De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 2 oktober pagina 6

2 oktober 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1736 GEO CHAVEZ. f In de dagen, die wij beleven, is wel dit merkwaardig, hoe de dood niet meer meetelt: de do»d, die de prijs is voorde overwinningen der aviatiek. Een koorts heeft de wereld bevangen, ook de edelsten en de zachtzinnigsten, een koorts van grootsche menschelijke ondernemingen, voor welke de offers groot kunnen zijn en ontzettend en toch licht gedragen worden en gauw vergeten als de pijnen bij een geboorte. Helden trekken langs, die wat absurd was gisteren, heden verslaan gaan, en als Caesar ziet de wereld het tevreden passeeren, die mannen, die groeten terwijl zij den dood tegemoet treden. Het is een trotsche en donkere rij! Chavez, den Simplon tegemoet. Yooraan gaat Lefebvre, al spoedig Wachter, die op het veld bij Reinu viel, dan de Kinets, en in Engeland Rolls, vier waren het er in Juli, vier in Augustus, zestien in n jaar tij ds! Morituri te salutant! Maar deze sterven niet voor een spel of voor den lust van onze oogen. Wij voelen allen, en daaronder ook zij, die gruwen van de ruwheden der sport, van geweld en moord, en die bijv. een over heid barbaarsch achten, wil ze nog dooden, hoe de grootschheid van deze beoorloging van het onbereikte het bloed waard is, dat zij kost. Het is historie. Men maakt nu da data! Een eenvoudige knaap als Geo Chavez heeft het korte deel van den tijd, iiiiiiiiiiiHiiiMiiiiMiiiiiiiiMmt/imMiiiiiniiiiiMimiiiiMii dat wij nu doorleefden, als gelauwerd, en zijn eigen naam vereeuwigd. Men richt hem bij Domodossola een standbeeld op als aan een overtrekker der Alpen, die Hannibal in den geest terug roept... Hoe vreemd en toch ontroerend mag later dit monument de menschen aan doen, die in tijden, dat de aviatiek eea vervoermiddel- zal zijn geworden, even alledaagsch als trein of tram, als een ver verhaal zullen hooren van dien doods angst, welke door kloven en over de witte besneeuwde pieken van het Alpen gebergte door den duizelenden vlieger gevoeld is. De beschrijving, die men nu leest, als van een zweven o ver de kaken des doods, zal den mensch van later sprookjesachtig klinken, gelijk ons het verhaal aandoet van Odyssaus zwerven tusschen Soylla en Charybdis, als wij op een zachtjes deinende salonboot de blauwe waterem overglqden van den straat van Messina! Sprookjesachtig als de ontzet ting van Columbus' tochtgenooten bij het zeilen naar het einde der wereld, waar heen gij in vijf dagen tegenwoordig, rustig een roman lezende, wordt overgevoerd. Sprookjesachtig, maar met een diepe waarheid erin, die wij nog mede voelen. Ze kunnen veraf wezen, wij gedenken de daden, die groot waren, en de daders, die aan hun tijd den roem gave a van overwinningen door verren blik en durf. Bij ons viel van Maasdijk, niet voor niets. Hij heeft het wonder bij ons ver wezenlijkt. En Blériot overwon de zee, Chavez de Alpen! De heele wereld rouwt over dien eenvoudigen jongen kerel, die als een niets geboren, als een niets zou zijn gestorven, maar op wiens graf nu de bloemen liggen van den roem eener wereldfiguur. Omdat hij een symbool werd van een nieuwe zege over de weerbarstige natuur. T. D. E. De P. maan Geo Chavez. Chavez op het oogenblik van het vertrek. IIIIIIIIIIIMtllllllMIIIIIIIMlIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII MIIIIIMMIIIMIMIMIII Waterdragers voor het Duitsche handelshuis. Eei reizigers-Mrnt m Tanpr, i. Het leek waarschijnlijk, dat de boot een uur of zes voor Tanger zou blijven liggen. 1) Is dat lang genoeg om de stad te zien," vroegen passagiers aan een van de officieren. In de helft van de tijd zie je d'r al 't moois van af," antwoordde deze met joviale ge ringschatting. En inderdaad, menigeen die tijdens de traditioneele bezichtigingstocht vam: paleis des sultans, gevangenis, slangenbezweerder, harem (alleen voor vrouwen toegankelijk)", enz., op zijn ezeltje in een hurrie de stad wordt doorgedreven, omhoog, omlaag, hoek-om rechts, hoek-om linke, zal de meening van dien zeeman gaan deelen. Er is" in Tanger niets te doen"; er zjjn heelemaal geen mooie gebouwen" (of het moest dan dat monumentale Duitsche han delshuis zijn, beneden aan het strand, welkg i t ij l: modern, ie). De stad is als een doolhof, van nauwe straatjes en impassen, waar het soms walgelijk riekt, door het vele afval van visch en dergelijke, dat op den grond ligt te rotten. Het plaveisel, zullen we maar zeggen, is erbarmelijk slecht; de voet zolen van den wandelaar doen na een uurtje flink pijn, en: krats l, meermalen glijdt hu over een steenbobbel uit. Verlaat men de straatjes voor het strand, dan wordt men niet onmiddellijk weer opgefrischt door de reine zeelucht; integendeel: de zeelucht is bezwangerd door lucht j e a; van bedorven wier, dat op het zand blijft liggen, en.... door een oorzaak die het niet behoorlijk zou zijn te noemen. Maar ook de reiziger die zich dit Marokkaansche Tanger een wónder-wereld heeft gedroomd, of althans een wereld waarin het leven der Arabieren en andere Oosterlingen ongerept is gebleven, zal zich teleurgesteld voelen. De aanblik op het oude Tanger, van zee nit, zal niet beneden zijne fantasieën zy'n ge bleven, vooral niet wanneer hij de stad ge zien heeft zóó als wij baar zagen. Wij kwamen aan dek toen het schip reeds voor anker was gegaan. Het waa nog zeer vroeg in den morgen, en daar, op afstand, zagen wij haar; plotseling en voor de eerste maal. In het nog onzekere, wazige ochtend licht geleek zij, niettegenstaande hare ge compliceerdheid, als uit n wil ontstaan; inderdaad: een droom-sta i, gelijk zij daar lag in matte tinten, als van vergeeld papier in oude boeken; stil nog, onontwaakt, tegen en tot boven op de stompe heuvel, welke vooral door haar domineert in de reeks die de baai omsluit. 1) Sedert eenigen tijd doen de booten van de Maatschappij .Nederland" en van de Botterdamiche Lloyd Tanger aan. En de illusie wordt verlevendigt, als straks het oog een aantal roeiboot j es ontdekt, die, met krachtige riemtrekken voortbewogen, op het schip afkomen. Het strakke aandacht blijft men turen, want: dat zijn de eerste Arabieren. En het geeft een vreemden indruk, wanneer men de bemanning beter kan onder scheiden. Een indruk, die nog versterkt wordt als de kerels, hun doel bereikt hebbende, zonder omhaal de scheepstrap betreden van den weerloozen kolos en in een om toezien met hun allen boven zijn: een troep piraten die met beslistheid het schip overmeesteren. Reizigers en Oosterlingen staan een oogen blik tegen elkaar aan te kijken: de Europe aan zeer wantrouwend, tegenover dit buiten gewone, dat waarlijk zoo geheel van een ander werelddeel, van eene andere wereld is. Hij ziet intusschen wel dadelijk, dat het geen wildemannen" zijn, deze menschen met hunne schrandere, heldere oogen, hun sterke maar fijne expressieve gezichten; en hij wordt geboeid door hunne, onderling verschillende, zoo kleurenryke kleedij; kleurenryk doch harmonisch samenstemmend en prachtig van vorm. Wordt men dan echter later naar land geroeid, dan doen zich verwarrende dingen voor. Men ziet Oosterlingen, in hun eigen kleederdracht, als bestuurders en arbeiders rumoerig bezig op een stoomboo'je: klein zwart monster, hier al zeer weinig thuis, en met den stijl der bemanning bizonder in strijd. Is men vervolgens de nieuw-gebouwde landingspier opgeklommen, dan krijgt men wel het vermakelijke en echte kabaal van inlandsche gidsen en ezeldrijvers die zich den buit dat zijt gij betwisten; maar ook den gang langt het loket j e, waar een Marok kaan u voor uwe cent i mos een ticket r ij kt als toegang tot de pier. En aan land ge komen, kijkt ge meesmuilend de rare optocht van uwe vroegere reisgenooten na, op de onevenredig-kleine ezeltjes en omzwermd door de joelende drijvers, en vindt het strand en wat gij van de oude en nieuwe stadsdeelen nog of reeds ziet, al zeer weinig aantrekkelijk. In plaats van fleurig leven, treft gij iets aan dat onbehaaglijk is als de plek waar veel menschen samen feest hebben gevierd en die nu is verlaten. Toch, langs een kadnuke stoomketel, die zonder meer op het strand is geabandonneerd, trekken een paar beladen ezeltjes voorbij, aangevuurd door vrouwen met de over-groote zonnehoed achter of schuins tegen het hoofd. De gelaten, de lichamen der vrouwen zijn aangetast door het afbeulende leven, hun kit eren, onafscheidelijk n met de draagsters, vervuild en verrafeld. Snel gaan de bloote verstrakte beenen met de rappe bloote voeten. Maar ook en vooral in anderen zin: welk een beweging in zoo'n eenvoudig groepje l Plein in de Kasbah. Doch al a achtergrond bevindt zich daar dan weer het monumentale gebouw" waarop wij hierboven reeds doelden, en dat ontwor pen schijnt te zijn in een werkkamer op den afstand van dagen en dtgen. Zulke krasse tegenstellingen zyn er telkens, zulk een ... dia-harmonie staat bijna voort durend uwe betere ontvankelijkheid in den weg, wanneer gij wandelingen door de stad zijt begonnen. Zij werkt zóó na in den be ginne, dat gij zelfs nog niet in rust genieten kunt bij uw eerste bezoek aan dien kern van de oude stad, die u later zooveel schoons zal openbaren, de kasbah". Het ligt ook aan de huizen die zijn bijgebouwd, maar voornamelijk aan de menschen, aan het Oostersche en Europeesche leven zoo vlak naast elkaar als krasse uitersten, en dat men als dat laatste blijft voelen zelfs dan... wanneer het zich eenigszins vermengt. Alg krasse uitersten Ia den namiddag begeven talrijke Europeanen, hoofdzakelijk vrouwen, zich uit de stad naar het strand; maken daar hunne dagelijksche promenade, scheppen wat lucht, laten elkaar hunne mooie japonnen zien. Hier hebben wij iets als een begin van Tanger-badolaats. Maar hoe bijna onduldbaar misplaatst wordt dit doen op deze plek, aan de Marokkaangche kust, wan neer het gebeurt, dat daar een gezelschap aanzienlijke Marokkanen van een wandelrit te paard terug komt draden over het strand. De gouverneur Gebbae, bij voorbeeld, met zijn gevolg. Prachtig zijn ze om te zien, die man nen te paard; hoe natuurlijk schoon is hunne houding in de breed-geplooide buruoug, hoe vanzelf-sierlijk elk gebaar. Welk een grandezza is er in het geheel van dien ruitergtoet die daar met een kracht in fleurigheid voor bij snel t, en welk een superioriteitsgevoel in dien eerste der ruiters, al kan hu de vreem delingen niet wegkrijgeii uit zijn stad en uit zijn land, al moet hij 't aan hen overlaten zijne zaken te bedisse'.en. Welk een kerel spreekt er uit dien kop van dat prachtige lichaam. Of ziet eens dien ouden wijze, aan zienlijke ook uit de stad. Hij doet niet meer aan bravonr; slee lts in vluggen veerenden stap gaat zijn muildier; zijn lichaam is ge dord, maar onopzettelijk recht-op zit hij nog in 't zadel, het hoofd alleen wat peinzender gebogen, in zijn ivoor-kleurge burnous, een sneeuwwitte doek gewonden om de teerder witte haren. Een wijze: dit gelaat spreekt van bezonken innerlijk leven; het lijkt eer waardiger nog door een fijne lange baard. Niet alleen de aanzienlijken zijn een lust voor het oog. Let op het loopen, een houding, de expressie der gelaten en van de handen bij een dispuut, enz., van bijna alle Arabieren, Mooren, halfbloeden, die levendig zich be wegen om u heen. Ja, gümoet oppassen dat gij niet zelfs den blinde, die geleid door een Waterput aan het strand. kind, n een aalmoes komt vragen, mooi" gaat vinden. Doch wij zijn daar reeds aan het schrij ven alsof wij het niet immer nog hadden speciaal over de verwarring die de tegenstellingen stichten; verwarring in het hoofd van den beschouwer. Wjj noemden reeds een paar uitersten". Maar ook: al die Arabieren, Moo ren, halfbloeden" die wij zooeven bedoelden, riet men in actie, het woord doet 't hier om meer dan eene reden, p. a. op het kleine Soeco"; een klein pleintje, maar dat uit een oogpunt van verkeer zoo belangrijk ig. Men ziet hen daar in actie tusschen een wellicht niet minder groot aantal Europeanen en in eene omgeving van gebouwen als de Duitsche post, de Marokkaansche Baak, het welbekende breede Europeesche (Spaansche) café; men ziet hen in de hoofdstraten onder groote reclame-lappen welke over den weg gespannen zijn met opschriften als: Au grand Paris", e. d. m. En wat de vermenging" betreft: talrijke Marokkanen blijken belang stellende bezoekers van de bioscoop-theaters (de lezer lette op het meervoud); bij her haling ziet men een statigen Marokkaan voor z'n eigen plezier in stille aandacht een plaat afdraaien op een gramofoon; in het boven genoemde Spaansche cafétreft men volge lingen van Mohammed, aan die zich, in het openbaar, en als sprak dit vanzelf, te goed doen aan stout en andere verboden dranken. Is men echter een dag of wat te Tanger, dan blijkt de orde in-het hoofd hersteld, dan ia men aan den aan was van-buiten-af ge wend, onderscheidt men het echte, het intact geblevene, en in zijn waarde. Een belangrijke factor bij het herstel der ontvankelijkheid is deze: er is in deze stad niets of bijna niets pasklaar gemaakt voor toeristen. Er worden geen gebruiken geïmiteerd, geen pakken aan getrokken opdat iets echt zal schijnen wat het niet meer is. Onze indruk was, na die eerste dagen: alles leeft maar op zgn eigen manier, geeft zich, in 't algemeen geproken, precies voor wat het is; stoort zich ook niet aan anderer manieren, merkt die allicht be wust zelfs niet meer op. Zelfs eene instel ling die er dan toch wel voor de toeristen is, een zoogenaamd cafémaure, waar een viertal muzikanten, de waard incluis, muziek voor u maken, ontkomt niet geheel aan den regel. In het Moorsche interieur berinden zich o. a. een viertal Europeesche klokjes die naast elkaar staan te tikken; de waard acht dit waarschijnlijk een schoone en passende veriiering. En de gelaten der muzikanten terwijl ze spelen of afwachtend rooken, laten u niet in twijfel dat zij maling aan n hebben. Dit weinig letten op elkaar, kan laten wij even megen afdwalen ook zijn onaangenamen kant hebben. Telkens komt gij in de nauwe straatjes van die soms met kolossale stukken, balken en dergelijke, beladen ezeltjes tegen. De roep: balek l (pas-op), van den drijver, lijkt meer uitgestooten om den weg vrij te krijgen. Voor uw leven moet uitslui tend güzelf zorgen, als klapperende en naar links en rechts zwaaiende planken bjj het manoeuvreeren met het dragende diertje u ieder oogenblik opnieuw bedreigen. (Vermake lijk is het langs elkaar heen te zien wringen wat eigenlijk niet elkaar paeseeren kan). Daar tegenover staat dan weer, dat niemand u schijnt te zien, als güherhaaldelijk dezelfde straatjes doorstapt en soms misschien te onbe scheiden om u kijkt. Ook's aronds niet; niet in de donkerste steegjes, waar gij behoedzaam behoorc te loopen, ook om niet te vallen over dakloozen die eiken nacht, althans zoo lang het niet regent, in hun oude burnous gewikkeld daar op den grond gaan slapen. FRANS MIJNSSBN. HolMsclie TetenmtscfiaMj (Pnlcbri Studio, den Haag). Opmerkingen. Er is op deze tentoonstelling van allerlei. Er zyn de vier aquarellen van Israëls (waar van een belangrijk in zekere opzichten), en twee van Tholen; een teekening van Bauer is, met de noodige beperking, te vermelden; in een Van der Maarel is wat goeds te vin den ; er is hier werk van mevrouw BisschopSwift dat de gansche uitstalling van kunst werken ietwat bespottelijk maakt. Het is mij volkomen onbegrijpelijk dat zelfs hier zoo iets geduld wordt. En het is voor mg het bewijs dat een lidmaatschap voor het leven, zelfs in een gesloten vereeniging zoo als de teekenmaatschappij, baar bezwaren heeft. Waarom, om de vijf jaar bv., niet eens een herkiezing van de gekozene het zou zijn nut hebben l Deze werkjes van deze dame geven iets seniela aan alles. Niet ingezonden daarentegen hebben Allebé, Rastert, Breitner, W. Marie, Alb. Nenhuys, Floris Verster, Voerman, Witsen, de Zwart; Haverman staat in den catalogus, maar ik zag de twee ver melde teekeningen er niet. Willem van Ko nijnenburg is nog steeds geen lid; ik vermoed dat zijn talent moeilijk naast dat van vele dezer oude heeren zich genoeg zon kunnen laten gelden naar hun overtuiging! en zoo zijn er meer misvattingen te conitateeren. Er is aan de Teekenmaataehappij iets van een oud heertje gekomen, en de kleuriger, maar niet passende, das van dit ventje, vor men de Italianen. II. Jozef Israëls laat hier zien: de Herin nering aan Venetië, aan Zee, de Oude Jakob,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl