaring van den huidigen stand van zaken in het Land van Hulst. "Wat zal het einde zijn? Me dunkt, de geestelijkheid heeft een harde les gekregen en zal misschien gebracht worden tot na denken over haar leven te midden des volks, "en als dat denken tot daden voert, dan ja, dan is het mogelijk, dat deze Van Dalsum-geest slechts voorbijgaande is, en zij haar prestige, haar gezag terugkrijgt, X. Socia ? Kiadtraröin XelerM. in. Op het in II aangehaalde congres van het Nederl. Vakverbond en den S. D. A. P. in Maait 1907 gehouden te Amsterdam, besprak de heer J. Baart uit Maastricht ook den kinderarbeid daar ter plaatseen zeide: B Wat zich bij de glasblazers te Maastricht heeft voorgedaan, is aldaar nog niet voor gekomen. De aroioede dwingt de ouders de kinderen naar de fabriek te zenden, maar als de ouders door de ellende van dien arbeid daartegen opzien, dan krijgen de ouders ontslag. In de papierfa brieken der Begouts kunnen de kinderen eerst op ISjarigen leaftyd werk kr'jgen, in de glasblazerijen reeds op 12jarigen. De geestelijken der omliggende 'dorpen doen hun best de kinderen naar Maastricht te zenden. Zij worden ondergebracht bij de fabriek en zien in 3 maanden hun ouders niet. Bütroepjes ontvluchten zij hun werk plaats. De cel staat tegenover de fabriek. Om het ontvluchten onmogelijk te maken, is eea tunnel gemaakt van de woning naar de fabriek. Zondags worden de kinderen met de geleider* naar de kerk gebracht. 's. Maandags gaan zij weer door de tunnel naar de fabriek." Dat ook nog in de laatste jaren artikel 3 der Arbeidswet, verbod van arbeid voor kinderen beneden 12 jaar in fabrieken en werkplaatsen nog veelvuldig werd overtre der-, getuigde minister Hink op 16 Juni 1906 in de volgende bewoordingen: Vooral is in den laatsten tijd door onder zoek der inspekteura van den arbeid aan het licht getreder, dat artikel 3 der arbeids wet nog op groote schaal straffeloos wordt overtreden". De arbeidsinspektie kon in den loop der jaren haar OLderzoekings tenein ook met betrekking tot den kinderarb»id verder en verder uitbreiden en ontdekte inde bezochte fabrieken en werkplaatsen in 1905 een totaal aantal kinderen van 12 tot 16 jaar van 15279 en in 1908 een totaal van 21006, met werktijden veelal van 10, 10)4 en 11 uur per dag, welk aantal werkuren bij seizoendrukte Eog werd overschreden. De heer Schaper bij de verdediging zijner 10 uren motie, waarin ook, de wenschelijkheid werd uitgesproken van betere wettelijke bescherming van kinderen en jeugdige per sonen wees er op aan de tand der verslagen van de arbeidsinspectie, dat er te Maastricht door kinderen vaak 14 uren werd gewerkt en dat in de glas- en aardewerk fabrieken bij Maastricht, waar het aantal kinderen toeneemt, dit aantal steeg tot circa 20 pCt. van het gezamenlijk aantal arbeiders. In de textiel nijverheid te Helmond en Eindhoven vindt men tal van jeugdige ar beidskrachten, meisjes voor het grootste deel beneden de 16 j aar. Idem aan de gloeilichten fabriek. In Raamsdonk veer werd nog nachtarbeid verricht door jong«as van 15 jaar. Een joegen had 3 nachten en zelf* een gedurende 18 uur achtereen gewerkt. Deze voorbeelden waren genomen uit bat verslag der eerste arbeidsinspektie voor Limburg en een gedeelte van Noord- Brabant. Het verslag der 3e in spekt ie, omvattende ook de Zuid Hollandsche eilanden, zegt van jeugdige meisjes: dat voor hen het verblijf in fabriek en werkplaats ongeschikt is en eea verbod van arbeid niet alleen aan de lichamelijke, maar ook vermoedelijk aan de geestelijke ontwikkeling dezer kinderen zou ten goede komen." Vermelden we nog uit de 4e, 7e en 8e inspektie, dat op de glasfabrieken van ZuidHolland nachtarbeid van kinderen werd de spreeuwen Margulia's geheim van de dake». En wat dan volgde... o, daaraan moest hu niet denken. Dat dat nu juist moest gebeuren l Midden in de beste verdienste. In deze dwepeiige stad Praag, welke zicb aan het geheimzinnige scheen te bedrinken, als nachtbrakers aan wynen.Ta ta. Hij moest maar zien, hoe te doen. Aan den opdracht des keizers geen gehoor te geven, was eens en voor altyd buitengesloten... Wat nu Margulia's geheim betreft, dat vader Colombo met de ijverzuchtige begeerte eener hyena behoedde, zy, naar wier woor den de halve menschheid geloovig luisterde, was in werkelijkheid doofstom ter wereld ge komen. Achter het gordijn, waaruit de pythia kop in tovenaardsch-groene belichting te voorschijn keek, zat zuster Bina, klein, rond en kegelvormig als de vader, ineengehurkt, en, terwjjl Margulia's oogen met ondoorgrondelijken glans op den binnentredende rustten en bare lippen zich openden en sloten, sprak de dikke op zingenden toon vragen en ouderweteche profetiën. Margulia's profetisch oog bij alle heiligen, dèt was de weg tot succes geweest I Haar blik betooverde onge meen. Wanneer hij met dat zekere angstige pogen der doofstommen, om te raden en na te volgen, te begrijpen en duidelijk te maken, over een gelaat heenstreek, zich als het ware seheen vol te zuigen aan licht en indrukken, dan was er niemand, die niet, tot in zyn innerste geroeid, haar de hoogere kracht der profetie toezegde.... In den tijd, toen vader Colombo nog met de vier dansende kakatoes reisde, ging hij eens met de kleine Margulia in de straten van Madrid wandelen. Op het plein der drie jonkvrouwen ontmoette hy een troep bofridders, en de infant zelf, verrast door de schoonheid van bet kind, liet stil toegelaten; dat aan de steenfabrieken in Gelderland het aantal kinderen beneden de 16 jaar was gestegen tot 15,21 pCt. der totaal arbeiders, waarbij meer dan 200 kin deren tu«schen 12 en 13 jaar, dat in de Geldersche textielindustrie van 1903 tot 1906 dit aantal (kinderen beneden 16 jaar) met bijna 50 pCt. was toegenomen; dat ook toename van kinderarbeid viel waar te nemen in Twente en dat in de mat ten huisindustrie in Overijsel de arbeid van kinderen vanaf 6 tot 14 jaar aan ving 's morgens van 4 a 8 uur en voort duurde tot 8 en 9 uur 's avonds, welke werktijd even door de schooluren werd onderbroken. De arbeidsinspektrice vond er twee gezinnen, in welke de kinderen waren vrijgesteld van huiswerk voor de school, omdat zij tehuis matten moesten maken. In een van deze gezinnen kreeg een kind gratis melk en staalpoeders omdat het zoo zwak was... toch moest het meewer ken aan de mattenfabrikage. Minieter Talma zeide 10 Maart 19H9 in de vergadering der Tweede Kamer: Wan neer ik zie, om een enkel feit te noemen, dat duidelijk spreekt, dat volgens deDuitsche statistiek van 1907 in de fabrieken in Duitiohland werken drie en dertig jeugdige perso-en van 14 en 15 jaar tegen een van twaalf en dertien, terwijl die verhouding in ons land is: twee personen van 14 en' 15 jaar tegen n van 12 en 13, dan geloof ik dat daarin wel degelijk iets is dat beden king wekt..." Ja, ook bedenking wekt, om dit woord van den Minister over te nemen het alleen beschermd zijn der kinderen ten platten lande en der kinderen buiten fabrieken en werkplaatsen door ds leerplichtwet voor de schooluren (9); het nog niet bestaan van een verbod tot kinderarbeid in de industrie met grens den veertien jarigen leeftijd, zooals indertijd, 1885, de minister Du Tour van Bellinckhave voorstelde en het nog niet beschermd zijn door wettelijke bepalingen van jeugdige personen tot den 18 jarigen leeftijd. Ik eindig door aanhaling der woorden van den heer J. H. Sohaper in de 2e Kamer zitting van 5 Maart 1909: Ik behoef dus niet nader te bet oogen, naar het my voor komt, dat de bescherming van den arbeid van kinderen en jeugdige personen beter dient te worden aangevat, dat meer in deze rich ting moet worden gedaan en dat ten spoe digste maatregelen moeten worden genomen om aan deze kinderafóeuling zoo eenigzius mogelijk finaal een einde te maken. Breda, 8 September 1910. Dr. J. A. H VAX DEK BRINK. 9) Op het platteland kan nog per jaar zes weïHn wordei vrLjgfge;en van pchoolp'icht buitea de vakaatietydeüvoor veldarbeid van kinderen ho?ea de lien Prinsemdag, door AEY DELEN. Zeist, Meindsrt Bsogaerdt Jua. Wat 'n plaisant volk is dat daar toch in Vlaanderland, 't leven voor die menschen schy'nt n lange lente, van pret-maken en drinken en vooral van veel fanfarc-mnziek, van wijntje en... tryn'ja kortom. Wat 'n friasche, maleche, wa*. 'n welluidende en wat 'n klankvolle, wat 'n zachte en krachtige, wat 'n teekenachtige en pittige, wat 'n oolijke en ruige taal wordt daar niet gesproken. En : wat weet Ary Delen in die taal gezellig te keuvelen, tafereeltjes uit bet Vlaamsche leven, wat 'n prettigen, ook al frUschen, ja, rg natuurlijken, wat 'n humoristische*), maar toch niet flauwtn, wat 'a Bchüderachtigen kijk heeft die man daarop! Dat m o at toch een recht gemoedelijke en onderhoudende prater zijn, gul en vriendelijk, open en trouw hartig als de menschen, van wie hij met blykbaar zoo warme genegenheid vertelt, de schrijver van dit bundeltje knusse verhalen. Ge voelt het zoo: schrijver en volk, verbaier en verhaalde, het hoort alles bijeen. Hoe geniet de eerste, boe lacbt hij zelf mee, even maar, met een guitig monkelen, met een even webben van de oogplooiijes, als hij vertelt van snakerijen, van driest-dolle streker. Is dat eigenlyk al niet drommels veel waard, is dat misschien niet het geheim, waarom het eene boek boeit, een ander, wellicht beter geschreven,zuiverder ges! yleerd, » koud laat, dit nl. of de auteur met 'ü-t schreef, of bij plezier had in z,'n eigen weïk, of het hem een genot was, woorder, prec:e3e woorden, te delven en die dan samen te rijgen honden en zijn draagstoel naderbij brengen. Hoe heet gij, kleine toovenares?" vroeg tij. Het kind sperde beide oogen open, staaide den vreemdeling aan en hief den rechterarm in de hoogte, wat in de gebarentaal van Colombo zooveel beteekende als: kan riet verstaan. Op bet zelfde oogenblik suisden vanaf esn dak twee kogels door de luchf, juist langs het hoofd van den infint, die, de gebaren van het kind volgend, zich wat voor overgebogen had. God's geest is over haar," zeide hij met bevende glimlacb, toen hy uit den draagstoel sprong en den stamelenden Colombo een buidel goud in de hand duwde." Ik zag het dadelijk aan hare oogen." Twee uren later wist geheel Madrid, dat de infant door het profetische oog van een kind van den dood gered wac.... Sedert dien dag was vader Colombo in gepeins verzonken. Het goud klonk zoo wonderbaar in zijn zak en de zaak met het profetische oog wilde hem in het geheel niet meer uit de gedachten. Toen spoedig daarna de oudste der vier dansende kakatoes stierf, zag hij daarin een vingerwijzing God's, om nu niet langer meer te aarzelen en moedig de hem aangewezen weg des roema te betreden. Aanvankelijk was de zaak wel lastig. De doove Margulia te leeren en te doen begrijper, ging nog lastiger dan met de kakatoe, en wie uit de veelvraat Bina een geest wilde maken, die mocht niet van gisteren zijn! Doch eindelijk, met geduld, slaag en hongerlijden, kwam hij zoo ver, en nu beboefde hy alleen nog maar het goddelijke gordijn met het grasgroene licht te maken, wat hij onderweg wel kon doer. En toen kwam ook direct het succee! Als gekken drongen de measchen tot voor zyn tent, en hij kon maar niet genoeg wonderen, hokuspokus en profetie verrichten. tot snoeren, die dan weer zyn schoonheidsverlanden moeten bevredigen. Hoe lusteloos bearbeid doet menig Hollandscb boek aan l Hoe granw blijft het vaak in ocs na de lezing van een toch lang niet kwaad werk. Hoe meenen we het wel te voelen, dat de oogen van den echryver niet hebben geschitterd over de blankglanzende vellen, dat zyn hart niet wilder heeft geklopt, toen langzaam-aan de roman, de novelle, het gedicht daar voor hem, onder zijn oogen, tot iets levends en... laten we hopen, iets levendigs werd. Bij Delen is dit werkelijk het geval. O, o, wat heeft bij echik in be chrijven: beschrij vingen van stad en natuur, en van menschen? d.ukte. Dat zoekt hij telken?. Daarvoor, voor die beschrijvende gedeelten, lijken ons deze echetsen wel opgezet. Die s'.ukken zijn dan ook het beste, het kleurigst en feestelykst. Die geven ons dien blijden, in. het begin ge noemden indruk van knusse tevredenheid. Hy zoekt dat, zaiden we. Inderdaad lykt menige compositie ons gezöuht. 't Is dan zoo door den schrijver geordend, als een schilder die een stilleven opzet. Hier een belle noot en daar wat koper en dan op den achtergrond nog een lapje brokaat. By be> scbryvingen zonder meer, zooals Teirlinck wel gaf, hindert dit natuurlijk niet, wel in een schets, een verbaalije met een soort intrige, met een duane, p-ycbologische han deling. Het malst komt dit wel in: Een Zjmersche Zondag" uit, waar op een herfetavond de boomen kleuren roestig, en 't is volop vruchtentyd een nachtegaal zingt... Maar 't was ook net zoo mooi: Meneer Anus werd zoo maar ineens verkikkerd op een boereameid en... nu ja, dat begrijpen de lezers wel en toen vond de regiseur het heusch nood i g, dat dit tafereeltje door nach tegaalslag zou worden opgeluisterd, vergetend dat de groote Regisseur Natuur het anders beschikt bad en de boel dus eigenlijk in de war bad willen doen loopen. Trouwens, dat srène'je met die deerne, haast 't eenige in het b >ek, waar Trijntje" eenigszius b: u t aal voor den dag komt daar bebben wy toch het! weinig van gevoeld. Hy bad baar met hetzelfde succes een koekje by de thee kunnen prejenteeren. Nee, van de situatie maakt de heer Delen niet altyd het rechte gebruik. Zoo die man, die op zijn nachtelij ken tocht van koffiehuis tot... erger, steeds maar met die pas gekregen snoek blijft zenlen. 't Had heel grappig kun nen zyn. 't Werd niet?. Maar onder de bejchry vende bladzijden zijn er voortrtfi'e'.ijke, zóó goed, dat wehet jamaier vinden, dat die ons Liet allén geboden zijn. We bemerken het immers voortdurend ;'t is dd;i:om te doen. En... wat op zichzelf goed zou zijn, kan storen, zoo gauw het in een verhaal accessoire wordt. Immers: Delen, al vertellende, beschrijft alles, weinig wordt ons gespaard, hij vertelt te vél, zelfs dingen die we lang wisten, die maar vermoeien en den indruk verslappen, worden ze nog eens herhaald. B v.: heeft iemand het in een stuk proza over bruine koffie", dan worden we l chtelijk gtërgerd : wie dacht er nu aan, dat die man of die jaffrouw zoo sterke koffie dronk dat ze zwart zag p Delen beschrijft te veel, en te eentonig. We voelen geen verschil tusschen meer of minder treffends. Ook dit boeit niet op den duur. We raken vermoeid. Te meer, omdat de schrijver zelf voortdurend aan bet woord blijft. Nooit zien we de menschen, de natusr door de oogen van de'n die dingen belevenden persoon; 't is Delen, die ons alles op zijn prettige manier meedeelt. Zoodat we bet boekje met een huiselijke tevredenheid uit de hand leggen en... er niet meer aan denken. Want we weten nu wel, dat dat Vlaamsch, dat kunstmatige of volksVlaamsch, de eenige bekoring is. En denken we dit leemte-dekkend dialeci"even weg, dan blijft er tcch waarlijk niet veel over. H. VAN LOON. Wijsgeerig Broddelwerk, Een woord tot waarschuwing, door Dr. K. H, E. DE JOK G, 's Gravenhage, 1910. De schrijver van deze brochure is uitermate geprikkeld; het schijnt, alsof hij zich lang heeft ingehouden; maar nu heeft de ver schijning van een boekje over Plotinus, door dan beer Jalius de Boer, by hem de gal doen overloopen. In tien bladzijden tracht hij dat geschrift af te maker. Wat zijn de fouten die des heeren De Boer's werk aankleven ? Hy beet slordig in het aan geven van citaten en bewijsplaatsen; bij schrijft, om ieta te noemen wel eens 2 waar 3 en l waar 7 moet staan. Wy zullen niet alle; op rekening van den drukker kunnen stellen, maar toch wel iets. Misschien schrijft de beer Julius de Boer haastig en onduidelijk en raakt dientengevolge zelf wel eens in de war met het schrift van zijn eigen aanteeEn nu zou zoo eensklaps het noodlot zoo nieuwsgierig worden en het grijnzende boofd door het gordijn steken!... Den geheelen langen na:ht krabde vader Colombo zich achter de oorer. En 's morgens bad hij tot het waags'.uk besloten: Hij zou Bina als bediende medenemen, in een galerij van het pa'eis in het geheim voorbereidselen maken en in plaats van bet grasgroene licht in God's naam twee kaarsen aansteken. Wat verder noodig was, zou de genadige madonna zelve wel beschikken.... Op het bepaalde uur namen allen welge moed op den groenen wagen plaats. Direct achter het paard zat Bina met een hoofd doek en blauwe mantel, en twee kandelaars in de handen, zoodat zij veel op,den aardbol met alle hemelsche planeten geleek. In haar rug was het allernoodigste materiaal ver borgen, zooals spreukboeken, gor lijn, zyde, draad en touw, en dat alles waggelde bij iedere goot als een geheimzinnige tulband heen en weder, waarouder de wijsheid van alle zeven Grieksche wy'sgeeren had plaats gevonden, Hee'.emaal echteraan zat Marguliaop een smal, met goudpapier versierd zetelt j e, en zoo dicht in wuivende, zilverkleurige sluiers gehuld, dat zelfs de morgenlandsche prinses Fatme niet raadselachtiger had kunnen rondzweven, al was zij ook de eigen dochter van Kalif Harun al Ea'chid geweest. De Kalif van deze troep echter, vader Colombo die de teugels in de hand hield stapte moedig en vol vertrouwen naast de oude knol voort, ja, hij deed zelfs een paar maal overmoedig de zweep knallen, ais de optocht een buitengemeen groote oploop veroorzaakte. Maar toen zij voor de poorten van bet paleis aankwamen toen kwam er een onverwachte tegenstand: de kamerheer, Wolfgang Rumpf, verklaarde, dat keningen. Misschien maakt hy zich ook wel eens echuldlg aan ontleening van citaten aan derden, citaten die hy niet controleert; en dat zon erger sy'n, althans voor de rechtbank eener strenge wetenschap. In een geleerd boek zeker een onvergeeflijke zonde. Maar in een populair geschriftje ? Men mag daaraan niet al te hooge eiechen van wetenschappelijkheid stellen. Als de inhoud van zoo'n volksboekje tot bet recbt begrip van den daarin behan delden pbilosoof bydraagt en het niet bepaald onjuiste voorstellingen omtrent hem wekt, dan moet men toch billykerwyze tevreden zijn. Op de kennis, die de heer Julius de Boer van de Grieksche taal bezit, zal natuurlijk een Graecus als Dr. de Jong, die er jaren lang dagelijks in werkt, beel wat kunnen aan merken. Toch mag men het juist gezien achten van de Hollandia-Drukkerij, dat zij de reeks Groote Denkers der Oudheid liever ter behan deling opdroeg aan een leek in de oude let teren, die philosopbiscben blik heeft, dan aan een tóg-zoo-knap Ond-literator, voor wien bet recht begrip van deze stelsels altoos mysterie" zal blüven. De lofl uitingen over bet werk van den heer De Boer in het Vaderland van 10 Juli 1910 zijn overdreven ; maar overdrevener nog is de afbrekende kritiek van Dr. de Jong. Laat ons zeggen: ni eet exces d'honneur, ni c et t e indignitét" De beer de Boer zelf zal zijne studie over Plotinus allerminst be doeld bebben als een werk, dat in weten schappelijk opzicht zicb kan meten met wat Kircbner, Zeiler of Hein ze over dit onderwerp bebben geschreven. Dr. de Jong verwy't den heer De Boer, dat deze van anderen beeft gepi oöteerd, zonder hunne namen te vermelden. Nu, Van Hegel en Zeiler, dat blij ken des hèeren De Boer's zegslieden nog al eens te zyn en hij had er mindere kunnen kiezen , kan men zeggen, dat zij algemeen eigendom zyn, en ik geloof niet, dat de heer Julius de Boer de booze bedoeling heeft gehad om Hegel en Zeilerzaliger te verloochenen, evenmin als ik geloof, dat deze beide groote geesten er erg op ge steld zonden geweest zijn om aan den voet der bladzijden van Plotinus" vermeld te staan. Maar de heer De Boer had moeten bedenken, dat er onder de levenden konden wezen, die gevoeliger zyn op dit pnnt en wier ijdelheid geraakt wordt als zij ook eens een paar zijdjes over Platinns bebben volgeschreven (Theol. Tijdschrift Juli 1903) en desondanks bun naam in eene monografie over Plotinns nergens vermeld zien. Zoo vindt Dr. de Jong het ook niet goed, dat de beer Jnlius de Boer zijne (Dr. de Jon s V) vertaling van een fragment uit Plotinus'Ka neaden naast bet Griekeche origineel beeft gelegd, en ouder gebruikmaking van de eerste het tweede naar eigen inzicht heeft over gezet. Ik kan dat niet zoo erg vinden. Wia met scbo3'jonger s pleegt om te gaan, denkt by zoo'n Handelwijze natuurlijk aanstonds aan geknoei: verbeeldje, hij had Voss of Vosmaer er naast liggen, toen by zyn Homerus vertaling maakte; dat zal hij merken op zyn eerstvolgend rapport l Maar waar het een zoo moeilyken auteur als Plotinus geldt, vind ik bet hoogst verstandig, wanneer men |met oor deel des onderscbeids zicb van vertalingen bedient. Nu, eigenlijk zal Dr. de Jong in zijn hart dat ook zóó erg niet vinder, 't Zal hem in zijn leven misschien zelven wel eens zijn overkomen. Maar Dr. de Jong vindt, dat men dan zoo'n vertaling noemen moet. Men moet niet den naam van Dr. K. H. E de Jong, die eenige bladzijden van Plotinus uit bet Griekscb beeft overgezet, negeeren l Ja, mijn heer Juiins de Boer, dat ook badt gij moeten bedenken. Ik vrees daarom, dat de animositeit van dit geschrifije niet alleen door wetenschap pelijke ergernis over onwetenschappelijke praestatie is ingegeven De indruk van Dr. de Jong's pennevrucht is hiermede uitermate verzwakt. Niet onmogelijk, dat de reeks Groote Denkers", door den heer Julius de Boer bezorgd, mede op grond van deze onwaardige bestrijding, grooteren aftrek vindt; de koopers, leeken zoowel als vak mannen, zullen, ondanks de fouten, die het werk aankleven, er niet zonder leering kennis van nemen. O ss, Sept. '10. G. A. v. D. BERGH v. EYSIXGA. Bloemkzing uit de nieuwste Nederlandsche Dkhlkuntt 1905?1910. Samengesteld door ALEX GUTTELIKQ en MAÜRITS UYLDERT. In nr. 1731 van dit Weekblad, hetwelk mij, door nitlandigheid, eerst dezer dagen uit vriendenhand gewerd, bevindt zich onder bovenstaand opschrift, een bespreking van de bloemlezing welke door dea heer Gutteling en mij werd samengesteld. Deze, ncch zijne keizerlijke majesteit alleen de waarzeg ster Margulia Martinez bij zich had besteld en niemand anders, wie het ook was, toegang verleende. Vader Colombo schreeuwde bet uit, Bina weeklaagde, Margnlia staarde smee kend van den een naar den ander, docb niets hielp. De kamerheer nam bet bevende meisje bij de hand en bracht het, drie verdiepingen boog, tot voor de kamerdeur des keizers. Het was de torenkamer, waarin Rudo f des nacbts met de sterren gesprekken placht te voeren. Een paar kaarsen deden bat duister nog onrustiger lijkan. Overal rondom stonden, als groote, spookachtige eenoogen, de verrekijkeis, en langs de muur was een stijging en daling van ineen kronkelende, purperroode lijnen, alsof de bloedaderen van een lichaam opengesneden waren. Margulia stond bevend in de deuropening. Haar slanke, dunne lichaam glinsterde in bet onzekere licht, en de ziekelijke schoonheid van haar hoofd, dat vreesachtig tusschen de echoaders wegdook, scheen thans door de angst in een spookachtige onwerkelijkheid veranderd. Langzaam, van nit het donker, zag zij den keizer op zich toekomen. Zij zag een gelaat, witter dan was, en twee oogen, die door smart half verblind waren. Toen viel ssij op de knieën en tastte naar zijn hand. Doch bij trok zijn hand snel terug en mompelde: Es bien. Es bien. Sta op. .." Zij stond op. Zij zag, hoe hij iets zeide. Nu maakte hij een beweging en wees met de hand naar haar. O, zij begreep hem. Zy moest gaan zitten. Langzaam, de oogen op hem gevestigd, echuifelde zij achteruit en harkte in een stoe). Wat zou er geschieden ? Zou hij hare vragen verwachten? En waar was Bina, om te voor spellen? Geen redding was te wachter. Wan neer zij zich verried voor den keizer, zou

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl