De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 16 oktober pagina 1

16 oktober 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?Vt.738DE AMSTERDAMMER 1910 WEEKBLAD VOOB NEDERLAND redactie -van. IMj?. ZEI. IF. L. Dit munmer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar, büvooruitbetaling Abonderkjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar f 1.50, fr. p. post f 1.65 mail 10. . . , 0.12'/» Zondag 16 October. Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 ,0.30 '0.40 INHOUD TA» VEBKE EN VAN NABIJ: Nacht«rteid. De vlucht van den Hertog. Kroniek. Uit het Noorden, door Halbond. De Chineezen te Soerabaja, met af b. FEUILLETON: Valse Diaboliqne. Uit het Puiteen. Vertaling van Emil Wegelin. 1TON8T EN LETTEREN: Adriaan vanOordtf, Frans Coener. Vertaling en vertocin bet Dnitsch van dr. Juris (J. de Koo's) «Vier ton", door J. H. B. Een vacantie op de Friesche wateren, door J. Kleefstra, iMOOrdeeld door M. Pentis. INQEZONBERICHTEN. - In memoWillem Maria, met portret e a afb., door PlaaEchaert. Mnltatull-Museum. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. ibjesteit, met afb., door v. d. E. Adriaan inw Oordt t, 1865?1910, met portret, door W. Steenhoff. De Universiteit van Berlijn, met portretten, door dr. H. Bolkestein. Grafische Kunst by de Wed. Erven Dorens op bet Bokio, door W. Steenhoff. WETENSCB1PPELIJKE VARIA.: Een nieuw model torpedo-boot, met afb., door dr. P. van Olst. Chmrirari. FINANCIEELE EN OECONO1B8GHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. Proeve van opbouwendetooneelkritiek, door Johannes Licbt en Jacobus Doncker, net afb. SCHAAKSPEL DAMR BBIEK. ADVERTtóNTIEN. IIIIIIIMIIIIIII1IIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Bakkers-Nachtarbeid. Het is een misstand, een onhoudbare verkeerd beid, dat een groot aantal werk lieden geregeld in den nacht moet werken, ex dat velen hunner bovendien veel te lang moeten werken. En de beweging om dezen misstand te beatrij den, waar aan Minister Talma zijn naam verbond, verdient warme toejuiching. Doch men boude het hoofd koe], en zie goed uit de oogen." Deze woorden uit een hoofd urtikel in de chr. bist. Nederlander van 13 Mei 1910, dat in zijn geheel met instemming door het Bakkers-Comitéin zijne ContraMemorie op de Memorie van Antwoord van Minister Talma wordt afgedrukt, kiezen wij gaarne als motto of om met Multatuli te spreken als valsch haar. Want alle nachtarbeid om geen andere reden dan bedrijfswinst is een gruwel. Geen normaal mensen zal bij voorkeur geregeld den nacht voor zijn beroeps arbeid uitkiezen. Men ziet dan ook nooit een kleermaker, schoenmaker of sigarenmaker noch een landbouwer of metselaar in den nacht werken, tenzij de nood hem ertoe dwingt. Bijzondere redenen kunnen een verpleegster, een journalist, een politiedienaar tijdelijk de voorkeur doen geven aan het ver vallen van nachtdienst, als regel echter verlangt niemand ernaar, ook niet de bakkersknecht. Het is noodig dit op den voorgrond te stellen, want nog altijd zijn er lieden, die meenen dat een bakker een van de overige menschen afwijkende natuur heeft, en liever des nachts werkt en overdag slaapt, omdat de werkplaatsen _ overdag nog warmer zouden zijn dan 's nachts. Neen, de bakkersgezellen gevoelen den nachtarbeid als een groote kwelling en de 's nachts werkende patroons evenzeer, zühet ook dat deze bij het partijkiezen vóór of tegen ook geleid worden door de voor hun onderneming verwachte gevolgen van veranderingen in het bedrijf. De nadeelen van den nachtarbeid voor de gezondheid, het gezinsleven, de vak organisatie behoeven al geen betoog meer. Het is niet alleen het bakkersbedrijf, waarin niet-noodzakelijke nachtarbeid wordt verricht. Er zijn zeer zeker dui zenden andere arbeiders, die dit lot deelen: in gasfabrieken, in papier fabrieken, op sleepbooten, bij laad- en los werk enz. enz. En er is evenzeer reden om die lieden te hulp te komen, maar toch juichen wij in [dit geval de bedrijfsgewijze regeling toe. Want hier is de nood het hoogst, hier behoeft niet veel aandacht geschonken te worden aan buitenlandsche concurrentie, hier is krachtige aandrang uitgeoefend door de belanghebbenden zelf en hier zijn zeer bizondere bedrijfseigenaardigheden. Daar mede is evenwel allerminst gezegd, dat voor dit bedrijf een regeling het gemak kelijkst te ontwerpen is. Wie dat ge meend mocht hebben, zal door het eerst daags (?) in de Ile kamer in behandeling komende Ontwerp-Bakkerswet althans de overtuiging hebben opgedaan, dat een verkeerde keuze dar middelen mogelijk was. Gaan we in het kort na de voorjUMmste müstanden in het bakkersbedrijf, zoo vragen onze aandacht: de nachtarbeid, de lange werktijden, het in den kost werken, de onhygiënische werk plaatsen. Deze misstanden staan niet ieder op zichzelf, de een vloeit gedeeltelijk uit den ander voort en zij zijn niet n voor n weg te nemen. Om een voor beeld te noemen, kiezen we het in den kost werken. Dit is ontegenzeggelijk een uitvloeisel van den nachtarbeid en den langen arbeidsdag in het kleinbedrijf; want over uitwonende knechts kan niet op ieder uur van den dag en den nacht beschikt worden. Het gevolg hiervan is dat in het drukke kleinbedrijf voor ge huwde knechts geen plaats is. Heefteen knecht trouwplannen, dan is hij gedwon gen een eigen bakkerij te beginnen en te trachten zich een bestaan te ver overen, natuurlijk in een zoo zuinig mogelijk ingerichte werkplaats en door zoo lang en zoo hard mogelijk te werken. Zoo worden voortdurend nieuwe onder nemingen in miniatuur gevestigd, die voor een deel wel spoedig over den kop gaan, maar waarvan een ander deel blijft bestaan als dat kleinbedrijf, waarin alle genoemde misstanden het sterkst stand houden. Het geheele vak zou er in alle opzichten wel bij varen en de betrokken bedrijfshoofden tegen-wil-endank zelve . niet het minst, zoo zij een vaste aanstelling konden machtig worden aan een goed ingericht grootbedrij f. Ontegenzeggelijk zijn over het alge meen de groote ondernemingen in het bakkersvak beter in hunne arbeidsvoor waarden dan de kleine. Veel lof is dat nog niet, maar voor meer lof bestaat geen reden, zoolang een fabriek met tienurigen nachtarbeid gedurende de eerste 5 dagen met nog een langen Zaterdag tot besluit, een witte raaf ie. Afdoende verbetering is intusschen alleen te verwachten van de verdere ontwikkeling van de coöperatie en het grootbedrjjf. Echter moet ook daar de nachtarbeid verboden worden, en wij gaan niet mee met hen, die hier een regeling wenschen toe te staan, waarbij iedere ploeg om de 3 weken nachtarbeid verricht, ofschoon zij toe geven dat die nachtarbeid niet nood zakelijk, alleen winstgevend is. Dat het groot bedrij f niet zou kunnen bestaan zonder nachtarbeid valt niet aan te nemen, tenzij een regeling wordt ge maakt, die in verband met de eigen aardigheden van dit bizondere bedrijf aan de kleine bakkerij tj es een voorsprong geeft in den wedloop om de verbruikers te bereiken op het oogenblik dat deze ongeduldig wachten. Terdege dient er dus voor gewaakt, dat een verbod van nachtarbeid de normale ontwikkeling naar betere bedrijfsvormen niet tegen houdt. Dit nu is zeer zeker het geval, wanneer het tijdstip van aanvang gesteld wordt op 4 of 5 uur des morgens. Zelfs bij het beginnen om 6 uur zal wellicht menigeen bij zijn ontbijt het versche, zij het ondeugdelijke, spoedbroodje prefereeren boven het baksel van gisteravond. Terecht wordt dan ook naar onze mee ning van fabrikantenzijde op dit gevaar gewezen. Een gevaar niet alleen voor hen, maar ook voor de. arbeiders in het kleinbedrijf, die dan overdag hard, maar 's morgens vroeg heel hard moeten werken. Want behalve die nachtrust van 8 uur en de Zondagsrust, blijft de werk dag onbeperkt. Het is geen ijdele vrees, dat de dagelijksche werkduur in vele kleine bakkerijen de 16 uren zal naderen. Belangrijker nog is ons bezwaar tegen de voorgestelde regeling met het oog op de controle, die juist in die kleine in de woning verscholen bakkerijtjes onmogelijk is. Daartegenover staat een prikkel tot wetsovertreding zóó sterk want ieder kwartier winst geeft een voorsprong, die over de bestaansmogelijkheid beslist dat geen nuchter denkend mensch kan verwachten, dat de wet wordt nageleefd. En al werd zij nageleefd, wat voor schoon s zouden wij dan nog te zien krij gen? Een overspannende haast in da bakkerij om het versche brood vóór het ontbijt klaar te hebben, kinderarbeid daarbuiten om het met spoed bezorgd te krijgen. Wat wij dan begeeren? Een regeling, waarbij geen slag in de lucht wordt ge daan, zonder zich rekenschap te geven, althans zondereenige zekerheid te hebben, wat de gevolgen zullen zijn. Een rege ling, die aiet n euvel aantast met groote kans, dat de som van ellende dezelfde blijfc. Een verbod van nacht arbeid kan slechts uitwerking ten goeden hebben als het versche brood bij het ontbijt onmogelijk wordt gemaakt, dus wanneer het tijdstip van aanvang zoo laat wordt gesteld, dat klein- en grootbedrijf zich inrichten op aflevering in den avond, desnoods met klein brood tegen den middag. Een verbod van nachtarbeid is voor de gezellen in het kleinbedrijf van zeer luttel waarde, zoo zij de zestien overige uren aan het werk mogen gehouden worden en bijgevolg is dan van hen niet veel hulp bij het toezicht op de naleving der wet te wachten. Ben beperking van den arbeidstijd tot 10 uur behalve op den Zaterdag is na het verbod van nachtarbeid zoo mogelijk nog dringender noodig dan te voren. Eerst een dergelijke werktijdregeling zal aan het verbod van nachtarbeid waarde de volle geven. * * De nu wel algemeen aangenomen nood zakelijkheid om een verboi van nacht arbeid ook over de patroons uit te strek ken, maakte blijkbaar in Minister Talma's oog eenige compensatie noodzakelijk. En als zoodanig dacht hij de Bakkersraden uit, daarmede tevens den schijn aanne mende van groote dingen te doen in de richting van een publiekrechterlijke bedrijfsregeling1' of hoe dat in het Patrimoniumsch j argon heeten mag. Hij schenkt ons daarmee wetgevende lichamen, samen gesteld uit belangen-vertegenwoordiger?. Zorgvuldig is vooraf bepaald, dat werk gevers en werknemers ten eeuwigen dage ?evenveel te zeggen zullen hebben. De fatale mogelijkheid, dat zooals in som mige gemeenteraden en misschien een maal in de Staten-Generaal, het werk geversbelang in de minderheid geraakt, is aldus wijselijk ondervangen. Ook het meespreken van buitenstaanders, die rekening houden met zoo iets als alge meen belang en rechtsbegrippen, is uit geschakeld. Alleen stemt als voorzitter de inspecteur van den arbeid mee, waar schijnlijk om het eeuwige staken der stemmen te voorkomen. Behalve met studeeren en adviseeren (hoe animeerend die bezigheid is, bewijzen de Kamers van Arbeidjfjiebben die raden zich voorloopig alleen bezig te houden met uit te maken of voor hun ressort te 4, 5 of 6 uur in den morgen begonnen mag worden. Bij de vele, zeer vele penvruchten, die uit alle lagen van het be drijf, ons zijn toegeworpen, hebben we geen loftuitingen opgemerkt over die raden-uit rinderij, wel een zeer duidelijke wenk van een groot fabrikant om ze maar achterwege te laten, daar hij nog liever van den Haag uit bedild wordt dan door concurrenten uit zijn onmid dellijke omgeving. * * * De kamerleden staan voor een moeilijke keus. De nachtarbeid moet afgeschaft en de meesten hunner zullen daartoe willen medewerken, althans voor zoover de Tweede Kamer betreft. Wordt het ontwerp in zijn tegenwoordigen vorm aangenomen, dan bestaat een kans, die bijna zekerheid is, dat de som der bedrijfsmisstanden niet wordt verminderd en de thans nog toenemende vooruitgang wordt vertraagd. Wil Regeering en Kamer zich de tienurenmotie herinneren, erbij bedenkende, dat de tienurenwenschelijkheid in verhoogde mate geldt voor het bakkersbedrijf met zijn dubbele productie op Zaterdag, dan is het mogelijk dat Talma's naam verbonden wordt aan het verdwijnen vaneen grooten misstand. Die groote lotsverbetering van duizenden bakkersgezellen is mogelijk met minder schadelijke en niet te voorziene nadeelen voor het bedrijf in zijn geheel, dan met reden verwacht worden van dit regeeringsontwerp. De vlucht van den Hertog. Gelijk de geduldige lezer zich herin nert, hebben wij den heer den Hertog in ons jongste nummer een heele reeks van onontkenbare waarheden voorgehou den, die in onderling verband de be schuldiging van complot" voor ieder onbevangen man rechtvaardigden. Wij hebben ioen gezegd: Is dit soms nog niet voldoende? Neen? Welnu, gij hebt voor de duizenden Telegraaf-lezers, wien het interesseeren zal, een middel om u schoon te wasschen : Vertel wat er in de geheimbedpelde vergaderingen naar waarheid is geschied. Was het slechts iets avouabels, zoo hebt gij thans geen reden meer het te verzwijgen.... En toch ... Hu ZWIJGT. ! Hij wil niet meer spreken. Ziehier de manier waarop hij de plaat poetst: WBL NAÏEF! Eerst heeft de heer Wiessing gepro beerd, mij met allerlei flauwiteiten en onjuistheden, die hij samenvat onder den term ironie",.... af te maken; en na ik zoo vrij ben geweest, zijn ironie" een beetje te analyseeren, nn komt hy klagen, dat ik over die dood-onechnldige ironie struikel als over houtblokken en met al mijn stijfheid in iederen zinskrul vastraak als een konijn in een etrik." En waar komt nn de inhoud van 's heer en Wiessing's jongste artikel, na aftrek van boven geciteerde smaakvolle beeldspraak op neer? Op nóg een naïveteit. Wat ik al twee maal gezegd heb, niet van plan te zijn, 1) dat komt de beer Wieseing mij nu ver zoeken te doen. Ik moet nu eens op biechten", een stelletje vragen beantwoorder, betrekking hebbende op de nie-dagewe;ene samenrotting", zooals het Complot" nn eens voor de verande ring genoemd wordt.... De heer Wiessing kent mijn antwoord reeds, ik behoef hem ook niet te ver wijzen naar wat ik in mijn eerste, korte stukje geschreven heb over het verzaken van zijn jonrnalistenplicht, om zich be hoorlijk en geheel naar waarheid te doen inlichter (.,gek toch, bij hoefde heelemaal niet ver te loopen I")... En mürest dus slechte, voor goed afscheid te nemen van dezen collega, die niet schroomt de verhalen van even slechtop-de-hoogte-zijnden als hij en zijn eigen dwaze bedenksels uit te geven voor waarheid en als uitgangspunt te nemen voor minnen lasterpraat. 10 Oct. '10. H. J. DEN HERTOG. Voor een laatsten snik is dit niet fraai. Het statige slot van voorgoed afscheid nemen," als men voor de oogen van hen, die ook ons blad lezen, het zoo be droevend heefe afgelegd, is zoowel grappig als meelijwekkend. Van minnen lasterpraat" te spreken, nadat men verzuimde ons toch zoo kort en nauwsluitend betoog van de vorige week over te nemen, getuigt van een journalistiek geweten, dat in har monie is met zulk een daad. Wij constateeren, wat de zaak zelve betreft, en dat is voor ons tenminste nog altijd van eenig belang: dat op onze dubbel-geargumenteerde beschuldiging van complot louter exclamaties gevolgd zijn. 1) Dit is niet juist. Dit tweemaal" is foutief. In zijn tweede stuk gaf de heer d. H. integendeel te kennen, dat het de manier was waarop wij hem hadden aange vallen, die hem in zijn eerste stuk van open kaart spelen sfaield. Dit is zoo waar, dat menig lezer, evenals wy trouwene, bij die betuiging van den heer d. B. verwachtte verderop in het ellenlange artikel de o pklaring te zullen vinden..,. Maar er stond niets dan allemaal recriminaties. Toen zeiden wij: gij schijnt in beginsel bereid, alleen hebt gij het dezen tweeden keer ver geten: welaan wij zyn nog steeds een en al oor: zeg de waarheid, wij zullen u recht doen.' En nn komt bij zeggen, dat hij rooit daartoe bereid was en nu niet ie! KRONIEK. MOEILIJKE POSITIE. Kort geleden verklaarde de heer den Hertog (die naar de meening van den Kro niek-schrijver in déze rubriek wel wat mag worden opgemonterd), dat het ongepast il zijn houding als Raadslid in verband te brengen met de houding van de Hoofd redactie der Telegraaf, waarvan hij de eene helft is. Het moet inderdaad een dikwijls zware en ontstellende taak zijn deze beide qualiteiten te vereenigen, terwijl de redacteurshand niet mag weten wat de hand van het Raadslid doet. Wij lazen j l. Donderdag in de Telegraaf b.v. het bericht, dat aldus aanvangt: Naar wij vernemen moet de Raad in comité-generaal als zijn gevoelen hebben te kennen gegeven, wel te kunnen" ... enz. De Telegraaf openbaart hier hetgeen verhandeld is in een geheime vergadering en hetgeen (of hij de vergadering heeft bij gewoond of niet) voor den heer den Hertog geen geheim is of behoeft te zijn. Zulke openbaringen uit geheime vergaderingen lazen wij in 's heeren den Hertogs blad meer malen. Wij hebben natuurlijk niet het oog op geheime vergaderingen als in Eens gezindheid, maar op die van den Raad in het Prinsenhof! En nu zeggen wü: hoe m o e i l ij k moet vaak de positie zijn van iemand, die als Raadslid in zichzelf den redacteur negeert, en als redacteur van zichzelf als Raadslid niet afweet! Denk u den beklagens waardige, die b v. als Raadslid in geheime ver gadering «.vernemend, als hoofdredacteur de mededeeling ontvangt dat daar b.verhandeld is. De hoofdredacteur is zeer verlangend het eerst het nieuwtje te plaatsen, maar als Raadslid wét hy dat het anders is... Zwijg Raadslid! roept de hoofdredacteur op imponeerende wijze zichzelf toe. En als hoofdredacteur verspreidt hij dan of laat hij toe, dat verspreid wordt, een nieuwtje... dat hij als Raadslid onjuist weet. Brutus, die zijn zoon veroordeelde, is er niets bij. Wat dunkt je," zegt zijn hoofdredacteur collega, zullen wij dit niet plaatsen P Het zal effect maken!'' Ja," zegt verheugd de mede-hoofdre dacteur, die als Raadslid verbleekt. Hemel! het wordt de ondergang van de krant!" denkt het Raadslid, die als hoofd redacteur in de wolken is over het zijn krant toegevallen geheim. Moeilijk I Arme collega ... uit het Noorden. Na het schrijven van mijn voorlaatsten brief in dit blad, heb ik tot mijn leedwezen de correspondentie eenigen tijd, wegens omstandigheden buiten mijn wil gelegen, moeten staken. Zooals men zich misschien zal kunnen herinneren, zat een deel van Friesland toen onder water en had ik dien aangaande eenige mededeelingen gedaan, die een paar opmerkingen ontlokten aan den heer Beekman te '» Gravenhage. Om boven vermelde reden heb ik toen den schijn van onbeleefdheid op mij moeten laden, door daarop niet te antwoorden. Ik doe dit dus nog kortelijk bij dezen, door hem te ver zekeren dat ook ik, afgaande op wat omtrent de beste wijze om Friesland ten allen tijde zoowel van water af ala aan water te helpen voor en na door deskundigen is geschreven, de droogmaking van de Zuiderzee en het doen vormen van een zoet watermeer, voor dat doel het meest afdoende zou achten. Het schijnt echter, dat geen enkele der elkander opvolgende regeeringen de uit voering van de daarvoor reeds bestaande plannen heeft aangedurfd, ofschoon de daaraan te besteden millioenen in geen enkel geval, zelfs al zou de rekening per saldo ook erg tegengevallen zijn, improductief besteed zouden zijn, gelijk met andere rijks uitgaven voor en na wel het geval schijat te zijn geweest. En als de heer Beekman vraagt: maar kunt gij dan in dezen niet het initiatief nemen, naamgenoot van wijlen den grooten Friesehen koning?" dan antwoord ik, dat ik, helaas althans wat macht betreft niets anders met mijn doorluchtigen fieren voorzaat ge meen heb dan den schrijversnaam, dien ik hem ter eere aannam. Maar bovendien, zelfj Radboud's reuzenfiguur en ontembare moed kon niet verhoeden dat Frieslands zelf standig bestaan een einde nam; Friesland is thans zelfs voor veel minder omvangrijke en minder afdoende middelen grooiendeels aangewezen op het Rijk, waarvan het slechts een zeer bescheiden deel uitmaakt. Het schijnt dat het Rijk dan nu ook eindelijk hulp zal verleenen, althans de Troonrede sprak van de beschikbaarstelling van gelden, ter bevordering van den water afvoer in de drie noordelijkste provinciën. 't Zal mübenieuwen wie zich nu de eer van deze vooreerst nog slechts aange kondigde hulp zal toerekenen. Verma kelijk was het n.l. te zien, hoe bij de over strooming in 't laatst van 't vorig en 't begin van dit jaar vertegenwoordigers van de verschillende politieke partijen aan een nieuw soort van watersport deden. Het eerst kwam Tiomson, de Liberale-Uflieman, afgevaardigde voor Leeuwarden, toen Trpelstra, gewezen afgevaardigde voor Tieljeksteradeel, voorwerker der S.D.A.P., tege lijk met de ministers Regoiit en Talma, vertegenwoordigende de coalitie-christenen en eindelijk werd nog aangekondigd het hooge bezoek van mr. Limburg, vrijzinnig demokratisch afgevaardigde voor Schoterland, die voor deze gelegenheid zelfs van een ingenieur vergezeld zou zijn. Of dit laatste bezoek doorgegaan is, weet ik niet; ik hoorde noch las er verder iets van. 't Is dus of niet doorgegaan, of heeft incognito plaats gehad, wat evenwel minder aanne melijk is na aankondiging per dagbladtrommelslag. Misschien heeft mr. Limburg, wiens taak als vrijzinnig demokraat mede is de klasse-tegenstelling en dus ook andere tegenstellingen minder vlijmend te maken en voor wien het als jurist minder nood zakelijk was een onderzoek in loco in te stellen, het bij nader inzien beter geacht de genoemde heeren met hem in conferen tie samen te roapen, waarbij ze, na elkander volgens hunne meer speciale bekwaamheden van technisch, theologisch, krijgskundig, Eociaal en juridisch advies omtrent de aan hangige zaak te hebben gediend, deze vol doende hebben voorbereid om de desbe treffende passage in de Troonrede het leven te schenken. In dit geval en dat zal dan in 't vervolg wel blijken kunnen ze de eer der hulpvaardigheid broeder lijk met de regeering samen deelen en zou een en ander een schoon voorbeeld zijn van wat door eendracht gedaan kan worden in zaken, die immers bui ten een bepaalde partij-politiek liggen ? Intusschen zal de redding nu wel worden gezocht in de plaatsing van een groot atoomgemaal ergens aan de Zuiderzeekust en in de verdieping van de stroomgeul in de Lauwerzee, waarin Friesland zijn overtollig water ten Noorden loost; de waterafvoer zal dan tenminste beter dan thans geregeld zyn. Volgens sommige deskundigen al thans die zich zoo noemen zou zelfs alleen de verdieping van genoemde stroomgeul, mits samengaande met verbreeding en ver dieping van de toevoerkanalen, alleen vol

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl