Historisch Archief 1877-1940
No. 1737
DE AMSTERDAMMER W E E IvB L A D. .V 0.0 R N E D E R L A N D.
KoiiDtifl-moeitr TOD Portugal,
Amélie van Bourbon, Koningin-moeder
van Portugal.
JDinioi ei Feminisme.
Reeds geruimen tijd geleden (in JN"o.
1707 van dit blad) werden in de Vrou
wenrubriek onder het opschrift. Da
vrouwenbeweging in betrekking tot den
Israëtischen Godsdienst" eenige citaten
van Israëlitische zijde bijgebracht" om te
bewijzen, dat de Joodsche leerstellingen
gunstig gezind zijn tegenover het femi
nisme."
Gedachtig aan het Audiatur et altera
pars- (hoor ook de tegenpartij) mogen
alsnog thans uit Rabbjjnsche geschriften
eenige citaten worden bijgebracht, waarin
juist het tegendeel wordt geleerd en de
minderwaardigheid der vrouw in verge
lijking met den man duidelijk wordt
uitgesproken.
1. Onder de 1 00 (korte) dankzeggingen
n*)D15 nND komt het volgende gebods
formulier voor dat eiken dag door de
mannen moet worden gebeden :
d. i. Geloofd zijt gij, Jahwe onze God
koning der wereld, dat hij (gij) mij niet
gemaakt heeft (hebt) tot vrouw.
2. Vrouwen worden met slaven en kin
deren gelijkgesteld, daarom behoeven zij
de wet niet te leeren.
,.,
vu. vrouwen, en Knechten-(slaven) en
kleine (kinderen) zijn vrij van de
studie der wet. (Hilchot Thalmui Thorah).
DN DIN 1öS» NS£? D'OSn ntf 3.
PK .Düwn ant? \JSQ min inn
' njyDD jnjri
.
(n 'vh»
nmS min
d.i. bevolen hebben (onze) wijzen, dat
niemand zijne dochter de wet zal leeren,
miiiiniiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiHMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii
omdat het meerendeel der vrouwen geen
geschikt verstand hebben om onderwezen
te worden, maar zij de woorden der wet
verdraaien 1) overeenkomstig de gering
heid van haar verstand.
4. In het tractaat Eidduschin fol. 29
pag. 2 wordt Deut 11:19 aldus uitgelegd,
dat de Israëliten de wet mochten onder
wijzen aaa hunne zonen, maar niet aan
hun dochters terwijl er staat DD^^J uwe
zonen, en niet uwe dochters j~IN
57 In het tractaat Joma fol. 66 pag.2
wordt verhaald, dat eene verstandige
vrouw eens aan Rabbi Eliëzer vroeg, hoe
het kwam, dat na de overtreding met
het gouden kalf, niet allen, die z'chaan
die overtreding hadden schuldig gemaakt,
een en denzelfden dood gestorven zijn.
Hij antwoordde: de wijsheid van de
vrouw is alleen voor het spinnewiel, zoo
als geschreven is: (Exod. 35:25). En
alle vrouwer, die wijs van harte waren
gponnen met hare handen."
6. In de Hilchoth Edoth c. ix. 1. wordt
gezegd 73 Dn
Nin nn f na nnx
nnaym D»mn f n iStonnjn b
D'öDmD»ennm
UIT PE NATUUR.
CCCLXXXXV. Dolomiet.
Zooals ik a al verteld heb, was n van
de componenten der aantrekkingskracht, die
ons juist naar Gerolstein en niet naar een
andere bekende plaats in den Eifel trok, de
wetenschap van het bestaan aldaar van een
geologisch museum.
Na is er voor iemand die voor het eerst,
zy het in een beperkt gebied, in korten tijd
de natuur wil bestudeeren, geen beter middel
om snel op de hoogte te komen, dan zoo'n
museum, waarin de mineralen, de planten en
de dieren, moderne en voorwereldlijke, met
naam en toenaam en vindplaats netjes ge
tiketteerd en overzichtelijk zijn uitgestald.
Ik verwachtte niet een prachtverzameling
aan te treffen zooals in het museum by den
Gletschertuin te Luzern, maar, alleen maar
zoo iets als het provinciaal museum in Assen.
Ocb, wat viel dat tegen.
Er is in Hütel Heek inderdaad ee n museum
gevestigd in een zaait j e met glazen voorwand,
en den sleutel had ik al een half uur na
aankomst; de verzameling bevat eok werkelijk
een schat van fossielen uit de streek, maar
het was een onbruikbare schat; de catalogus
bleek zoek, was juist voor vernieuwing
in de maak, zei men my; slechts bij enkele
voorwerpen lagen onleesbare vod j es van ge
mproviseerde etiketten. Wat opgezette dieren
waren er ook, maar geen planten. Dan maar
op eigen zwakke beenen staan, en op goed
geluk met een papieren gids met plantenbns
en hamer er op uit; een topograStchekaart
en een geologische op te kleine schaal ble
ven in de eerste dagen onze eenige leiders.
Wat hier in de buurt met hoop op succes
gezocht kon worden, wisten wij wel door
studie en lectuur, maar weten is gaen ken
nen, en zoeken is nog geen vinden. Met
goeden moed gingen we op stap, en op goed
geluk den weg achter hè; hotel, den
Burggarten in, beter gezegd: op.
Dat was een beste voor-oefening om weer
klimbeenen te krijgen; het ging zigzag steil
omhoog; wat een tuin heette, en ook was,
lag op het eerste terras, hy vertoonde allerlei
moesgroente, voor een Hollander om mede
lijdend te glimlachen. Dan kwam een wrak
litje boven een byna loodrechte rotswand
en verderop hadden ze gelukkig Gods water
over God* land laten loopen.
De uitdrnkking is te vaderlandech, ik be
doel: wat er groeien wilde, groeide; wat er
staan wilde blyver, dat deed het, en wat lie
ver vallen wilde, dat deed het ook en bleef
kalm liggen tot water en wind het verder
naar onder beliefden te transporteeren.
:mtsM? iN nn
d.i. Tien soorten van on bekwaamheden
aijn er. Ieder, in wien bevonden worJt
eene daarvan, die is ongeschikt om te
getuigen. En dezen zijn de vrouwen, en
de slaven en de kleine (kinderen) en de
onnozelen en de dooven en de blinden
en de goddeloozen en de verachten en
de bloedverwanten en de bij hun getui
genis belanghebbende, deze tien. Hier
wordt dua geleerd, dat de vrouwen of
zwak of slecht zijn.
7. Dit trachten de geleerden aldus te
bewijzen
minn
d.i. Vrouwen (zije) onbevoegd om te
getuigen ten gevolge der wet, omdat er
gezegd is door den mond van twee getui
gen, mannelijk geslacht en niet vrouwelijk
geslacht. 2)
8. Volgens de mondelinge wet der Joden
mogen geen openlijke godsdienstoefening
of gebed gehouden worden, tenzij er ten
minste tien personen bij elkander zijn.
Dezen moeten volgens Orach Chajim 55
bepaald mannen zijn, want dus staat er :
\n oSi-) v.-w -p* mtr^n
d.i. En d«ze tien moeten allen zijn zonen
ran vrijen en volwassenen. De vrouwen
tellen hier dus in 't geheel niet mee.
We zullen 't bij deze staaltjes laten.
Men ziet er uit, dat op Babbi
Haguenauer's stelling nog al wat af te dingen
valt.
Middelburg. J. L. B LEKKER.
1) Hier laat onze taal geen woor
delijke overbrenging toe.
2) wS eigenl. tong = taal.
Dat was weer koren op den molen van ons,r
atuarvrienden; ge ziet het, de
lagelandsgedachten willen nog niet wijken; maar dat zal wel
beter worden onder het verder klimmen.
Eet eerste levend wezen, dat ons tegen
kwam, was een slak, een slak die ons dadelijk
vertelde op wat voor grond wy stegen ; want
het was een wyngaardslak, en waar ge die
aantreft in zyn natuurlijk element, daar staat
ge op kalk, op kryt of op schel pzand; dat
mist maar zelden.
Kryt of schelpzand konden wij hier in het
hartje van den Eifel niet verwachten; het
moeêt oudere kalkgrond zyn; en etn eindje
heoger hadden wij ze al voor ons, de harde
De Hoieifisciie fttaMette Meutes.
In dezen bewegely&en tijd, waarin zelfs
statige kerktorens op rolletjas worden gezet
om te worden geplaatst waar het den aan
hunnen voet wriemelenden menscbjes goed
dunkt, is den lezer Tan het opschrift boven
dezen brief alleszins de gedachte te vergeven,
als zouden door een nieuwe
hokus-poknsmachine de katakomben van Rome Baar ons
land zijn overgebracht. En toch, weinig ver
beeldingskracht is noodig om te wanen, dat
ge werkelijk in de eeuwenoude grtfsteden
van het verre Rome ronddoolt. Met uiterste
zorg immers zijn zelfs de kleinste détails
nagemaakt.
Wanneer ge met een kaars in de hand ach
ter uwen gids vele treden zijt afgedaald en
het blaur-witte licht van het schoone leven
daarbuiten nog slechts van verre en hoog
boven u straalt, komt ge in een doolhof van
gangen en dwarsgangen, waar alleen het
zachte geluid uwer schreden de zwarte
stilzwijgendheid breekt. De wankelende vlammen
der vetkaarsen verlichten flauw de gangen
van deie stad der doodeo. Vele nissen zijn
in de wanden uitgehouwen, groote nissen
voor volwassenen, kleine voor kinderen.
Dametrius en Leontia aan hun litf doch
tertje Siricia. Wees, heer Jezus, ons kind
indachtig", lezen we in Griekeche letters op
een grafsteen. En vele nissen en vele graf
schriften volgen elkander op in het warnet«Jer
nachtelijke gangen.
Hierlangs spoedde zich de schare van
mannen en vrouwen, die in de kleine kapellen
dea ge ineens jhappely ken troost zochten voor
bet lijden in de buitenwereld. En zelfs hier
waren z~y' niet veilig voor de woede van
hun vervolgers. Het opschrift van een
marmeren zerk veitelt, dat in het jaar onzes
Heeren 258 ia. deze kapel de Romeinen bin
nendrongen, toen de nog kleine sekte der
Christenen eene godsdienstoefening hield.
Velen werden gedood, anderen vluchtten, of
werden ge/angen genomen. Sixtus, de voor
ganger der gemeente, werd veroordeeld om
te worden onthoofd op dezellde plaats waar
hy' op het oogenblik der overrompeling de
godsdienstplechtigheid had geleid. En getooid
met de versierselen zijner waardigheid, stierf
hij daar den martelaarsdood.
In een nis eener crypte ligt het marmeren
beeld der Christin Caecilia. Dezejonkvrouw
uit het adellijk geslacht der Caeciliërs, zag
eerst haren verloofde Valerianus om den
geloove ter «lood gebracht, daarna diens
broeder Tiburtiuj, en stierf ten ilotteook zelve
voor haar overtuiging (A" Di 178). En zoo
is er veel, wat eenigszms doet beseffen het
mateloos lijden van de groote helden, wier
namen reeds by'na alle zij u vergeten, zooals
hun lichamen reeds lang zijn verteerd. Er
is veel geweend in deze nachtelijke gangen
der doodeustad.
Maar mér nog wordt ons verteld van de
matelooze vreugde, van het sterke geloof dat
de tracht gaf om zonder smart uit het leven
te scheiden, of geliefden te zien sterven. Bij
het schijnsel van een walmend oliepitje ver
sierden deze door de menschen gevloekten
de wanden hunner kleine kapellen met veel
kleurig schilderwerk. Daar teekenden zij het
beeld van den man, wiens voorbeeld zij
gaarne zouden volgen om te geven het
kostelijkste wat zij hadden. Daar beitelden
zij in eenvoudige symt^oliek hun geloof uit:
duiven-zinnebeeld "van de'ziel; pauwen-zin
nebeeld van de onsterfelijkheid; vele voor
stellingen betrekking hebbend op Jonas,
den boetgezant van Ninive, (?want gelijk
Jonas drie dagen en drie nachten was ia
den bu k van den walvisch, alzoo zal
de zoon des menscien drie dagen en drie
nachten wezen in het kart der aarde",
Matthens XII 40); dolfijnen en drietandige
vorken roorstellingen van den gekrnisigden;
en vele bloemen, vogels, visschen en andere
dieren.
En zoo zy'n vele kapellen sommige zoo
laag dat men met de hand de zoldering kan
witte kalkrotsen. Om bonkem van meters
hoogte zigzagt ons pad naar boven en de
plantengroei wordt woest en mooi; woest door
de spleten en gaten in het wilde brokkelige
gesteente waaruit het groen opschoot, mooi
door de fijne varens en massa blauwe klokjes,
die van alle kanten uit donkere hoekjes
komen kijker.
Kant fijne blaasvarens vormden heele plui
men in een spleetje, van een mesrug dikte,
heeft een steeabreek-varen zijn wortels ge
borgen : hij legt «en mooi regelmatig zee
groen rozetje op den loodrechten kalkmunr;
licht paarsroode sterren van ooievaarabekjes,
op blad zoo fijn als wortelloof, schuilen
Plantengroei op een verweerend dolomiet-blok (ia den tuin boven het hotel).
Middenin op het kale blok een wyngaardslak, daarnaast een ster van
steenbr eek var en. Onderaan ooievaarsbekjes op stelten; links een horizontale pluim
van blaasvaren, daaronder zand-scheef kelk. Bovenaan blauwe klokjes.
Beroeren beschilderd in soms zeer fraaie
verven door die menschen, voor wien de
groote heidenapostel a iet, als voor ons, een
reeds legendarische, maar nog een historisch
persoon was, daar deze immers nog te
midien van hun ouders of grootouders vertoefd
had.
Toen ik na langen tyd weder opsteeg naar
bet licht der wereld, schitterde de zon in
dnizende pareldroppen op de reeds
herfstilenrige bladeren. Beneden mij wond zich
de sierlijke Geul, van popels omzoomd, door
de golvende landouwen. Ea op de hellingen
der bergen aan gindsche zijde der beek,
zweefden de schaduwen der wolken staeg
voorbij.
Een huivering doortrilde mij, toen ik
terugdacht aan het mateloos leed, dat daar
beneden my', neen, daar gindrch in het
zonnige Zuiden , was doorworsteld. Maar
ook sloeg een heimwee op mij neer naar die
jonge tijden van hartstocht, toen het geloof
sterker was dan de drang tot leren.
J. REITSMA.
M ie isrcêlietisclie Meisjesschool te Tripoli.
Verantwoord in De Groene" van 25 Juni '10
?309.50; idem 16 Juli '10 ?43.50; alsnog
ingekomen: van X. Y. Z. ? 5.?; van N. N.
te Valthermond ? 1.?. Totaal op 4 Oct. '10
? 359.?,
Voorschoten, 4 Oct.'10. H. v. KOL.
Teg^n de auto.
Een schitterend bewijs van mannelijke
kracht gaf kort geleden een zekere Jean
Est ere, machinist van een der groote Fransche
marine-schepen. Het was in zijn omgeving
bekend, dat Jean ontzettende lasten kon
tillen, en het recht had, zich tot de sterkste
mannen van Frankrijk te rekenen, maar op
zekeren dag verraste hij zijn vurigste be
wonderaars door een krachtwedstrijd met
twee automobilen. Hij ging tusschen de twee
rijtuigen in staan, die beide aan den achterkant
van een sterke handgreep voorzien waren, en
toen hy zich in positie had geplaatst gaf hy
bevel de beide machines van 12 paardenkracht
in werking te brengen. Beiden rukten met
alle kracht hunner motoren aan n zijner
armen, maar de machtige greep van den
athleet weerstond hen, en geen der beide
snel wagen a kon zich een streep van de plaats
bewegen waar hij stond; de armen kwamen
zelfs niet uit den gebogen stand. Jean won
met deze krachtproef een weddenschap van
honderduizend francs.
* *
*
Papa.
Andrew Carnegie en zijn vriend Pearson,
de beide Amerikanen, die een gulle hand van
geven hebben, en jaarlijks enkele
millioenen wegschenken, ontvangen natuurlijk
duizenden bedelbrieven en daaronder som
tijds heel zonderlinge.
Een der malste vraagbrieven ontving in
het afgeloopen jaar Pearson van een Duitschen
burgemeester eener kleine plaats in 't land
van Hessen. Als bijlage van dit schrijven
kreeg hy de portretten van den
overheidspersoon, zijn vrouw en twaalf kinderen onder
welke zes dochters. Deze dochters waren het
milieu, waaromheen het smeekschrift draaide.
Zy'n Edel Achtbare vertelde, dat zy'n inkomen
slechts 1800 gulden per jaar bedroeg, en dat
dit niet veel was om de monden open te
honden van twaalf wolken van kinderer, die
hem de ooien van het hoofd aten.
Dedocbters werden niet geviaagd, omdat men wist,
dat ze arm waren, en papa stelde dus gemoe
delijk aan den heer Pearson voor, voor elk
overal tusschen de varens.
Bij ons zijn deze geraniums echte
bosehplanten, die altijd wegschuilen in de schaduw
van het onderhout, hier leven ze lustig op
den heeten witten steen wand. Aardig, hoe ze
zich weten te schikken naar omstandigheden.
Zie maar eens hoe dit plantje zich hier kan
itaande te houden en over wijde spitten heen
groeien; uit de knoopen van zijn stengels
zendt het stevige rechte stutten naar beneden,
die steunen als de pijlers van een brug, het
ver naar voren in de lucht uitschietend loof;
ze zijn van een ras dat geleerd heeft, hoe men
loodrechte wanden overwint, evengoed als de
munrhagedis die daar voor) schiet en zy'n
lange nagels bij het loopen als haakjes «m
elk richeltje slaat. Weg is hy, in dit donkere
holletje gedoken' Wacht maar even, daar
steekt hy zy'n kopje, grijs vaa het stof al weer
uit, nieuwsgierig, en vlug als een eekhoorn
klautert hy hooger; met sprongetjes gaat het,
loodrecht omhoog, en hy valt niet.
Het is of het mooie diertje krassen in den
steen maakt met zy'n nagels, maar dat is ver
beelding; de witte kalksteen hier is geen
kry't of tuf als in Zuid-Limburg. Hy' is in
derdaad steenhard, veel harder dan ge op
een afstand door al die rimpels en scheuren
en barsten zoudt denken.
Gewone kolenkalk is het ook niet, dat wy'st
de kleur al uit, en marmer evenmin: de breuk
heeft niet dat glinsterend korrelige, dat
kristallyne van de marrnerbreuk.
Het droppel-fleschje met zoutzunr, dat an>
ders, bij het onderzoek of ge met kalk te
doen hebt, den twy fel dadelijk opheft?door
het sissend gebruis by' den eersten droppal
die op kalksteen valt , dat flescbje faalt hier;
het zoutzuur mist zy'n beslissende uitwerking;
op den eenen steen bruist het geweldig op
met blazen als een knikker, een band breed
verder vloeit de droppel uit of hy op lei
steen viel; dan weer bespeurt ge op den zelf
den steen, n centimeter verder, een zwakke
en stille werking, met minieme, nauw zicht
bare twijfelachtige blaasjes.
Het is dan ook een heel bijzondere
kalksoort, waaruit deze steenmassa's bestaan; den
naam kent iedereen, het is dolomiet. Ge denkt
bfl dit woord dolomiet dadelijk aan Tyrol en zijn
Kosengarten; zoover uit de buurt behoeft
ge u evenwel niet weg te denken; de witte
rotsen op den rechter oever van de Maas
tusschen Ramen en Diuant zijn ook dolo
mieten; en van Gerolstein's omgeving zijn ie
de trots; zij geven, als overal waar ze zich
verheffen, een wilde romantische schoonheid
aan het landschap.
Voor den kenner der gesteenten zy'n ze
meer; hem r^'st, bij het zien van die omhoog
itrevende dolomiet-pieken met hun graten en
zijner dochters een huwelykagift van 12,000
gulden te bestemmen, en ze zoo in de
gele;enheid te stellen een passend huwelyk te
doen. Men moet maar durven I
*
* *
Terechtwijzing.
De overleden Koning van Engeland Edward
VII stond reeds een weinig vrijer tegenover
de hofgewoonten dan zijn moeder Koningin
Victoria. Hij was eckter zeer streng op het
door de etiquette voorgeschreven costuum.
Toen hy nog Prins van «Vales was, gaf hy
eens een intiem heeren-diner, wat aan een
vorstenhof niet zeggen wil, dat men er in
*'n huie Jap j e verschijnt; hoe intiem het ook
is, men blijft verplicht zich in rok en witte
das te kleeden.
Een der gasten had tegen dit voorschrift'
gezondigd, en zich een zwart strikje om het
onberispelijk witte boordje gebonden. Hij had
zy'n dwaling wél bemerkt, maar was niet in
de gelegenheid het verzuim te herstellen, en
nam zwartgedast zij a plaats aau de tafel in.
Hij zal zeker niet aangenaam verrast geweest
zy'n, toen by onder het voorgerecht opeens
door een lakei werd op den schouder getikt,
die hem een zil ?er presenteerblad voorhield,
waarop een witte das lag. Zy'ne Koninklijke
Hoogheid verzoekt my', u dit aan te bieden,"
fluisterde de man. En... onder het onder
drukt gegichel zijner tgfelbnren moest de
gast zonder bruiloftsklee i" zich met het
vorstelijke geschenk versieren.
* *
*
Qewrtjei.
De koninginnen en prinsessen van Europa
leven voor het meerendeel in een wolk van
geuren. De renkwatertjep, die op onze bur
ger toilettafels steeds voor een luxe, (en door
sommige zelfs voor een zonde) worden ge
houden, zyn in de vorstelijke kringen een
levensbehoefte; en het zou hoog&t onfat
soenlijk zijn en tegen de etiquette, om aan
bet hof te komen, zonder te worden aan
gekondigd door een brise enbaumée".
De neus is een f ij n-bewerk tuigd orgaan, en
natuurlijk hebben de prinselijke dames ieder
wel hun voorkeur voor het genttje, waaraan
ze het liefst hun neus opbalen. Koningin
Mary van Engeland is weinig op reuk gesteld.
Zy gebruikt alleen Jean Marie Farina en
Lavender water. Koningin Alexandra prefe
reert de bekende Essence bouquet"
(Essbouquet) van Kim mei. De koningin-moeder
van Spanje is nationaal en parfumeert zich
voornamelijk met Peau d'Espagne", zij be
trekt echter ook nog een andere, zeer frisEche
odeur uit Parijs, een odsur die afzonderlijk
voor H. M. gemaakt wordt en die bereid
wordt uit cocos-olie, rozenwater en... een
geheimpje. Onze koningin houdt zich uit
sluitend bij eau-de-cologne, wat, beweert men,
op een degelijk karakter wijs*'. Koningin
Elisabeth van Rumenië(Carmen Sylva)
kweekt zelf allerlei fijne kruiden, waaruit ze
eigenhandig haar reukwater bereidt.
Het meest van alle Eoropeesche verstinnen
is de Cazarina gesteld op parfumerieën. Haar
apartementen in het keizerlijk paleis worden
dagelijks gesprenkeld met essence van serin
gen, jasmyn en witte viooltje?. Haar
lievelings- odeur is Violet, zuivere bloemen-essence,
die bereid wordt uit viooltjes, welke in kassen
in het keizerlijk park gekweekt zyn. De
daaruit getrokken vluchtige olie wordt eerst
op het laboratorim voor scheikunde ta St.
Petersburg onderzocht, en geniet dan pas de
eer H. M. te mogen parfumeeren. Misschien
steekt achter dit scheikundig onderzoek w< l
de vrees der zenuwachtige vorstin ... dat de
nihilisten zelfs in baar reukwatertjes vergif
zullen weten binnen te smokkelen,
ALLEGRA* ,
Snippert.
Waar ge leeft, komt er minder op aan dan
hoe ge leeft.
Voor iedere goede daad, die bekend wordt,
zijn er tien, die onbeloond blijven.
verbrokkelde ingezaagde, witte of rossige
flanken, een beeld voor den geeit uit de
ongeschreven geschiedenis van de vorming
der aardoppervlakte. In ondiepe zeeën met
grillige inhammen en steenachtige
steilwandige kustenlanden waren millioenen
levende wezens onder water bezig, deze rotsen
te bouwen, die eens hoog boven het donkere
boscb, als muren en torens van dolomiet
zonden uitsteken. Want het zyn niets meer
of minder dan voorwereldlijke koraalriffen
en polypen-stokken die dolomieten van thanp.
De zee waarin ze ontstonden heeft ze ge
havend, hun geciseleerde wanden met
kantfijne versieringen zyn verdoft «n afgeslepen;
chemische krachten doorwerkten en veran
derden de grondstof: de overmaat van
koolzure kalk is er eene van koolzure magoesia ge
worden. Het verbrijzeld en vermalen puin
dat de branding tot kalkmeel maalde, werd
by eiken golfslag tusschen de vertakkingen
gesmeten; de sierlijke onderzeesche
koraaltuinen werden een onkenbare bonkige massa,
waar nog maar op enkele plaatsen de voorma
lige koralengjructuur ta herkennen valt.
Toen rees de bodem en slonk i.» ree; «n
wat «en* diep bedolven leefde en opgroeide
tot onderzeesche banken, werd hoog opge
heven tot in en boven de wolken; langzaam
en gestadig ging de opsty'ginj voort; geweldige
onderaardacheKrachten duwden hier bergen
op,om elders weer diepe zeeën tedoen ontstaan.
Weer en wind en water sloopten onder het
rijzen al weer, wat zich sloopen liet. Koolzure
kalk houdt den strijd tegen het water
niet laag uit, maar de mastnesinmhoudende
rots is beter bestand tegen der uren geweld.
Niet geheel weer vast evenwel is aij; dat
bewijzen zy'n nerven en rimpels, zyn grillige
wanden en vooral de roode
verweeringsplekken. Maar wat is dan wel geheel be
stand tegen vorst en wind en tegen de zuren
van de lucht en van het water?
Zulke oeroude riffen zijn het die om en
over Gerolstein hun witte pieken en bastions
verheffen ; zooals de Anberg en de Munterlei.
Zoo gebouw ach tig zy'n deze koraalriffen ver
vormd, dat menigeen die ze op een afstand
voorbij spoort, werkelijk meent, dat het
ruïnen van kasteelen, vervallen burchten
met torens en kanteelen zyn. Er is maar n
echte ruïne in Gerohtein, en die staat op de
dolomiet-rots, waarlasgs wij in den
Bnrggarten naar boven klanteren. Al het andere dat
er van verre op lijkt, is een natuurlijke ruïne
van koraal, il rif-kalk of dolomiet, zooals de
steensoort genoemd werd naar den
Franschen geoloog Dolomieu.
E. HSIMAMS.