Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1736
GEO CHAVEZ. f
In de dagen, die wij beleven, is wel
dit merkwaardig, hoe de dood niet meer
meetelt: de do»d, die de prijs is voorde
overwinningen der aviatiek.
Een koorts heeft de wereld bevangen,
ook de edelsten en de zachtzinnigsten,
een koorts van grootsche menschelijke
ondernemingen, voor welke de offers
groot kunnen zijn en ontzettend en toch
licht gedragen worden en gauw vergeten
als de pijnen bij een geboorte.
Helden trekken langs, die wat absurd
was gisteren, heden verslaan gaan,
en als Caesar ziet de wereld het tevreden
passeeren, die mannen, die groeten
terwijl zij den dood tegemoet treden.
Het is een trotsche en donkere rij!
Chavez, den Simplon tegemoet.
Yooraan gaat Lefebvre, al spoedig
Wachter, die op het veld bij Reinu viel,
dan de Kinets, en in Engeland Rolls, vier
waren het er in Juli, vier in Augustus,
zestien in n jaar tij ds!
Morituri te salutant!
Maar deze sterven niet voor een spel
of voor den lust van onze oogen. Wij
voelen allen, en daaronder ook zij, die
gruwen van de ruwheden der sport, van
geweld en moord, en die bijv. een over
heid barbaarsch achten, wil ze nog
dooden, hoe de grootschheid van deze
beoorloging van het onbereikte het bloed
waard is, dat zij kost.
Het is historie. Men maakt nu da
data! Een eenvoudige knaap als Geo
Chavez heeft het korte deel van den tijd,
iiiiiiiiiiiHiiiMiiiiMiiiiiiiiMmt/imMiiiiiniiiiiMimiiiiMii
dat wij nu doorleefden, als gelauwerd,
en zijn eigen naam vereeuwigd. Men
richt hem bij Domodossola een standbeeld
op als aan een overtrekker der Alpen,
die Hannibal in den geest terug roept...
Hoe vreemd en toch ontroerend mag
later dit monument de menschen aan
doen, die in tijden, dat de aviatiek eea
vervoermiddel- zal zijn geworden, even
alledaagsch als trein of tram, als een
ver verhaal zullen hooren van dien doods
angst, welke door kloven en over de
witte besneeuwde pieken van het Alpen
gebergte door den duizelenden vlieger
gevoeld is. De beschrijving, die men nu
leest, als van een zweven o ver de kaken
des doods, zal den mensch van later
sprookjesachtig klinken, gelijk ons het
verhaal aandoet van Odyssaus zwerven
tusschen Soylla en Charybdis, als wij op
een zachtjes deinende salonboot de blauwe
waterem overglqden van den straat van
Messina! Sprookjesachtig als de ontzet
ting van Columbus' tochtgenooten bij het
zeilen naar het einde der wereld, waar
heen gij in vijf dagen tegenwoordig, rustig
een roman lezende, wordt overgevoerd.
Sprookjesachtig, maar met een diepe
waarheid erin, die wij nog mede voelen.
Ze kunnen veraf wezen, wij gedenken
de daden, die groot waren, en de daders,
die aan hun tijd den roem gave a van
overwinningen door verren blik en durf.
Bij ons viel van Maasdijk, niet voor
niets. Hij heeft het wonder bij ons ver
wezenlijkt. En Blériot overwon de zee,
Chavez de Alpen!
De heele wereld rouwt over dien
eenvoudigen jongen kerel, die als een niets
geboren, als een niets zou zijn gestorven,
maar op wiens graf nu de bloemen
liggen van den roem eener wereldfiguur.
Omdat hij een symbool werd van een
nieuwe zege over de weerbarstige natuur.
T. D. E.
De P. maan Geo Chavez.
Chavez op het oogenblik van het vertrek.
IIIIIIIIIIIMtllllllMIIIIIIIMlIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
MIIIIIMMIIIMIMIMIII
Waterdragers voor het Duitsche handelshuis.
Eei reizigers-Mrnt m Tanpr,
i.
Het leek waarschijnlijk, dat de boot een
uur of zes voor Tanger zou blijven liggen. 1)
Is dat lang genoeg om de stad te zien,"
vroegen passagiers aan een van de officieren.
In de helft van de tijd zie je d'r al 't moois
van af," antwoordde deze met joviale ge
ringschatting. En inderdaad, menigeen die
tijdens de traditioneele bezichtigingstocht
vam: paleis des sultans, gevangenis,
slangenbezweerder, harem (alleen voor vrouwen
toegankelijk)", enz., op zijn ezeltje in een
hurrie de stad wordt doorgedreven, omhoog,
omlaag, hoek-om rechts, hoek-om linke, zal
de meening van dien zeeman gaan deelen.
Er is" in Tanger niets te doen"; er zjjn
heelemaal geen mooie gebouwen" (of het
moest dan dat monumentale Duitsche han
delshuis zijn, beneden aan het strand, welkg
i t ij l: modern, ie). De stad is als een doolhof,
van nauwe straatjes en impassen, waar het
soms walgelijk riekt, door het vele afval
van visch en dergelijke, dat op den grond
ligt te rotten. Het plaveisel, zullen we
maar zeggen, is erbarmelijk slecht; de voet
zolen van den wandelaar doen na een uurtje
flink pijn, en: krats l, meermalen glijdt hu
over een steenbobbel uit. Verlaat men de
straatjes voor het strand, dan wordt men
niet onmiddellijk weer opgefrischt door de
reine zeelucht; integendeel: de zeelucht is
bezwangerd door lucht j e a; van bedorven
wier, dat op het zand blijft liggen, en....
door een oorzaak die het niet behoorlijk zou
zijn te noemen.
Maar ook de reiziger die zich dit
Marokkaansche Tanger een wónder-wereld heeft
gedroomd, of althans een wereld waarin het
leven der Arabieren en andere Oosterlingen
ongerept is gebleven, zal zich teleurgesteld
voelen.
De aanblik op het oude Tanger, van zee
nit, zal niet beneden zijne fantasieën zy'n ge
bleven, vooral niet wanneer hij de stad ge
zien heeft zóó als wij baar zagen.
Wij kwamen aan dek toen het schip reeds
voor anker was gegaan. Het waa nog zeer
vroeg in den morgen, en daar, op afstand,
zagen wij haar; plotseling en voor de eerste
maal. In het nog onzekere, wazige ochtend
licht geleek zij, niettegenstaande hare ge
compliceerdheid, als uit n wil ontstaan;
inderdaad: een droom-sta i, gelijk zij daar lag
in matte tinten, als van vergeeld papier in
oude boeken; stil nog, onontwaakt, tegen
en tot boven op de stompe heuvel, welke
vooral door haar domineert in de reeks die
de baai omsluit.
1) Sedert eenigen tijd doen de booten van
de Maatschappij .Nederland" en van de
Botterdamiche Lloyd Tanger aan.
En de illusie wordt verlevendigt, als straks
het oog een aantal roeiboot j es ontdekt, die,
met krachtige riemtrekken voortbewogen, op
het schip afkomen. Het strakke aandacht
blijft men turen, want: dat zijn de eerste
Arabieren. En het geeft een vreemden indruk,
wanneer men de bemanning beter kan onder
scheiden. Een indruk, die nog versterkt wordt
als de kerels, hun doel bereikt hebbende,
zonder omhaal de scheepstrap betreden van
den weerloozen kolos en in een om toezien
met hun allen boven zijn: een troep piraten
die met beslistheid het schip overmeesteren.
Reizigers en Oosterlingen staan een oogen
blik tegen elkaar aan te kijken: de Europe
aan zeer wantrouwend, tegenover dit buiten
gewone, dat waarlijk zoo geheel van een
ander werelddeel, van eene andere wereld
is. Hij ziet intusschen wel dadelijk, dat het
geen wildemannen" zijn, deze menschen met
hunne schrandere, heldere oogen, hun sterke
maar fijne expressieve gezichten; en hij wordt
geboeid door hunne, onderling verschillende,
zoo kleurenryke kleedij; kleurenryk doch
harmonisch samenstemmend en prachtig van
vorm.
Wordt men dan echter later naar land
geroeid, dan doen zich verwarrende dingen
voor. Men ziet Oosterlingen, in hun eigen
kleederdracht, als bestuurders en arbeiders
rumoerig bezig op een stoomboo'je: klein
zwart monster, hier al zeer weinig thuis, en
met den stijl der bemanning bizonder in
strijd. Is men vervolgens de nieuw-gebouwde
landingspier opgeklommen, dan krijgt men
wel het vermakelijke en echte kabaal van
inlandsche gidsen en ezeldrijvers die zich den
buit dat zijt gij betwisten; maar ook
den gang langt het loket j e, waar een Marok
kaan u voor uwe cent i mos een ticket r ij kt
als toegang tot de pier. En aan land ge
komen, kijkt ge meesmuilend de rare optocht
van uwe vroegere reisgenooten na, op de
onevenredig-kleine ezeltjes en omzwermd
door de joelende drijvers, en vindt het strand
en wat gij van de oude en nieuwe stadsdeelen
nog of reeds ziet, al zeer weinig aantrekkelijk.
In plaats van fleurig leven, treft gij iets aan
dat onbehaaglijk is als de plek waar veel
menschen samen feest hebben gevierd en
die nu is verlaten.
Toch, langs een kadnuke stoomketel, die
zonder meer op het strand is geabandonneerd,
trekken een paar beladen ezeltjes voorbij,
aangevuurd door vrouwen met de over-groote
zonnehoed achter of schuins tegen het hoofd.
De gelaten, de lichamen der vrouwen zijn
aangetast door het afbeulende leven, hun
kit eren, onafscheidelijk n met de draagsters,
vervuild en verrafeld. Snel gaan de bloote
verstrakte beenen met de rappe bloote voeten.
Maar ook en vooral in anderen zin: welk
een beweging in zoo'n eenvoudig groepje l
Plein in de Kasbah.
Doch al a achtergrond bevindt zich daar dan
weer het monumentale gebouw" waarop
wij hierboven reeds doelden, en dat ontwor
pen schijnt te zijn in een werkkamer op den
afstand van dagen en dtgen.
Zulke krasse tegenstellingen zyn er telkens,
zulk een ... dia-harmonie staat bijna voort
durend uwe betere ontvankelijkheid in den
weg, wanneer gij wandelingen door de stad
zijt begonnen. Zij werkt zóó na in den be
ginne, dat gij zelfs nog niet in rust genieten
kunt bij uw eerste bezoek aan dien kern van
de oude stad, die u later zooveel schoons
zal openbaren, de kasbah". Het ligt ook
aan de huizen die zijn bijgebouwd, maar
voornamelijk aan de menschen, aan het
Oostersche en Europeesche leven zoo vlak
naast elkaar als krasse uitersten, en dat
men als dat laatste blijft voelen zelfs dan...
wanneer het zich eenigszins vermengt.
Alg krasse uitersten Ia den namiddag
begeven talrijke Europeanen, hoofdzakelijk
vrouwen, zich uit de stad naar het strand;
maken daar hunne dagelijksche promenade,
scheppen wat lucht, laten elkaar hunne mooie
japonnen zien. Hier hebben wij iets als een
begin van Tanger-badolaats. Maar hoe bijna
onduldbaar misplaatst wordt dit doen op
deze plek, aan de Marokkaangche kust, wan
neer het gebeurt, dat daar een gezelschap
aanzienlijke Marokkanen van een wandelrit
te paard terug komt draden over het strand.
De gouverneur Gebbae, bij voorbeeld, met zijn
gevolg. Prachtig zijn ze om te zien, die man
nen te paard; hoe natuurlijk schoon is hunne
houding in de breed-geplooide buruoug, hoe
vanzelf-sierlijk elk gebaar. Welk een
grandezza is er in het geheel van dien ruitergtoet
die daar met een kracht in fleurigheid voor
bij snel t, en welk een superioriteitsgevoel in
dien eerste der ruiters, al kan hu de vreem
delingen niet wegkrijgeii uit zijn stad en uit
zijn land, al moet hij 't aan hen overlaten
zijne zaken te bedisse'.en. Welk een kerel
spreekt er uit dien kop van dat prachtige
lichaam. Of ziet eens dien ouden wijze, aan
zienlijke ook uit de stad. Hij doet niet meer
aan bravonr; slee lts in vluggen veerenden
stap gaat zijn muildier; zijn lichaam is ge
dord, maar onopzettelijk recht-op zit hij nog
in 't zadel, het hoofd alleen wat peinzender
gebogen, in zijn ivoor-kleurge burnous, een
sneeuwwitte doek gewonden om de teerder
witte haren. Een wijze: dit gelaat spreekt
van bezonken innerlijk leven; het lijkt eer
waardiger nog door een fijne lange baard.
Niet alleen de aanzienlijken zijn een lust
voor het oog. Let op het loopen, een houding,
de expressie der gelaten en van de handen
bij een dispuut, enz., van bijna alle Arabieren,
Mooren, halfbloeden, die levendig zich be
wegen om u heen. Ja, gümoet oppassen dat
gij niet zelfs den blinde, die geleid door een
Waterput aan het strand.
kind, n een aalmoes komt vragen, mooi"
gaat vinden.
Doch wij zijn daar reeds aan het schrij ven
alsof wij het niet immer nog hadden speciaal
over de verwarring die de tegenstellingen
stichten; verwarring in het hoofd van den
beschouwer. Wjj noemden reeds een paar
uitersten". Maar ook: al die Arabieren, Moo
ren, halfbloeden" die wij zooeven bedoelden,
riet men in actie, het woord doet 't hier
om meer dan eene reden, p. a. op het
kleine Soeco"; een klein pleintje, maar dat
uit een oogpunt van verkeer zoo belangrijk
ig. Men ziet hen daar in actie tusschen een
wellicht niet minder groot aantal Europeanen
en in eene omgeving van gebouwen als de
Duitsche post, de Marokkaansche Baak, het
welbekende breede Europeesche (Spaansche)
café; men ziet hen in de hoofdstraten onder
groote reclame-lappen welke over den weg
gespannen zijn met opschriften als: Au
grand Paris", e. d. m. En wat de vermenging"
betreft: talrijke Marokkanen blijken belang
stellende bezoekers van de bioscoop-theaters
(de lezer lette op het meervoud); bij her
haling ziet men een statigen Marokkaan voor
z'n eigen plezier in stille aandacht een plaat
afdraaien op een gramofoon; in het boven
genoemde Spaansche cafétreft men volge
lingen van Mohammed, aan die zich, in het
openbaar, en als sprak dit vanzelf, te goed
doen aan stout en andere verboden dranken.
Is men echter een dag of wat te Tanger,
dan blijkt de orde in-het hoofd hersteld,
dan ia men aan den aan was van-buiten-af ge
wend, onderscheidt men het echte, het intact
geblevene, en in zijn waarde. Een belangrijke
factor bij het herstel der ontvankelijkheid is
deze: er is in deze stad niets of bijna niets
pasklaar gemaakt voor toeristen. Er worden
geen gebruiken geïmiteerd, geen pakken aan
getrokken opdat iets echt zal schijnen wat
het niet meer is. Onze indruk was, na die
eerste dagen: alles leeft maar op zgn eigen
manier, geeft zich, in 't algemeen geproken,
precies voor wat het is; stoort zich ook niet
aan anderer manieren, merkt die allicht be
wust zelfs niet meer op. Zelfs eene instel
ling die er dan toch wel voor de toeristen
is, een zoogenaamd cafémaure, waar
een viertal muzikanten, de waard incluis,
muziek voor u maken, ontkomt niet geheel
aan den regel. In het Moorsche interieur
berinden zich o. a. een viertal Europeesche
klokjes die naast elkaar staan te tikken; de
waard acht dit waarschijnlijk een schoone
en passende veriiering. En de gelaten der
muzikanten terwijl ze spelen of afwachtend
rooken, laten u niet in twijfel dat zij maling
aan n hebben.
Dit weinig letten op elkaar, kan laten
wij even megen afdwalen ook zijn
onaangenamen kant hebben. Telkens komt gij in de
nauwe straatjes van die soms met kolossale
stukken, balken en dergelijke, beladen ezeltjes
tegen. De roep: balek l (pas-op), van den
drijver, lijkt meer uitgestooten om den weg
vrij te krijgen. Voor uw leven moet uitslui
tend güzelf zorgen, als klapperende en naar
links en rechts zwaaiende planken bjj het
manoeuvreeren met het dragende diertje u
ieder oogenblik opnieuw bedreigen. (Vermake
lijk is het langs elkaar heen te zien wringen
wat eigenlijk niet elkaar paeseeren kan). Daar
tegenover staat dan weer, dat niemand u
schijnt te zien, als güherhaaldelijk dezelfde
straatjes doorstapt en soms misschien te onbe
scheiden om u kijkt. Ook's aronds niet; niet
in de donkerste steegjes, waar gij behoedzaam
behoorc te loopen, ook om niet te vallen
over dakloozen die eiken nacht, althans zoo
lang het niet regent, in hun oude burnous
gewikkeld daar op den grond gaan slapen.
FRANS MIJNSSBN.
HolMsclie TetenmtscfiaMj (Pnlcbri
Studio, den Haag).
Opmerkingen.
Er is op deze tentoonstelling van allerlei.
Er zyn de vier aquarellen van Israëls (waar
van een belangrijk in zekere opzichten), en
twee van Tholen; een teekening van Bauer
is, met de noodige beperking, te vermelden;
in een Van der Maarel is wat goeds te vin
den ; er is hier werk van mevrouw
BisschopSwift dat de gansche uitstalling van kunst
werken ietwat bespottelijk maakt. Het is
mij volkomen onbegrijpelijk dat zelfs hier
zoo iets geduld wordt. En het is voor
mg het bewijs dat een lidmaatschap voor het
leven, zelfs in een gesloten vereeniging zoo
als de teekenmaatschappij, baar bezwaren
heeft. Waarom, om de vijf jaar bv., niet eens
een herkiezing van de gekozene het zou
zijn nut hebben l Deze werkjes van deze dame
geven iets seniela aan alles. Niet ingezonden
daarentegen hebben Allebé, Rastert, Breitner,
W. Marie, Alb. Nenhuys, Floris Verster,
Voerman, Witsen, de Zwart; Haverman staat
in den catalogus, maar ik zag de twee ver
melde teekeningen er niet. Willem van Ko
nijnenburg is nog steeds geen lid; ik vermoed
dat zijn talent moeilijk naast dat van vele
dezer oude heeren zich genoeg zon kunnen
laten gelden naar hun overtuiging! en zoo
zijn er meer misvattingen te conitateeren.
Er is aan de Teekenmaataehappij iets van
een oud heertje gekomen, en de kleuriger,
maar niet passende, das van dit ventje, vor
men de Italianen.
II. Jozef Israëls laat hier zien: de Herin
nering aan Venetië, aan Zee, de Oude Jakob,