De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 9 oktober pagina 3

9 oktober 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

ft». 1737: DE AMSTERDAMMER WEKEBLAD VOOR NEDERLAND. gestMn heeft MB fetciafe der lange Bekkstraat, mroël t» Iftai heeft «ahad wan tot gewett 4ter ??B-vatvm," fat m«n (fie poort heeft maten w«jbMtaM B). Gaane Tol ik *O«B»V««, dat «r u*. 4e dertüodto «e«w «m Hnlstótroo h geweest, in den «satnek vrndaitofaweezdigefAtiter, maar 4** M 4it «atotaaa «eret KA d» £eiMert Tertefeenen WM. ' Ik «al fcet hiarUy laten, ofcomoon ik nog teel «at «eer «on kunnen aanroeren om aas te toonen, dat net onmogelijk is om het door den dichter Tam bet beroemde die re n- epos bedoelde Hnlsterloo te kunnen Tinden in ome streken. Dat de heer De Keyser dit zal erkennen, geloof ik wel niet. Hjj i» niet voor overtui ging vatbaar. En wijl hij altgd het iaattte woord wil hebben, om daardoor den sch£n ie kannen aannemen, dat hij geluk heeft, 200 zij het reeds nu medegedeeld, dat ik hem gaarne het laatste woord guo, den lezer zal zelf wel een oordeel kunnen vormen. U, Mijnheer de Redacteur, dankend voor de plaat sic g, heb ik de eer te zyn hoogachtend, r UEd. Dw. Dien., S H n l s t, 2 Sept. '10. J. J. F. VAN ZEYL. 8) A.'Bg. lAMberghe, Gttckiedenit van Hultt uitgave 1692, bladz. 26. '. Vóór ik den in De Amsterdammer zeer be leef 4as iteer van Ze yl te woord sta over cijjn Hulelerloo, dien ik eerst eenige eigenaardig heden uit bovenstaand ingezonden stak meer «B der de aandacht te brengen, waaruit blijken ?a), dat de schrijver zich toch wel wat te zeer blootgeeft. ? Ten «erete Terraadt de heer van Ze yl *u, dat h{j om iets over den Reinaert In het Bidden te brengen, geraadpleegd tieeft den tersten druk van Jonckbloer, die volgens ** maas eigen woorden is zqn blaadje Zelan dia van 28 September (want hij valt mij in tweetraaten tegelijk aan ) verscheen in 1S«8. Om zich te zuiveren yen de verdenking, dat bü«en beknopt» editie gebruikt beeft, veriwdt hij, dat kühet d* <wd«ie g«daan betfr. Vooral ala bet geldt een schrijver als JcnckMoet, -wiens zkniwijieu nog wel eeoe v*rBBMleréen, moge de beer van Zeyl voortaan d* nieuwste drukken bezigen. Me; zijn ge teerde betmien is dan vruchtbaarder te polemiseer en! Ten tweede gaat deze heer uit een VSIJE KA VERTELLING van bet Dlerenecos door Stjja StTCvretB bewjjwn (9tre«Teh wn de eerste zyn om deze handelwijze te wraken), dat Hnliterloo in den Remaetl telf niet tweemaal maar viermaal voorkomt. Dat moet dan diëten om zijn eigen misvatting omtrent het 200 menigvuldig genoemde Huliterloo" en die van Dr. Everts met zjjn dikwijl»" goed te praten. Hjj vergeet echter, dat ST. Everts dat woord reeds neerschreef, toen Stijn Sireuvels nog in de wieg lag en dus moeilijk zrjn prozavertolking in 't licht kon hebben gezonde». De heer van Z ey l zegt echter, dat (aq) opzettelijk deze uitgave ge bruikt, omdat die in veler bezit is en (JTJ) das gemakkelijk gecontroleerd kan woidèr." Maar met solke kluitjes k'an men misschien de lezers van Zelandia, maar naar ik vertrouw toch niet die van De Amsterdammer in het liet staren. Ik heb uit den oorspronkelijten lelst van Dr. Martin de regels opgegeven (n. 2577 en 2666) waarin Hnlsterloo genoemd ?wordt door Willem, den dichter van den Reinaert zei ven. En was de plotseling nauw gezette heer van Zeyl dan zoo bevreesd, dat de oorspronkelijke tekst niet in veler banden if, dan bad hij, inplaats van naar Streuvels omwerking", moeten verwezen naar de in 1909 verschenen tekstuitgave door K aak ebeen en Ligtharf, die bij de firma Woltera te Groningen voor f 0.90 te krijgen i?. Maar Streuvels' viermaal staat al wat dichter bij zoo menigvuldig" dan Willem's tweemaal En du? ---En uu nogmaals de ligging van Hulsterloo. Ka lang zoeken en snnfMen is het den heer vaa Zeyl gelukt in den Belgischen Die t. de» . MmimMiiimuiimutiimimtmiittiiiiiiiiiiHtiimmutmtiiimiiimmiM '« avonds goedmoedig op hum sleep, ia plaats van op zijn bordeauz-rooden troon te ionken teg. En toen veertien dagen lang WaldMeden" zich in 'n afwachtend zwijgen hulde, en Dolee- far-niente gespaard bleef voor tergende briefjes, weggegnoepte vruchten en platgetrapte bloemen, toen werd Agamemnon getrscteerd op uitgekookte kalfspoulet, rijst met krenten en een kwistige kliek lam me' j eg- pap, een feston dat hem 's nachts indigestie, en de jeugdige meid-alleen-metde heele-kost, 's Dior gen s de gevolgen van dien bezorgde. En op den zestiendan dag durfden de drie dames 't aan, om Do'c 3- far-niente geheel aan de hoede van Agamemnon toe te vertrouwen, de meid haar kermis- dag te gunnen en zelf tante Line's verjaardag in de vroegere stad hunner inwoning te gaan mede-vieren. Dien morgen werden alle maatregelen ten opzichte van Dolca-far-niente's veiligheid, met strategisch overleg genomen. We sluiten de voordeur en komen 'sa fonds de serre in, daar ligt Agamemnon; dus kan er geen b dar gekrenkt worden," sprak Fine met eenigszins manke symboliek. Laten we dan al de tuaschen-deuren, naar de suite, de keuken en de gang openlaten, dan kan Aga memnon overal de ronde doen, als ie 'ns wat hooien mocht," opperde Bertha. Dan ligt de lieveling op den tocht," bracht Lonise er tegen in ... Zoo met 't open poortje in de serre." Gut ja ... de lievert," peinsde Fine. Maar h\j moet toch overal heen kunnen," klaagde Bertha, niet tegen dit dilemna op gewassen. Toen hakte Louise den Gordiaanschen kncop door. Het varenkussen zon in de euite achter 't tochtHcherm gedeponeerd worden. En zoo geschiedde. Maar in de agitatie van 't vertrek gin gen de dames uit kracht van gewoonte toch de voordeur uit, een vergissing die Louise nog van pas kwam, toen zij na tien minuten loopens in een druilende mot regen, terugbelde om van den porte-manteaux "in den voorgang, haar canotier te halen, en haar besten hoed, l meter middellijn beplant met een volledige exotische Flora, plus twee sti uisveeren, daar voorloöpig veilig op te hangen. 't Was een prettig dagje geweest en ze hadden wil van de rei*. Tante Line was bizmder gevleid door de verrassing van hun onverwachte overkomst, en toen de drie dames V avonds de terugreis aanvaardden, waren trmrnmui op te vanenen den naam van een gehucht in de bxnxrt vwn Oostacker, genaamd ffulsterloo. Als het in dien Dictionnaire staat, dien ik niet tot mjjn beschikking heb, zal bet plaatsje wal bestaan. Maar heeft de beer van Zeyl daarmee bewezen, dat het vroeger bestond? Kan Inj, tot staving van agn beweren oade kaarten aanhalen, waarop het voorkomt? Ik heb er hem in mijn vorig schrijven «en viertal opgenoemd, waarop het Staat-YlaftmEChe Hulsterioo wel te zien i p. Bovendien spreekt hij zich dit in 't voorbijgaan gezegd hierboven nog tegen, door eerst te beweren, dat de moere" van uit Hnlsterloo zuidwest loopt naar de Leye, terwijl h\j later zegt, dat Hulsterloo lag, waar de moere" in de Ltye komt. Wat de door den heer van Zeyl ge noemde kaarten van Putzger betrelt, die bewijzen juist, dat in den tijd van het ontstaan van den Keinaert het land van Waes en dat gedeelte van Zeenwsch-Vlaan deren, waarin het tegenwoordige Kauter (?lak tegen het Belgische Kieldrecht) ligt, tot Vlaanderen gerekend werden. De Oostelijke grens was de Schelde. En de staatkundige wisselingen, waarvan de heer van Ziyl verder spreekt, doen niets ter zake, daar de geheele streek Vlaanderen heette en bleef heeten. Hieruit volgt vanzelf, dat het oosteinde van Vlaanderen niet bij Gent, maar in de om streken van Hulst en Kieldrecht gezocht moet worden, al liggen die dan ook «en beetje Noordoostelijk, ten opzichte van Gent. Heel aardig is het dat de heer van Zeyl ze zelfs *aar het Koorden verplaatst, en nog aardiger zon het geweest zijn. als de dichter vanden Reinaert ha i gezegd : In 't Noord-Oost ten Koorden van Vlaan deren op X°T Z" na ligt Hulsterloo." Wat verder de inpoldering van Namen betreft, wie eenigszins in Kieldrecht en Kauter met de omgeving bekend is, weet uit de ligging van dijken te zien, dat het vroegere Hnliterloo niet ingepolderd i?, zooals ik reeds in De Amiterdammer van 25 Septem ber gezegd heb,-En waar het stadje Hulst van da vroegste tijden af keef c bestaan (zie Sanderas en Linsberghe) en is blij ven bestaan ondanks e water-vloeden, daar behoeft het geen verder betoog, dat het hooger gelegen Huliterloo in de Middeleeuwen niet door het zeewater is bedekt geweest. Het doet mij waarlijk genoegen, dat de heer van Zeyl toch wel zso goed wil zijn toe te geven, dat er NA de dertiende eeuw een Hnlsterloo is geweest in den omtrek van bet tegenwoordige Kauter" 1). Dat zou men niet verwachten van iemand, die kort te voren durfde schrijven: 2) Dat het door Jan van Namen ingedijkte land, later in 1714, volgens anderen in 1717, weer ondergeloopen ip, doet niets ter zake, maar zeker ia het, dat de geschiedenis wel vermeldt, dat by dien vloed het toenmalige dorp Namen ia verwoest, maar geen mel ding maakt van Hulsterloo." (Sput. van ocderget.). Hier schijnt de heer van Zeyl toch het bestaan van Hulsterloo op de plaats van Kauter, ook NA de 13e eeuw, te betwijfelen. Hg ia dus al eenigszins bij ge draaid. Ook valt het mij zeer op, dat de heer van Zeyl nu niet meer spreekt over het in de Belgische provincie O. Vlaanderen gelegen Hulst, zooals hij deed in De Amsterdammer van IS Saptember. Als dat nu ook eens aan te wijzen was in de buurt van het ge hucht Hulsterloo, dat hy zegt gevonden te hebben bij Gent, dan was hij een heelen stap verder. Want, zooals ik vroeger reeds zsi (Amit. 25 Sept.) worden Eulit en Hulster k o in Lïtjjngche documenten in n adem genoemd, eerstens in een oorkonde van 1139, wjtarbij Hul&terloo afgestaan wordt aan de aWtJ van Drongen (Hulst qucque et Hultierloo iwque ad a^jacentes parochiat) 3) en tweedens in een brief van paus Innocentitia II van 1141 (curtes et villas... Hulst et Hulsterlot) 4). Toevallig kwana mij dezer dagen in handen Het land van Waat,'',door Adolf Siret (1870). imiiitiiiiiiumiiiil zij de belofte van tantb'd spoedig tegenbesoekje, mitsgaders een zak bonbons van 'c dessert, en een saparbe malsch gebraden haantje, Fine'< liereiings-gerecht, rijker ge worden. 't Liep al naar half tien toen zij van 't 't station komend, de donkere kaal wijde laan van 't nieuwe plantsoenfje insloegen. Zy stevenden af op 't licht dat Waldfrieden kwistiglijk van uit zijn vensters verspreidde, de eerste en eenige diesst die ooit door Do!ce-far-niente van hem werd geaccepteerd. Toen schoven zij voorzichtig 't-hekje van kun nachtduister villatje binnen. Fine stak den sleutel in 't sleutelgat; de voerdeur ging op 'n kier open, toen stuitte zij tegen een zwaar beletsel.... Goeie genade", zei Fine. Wat is ei" riepen Bertha en Louise tegelijk. O'r ligt iemand op den grond tegen de deur", prevelde Fine. Toen drukten zij oin de beurt tegen de deur, die iets wijder openging, zwaar meeEchuivend zijn ongure last over den tapestrylooper. We moeten politie halen", fluisterden Loniae/s trillende lippen. Ja die heb je zóó naast de deur.... op 'n half uur afstand van 't dorp" min achtte Bertha, en wrong oogen en neus, in de gaten van 't gegoten ijzeren traliewerk om 'n k\jk op 't sinistere gangtafreel te be machtigen. Toen raad schaffend: Laten we omloopen en de serre binnengaan, dat waren we toch immers eerst óók van plan geweest?" Met mannenmoed trokken de zusters langs \ donkere beininkje, 't perenboompje en de worteltjes naar de serre. Maar toen Fine met haar hoedenspeld peuterend tusschen de reet van de twee schuifdeurtjes, 't gren deltje trachtte op te wippen, toen werd dit alleszins gewettigd pogen door een woedend hondengeblaf begroet. Och, wat is de engel waaksch koest nou maar Agamemnon ... zoete hond ... 't ZVJH de vrouwtjes" riep Louisa vertrouwelijk. Een woest getier en een hevige sprong tegen de serre-deuren vormden 't niet verwajbhte antwoord op haar geruststellende woorden. A.gamemnonneije, lievert... stil nou snoesepoes . . kijk eens, daar zijn je vrouwtjes"... trachtte Bertha, Louise'a verleidingsproces te completeeren. Weer een sprong tegen de deuren; met een felle rits scheurde 't gazen gordijntje, kletterde 't koperen roedje eerst tegen de ruiten, teen op den grond. Daarin lees ikopbl. 103: Een klooster tet ft in de XVIe «eu w bestaan inde nabij-heid van Kieldrecht; het stond op Hulsterloo (Holland). Men kent niets over zijne stichting, maar teer oude akten maken er melding van." Men ver gelijke dit met de bovengenoemde Latijncche oorkonden. En waar de dichter van den Reinaert zoo met voorliefde spreekt over 't toete lant van Waes" en ook AbsdaJe en Betele (?Basel) noemt, blijven wij brj onze meening dat hij in die gtreek thuis hoorde en dat Huliterloo lag in de buurt van ons stadje Hultt ter plaatse waar nu Kauter ligt. Wij bevinden on» in dezen in goei gezel schap. In het laatste, nog niet geheel ver schenen, werk van prof. Jan te Winkel (?De ontwikkelingsgang der Ned. Letterkunde') toch zeker wel een zeer bevoegd beoordeelaar, lezen wrj over den dichter van Reinaert (b). 31 dl. I): Wij mogen nogdankbaarzijn.dat wij hem by gissing thuis kunnen brengen in de omstreken van Hulst in Zeeuwcch- Vlaan deren, waar hy omstreeks 1Ï60 zjjn werk schijnt geschreven te hebben. ' Aan het slot van zijn ingezonden stuk neemt de heer van Zeyl wel een roerend afscheid van mij. Hij wil wel zoo goed zijn mij het laatste woord te laten! Zoo'n vlaag van goedhartigheid zon men niet verwachten in een man, die reeds drie malen mrjn stukjes uit De Amsterdammer in zyn locaalblaadje Zelandia met een hoofdartikeltje te lijf ging, waaraan wel een pamfletluchtje wa'. Ik dank hem dus wel nederig voor de genadige be schikking, die mij nu van hem ten deel valt. Ik voel mij gered. Ik heb echter ook wel eens hooren spreken van bakzeil halen... M. L. DE KEIJBEB. 1) Van 't ontstaan van zijn gehucht Hul sterloo bij Gent (Oostackej) vermeldt hij heelemaal niets I 2) Zie Amsterdammer 18 Sept. j.l. 3) Zie Jonckbloet: Geselied. Middelned. Dichtk. I, bl. 195, noot 2. 4) Jonckbloet: Van der Vos Reinaerde. Inleid. CXLIV. Kabaal ei liefde. Van de hand van den Weleerw. Zaergel. Opperrabijn Wagenaar verscheen in enkele Joodsche weekbladen de vorige week een artikel ook overgenomen in andere bladen o.m. de TWcoraafbetreffendeeenin het Ryks Krank zinnigengesticht te Medeinblik opgenomen krankzinnige die terecht s:ond wegens oudermoord en entoerekenbaar werd verklaard. Ofschoon gericht tot hen, wier geestelijke herder schrijver van bedoeld artikel is, vor deren enkele passages daaruit de aandacht en de tegenspraak ook van anderen. Z.E.W. schreef: Ons humaan gevoel eischt hem op voor ons, in de Joodsche stichting, waar de geknakte zielen der geloofsbroeders troost en leniging vinden." Dat nu Z.E.W. opname voor den lijder in een Israëlitisch krankzinnigengesticht wenscheljjk vindt, of schoon in het By'ks Krankzinnigengesticht met ijver gestreefd wordt om aan de eischen der ritus, van alle, óók de Joodsche, gezindten tege moet te komen, kan niet euvel geduid worden, al had hij billijkerwijze van dit, zij het dan ook in zijn oog on voldoende, dan toch prij zenswaardige streven, melding dienen te maken. Dat hij die door hem gewenschte plaatsing evenwel tracht te bevorderen, niet door zich te richten, tot desbevoegde auto ritei! en, maar door een courantenartikel, is tegenover dezen weinig wel willet d. Verder bevat hetzelfde artikel de volgende passus: Het gerecht heeft gesproken en door plaatsing te Apeldoorn bly'ke het zonneklaar: geen ellendige oudermoordenaar heeft Neerlandsch Jodendom opgeleverd, neen, een diep rampzalig slachtofier en?..", waarin twee beweringen vervat zijn, die met de bedacht zaamheid te verwachten van een geestelijk raadsman van velen zich niet laten overeenbrengen. Primo is er geen enkele reden om met nadruk te vermelden, dat Keerlandsch 't Lawaai tergde den hond nog heviger, woest deinsde hij in 't nachtdonkere serre) j e achteruit, tegen een tafeltje met snuisterijen dat rinkelend omver tuimelde; toen nam hij een nog heftiger sprong hoog tegen de ruiten. O Gat, o gut, die goeie lieveling... hj is zoo verschrikkelijk waakscb.,. voort vliegt ie door 't gla»...'' kreunde Louise. Als ie toch maar begreep dat wij t zijn" zuchtte Fine wanhopig. Agaatje.... Agamemconnetje... fleemde Bertha, krom gehurkt voor 't uauwespleelje van de even kierende deurer. Kom nou snees'.. mat haar mond maakte ztf zoenklakjes; Fine nam 't waar om nog eens de hoedengpeld in werking te stellen, maar doller en doller sprong de woedende hond, rende woest blaffend de kamer door, terug de serre weer inOch heer... daar gaat de Chineesche pagode snikte Louiee op 't geluid van brekend porcelein. Of de Satsuaiavaas van nicht Dora", prevelde Bertha gansch teleurgesteld. 't Kan ook de porceleinea fiets met de Cupido zyn" bemoedigde Fine dat is niet zoo erg... die heeft toch al een gelijmd stuur ., ? Intusschen had zij bij tallooze aangestoken lucifers een ontroerende opoffering volbracht. Hou's vast," klonk haar stem weer in de uiterste duisternis. Louiee en Bertha's handen grepen tegelijk, en betastten 't maleche baantje. Wat wou je nou doen" ? fluisterden zy ontzet, toen Fine nog scharrelen bleef in 't tascbje, toen in de zak van haar japon, We moeten hem in stukken zien te krijgen en ze hem toegooien, dan zal ie ein delijk begrijpen dat we goed volk zijn..." Toen begon Louise aan 'n poot van de gebraden delicatesse te wrikken..., vervol gens Bertha. De houten pin zit er nog doorheea", zei de ander ontmoedigd, heb je niks bij je?"... Gat"... zei Fine geënerveerd, denk je soms dat ik 'n vleegchpen-tangbij me heb"?... Louise'a baad doorgraaide zoekend haar zakken. Ik heb niets als m'n knoopenhaak"... zei ze mismoedig. Geef die dan in godsnaam maat", zei Bertha, en mikte in 't duister met een vetbe-jur-de gry'phand naar 'c aangeboden ge reedschap. Fine en Lonise hielden 't sappige haantje bij voorkant en pooten, Bertha scheurde en kerfde met den knoopenhaak 't vleeich rondom de pen los, trok toen 't glibberige hout met 'n vaartje er uit. Jodendom gén ellendige moordenaar beeft opgeleverd,, waar toch geen enkele stem aan gezegd Jodendom deswege een verwijt heeft gemaakt. En verder, welken verstand!gen zin heeft toch het beweren, dat door plaatsing juist te Apeldoorn en niet te Medemblik, zoo bizonder klaar de tenuitvoerlegging der rech terlijke uitspraak blijken zou. Beide citaten rechtvaardigen m.i. het ver wijt dat Z.E W. onnoodig kabaal maakte in deze verdrietige zaak, waarover geboden ware kiesch stilzwijgen, dat ik gaarne in acht genomen had indien niet de vermelde uit latingen tot correctie drongen. Dat de liefde tot zijn geloof en geloofcgenooten Z.E.W. tot het kabaal verlokte, is slechts onvoldoende verontschuldiging, te meer onvoldoende waar Z.E.W. in liefde evenzeer te kort schoot als hij kabaal te veel maakte. Dat de praktijk der rechtspleging vooralsnog behoefte heeft aan de vrij wille keurige onderscheiding tugfchen zoogezegd toerekenbare en ontoerekenbare misdadigers ij begrijpelijk; dat echter een geestelijk her der reden vindt om enkel ea juist voor laatst genoemden op liefderijk .medelijden aan te dringen is, op zijn zachtst gezegd, onverkL arbaar. Medemblik. M. H. COHEN. EEN NIEUWE COBELLI wordt onder den titel The devü's motor als een fantasie" aan gekondigd. Het boek wordt gezegd te bevatten een vernietigend oordeel over de moderne haast om ry'k te worden, om plezier te maken, de moderne koorts to get there qnick." De schrijfster tracht aan te toon en hoeveel van 'a menschen goede eigenschappen door dat snel door het leven gaan, verloren worden, alsmede de ontnuchtering en de ramp waarop zulks onvermijdelijk moet uitloopen. ISDIÜ: IN BEELD. Bij voldoende deelneming zal door den A. N. W. B., aangemoedigd door het succes dat hij heeft met de uitgave van het prachtwerk Ons eigen land, iets der gelijks worden uitgegeven over Indië. De bedoeling is, een portefeuille met 100 licht drukken uit te geven tot den buitengewoon lagen prys van ? 5. In geheel Indiëzullen opnamen worden gemaakt van zeer verschil let de onderwerpen, als: landschappen, berggezichten, cultuur ondernemingen van allerlei aard, oude tempels, publieke gebouwen, inlandsche woningen, jaarmarkten, volkstypen, enz. enz. De grootte der lichtdrukken ia 18 x 28 cM. C aar de uitgave alleen mogelijk is bij zeer ruime deelneming, is de inteekening slechts tot het einde van deze maand opengesteld. Ij het aantal belangstellenden groot genoeg, dan worden onmiddellijk de voorbereidende maatregelen getrofiea en zal het werk ongeveer in Juni 1911 verschijnen. NALATENSCIIAP VAN GKORGE SAND. De Académie des Siences te Parijs heeft een legaat van letterkundige beteekenis gekregen. Mevrouw Gabriele Sand heeft het kasteel Nchaut, dat sedert een eeuw aan de familie Sand toebehoort, aan die Academie vermaakt. Hiertoe behooren niet alleen het kostbare meubilair en de uitgestrekte landerijen, maar, wat van bizonder belang scbijnt, ook het slot-arcbief, dat tot nog toe voor niemand toegankelijk wae. In dit architf moeten voor de tijd- en knltuurgeschiedenis belangrijke handschriften voerbarden zijn. Allereerst b.v. de omvangrijke briefwisseling van George Sand met Chopin en Alfred de Musae^. Ge bleken is ook dat de brieven van dezen laatste aan George Sand, welke men verloren waande, hier bewaard werden. Onder de andere famiiiepapieren is ook de correspondentie van George Sand's grootmoeder, eene -gravin Her D, met lieren zoon Manrêts van veel belang, omdat deze adjudanten eenpersoon lijke vriend van Mnrat was. Of en wanneer deze belangrijke nalatenschap ral worden gepubliceerd 'a nog niet bepaald. FEIDTJOF NANSEN heeft een nitgebreid werk voltooid ever de onderzoekingen in de Noord pool- en Znidpoolstreken, van de vroegste tijden af. Hy beschrijft de verschillende expeditiën en schetst den groei van de geographisohe plannen welke zij geopperd hebben. Het boek, dat rijkelijk geïllustreerd zal worden, wordt tegelijkertijd in verschil lende talen uitgegeven. PLAT- DUITSCHE Tegen het einde van dit jaar zal te Bremen worden uitgegeven een handboek voor de geschiedenis van de platdniteche letterkunde door Rudolf Eckart. De inteekenprijs van dit werk, dat de platduitsche literatuur van het begin af tot op onzen tijd behandelt, is 4 mark vooreen ingenaaid en 5 mark voor een gebonden exemplaar. Later wordt de prijs van het wei k, welk* omvang wordt geraamd op 23 vel drnks, gebracht op r esp. 8 en 9 mark. ""DB UITGAVE VAN HET PAETICU1IEB ARCHIEF VAN VASARI, den bekenden 16de eenwschen beschrijver van de levens en werken der Italiaanicbe kunstenaars wordt met groote belangstelling in de kunsthistorische wereld tegemoet gezien. De Italianen, eerst verstoord dat dit buitenkansje aan de landgenooten ontging, hebben er zich bij neergelegd nu bet bekend is geworden, dat Frey, een groot Vasari- kenner en onder de jongste uitgevers der rite, het zal doen. 4( eemtt regeL BOUWT te WÜNSPEKT. Inlichtingen bij het bouwbureau Ar t i", aldaar. Eenige Fabrikanten W-BengorSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 163 E. F. DEÜSCHLE-BËNQER. Koopt riTSLlTITEjro BOTEB ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONTERVALSCHT product, Roterhandel ZIJIDLAREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935. Hoe gooien wij 't hem toa... 't Kan niet door den kier", vreeg Louise. Door z'n poortje", verklaarde Fine kortbeslist. O hemel als ie er dan uitvliegt, hy' is dol... dol..." snikte Bertha. Laat mij nou begaan ..., jelui blijft hier bij de deur, om 'm af te leiden..., en dan gooi ik 'n poot naar binnen." En zoo gebeurde het. Ban kwartier-lang raasde n vrat Aga memnon, afwisselend. Toen hij na de pooten, de vleugels, de hals, de borsten, en eindelijk de karkas te pakken kreeg, was hij in zooverre gekalmeerd dat de drie dames door middel van de hoedepen, de echuifdenrtjes konden openen, en, zij 't dan ook eteelsgewy ze, hun wettig domicilie konden betrekken. Onverlet bereikten zy' de suite; Fine stak licht op; er heenchte een zonderlinge ver warring van vertrapte en verfrommelde canap kleedjes, omgegooide werkdoozea, verscheurde papieren, en vele onherkenbare fragmenten van nog niet vast te stellen herkomst. Groote genadb" .... prevelde Bertha .... M'n hemeltje, hemeltje lief," kermde Louise en Fine, die elkaar in deze nieuwe ure des gevaars vastgrepen. Toen zei Fine vastberaden: We moeten in den gang gaan kijken, God weet wat we daar nog vinden," fluisterde zy met gesmoorde stem van ontroering. Samen gingen zij. In den gang lag de porte-manteaux, zwaar beladen met manteis en- capes en de beste hoed van Louise dwars in 't gangetje tegen den grond ; de hoed was vernield, de exotische Flor», met de gtraisveeren tot 'n minimum gereduceerd. Dat heeft Agamemnon gedaan," verkon digde Bertha zonder eenige twyf«l; ver licht sjouwden de zusters de standaard weer overeind, toen keerden zij naar de suite terug. Uit de achterkamer k wam, druilerig geeuwend, zich gloom-uitrekkend een Boxer... In de serre klonk 't zuigend gekau w van een honden-bek, 't knisteren van fijn-gekraakte beentjes... In starre verbijstering keken de zusters elkaar aan ; toen greep Bertha een kaars van de piano, stak die aan en ging er mee naar de serre ; ook dtór lag een Boxer... Toen werd fel aan de voordeur ge scheld. Ga jij"... zei Fine, ik zit zoo vol jus... Bertha «n Louise gingen samen. In 't nachtduister, voor de deur, stond de gedecideerde meid van Waldfrieden", met 'n draaglactaarn die zy by 't verschijnen der twee dames hoog optilde om hen in 't gelaat te kunnen zien. Wat blieft U ?" vroeg Bertha hooghartig. Kompelement van meneer en mevrouw en ze laten zeggen als dat ik nou Leonidas mee moet hebben, en dat ze 't niks netjes van de dames vinden om den hond van meneer en mevrouw, den geheelen dag op te houwen." De stem van de meid klonk gewild-kalm, er onder juichte een kwalijk onderdrukt leedvermaak. De meid werd uit de hoogte verzocht om Leonidas zelf uit de serre te halen. Toen dit geschiedde, raapte zij ook de kippenkarkaa op, legde die voor Fine op tafel neer. 't Staat de dames knap om zoo met allerlei vreten een andermans beesten te lokken"... Toen gingen zij, Leonidas en de gedeci deerde meid. Den volgenden dag ravotten Agamemnon met Leonidas vier stokrozen omver, en 't complete theeservies uit 't prieeltje. Den dag daarop werd Agamemnon gezien in den tuin van Waldfrieden, happend naar lappen rookvleesch die een der voetbalsportbeoefenaars hem in den gulzigen bek wierp. Den derden dag gingen Leonidas en Aga memnon zich gemeenschappelijk te buiten aan vischkoppen en afval in 't k wal ij k-rie kende putje, en deponeerde Agamemnon de al te drukkende ballast op zijn raszuivere Boxersoaaag, 'i avonds op de sleep van Loulse's japon. Den vierden dag was 't eenige perenboompje van zijn vier Duchesses d'Angoulème" be roofd. Den vijfden dag lag er een briefje in de bus met de mededeeling dat de ReineClaudes tegen 't keukenmuurtje sappig, en beslist te loven waren." Den avond van den zesden dag bolde 't groote advertentieblad weer over 't koek trommeltje en de Japangche theepot, en zei Bertha bedrukt: Staat 't er in." Ja", zei Fine met krampachtig lippenbeweeg. Even wachtte zij, toen las z| voor: Wegens onvoorziene omstandigheden te koop een raszuivere, waaksche Engelscha Boxer. Er zal meer op een goed tehuis dan op groote koopsom gelet worden. Brieven onder lette* A, bureau van dit blad." 't Bleef heel stil in 't knusse dames-inte rieur, alleen Agamemnon rekte zicb geeuwend op zijn varen kussen uit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl