Historisch Archief 1877-1940
?Vt.738DE AMSTERDAMMER
1910
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
redactie -van. IMj?. ZEI. IF. L.
Dit munmer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar, büvooruitbetaling
Abonderkjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
f 1.50, fr. p. post f 1.65
mail 10.
. . , 0.12'/»
Zondag 16 October.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
,0.30
'0.40
INHOUD
TA» VEBKE EN VAN NABIJ:
Nacht«rteid. De vlucht van den Hertog.
Kroniek. Uit het Noorden, door Halbond.
De Chineezen te Soerabaja, met af b.
FEUILLETON: Valse Diaboliqne. Uit het
Puiteen. Vertaling van Emil Wegelin.
1TON8T EN LETTEREN: Adriaan vanOordtf,
Frans Coener. Vertaling en
vertocin bet Dnitsch van dr. Juris (J. de Koo's)
«Vier ton", door J. H. B. Een vacantie
op de Friesche wateren, door J. Kleefstra,
iMOOrdeeld door M. Pentis.
INQEZONBERICHTEN. - In
memoWillem Maria, met portret e a afb.,
door PlaaEchaert. Mnltatull-Museum.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
ibjesteit, met afb., door v. d. E. Adriaan
inw Oordt t, 1865?1910, met portret, door
W. Steenhoff. De Universiteit van Berlijn,
met portretten, door dr. H. Bolkestein.
Grafische Kunst by de Wed. Erven Dorens op
bet Bokio, door W. Steenhoff.
WETENSCB1PPELIJKE VARIA.: Een nieuw model
torpedo-boot, met afb., door dr. P. van Olst.
Chmrirari. FINANCIEELE EN
OECONO1B8GHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d.
8. Proeve van opbouwendetooneelkritiek,
door Johannes Licbt en Jacobus Doncker,
net afb. SCHAAKSPEL DAMR
BBIEK. ADVERTtóNTIEN.
IIIIIIIMIIIIIII1IIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Bakkers-Nachtarbeid.
Het is een misstand, een onhoudbare
verkeerd beid, dat een groot aantal werk
lieden geregeld in den nacht moet werken,
ex dat velen hunner bovendien veel te
lang moeten werken. En de beweging
om dezen misstand te beatrij den, waar
aan Minister Talma zijn naam verbond,
verdient warme toejuiching. Doch
men boude het hoofd koe], en zie goed
uit de oogen."
Deze woorden uit een hoofd urtikel in
de chr. bist. Nederlander van 13 Mei
1910, dat in zijn geheel met instemming
door het Bakkers-Comitéin zijne
ContraMemorie op de Memorie van Antwoord
van Minister Talma wordt afgedrukt,
kiezen wij gaarne als motto of om
met Multatuli te spreken als valsch
haar.
Want alle nachtarbeid om geen andere
reden dan bedrijfswinst is een gruwel.
Geen normaal mensen zal bij voorkeur
geregeld den nacht voor zijn beroeps
arbeid uitkiezen. Men ziet dan ook
nooit een kleermaker, schoenmaker of
sigarenmaker noch een landbouwer of
metselaar in den nacht werken, tenzij
de nood hem ertoe dwingt. Bijzondere
redenen kunnen een verpleegster, een
journalist, een politiedienaar tijdelijk
de voorkeur doen geven aan het ver
vallen van nachtdienst, als regel echter
verlangt niemand ernaar, ook niet de
bakkersknecht. Het is noodig dit op
den voorgrond te stellen, want nog
altijd zijn er lieden, die meenen dat
een bakker een van de overige menschen
afwijkende natuur heeft, en liever des
nachts werkt en overdag slaapt, omdat
de werkplaatsen _ overdag nog warmer
zouden zijn dan 's nachts.
Neen, de bakkersgezellen gevoelen den
nachtarbeid als een groote kwelling en
de 's nachts werkende patroons evenzeer,
zühet ook dat deze bij het partijkiezen
vóór of tegen ook geleid worden door
de voor hun onderneming verwachte
gevolgen van veranderingen in het bedrijf.
De nadeelen van den nachtarbeid voor
de gezondheid, het gezinsleven, de vak
organisatie behoeven al geen betoog meer.
Het is niet alleen het bakkersbedrijf,
waarin niet-noodzakelijke nachtarbeid
wordt verricht. Er zijn zeer zeker dui
zenden andere arbeiders, die dit lot
deelen: in gasfabrieken, in papier
fabrieken, op sleepbooten, bij laad- en
los werk enz. enz. En er is evenzeer
reden om die lieden te hulp te komen,
maar toch juichen wij in [dit geval de
bedrijfsgewijze regeling toe. Want hier
is de nood het hoogst, hier behoeft niet
veel aandacht geschonken te worden
aan buitenlandsche concurrentie, hier is
krachtige aandrang uitgeoefend door de
belanghebbenden zelf en hier zijn zeer
bizondere bedrijfseigenaardigheden. Daar
mede is evenwel allerminst gezegd, dat
voor dit bedrijf een regeling het gemak
kelijkst te ontwerpen is. Wie dat ge
meend mocht hebben, zal door het eerst
daags (?) in de Ile kamer in behandeling
komende Ontwerp-Bakkerswet althans
de overtuiging hebben opgedaan, dat
een verkeerde keuze dar middelen
mogelijk was.
Gaan we in het kort na de
voorjUMmste müstanden in het
bakkersbedrijf, zoo vragen onze aandacht: de
nachtarbeid, de lange werktijden, het in
den kost werken, de onhygiënische werk
plaatsen. Deze misstanden staan niet
ieder op zichzelf, de een vloeit gedeeltelijk
uit den ander voort en zij zijn niet n
voor n weg te nemen. Om een voor
beeld te noemen, kiezen we het in den
kost werken. Dit is ontegenzeggelijk een
uitvloeisel van den nachtarbeid en den
langen arbeidsdag in het kleinbedrijf;
want over uitwonende knechts kan niet
op ieder uur van den dag en den nacht
beschikt worden. Het gevolg hiervan is
dat in het drukke kleinbedrijf voor ge
huwde knechts geen plaats is. Heefteen
knecht trouwplannen, dan is hij gedwon
gen een eigen bakkerij te beginnen en
te trachten zich een bestaan te ver
overen, natuurlijk in een zoo zuinig
mogelijk ingerichte werkplaats en door
zoo lang en zoo hard mogelijk te werken.
Zoo worden voortdurend nieuwe onder
nemingen in miniatuur gevestigd, die
voor een deel wel spoedig over den kop
gaan, maar waarvan een ander deel
blijft bestaan als dat kleinbedrijf, waarin
alle genoemde misstanden het sterkst
stand houden. Het geheele vak zou er
in alle opzichten wel bij varen en de
betrokken bedrijfshoofden
tegen-wil-endank zelve . niet het minst, zoo zij een
vaste aanstelling konden machtig worden
aan een goed ingericht grootbedrij f.
Ontegenzeggelijk zijn over het alge
meen de groote ondernemingen in het
bakkersvak beter in hunne arbeidsvoor
waarden dan de kleine. Veel lof is dat
nog niet, maar voor meer lof bestaat geen
reden, zoolang een fabriek met tienurigen
nachtarbeid gedurende de eerste 5 dagen
met nog een langen Zaterdag tot besluit,
een witte raaf ie. Afdoende verbetering
is intusschen alleen te verwachten van
de verdere ontwikkeling van de coöperatie
en het grootbedrjjf. Echter moet ook
daar de nachtarbeid verboden worden,
en wij gaan niet mee met hen, die hier
een regeling wenschen toe te staan,
waarbij iedere ploeg om de 3 weken
nachtarbeid verricht, ofschoon zij toe
geven dat die nachtarbeid niet nood
zakelijk, alleen winstgevend is. Dat het
groot bedrij f niet zou kunnen bestaan
zonder nachtarbeid valt niet aan te
nemen, tenzij een regeling wordt ge
maakt, die in verband met de eigen
aardigheden van dit bizondere bedrijf
aan de kleine bakkerij tj es een voorsprong
geeft in den wedloop om de verbruikers
te bereiken op het oogenblik dat deze
ongeduldig wachten. Terdege dient er
dus voor gewaakt, dat een verbod van
nachtarbeid de normale ontwikkeling
naar betere bedrijfsvormen niet tegen
houdt. Dit nu is zeer zeker het geval,
wanneer het tijdstip van aanvang gesteld
wordt op 4 of 5 uur des morgens. Zelfs
bij het beginnen om 6 uur zal wellicht
menigeen bij zijn ontbijt het versche, zij
het ondeugdelijke, spoedbroodje
prefereeren boven het baksel van gisteravond.
Terecht wordt dan ook naar onze mee
ning van fabrikantenzijde op dit gevaar
gewezen. Een gevaar niet alleen voor
hen, maar ook voor de. arbeiders in het
kleinbedrijf, die dan overdag hard, maar
's morgens vroeg heel hard moeten
werken. Want behalve die nachtrust van
8 uur en de Zondagsrust, blijft de werk
dag onbeperkt. Het is geen ijdele vrees,
dat de dagelijksche werkduur in vele
kleine bakkerijen de 16 uren zal naderen.
Belangrijker nog is ons bezwaar tegen
de voorgestelde regeling met het oog op
de controle, die juist in die kleine in de
woning verscholen bakkerijtjes onmogelijk
is. Daartegenover staat een prikkel tot
wetsovertreding zóó sterk want ieder
kwartier winst geeft een voorsprong, die
over de bestaansmogelijkheid beslist
dat geen nuchter denkend mensch kan
verwachten, dat de wet wordt nageleefd.
En al werd zij nageleefd, wat voor
schoon s zouden wij dan nog te zien krij
gen? Een overspannende haast in da
bakkerij om het versche brood vóór het
ontbijt klaar te hebben, kinderarbeid
daarbuiten om het met spoed bezorgd te
krijgen.
Wat wij dan begeeren? Een regeling,
waarbij geen slag in de lucht wordt ge
daan, zonder zich rekenschap te geven,
althans zondereenige zekerheid te hebben,
wat de gevolgen zullen zijn. Een rege
ling, die aiet n euvel aantast met
groote kans, dat de som van ellende
dezelfde blijfc. Een verbod van nacht
arbeid kan slechts uitwerking ten goeden
hebben als het versche brood bij het
ontbijt onmogelijk wordt gemaakt, dus
wanneer het tijdstip van aanvang zoo
laat wordt gesteld, dat klein- en
grootbedrijf zich inrichten op aflevering in
den avond, desnoods met klein brood
tegen den middag.
Een verbod van nachtarbeid is voor
de gezellen in het kleinbedrijf van zeer
luttel waarde, zoo zij de zestien overige
uren aan het werk mogen gehouden
worden en bijgevolg is dan van hen niet
veel hulp bij het toezicht op de naleving
der wet te wachten. Ben beperking van
den arbeidstijd tot 10 uur behalve
op den Zaterdag is na het verbod van
nachtarbeid zoo mogelijk nog dringender
noodig dan te voren. Eerst een dergelijke
werktijdregeling zal aan het verbod van
nachtarbeid waarde de volle geven.
* *
De nu wel algemeen aangenomen nood
zakelijkheid om een verboi van nacht
arbeid ook over de patroons uit te strek
ken, maakte blijkbaar in Minister Talma's
oog eenige compensatie noodzakelijk. En
als zoodanig dacht hij de Bakkersraden
uit, daarmede tevens den schijn aanne
mende van groote dingen te doen in de
richting van een publiekrechterlijke
bedrijfsregeling1' of hoe dat in het
Patrimoniumsch j argon heeten mag. Hij schenkt
ons daarmee wetgevende lichamen, samen
gesteld uit belangen-vertegenwoordiger?.
Zorgvuldig is vooraf bepaald, dat werk
gevers en werknemers ten eeuwigen dage
?evenveel te zeggen zullen hebben. De
fatale mogelijkheid, dat zooals in som
mige gemeenteraden en misschien een
maal in de Staten-Generaal, het werk
geversbelang in de minderheid geraakt,
is aldus wijselijk ondervangen. Ook het
meespreken van buitenstaanders, die
rekening houden met zoo iets als alge
meen belang en rechtsbegrippen, is uit
geschakeld. Alleen stemt als voorzitter
de inspecteur van den arbeid mee, waar
schijnlijk om het eeuwige staken der
stemmen te voorkomen.
Behalve met studeeren en adviseeren
(hoe animeerend die bezigheid is, bewijzen
de Kamers van Arbeidjfjiebben die raden
zich voorloopig alleen bezig te houden
met uit te maken of voor hun ressort te
4, 5 of 6 uur in den morgen begonnen
mag worden. Bij de vele, zeer vele
penvruchten, die uit alle lagen van het be
drijf, ons zijn toegeworpen, hebben we
geen loftuitingen opgemerkt over die
raden-uit rinderij, wel een zeer duidelijke
wenk van een groot fabrikant om ze
maar achterwege te laten, daar hij nog
liever van den Haag uit bedild wordt
dan door concurrenten uit zijn onmid
dellijke omgeving.
* *
*
De kamerleden staan voor een moeilijke
keus. De nachtarbeid moet afgeschaft
en de meesten hunner zullen daartoe
willen medewerken, althans voor zoover
de Tweede Kamer betreft. Wordt het
ontwerp in zijn tegenwoordigen vorm
aangenomen, dan bestaat een kans, die
bijna zekerheid is, dat de som der
bedrijfsmisstanden niet wordt verminderd
en de thans nog toenemende vooruitgang
wordt vertraagd. Wil Regeering en Kamer
zich de tienurenmotie herinneren, erbij
bedenkende, dat de
tienurenwenschelijkheid in verhoogde mate geldt voor het
bakkersbedrijf met zijn dubbele productie
op Zaterdag, dan is het mogelijk dat
Talma's naam verbonden wordt aan het
verdwijnen vaneen grooten misstand. Die
groote lotsverbetering van duizenden
bakkersgezellen is mogelijk met minder
schadelijke en niet te voorziene nadeelen
voor het bedrijf in zijn geheel, dan met
reden verwacht worden van dit
regeeringsontwerp.
De vlucht van den Hertog.
Gelijk de geduldige lezer zich herin
nert, hebben wij den heer den Hertog
in ons jongste nummer een heele reeks
van onontkenbare waarheden voorgehou
den, die in onderling verband de be
schuldiging van complot" voor ieder
onbevangen man rechtvaardigden. Wij
hebben ioen gezegd: Is dit soms nog
niet voldoende? Neen? Welnu, gij hebt
voor de duizenden Telegraaf-lezers, wien
het interesseeren zal, een middel om u
schoon te wasschen : Vertel wat er in de
geheimbedpelde vergaderingen naar
waarheid is geschied. Was het slechts
iets avouabels, zoo hebt gij thans
geen reden meer het te verzwijgen....
En toch ... Hu ZWIJGT. ! Hij wil
niet meer spreken. Ziehier de manier
waarop hij de plaat poetst:
WBL NAÏEF!
Eerst heeft de heer Wiessing gepro
beerd, mij met allerlei flauwiteiten en
onjuistheden, die hij samenvat onder
den term ironie",.... af te maken; en
na ik zoo vrij ben geweest, zijn ironie"
een beetje te analyseeren, nn komt hy
klagen, dat ik over die dood-onechnldige
ironie struikel als over houtblokken en
met al mijn stijfheid in iederen zinskrul
vastraak als een konijn in een etrik."
En waar komt nn de inhoud van
's heer en Wiessing's jongste artikel, na
aftrek van boven geciteerde smaakvolle
beeldspraak op neer?
Op nóg een naïveteit. Wat ik al twee
maal gezegd heb, niet van plan te zijn, 1)
dat komt de beer Wieseing mij nu ver
zoeken te doen. Ik moet nu eens op
biechten", een stelletje vragen
beantwoorder, betrekking hebbende op de
nie-dagewe;ene samenrotting", zooals
het Complot" nn eens voor de verande
ring genoemd wordt....
De heer Wiessing kent mijn antwoord
reeds, ik behoef hem ook niet te ver
wijzen naar wat ik in mijn eerste, korte
stukje geschreven heb over het verzaken
van zijn jonrnalistenplicht, om zich be
hoorlijk en geheel naar waarheid te doen
inlichter (.,gek toch, bij hoefde
heelemaal niet ver te loopen I")... En
mürest dus slechte, voor goed afscheid
te nemen van dezen collega, die niet
schroomt de verhalen van even
slechtop-de-hoogte-zijnden als hij en zijn eigen
dwaze bedenksels uit te geven voor
waarheid en als uitgangspunt te nemen
voor minnen lasterpraat.
10 Oct. '10. H. J. DEN HERTOG.
Voor een laatsten snik is dit niet fraai.
Het statige slot van voorgoed afscheid
nemen," als men voor de oogen van hen,
die ook ons blad lezen, het zoo be
droevend heefe afgelegd, is zoowel grappig
als meelijwekkend.
Van minnen lasterpraat" te spreken,
nadat men verzuimde ons toch zoo kort
en nauwsluitend betoog van de
vorige week over te nemen, getuigt van
een journalistiek geweten, dat in har
monie is met zulk een daad.
Wij constateeren, wat de zaak zelve
betreft, en dat is voor ons tenminste
nog altijd van eenig belang: dat op onze
dubbel-geargumenteerde beschuldiging
van complot louter exclamaties
gevolgd zijn.
1) Dit is niet juist. Dit tweemaal" is
foutief. In zijn tweede stuk gaf de heer
d. H. integendeel te kennen, dat het de
manier was waarop wij hem hadden aange
vallen, die hem in zijn eerste stuk van open
kaart spelen sfaield. Dit is zoo waar, dat
menig lezer, evenals wy trouwene, bij die
betuiging van den heer d. B. verwachtte
verderop in het ellenlange artikel de o
pklaring te zullen vinden..,. Maar er
stond niets dan allemaal recriminaties. Toen
zeiden wij: gij schijnt in beginsel bereid,
alleen hebt gij het dezen tweeden keer ver
geten: welaan wij zyn nog steeds een en al
oor: zeg de waarheid, wij zullen u recht
doen.' En nn komt bij zeggen, dat hij rooit
daartoe bereid was en nu niet ie!
KRONIEK.
MOEILIJKE POSITIE.
Kort geleden verklaarde de heer den
Hertog (die naar de meening van den Kro
niek-schrijver in déze rubriek wel wat mag
worden opgemonterd), dat het ongepast il
zijn houding als Raadslid in verband te
brengen met de houding van de Hoofd
redactie der Telegraaf, waarvan hij de eene
helft is.
Het moet inderdaad een dikwijls zware
en ontstellende taak zijn deze beide
qualiteiten te vereenigen, terwijl de
redacteurshand niet mag weten wat de hand van het
Raadslid doet.
Wij lazen j l. Donderdag in de Telegraaf
b.v. het bericht, dat aldus aanvangt:
Naar wij vernemen moet de Raad in
comité-generaal als zijn gevoelen hebben
te kennen gegeven, wel te kunnen" ... enz.
De Telegraaf openbaart hier hetgeen
verhandeld is in een geheime vergadering
en hetgeen (of hij de vergadering heeft bij
gewoond of niet) voor den heer den Hertog
geen geheim is of behoeft te zijn. Zulke
openbaringen uit geheime vergaderingen
lazen wij in 's heeren den Hertogs blad meer
malen. Wij hebben natuurlijk niet het oog
op geheime vergaderingen als in Eens
gezindheid, maar op die van den Raad in het
Prinsenhof! En nu zeggen wü: hoe m o e i l ij k
moet vaak de positie zijn van iemand, die
als Raadslid in zichzelf den redacteur
negeert, en als redacteur van zichzelf als
Raadslid niet afweet! Denk u den beklagens
waardige, die b v. als Raadslid in geheime ver
gadering «.vernemend, als hoofdredacteur de
mededeeling ontvangt dat daar b.verhandeld
is. De hoofdredacteur is zeer verlangend
het eerst het nieuwtje te plaatsen, maar
als Raadslid wét hy dat het anders is...
Zwijg Raadslid! roept de hoofdredacteur op
imponeerende wijze zichzelf toe. En als
hoofdredacteur verspreidt hij dan of laat
hij toe, dat verspreid wordt, een nieuwtje...
dat hij als Raadslid onjuist weet. Brutus,
die zijn zoon veroordeelde, is er niets bij.
Wat dunkt je," zegt zijn hoofdredacteur
collega, zullen wij dit niet plaatsen P Het
zal effect maken!''
Ja," zegt verheugd de mede-hoofdre
dacteur, die als Raadslid verbleekt.
Hemel! het wordt de ondergang van de
krant!" denkt het Raadslid, die als hoofd
redacteur in de wolken is over het zijn
krant toegevallen geheim.
Moeilijk I Arme collega ...
uit het Noorden.
Na het schrijven van mijn voorlaatsten
brief in dit blad, heb ik tot mijn leedwezen
de correspondentie eenigen tijd, wegens
omstandigheden buiten mijn wil gelegen,
moeten staken. Zooals men zich misschien
zal kunnen herinneren, zat een deel van
Friesland toen onder water en had ik dien
aangaande eenige mededeelingen gedaan,
die een paar opmerkingen ontlokten aan den
heer Beekman te '» Gravenhage. Om boven
vermelde reden heb ik toen den schijn van
onbeleefdheid op mij moeten laden, door
daarop niet te antwoorden. Ik doe dit dus
nog kortelijk bij dezen, door hem te ver
zekeren dat ook ik, afgaande op wat omtrent
de beste wijze om Friesland ten allen tijde
zoowel van water af ala aan water te helpen
voor en na door deskundigen is geschreven,
de droogmaking van de Zuiderzee en het
doen vormen van een zoet watermeer, voor
dat doel het meest afdoende zou achten.
Het schijnt echter, dat geen enkele der
elkander opvolgende regeeringen de uit
voering van de daarvoor reeds bestaande
plannen heeft aangedurfd, ofschoon de
daaraan te besteden millioenen in geen
enkel geval, zelfs al zou de rekening per
saldo ook erg tegengevallen zijn, improductief
besteed zouden zijn, gelijk met andere rijks
uitgaven voor en na wel het geval schijat
te zijn geweest.
En als de heer Beekman vraagt: maar kunt
gij dan in dezen niet het initiatief nemen,
naamgenoot van wijlen den grooten Friesehen
koning?" dan antwoord ik, dat ik, helaas
althans wat macht betreft niets anders
met mijn doorluchtigen fieren voorzaat ge
meen heb dan den schrijversnaam, dien ik
hem ter eere aannam. Maar bovendien, zelfj
Radboud's reuzenfiguur en ontembare moed
kon niet verhoeden dat Frieslands zelf
standig bestaan een einde nam; Friesland
is thans zelfs voor veel minder omvangrijke
en minder afdoende middelen grooiendeels
aangewezen op het Rijk, waarvan het slechts
een zeer bescheiden deel uitmaakt.
Het schijnt dat het Rijk dan nu ook
eindelijk hulp zal verleenen, althans de
Troonrede sprak van de beschikbaarstelling
van gelden, ter bevordering van den water
afvoer in de drie noordelijkste provinciën.
't Zal mübenieuwen wie zich nu de eer
van deze vooreerst nog slechts aange
kondigde hulp zal toerekenen. Verma
kelijk was het n.l. te zien, hoe bij de over
strooming in 't laatst van 't vorig en 't
begin van dit jaar vertegenwoordigers van
de verschillende politieke partijen aan een
nieuw soort van watersport deden. Het
eerst kwam Tiomson, de Liberale-Uflieman,
afgevaardigde voor Leeuwarden, toen
Trpelstra, gewezen afgevaardigde voor
Tieljeksteradeel, voorwerker der S.D.A.P., tege
lijk met de ministers Regoiit en Talma,
vertegenwoordigende de coalitie-christenen
en eindelijk werd nog aangekondigd het
hooge bezoek van mr. Limburg, vrijzinnig
demokratisch afgevaardigde voor
Schoterland, die voor deze gelegenheid zelfs van
een ingenieur vergezeld zou zijn. Of dit
laatste bezoek doorgegaan is, weet ik niet;
ik hoorde noch las er verder iets van. 't Is
dus of niet doorgegaan, of heeft incognito
plaats gehad, wat evenwel minder aanne
melijk is na aankondiging per
dagbladtrommelslag. Misschien heeft mr. Limburg,
wiens taak als vrijzinnig demokraat mede
is de klasse-tegenstelling en dus ook andere
tegenstellingen minder vlijmend te maken
en voor wien het als jurist minder nood
zakelijk was een onderzoek in loco in te
stellen, het bij nader inzien beter geacht
de genoemde heeren met hem in conferen
tie samen te roapen, waarbij ze, na elkander
volgens hunne meer speciale bekwaamheden
van technisch, theologisch, krijgskundig,
Eociaal en juridisch advies omtrent de aan
hangige zaak te hebben gediend, deze vol
doende hebben voorbereid om de desbe
treffende passage in de Troonrede het leven
te schenken. In dit geval en dat zal
dan in 't vervolg wel blijken kunnen
ze de eer der hulpvaardigheid broeder
lijk met de regeering samen deelen en
zou een en ander een schoon voorbeeld
zijn van wat door eendracht gedaan
kan worden in zaken, die immers bui
ten een bepaalde partij-politiek liggen ?
Intusschen zal de redding nu wel worden
gezocht in de plaatsing van een groot
atoomgemaal ergens aan de Zuiderzeekust en
in de verdieping van de stroomgeul in de
Lauwerzee, waarin Friesland zijn overtollig
water ten Noorden loost; de waterafvoer
zal dan tenminste beter dan thans geregeld
zyn. Volgens sommige deskundigen al
thans die zich zoo noemen zou zelfs alleen
de verdieping van genoemde stroomgeul,
mits samengaande met verbreeding en ver
dieping van de toevoerkanalen, alleen
vol