Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M EU WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1737
Prof. Dr. HELCHIOB TEEUB. f
IN MEMORIAM.
Een zeldzame verbinding van gaven:
wetenschappelijke zin gepaard aan het
helderste verstand; de drang om zelf
standig in allerlei problemen tot een
dieper inzicht te komen; groot organi
seerend talent e a ongemeene werkkracht;
de kunst menschen te begrijpen en te
leiden; een volkomen beheersching der
vormen, in omgang, stijl en gesproken
taal, hebben Melchior Treub tot een man
gemaakt, zooals onze tijd er zoo veelzijdig
maar zelden meer voortbrengt: een na
tuuronderzoeker, die in meer dan een
deal van zijn gebied nieuwe gezichts
punten wist te openen; iemand tevens
die maatschappelijk datgene heeft tot
stand gebracht, waarvan de roem uit
straalt op het geheele vaderland.
Toen hij in 1880 directeur werd van
'sLands Plantentuin te Buitenzorg, opende
zich vóór Treub de toenmaals slechts
weinigen geboden gelegenheid, met mo
derne hulpmiddelen, in een voldoende
uitgerust laboratorium, het leven der
tropische planten te bestudeeren. Van
dat voorrecht heeft hij op glansrijke wijze
gebruik weten te maken. Een poging om
niet-vakgenoten een algemeen denkbeeld
te geven van zij a werkzaamheid op dit
S bied zal in menig opzicht onbevredigend
jken; toch moge zij worden gewaagd,
ware het alleen om te laten zien in welke
verschillende richtingen Treub's gaven
als onderzoeker hem leidden.
Reeds in de eerste jaren van Treubs'
verblijf te Buitenzorg valt een merk
waardige ontdekking. De groep van
planten, waarvan de varens het meest
algemeen bekende onderdeel uitmaken,
en die bij de botanici als
v-aatkryptogamen bekend staan, vertoont in hare
voortpl antinghet eigenaardige verschij nsel
der generatie-wisseling. De ontwikkeling
verloopt namelijk in twee achtereenvol
gende phasen. Uit een kiemcel of spore
ontstaat een klain plantje, een voorkiem,
waarop zich geslachtelijke organen ont
wikkelen; de eicel groeit uit, na de be
vruchting door een spermatozoïd, tot een
nieuwe plant, van geheel ander voor
komen, waarop thans, zonder geslachtelijk
proces, de sporen ontstaan die een nieuwe
voorkiem zullen leveren. Wat wjj ge
woonlijk varena noemen zij a de individus
die zich cngeslachtelijk voortplanten; de
voorkiemen zijn kleine, groene blad
achtige lichaampjes, die men na eenig
aandachtig zoeken op den bodem, tuischen
andere planten, vinden kan. Meer ver
borgen, dikwijls onderaardsch, leven de
voorkiemen van andere vaatkryptogamen,
in het bijzonder die van de
Lycopodiaceëen of Wolfsklauwen. Ofschoon deze
plantjes in onze inheemsche flora zijn ver
tegenwoordigd, sommige soorten zelfs
vrij algemeen zijn, was vóór 1880 slechts
van een dier soorten de voorkiem ooit
waargenomen. Het gelukte nu Treub de
voorkiemen van een reeks Javaansche
Lycopodiacaëm te ontdekken, en ia haar
groei volledig te vervolgen, daarmede in
de levensgeschiedenis dier plantenfamilie
een uiterst hinderlijke leemte vullend.
Eerst een vijftiental jaren later zou men
er in dagen ook in Europa de voor
kiemen der inheemsche wolfsklauwen
goed te loeren kennen.
Inmiddels richtte Treub's opmerkzaam
heid zich op tal van andere verschijnselen,
die hem, in het tropische plantenleven,
een nadere studie waardig schenen. Niet
alles w a \T hij de hand aan legde kan
IIIHIIIMIIIIMIIMlmlIllllltllllllllmiMIIIMIUMIIIMUI
Waterdrager.
Eei reiziprs-inM Tan Tanger.
ir.
Dat zich zo o dood-gewoon voordoen van
het voor a zoo ongewone, zal u niet alleen
.treffen bjj de Marokkanen. Wij zagen een
toeschietelijk jong dametje, een Spaangch
juffertje, baar blosje door de kunst nog wat
versterkt, een kleurig lintje in het onbedekte
haar, dat de hoofileiding had bij het trans
port van hare eigendommen: een nieuw
zwart- en-goud gelakt ijzeren ledikant, en kap
stok; een en ander natuurlijk eveneens op
den rug van een ezeltje geladen. Wij zagen
haar bezwaard zijn, daarna opspelen, toen het
ezeltje, in een al te nauw straatje gedreven,
niet verder kon, omdat de stukken van het
ledikant nu eens werkelijk te ver uitstaken
en afgeladen moesten worden; waarbij de
nieuwe lak in ernstig gevaar werd gebracht.
In zulk een opzicht verbaasde ons ook een
van de twee kleine café-chantants, Spaanach
alweer, dat men vele keeren voorbij kan
loopen om er ten slotte, en misschien niet
voor het laatst, binnen te gaan (wijier, zoo
als wij reedg zeiden niets (beters) te doen
is" in Tanger); waar arbeiders komen o. a.,
en militairen. En waar ook wel eens een gezel
schap dames en heeren komt na-praten na een
diner. De huiselijkheid in deze kleine kroeg
achtige ruimte met zijn gering aantal tafeltjes
met-stoelen beneden en op een galerij tj e
Carmen-2c-bedrijf, wag het vooral die ver
baasde. Er waren een viertal danseresjes wier
Spaansche pakjes hier toch niet buitenissig
deden, en een danser. Veel werd er gezeten
en gepraat, weinig gedanst. Het dansen was
karakteristiek, volstrekt niet slecht; de minder
mooie juffer had zich daarbij uit den aard
meer in te spannen dan de andere.
De kinderen, des huizes of der executanten ?,
vermaakten zich spelend en onbeheerd
tusschen de groepjes bezoekers door, en er was
een meisje, een heel klein kindje nog, dat
midden in het vertrek, en met haar hoofdje
aldoor in aandacht geheven naar het tooneel,
de bewegingen der dansenden met schokjes
en verdraaiingen van haar lichaampje imi
teerde. Ook daar lette niemand op; de eerste
maal niet, en ook niet de volgende keer.
Was de dans afgeloopen, dan gingen de
dametjes onmiddellijk weer zitten aan een
enkel tafeltje met de blijkbaar vaste vrienden
en bezoekers, zonder de geringste poging
nieuwe veroveringen te maken.
Ook over de verbazing raakt men heen.
Het is alles zoo vreemd, dat gij u, en ook
weer mede omdat het zich als zoo
dood-gehier worden genoemd; slechts op nog
twee richtingen van onderzoek, doch
stellig twee van de belangrijkste die door
hem werden ingeslagen, zal hier de aan
dacht worden gevestigd.
Met een scherp oog voor hetgeen toe
passing der nieuwere experimenteele
methodes op het toen vrijwel maagdelijke
terrein der indische levensleer zou ver
mogen, erkende Treub al spoedig het
belang, ook de verfijnde techniek van
het mikroskopisch onderzoek te doen
strekken tot het mogelijk maken van
nieuwe ontdekkingen. De aandacht der
Europeesche botanici had zich,in de laatste
kwarteeuw, in toenemende mate gericht
op den bouw der cel en van hare
bestanddeelen, niet het minst op da ver
anderingen, die tgdens en na de bevruch
ting in de geslachtscellen plaats grijpen.
Het was een verleidende gedachte, deze
waarnemingen tot de in Europa niet
vertegenwoordigde plantenfamilies uit te
breiden; en inderdaad werden de ver
wachtingen, die men van een zoodanige
onderneming mocht koesteren, niet be
schaamd. Men kende enkele planten die,
naar men toen meende bij hooge uit
zondering, het vermogen bezaten zander
voorafgaande bevruchting zaad te geren.
Bij het mikrpskopisch onderzoek kon de
groei der kiemen, op deze bijzondere
wijze gevormd, worden waargenomen,
en het uitblijven van elke versmelting
van mannelijke en vrouwelijke callen
bevestigd. Treub's nasporiogen brachten
nieuwe geYallen van denzelfdea aard,
onder de Javaansche planten, aan het
licht, en deden al spoedig het vermoeden
rijzen dat het vroeger voor zeldzaam ge
houden verschijnsel der apogamie" in
het plantenrijk wel meer verspreid kon
zijn. E a inderdaad, hoe vreemd het ook
moge schijnen planten, in het bezit van
voor het oog volledige bloemen, met
beiderlei geslachtsorganen uitgerust, geen
bevruchting te zien behoeven noch
vertoonen, toch is het in de laatste jaren
gebleken dat deze eigenschap een zeker
aantal, ook onzer inheemsche planten,
kenmerkt.
Yan gansch anderen aard was het
onderwerp van studie, dat Treub in de
laatste jaren van zijn leven met diepe
belangstelling, ja met zekeren hartstocht
bezighield. Naarmate, in het bijzonder
door de onvermoeide werkzaamheid van
M. Greshoff, ook de kennis der
saheikundige samenstelling der Indische ge
wassen snelle vorderingen maakte, kwam
telkens weer de vraag op den voorgrond,
welke toch de beteekenis kon zijn, in
het leven der plant, van zoovele merk
waardige, soms sterk werkende vergiftige
stoffen. Daaronder was er een die
Greshoff en Treub beiden vooral belang
inboezemde, daar de eerste haar in telkens
nieuwe plantensoorten kon aanwijzen, en
de andere steeds dieper overtuigd werd
dat haar een belangrijke physiologische
rol moest zijn toebedeeld. Deze stof is
het blauwzuur. Als een verbinding van
stikstof en koolstof, waarin dus de beide
kostbaarste elementen van het voedsel
zijn vereenigd, als een stof daarenboven
die met een veelzijdige chemische werk
zaamheid is toegerust, schijnt het blauw
zuur bijzonder geschikt om, in de plant,
aan belangrijke scheikundige omzettingen
deel te nemen. De opzienbarende ont
dekkingen van Sachs hadden destijds
geleerd dat de planten uit eenvoudige
grondstoffen: koolzuur en water, zetmeel
kunnen opbouwen, dat als eerste pro
duct der koolstof-assimilatie optreedt.
Het leed geen twijfel, naar Treub's
meening, dat ook de stikstof, ontleend
aan de salpeterzuren of ammoniakzouten
uit den bodem, vóór zij in eiwit werd
vastgelegd, onder den vorm eener een
voudiger verbinding in de plant moest
verschijnen. Deze verbinding meende hij
in het blauwzuur te zullen vinden. Door
een reeks proeven, die thans lagen op
physiologisch-chemisch gebied, trachtte
hij zijn meening ingang te doen vinden.
Zijn betoog berustte op het leveren van
het experimemteelo bewijs, dat in alle
omstandigheden waar de plant tot het
opbouwen van eiwit in staat is, het
blauwzuur verdwijnt, terwijl het, wanneer
een zoodanige synthese wordt verhinderd,
in groote hoeveelheid is aan te toonen.
In hoeverre dit bewijs hem inderdaad
gelukt is zal de toekomst moeten uit
wijzen; dooh ook op dit gebied heeft
Treub allerwege belangstelling weten te
wekken, en anderen tot dergelijk
onderzosk aangezet; zoo zelfs dat bij de be
oefenaren der plantenchemie de studie
der blauwzuurverbindingen en harer
omzettingen sinds jaren aan de orde is
gebleven.
Treub heeft slechts den 58-jarigen leef
tijd mogen bereiken. Hy verliet Buiten
zorg mat den grootsten lust, zich thans
geheel aan wetenschappelijken arbeid te
wijden, met een werkprogram dat, naar
hij verzekerde, hem minstens tien jaren
bezig zou houden. Zijn vakgenoten hoop
ten met hem dat hij aan de
Middellandsche Zee het klimaat zou vinden dat hem
ook lichamelijk in staat zou stellen zijn
plannen ten uitvoer te brengen. Het is
zeer, zeer jammer dat deze verwachtin
gen ijdel moesten zijn.
Busken Huet heeft Java en de
Staalmeesters onze twee beste aanbevelings
brieven genoemd, 's Lands Plantentuin te
Buitenzorg,zooals hij thans is ingericht doet
de waarde van den eersten in niet geringe
mate verhoogen. Yan den aanvang af
stond het bij Treub vast dat de onder
zijn beheer geplaatste inrichting niet
alleen hemzelven en een kleinen staf van
assistenten de gelegenheid moest ver
schaffen tot wetenschappelijken arbeid,
maar dat zij de botanische talenten van
de geheele wereld moest kunnen bewegen,
door het vooruitzicht op de meest vol
ledige hulpmiddelen van onderzoek, tot
het aanpakken ter plaatse van vraag
stukken op alle gebieden der plantkunde.
Het reusachtige tropische materiaal moest
ongetwijfeld dienstbaar kunnen worden
gemaakt aan het oplossen van allerlei
hangende problemen; Treub heeft gewild
en bereikt, dat Buitenzorg opgroeide tot
een tropisch botanisch station, waar
onderzoekers, elk naar hun verschillen
den aanleg en bijzondere voorliefde,
rustig kunnen vertoeven, en in de beste
voorwaarden het weelderige plantenleven
bestudeeren. Gretig werd de geboden
gelegenheid aangegrepen; het aantal bo
tanici van naam alleen uit het buitenland,
dat tusschen 1880 en 1910 op het labo
ratorium kwam werken, bedraagt een
vijftigtal; zij hebben den roem van
's Lands Plantentuin, en daarmede dien
van Holland, in alle oorden van de
wereld verspreid. Doch als een niet ge
ringer verdienste' is het Treub aan te
rekenen dat hy in het bijzonder voor
Hollandsche navorschers een tropische
botanische reis bereikbaar wist te maken.
Het Buitenzorgfonds, dat hij er in slaagde
bijeen te brengen, en dat ook van de
Regeering steun ondervindt, kan om
de twee jaren een Nederlandsah bota
nicus in staat stellen aan 's Lands Plan
ten onderzoekingen te verrichten.
De uitkomsten van al deze studiën zijn
gepubliceerd in de Annales du jardin
boianique de Buitenzorg, een tijdschrift
dat tot dusver vrijwel eenig is in zijn
soort, en tot de meest gezaghebbende
onder de wetenschappelijke periodica
wordt gerekend. Dit is echter op verre
na niet de eenige publicatie die van
Buitenzorg uitgaat, evenals de daar
verrichte werkzaamheden volstrekt niet
beperkt blijven tot navorachingen op
zuiver wetenschappelijk gebied. Het lag
geheel in den aard van Treub, door een
wisselwerking tusschen theorie en
praktijk, zijn instituut ten dienste te stellen
van de behoeften van den indischen
landbouw, de vragen die op dat gebied
rezen met de beste methodes, en door
wetenschappelijk gevormde onderzoekers
te laten oplossen, doch, als het ware
daarvoor in ruil, bij hen die door dezen
arbeid werden gebaat, 't zij particulieren,
't zij Regeering, nieuwen steun te zoeken
voor 's Lands Plantentuin, en dezen
daardoor tot grootere ontwikkeling en
bloei te brengen. Zoo ontstonden, naast
de botanische laboratoria, de afdeelingen
voor de studie der cultuurgewaesen, en
andere van niet botanischen aard, waar
aan een uitgebreide staf van medewer
kers werd verbonden. Zoo werden oek
op andere plaatsen op Java, en zelfs
daarbuiten, speciale, onder Buitenzorg
ressorteeren de, stations gesticht, of reeds
bestaande aan het centrale instituut ver
bonden, tot nu een vijftal jaren geleden
het geheel tot een Departement van
Landbouw werd verheven, aan het hoofd
waarvan, zooals van zelf sprak, Treub
werd geplaatst.
In deze verschillende afdeelingen en
stations, waaraan trouwens niet enkel
plantkundigen, doch ook vele chemici
en zoölogen werkzaam zijn, is in de
laatste vijf en twintig jaren een schat
van materiaal vergaard, dat n practici
n meer bespiegelende beoefenaren der
wetenschap in gelijke mate in eere hebben
te houden. In de Mededeelingen van
's Lands Plantentuin, thans
mededeelingen van het Departement van Land
bouw, in de Bulletins, ook in verschillende
afzonderlijke publicatiën in boekvorm zijn
de uitkomsten van die uitgebreide werk
zaamheden bewaard. Zij leggen een
indrukwekkende getuigenis af van de
krachtige leiding die van Melohior Treub
uitging; van zijn kunst talentvolle men
schen om zich heen te scharen en tot
eenzelfde doel te doen samenwerken;
van de grootsche opvattingen die hij zich
van zijn taak in Indiëhad gevormd; van
de geesteskracht en de volharding waar
mede hij deze heeft w aten te vervullen.
ED. YERSCHAFFELT.
nniiiMiiiiimiiiMiiiimiiMiii
Straatje in de Kasbab.
woon voordoet, ten leate over niets meer zou
verbazen. Zoo schijnt aet u. Waarmêa niet ge
zegd wil zijn, dat het u altijd eigen wordt
wat gij gebeuren ziet!
En ij dan niet de tij i gekomen, dat het
evenwicht ten volle in u is hersteld, en gg u
dus in iets betere conditie voelt dan de gewone
toerist, de toerist die vier uur disponibel heeft
voor deze en drie uur voor gene stad? Dat
gij 't meer waard zijt geworden de kisbah"
in te gaan dan eerst?
Want ja, de kaabah", die lijkt dan toch
wel zeer veel op een wónder-wereld, gelyk
de reiziger uit het begin van dit artikel
zich gansch Tanger droomde. Daar leven ook
nog uitsluitend Oosterlingen. Het ia er veel
stiller dan in de andere dealen der stad. Een
voetstap, een plotseling schel opklinkende
stem verbleekt de stilte. Esn stap
nadert en sterft weer weg. Hier voelt
men het leven van da bewoners nog als een
geheel aanwezig otn zich heen. Hier komt
men onder invloed van een stemming. De
vrouwen zijn er vrouwen; de mannen meer
dan (bij wijze van spreken) prachtige dingen
van plastiek en kleur.
De vrouwen: wij trofien het op een och
tend, dat juist de afsral werd verzameld langs
de woningen. Wij hadden niet bemerkt,
stonSlapende Marokkaan.
den toevallig geluidloos naar iets te kijken.
En daar gingen de deuren ten deale open,
en in het half-duister, tegenover het licht
van buiten, verschenen de figuurtjes van
vrouwen, kleurig gekleed. Zj waren niet ge
sluierd; en wat zagen wij daar een prachtige
stille gezichtjes, de donkere oogen van een
wereld on py l baar. Snel waren de deuren weer
dicht, maar hier en daar opende zich toch
weer een kiertje, zoodat n enkel oog er
nieu wsgierig net door heen kon gluren. Maakte
men dan een beweging alsof men naderen
wil Je, dan was de denr meteeo en definitief
gesloten. En de aardige en mooie kinderen,
op straat l Da lenige jongetjes, de schatten
van meisjes onder hun vuile snuitjes!
Maar de wonder-wereld ?, zal de lezer
mogelijk vragen. Hoe nu, zou ook zulk een
wereld dan niet zijn eigen Ie ven de wezens
omsluiten? Verlangt men van de werkelijk
heid niet iets anders dan b.v. van prenten
bij de Duizend en een Nacht" ! ? Déschoon
heden van de kaabah" met hare bewoners
zult gij eerst wezenlijk genieten, wanneer gij
van elk bij-gevoel (al weet uw hoofd wel
beter) dat het... een voorstelling is, welke
uwe oogen zien afspelen, zgt vrij geworden;
wanneer gij integendeel contact hebt gekre
gen met dat gansch andere en gij deze
menschen ten volle als uwe natuurgenooten
zijt gaan gevoelen, hoezeer zij dan ook leven
hun eigen leven en al blijft het wat dieper
innerlijk daarran voor u verborgen.
Zijt gij zoo ver, dan werdtgüook wel reeds
vertrouwd met den vorm van hunne
woningbrokken: naar het uiterlijk beschouwd en
niettegenstaande de talrijker deuren en de
onregelmatigheid vanden bouw, bijna immer
geheelen van een gansenen straatkant, en van
mér zoo gij een hoek omslaat; de
lijn-tegende lucht hoekig, saamgesteld, behoudens af
wijking als gevolg van perspectivische oor
zaken, uit horizontale en vertikale trekken.
Dan werd dit complex van oude bouwwerken,
zoo grillig oogenschynlijk, maar toch oDk nu
weer zoo: n, voor u iets keel anders dan
b.v. doode-steenmasja's. Niet omdat het u
een verschiet opende op het verleden en op
de machtiger tijden der oorspronkelijke be
woners, maar omdat het echt nog woning is
van en voor de bewoners van het heden.
Deze kasbah" en hare bewoners hooren
nog volkomen bij elkaar.
En nu: zon in da kaabah! (Ia den tij l
dat wy te Tanger waren, w&3 er eiken dag
zon!) Men kan dwalen en dwalen; herkent
dan niet spoedig reeds beiochte plekjes;
een weer iets andere belichting wijsïgt hec