Historisch Archief 1877-1940
BE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1738
doende zijn en zal het atoomgemaal,
dat met annexea eenige millioenen zal
moeten kosten, «ten nadee.ligen kant hebben,
dat het slecht» uiterst celden zal hebben
te weclUB en de machinerieën meer door 't
niet-gebruik zullen omkomen dan door
gebruik slijten.
Deze profeten krijgen in zoover gelijk
dat in dit jaar, wat men een normaal jaar
kan noemen, tot dusver de waterstand in
Friesland zoo mooi is als maar gewenscht
kan worden «a alleen gedurende een paar
dagen in den afgeloopen zomer de vrees
voor '«nderloopen van nog te maaien landen
heeft bestaan.
Daarentegen is in een ander deel van
Friesland, het Lindegebied, dat niet op
Friesland's boezem doch in 't Oyeryselsca
zeeplaatsje Kuinre zijn afwatering vindt,
nog voor ettelijke duizenden aan gras ver
loren gegaan. Dit riviertje de Linde, dat
in een gehucht van Zuid-Oostelijk Fries
land aan de Drentsche grens, achter een
boerenwoning, in een gewoon greppeltjeof
gootje zijn oorsprong heeft, ii
Rijks-eigendom. Zoowel door zijn geringe afmetingen
als zijn onnoemelijk aantal kronkelingen
over 't grootste deel van z'n lengte, is het
zoowel voor de scheepvaart als voor de
afstrooming zoo goed als onbruikbaar,
zoodat het gebied hetwelk door dit riviertje
beheersen! wordt, niet alleen zeer geïsoleerd
is, maar tevens bij den minsten
overvloedigen regenval overstroomd wordt. Het Rijk
Weigerde tot heden het riviertje door af
snijding van bochten, verbreeding en ver
dieping voor scheepvaart en afstrooming
geschikt te maken en pogingen van enkele
eigenaren van aangelegen landen, om door
eigen initiatief, met hulp zoo mogelijk van
Rijk en Provincie, in een en ander te
voorzien, 'mislukten tot dusver; naar be
weerd wordt niet het minst door tegen
werking van de grootste eigenaren.
Dit laatste schijnt zoo op 't eerste gezicht
.vrijwel onverklaarbaar, doch wordt begrij
pelijker als men weet dat de meeste aan
de "Linde gelegen heoilanden, landen zija
die nooit worden bemest, maar voor het
verkrijgen van meerder vrucht in den
winter onder water moeten staan. Wel
zouden ze by inpoldering, bemesting en
verdere bewerking veel meer kunnen op
brengen, doch dan moeten, zooals men dat
in Friesland noemt, de eigenaren met
geld voorop", waarvan ze in den regel in
de eerste jaren geen rente kunnen maken.
Bekrompenheid, gemis aan blik in de
toekomst, van de onwillige eigenaren was
dus da oorzaak van gebrek aan medewer
king voor het plan om door kanaliseeren
en indijking, egaliseeren, enz. honderden
hectaren land aanmerkelijk te verbeteren,
den waterafvoer goed te regelen en het
zuid-oostelijk deel der provincie uit zijn
isolement op te heffen.
Intusflchen is er sprake van dat ook deze
zaak opnieuw zal worden ter hand genomen;
vanwege de Provincie zal een ingenieur
speciaal met een onderzoek en het maken
van plannen dienaangaande worden belast,
het Rijk zal waarschijnlijk ook hier willen
tubsidieeren en vele eigenaren schijnen wat
wijzer te zyn geworden ook, niet het minst,
omdat met modernere hulpmiddelen als
kunstmest, enz., de landverbetering inmid
dels meer direct loonecd is geworden. Zoo
zal dan misschien binnen enkele jaren de
waterafvoer in Friesland, ook voor abnor
maal natte jaren, geregeld worden.
RADBOUD.
De Chineezen te Soerabaja.
Ons werd uit Soerabaja toegezonden het,
meenen wij, eerste nummer van een in die
stad verschijnend Chineesch dagblad.
Naar men ons daarbij schreef is dit blad
het orgaan van den aldaar in tien jaar
tyds ryk geworden Chinees Tio SiekGiok.
De krant ziet er apetijtelijk uit en is ook
geïllustreerd. De eerste en reeds dadelijk
treffende illustratie geven wij in repro
ductie hierbij.
Even nadat het blad, met commentaar,
ons in handen kwam, ontvingen wy het
e veneens te Soerabaja verschijnend Weekblad
voor Indiëvan den heer M. van Geuns. In
dit Weekblad bevindt zich in reproductie
dezelfde plaat, en de heer Van Geuns
schrijft er onder meer bij:
.... achterstaand prenije is niet
heelell&fon
VALSE DIABOLIQUE.
Novelle van EEIN'HOLD ORTMANN.
Vertaling van EMIL WEQELIS.
-je«
I.
Het geschiedde na een concert van den
beroemden viool virtuoos S. Na het donderend
applaus had de gevierde kunstenaar er wel
toe moeten overgaan om aan het dringend
verlangen der opgewonden menigte te vol
doen, door op zijn laatste voordracht nog
een toegiftje te laten volgen, dat niet op het
programma vermeld stond. Het was een korte
compositie met een hoogst eigenaardig, de
monisch-wild karakter. Ofschoon het, wat
muzikale waarde aanging, ver achter stond
bij de heerlijke scheppingen van Mendelssohn,
Vienxtemps en Brabms, naar welke wij de
twee laatste uren geluisterd hadden, boeide
het toch door het geprononceerde vreemde
thema en den duisteren hartstocht der tonen
onweerstaanbaar de oplettendheid der toe
hoorders. Het was een echt virtuosenstuk,
vol met de zwaarste passages, en de kunste
naar had het zonder twijfel alleen gekozen,
om zijn meesterschap in de behandeling van
het prachtige instrument nog eens op zyn
voordeeligst te laten uitkomen.
Toen hij geëindigd had, brak opnieuw een
stormachtig applaus los, en meer dan eens
moest de virtuoos vriendelijk glimlachend
het donkergelokte hoofd buigen, om zy'n dank
te betuigen. Doch toen de toehoorders
eindeiyk langzaam de zaal verlieten, hoorde men
overal vragen naar den naam van den com
ponist van het eigenaardige stuk, dat de
virtuoos het laatst had gespeeld. Niemand
herinnerde zich, het ooit vroeger te hebben
gehoord, en ik zelf wist ook niets meer te
antwoorden, toen een mübekende dame my
dezelfde vraag. deed. . .
Eensklaps viel mijn oog op de beschaafde,
door de jaren een weinig gebogen gestalte
van den man, die vroeger een geestrijk
wegmaal een puzzle. De gevleugelde man,
die een vlag met Chineescho karakters
in de rechterhand houdt, kan moeilijk
iemand anders zijn dan een zoon van
het Rijk van het Midden. Den eenen
voet zet hij zegevierend op de heup
van een meneer, die erg onderdanig
groet en blijkens zija kleeding en ge
laatstrekken een Westerling is; de
andere voet rust hard op den nek van
een man, in wien het niet moeilijk
valt een Oosterling te herkennen.
Onder het drietal wordt een primi
tieve kaart opgemerkt de kaart van
Nederlandsch-Indië, zeer ruw en ver
wrongen, maar niet onduidelijk ge
schetst. Men onderscheidt Sumatra en
de westelijk daarvan liggende eilanden;
Banka en Billiton; Java; Borteo; de
kleine Soenda Eilanden en verder een
vlak dat Cdlebes zal moeten verbeelden,
Het schiereiland Malakka, naar het
noorden afgebroken, is eveneens op de
kaart terug te vinden.
De bedoeling van den teekenaar kan
moeilijk worden misverstaan. Maar de
tekst-onder de prent neemt alleu twijfel
weg. Een ontwikkelde Chinees van miji
kennis, een betrouwbaar man, heeft
müvan dien tekst een vertaling be
zorgd. Zij luidt:
Een tyfoon (orkaan) zal onstuimig
waaien. Dd stroomende wateren zullen
woest in beweging zijn. De
Chineesche litterati (geletterde voorgangers)
zullen de aanvoerders zijn naar de
toekomst van 't Cnineesche volk."
In de vlag staat geschreven: De
komende tijden van dellan Boem SiuPo."
Het is dus een toekomstbeeld, dat
ons hier wordt voorgehouden. Deze
toekomst zal niet kalm naderkomen;
neen, stormen die de wateren zullen
opzweepen zullen eraan voorafgaan.
Voor dat geweld van winden en wateren
mag men zeker het geweld der wapenen
lezen. Wanneer die wapenen zullen
hebben overwonnen in het gebied dat
door de kaart vrij duidelijk wordt
aangegeven, zullen de mannen, die in
China de moderne beweging leiden,
komen en het werk voltooien. De
inboorlingen van ons Indiëzullen den
voet van den veroveraar op den nek
voelen en de tegenwoordige heerschers,
de Nederlanders, zullen hem eerbiedig
begroeten en ook den druk van zijn
voet ondervinden.
wijzer voor mij was geweest in het ryk der
tonen. Wanneer iemand opheldering kon
geven, dan was het zeker deze uitstekende
kenner van de geheele mudkale literatuur,
hij, wiens buitengewone kennis en verbasend
geheugen ik reeds meermalen had mogen
bewonderen.
Zonder aarzelen (rad ik daarom beleefd
groetend op hem toe. Doch dadelyk had ik
berouw van mijn indringerigheid, toen ik
bemerkte, hoe ongaarne hy schijnbaar ge
stoord werd. Daarom alleen reeda had hij
zich zeker achter een der dikke pilaren terug
getrokken waarop de galerij rustte, om onge
stoord den menschenstroom voorbij te kunnen
laten trekken. Hij zag er aangedaan uit en
het bleeke gelaat en de oogensch^nlijke
zwakte van zijn vrij kleine, tengere gestalte
deden mjj draevig aan, want, ondanks zijn
witte haren, was ik nog nimmer te voren
zoo duidelijk er aan herirmerd, dat de voor
treffelijke man wel zser dicht tot het einde
van zyn aardsch bestaan scheen te zyn ge
naderd.
Meer om mijn naderkomen te verontschul
digen, dan dat het rny nu nog bijzonder
interresseerde, vroeg ik hem naar donnaan
en het ontstaan van dat onbekende muziek
stuk. Ea mijn vermoeden, dat hij wel op de
hoogte zou zijn, werd wérkelijk bewaarheid.
Het is de Valse diabolique l" zeiie hij met
zy'n gewone welwillendheid, en de com
ponist heet Boleslaw Ostrowski."
Een absoluut onbekende naam. Doch
iemand, die een toekomst schynt te hebben."
Een weemoedige trek vloog over het gela&t
van den ouden man.
Neen, waarde dokter ! De arme Ostrowski
heeft geen toekomst meer, want hij rust reeda
sedert 25 jaren in de moederaarde, en hy
werd door niets overleefd dan door deze
grillige Valse diabolique, welke ik ook reeds
lang dood en begraven meende."
Ik had den indruk, alsof het spreken hem
moeielyk viel, en wilde daarom met een woord
van dank heengaan. Doek hij legde de hand
op mijn arm.
Zoo u mjj morgenavond in mijn woning
wilt bezoeken, zal ik u het een en ander
Hier wordt een toekomstbeeld ont
worpen, dat ons maar erg matig zal
kunnen bevallen.
Er zullen er zijn, die er om lachen.
Wat beteekent de stem van China in
het koor der volken? Welke kracht
gaat er uit van de pngetelde millioenen
die van Peking uit heeten te worden
geregeerd ?
Het moet worden erkend: nog altijd
maakt het groote Rijk zich meer be
lachelijk dan dat het imponeert. Maar
het staat vast, dat de elementen van
politieke macht ginds aanwezig zijn.
Ze liggen er als 't ware
opgehoopt.Als die onomvaambaie menschenmassa
kan worden in beweging gezet, gestuwd
naar n doel, zal een enorme schok
worden teweeggebracht.
Op die misschien niet direct nabije toe
komst behoeft men, meenen wij, trouwens
niet te wachten. Japan, dat geen lachlust
opwekt, is wel bereid voor zaakwaarnemer
te fungeeren, waar zijn belang dit mee
brengt. E a een propaganda als van deze
Chineeeche plaat komt Japan van pas.
De heer Van Geuns vervolgt:
Er komt iets bij.
In Ned.-Indiëzijn verscheiden dui
zenden Chineezen gevestigd, die
Nederlandsche onderdanen zijn. Wij weten
allen dat zij ernstige grieven hebben
en wenscheu ook allen dat die ten
spoedigste worden weggenomen, maar
dit verandert niets aan de gtaatsrech
telijke positie, waariu de Mongolen
hier te lande verkeeren. Prenten met
een oproerige strekking als de hiernaast
afgebeelde zijn een hoon jegens het
gevestigde gezag. Dit mag dergelijke
beleedigtngen ik gebruik den meer
voudsvorm, omdat de teekenaar van de
Han Boem Sin Po het niet bij n
plaat gelaten heeft niet toelaten.
Van de gevolgen van het kunstmatig
kweeken van ontevredenheid rep ik
slechts terloops.
Onder de in hat begin dezes jaars in
Engelsch-Indiëafgekondigde Press Act
ware de redacteur van een blad met
een zoo seditieuze tandenz zonder den
minsten twijfel met eenige jaren ver
banning gestraft. Ik ben geen vriend
van persvervolgingen en recommandeer
evenmin verbanningen, maar liberaliteit
ontaardt in zwakheid, wanneer zij op
een hoon als boven geschetst niet rea
geert. Men kan nu eenmaal niets alles
langs zijn kant laten gaan.
over Boleslaw Ostrowski vertellen en over
den Valse diabolique, waaraan de vreeseiijkste
herinneringen mijns levens onafecheidbaar ver
bonden zijn. Voor vandaag moet u mij ver
ontschuldigen. Ik zou zeker niet hier zijn
gekomen, zoo ik had kunr en vermoeden, dat
S. het onzalige stuk zou speler/'
Zy'n stem trilde zoo, dat ik haastig afscheid
naro. Den volgenden avond klom ik vol ver
wachting de trap omhoog, welke toegang
gaf tot de woning van mijn ouden meester,
dien ik zoo hoog schatte. Hij leefde daar
stil teruggetrokken met zijn grijze zuster die
de kleine huishouding verzorgde. Zijn vrouw
was rsedsjaren geleden gestorven en kinderen
had hij nooit gehad. Thans gaf hij al zijn
teederbeid en de rest zijner langzaam ver
dwijnende levenskracht aan de geliefde kunst.
Ik voiii hem o/er een lijvige partituur ge
bogen en zag met voldoening, dat hij er beter
uitzag dan den vorigen avond, artelyk gaf
hij my de hand en noodigde inij uit naast
hem op de sofa plaats ta nemen. In de vrien
delijk verlichte kamer, aan welks muren
tallooze portretten van beroemde
toonkunstenaars hingen, en tueschen de vertrouwde,
ouderwetsche meubelen, waarvan zeker ieder
stuk zijn igen geschiedenis bezat, viel het
mij niet moeilijk, in de goede stemming te
komec, welke ons anders niet altijd voorde
jeugdherinneringen van andere ten dienste
etaat.
De musicus begon niet dadelijk over
Boleslaw Oatrowski te vertellen, zooals ik
gedacht had. Hij babbelde eerst over alles
en nog wat, alsof het hem awaar viel, zijn
gisteren gegeven belofte te houden, en toen
ik ten slotta een stille wenk in die richting
gaf, ontstond tot mijn verwondering een lange
pauze, voor hij mijn langzamerhand vrij leven
dig geworden nieuwsgierigheid bevredigde.
Nooit in mijn leven heeft mij een ver
telling zoo aangegrepen, als die, welke ik
thans vernam. Toen ik laat in den avond
diep geroerd van den ouden man afscheid
nam, drukte ik hem slechts zwijgend de hand,
toen hij zeide: En nu nog eens, waarde
dokter; zoo lang ik leef, mag u de geschiedenis
van den armen Oatrowski niet onder de
Waarop de Nederlandsch-Indische jour
nalist aan da Regeering te verstaan geeft,
dat zij tegen den opruienden redacteur
krachtig moet optreden. De verbetering
van de rechtsspraak en de afschaffing der
passen zullen geen doeltreffende antidota
blijken tegen het gif dat bezig is zich op
te hoopen."
Neer, inderdaad : Waar jarenlange
achteruitzetting van een zoo nijvere en
ingetogen bevolking als de Chineesche, die
nog heden ten dage als de Joden in Rus
land in afzonderlijke wijken moeten verblijf
houden, dat gif van den haat heeft opge
hoopt. ...
Op het oogenblik dat wij dit schrijven
zal de Chinees, die zelf tot zooveel aanzien
kwam, dat hij buiten de Chineezenwijk
wonen mag, en die de zelfvoldane inspirator
wordt genoemd van deze politieke krant,
wel achter slot en grendel zitten. Het zou
verkeerd zijn als het anders was. Zoomin
als wij in Nederland zouden kunnen dulden
dat een kolonie buitenlanders, bij ons woon
achtig, op ons grondgebied op dergelijke
wijze onzen ondergang als volk kwam ver
kondigen, evenmin kan het Ned. Indische
Gouvernement een propaganda toestaan als
ligt uitgedrukt in deze naar wij hooren
reeds populaire prent.
De Chineezen, hoewel onderdanen, treden
hier op als vijandige buitenlanders.
Maar treurig is hot, dat wij moeten
constateeren, dat, thans als anders, wederom
geweld zal moeten herstellen (als er nog
te herstellen valt) wat vooruitziend beleid
en een klein beet j 9 meer rechtvaardigheid
jegens die menschen had kunnen voorkomen.
Aflriasn m Ml t
Eerst vijf-en-veerlig jaar oud, is Adriaan
van Oordt gestorven aan een hartkwaal, die
hem reeds lang van zijn levensvreugd en
beste kracht beroofde en tot een schaduw
maakte van zijn vroegeren zelf. Hij behoorde
tot de waarljjk levenslustigen, tot hen, die
nooit vroegen: waarom hun de last des
levens werd opgelegd, maar luchtig en
trillend van doenlu-t ontwaken in eiken
nieuwen dag; en bet is weemoedig te be
denken, hoe wellicht juist deze energie, de
overgrootp, ze^frertrouwende levenlust, die
ge^n grens aan zy'n krachten scheen te
stellen, hem eindelijk en voorgoed ge
broken heef'.
Nu terugziende op dat voor hem zelf,
\oor zijn gezin, voor de kunst al te vroeg
afgesloten bestaan, wordt ons duidelijk, wat
vroeger wel eens twijfelachtig was: da eenheid
van zijn leven en kunst, van die droomige,
on'ziglg'k visionnaire verbalen uit een voor
ons 19e-eeuwers zoo schimmig verleden en
zijn ruige, bij uitstek nuchter-practieche,
zelf doende le?en in een boschhut aan den
heidezoom.
Maar in die verwijdering van de men-ehen
en het gekunstelde leven, in die liefde
tot natuur en eer/lamheid, die spontaan
en eclier onbewust geschapen sfeer van
primitiviteit en norsche afzondering was
wél de Van Oordt van Irmmloo en Warhold,
de dichter, die zelfs in de drukke stad, op
de p'aats, die de ironie van het lot hem
aanwees ie midden van het wreedst enfelet
verkeer, een halstarrig tot zijn iunst ge
richte eenzame bleef en van de moderne
maatschappelijke verhoudingen eigenlijk nooit
meer dan het oppervlakkige heeft gekend.
Hy zelf en zjjn kunst, zij stonden bei Ie
zoo vreemd tot deze nuchtere en luid
ruchtige wereld. De omwenteling van '80
had ook wel dit talent gewekt, met haar
roep om persoonlijkheid en passie, en wat
de meest bijzondere kenmerken dier tachtiger
kunst zy'n, vindt men bij Van Oordt terug.
Zg liet heai zijn Biniy'ke levenslust en na'.uur
liefde breed uitvieren, zy ook deed hem in
zelfgenoegzaam individualisme alle gemeen
verstaanbaarheid minachten. De zuiver
perSDonlijke uitdrukking, die de Tachtigers"
eischten, de verachting van alle
verstandely'kheid, de zinlijke ontvankelijkheid voor
het uiterlijke leven, die het Franeche
naturamenschen brengen ; het kost mij telkens een
stukje leven, er aan herinnerd te worden,
en ik moet wel een weinig zuinig omgaan
met den kleinen voorraaJ, waarmede ik nog
begiftigd ben.1'
En hot noodlot had die voorraad nogkariger
afgemeten, dan hij ze!f dien avond kon
vermleden. Kaeds weinig maanden ater droegen
wij den edelen bescheiden man ten graveen
ik was reeds spoedig van mijn belofte bevrijd,
welke ik hem door mijn handdruk had ge
geven. Doch niettegenstaande dat heb ik nog
tweemaal het jonge gras laten groeien op
zijn grafheuvel, voor ik nu in een ernstig uur
er toe kan komen, ook voor anderen dat
sombere beald na te teekanen, dat
destijJs voor mijn oogen oprees uit zijn eenvou
dige vertelling, waarvan ieder woord slechts
de zuiverste waarheid ademde.
Het ia immerssteedsdegruwelijke
werkely'kheid, welke, allen dichters ten spijt, de meest
aangrijpende tragedies samenstelt!.. .
De musicus vertelde: Hot was een November
avond van het jaar 1836. Ik had juist met
eenige gunstig ontvangen composities mijn
eerste kleine gucces gevierd en bevond mij
in de gelukkige stemming van een jongen
mar, wien het gansene leven slechts n
groot paradijs vol geluk en zonneschijn toe
schijnt. Ia den geest zag ik mij later reeds
tusschen de grootste helden der toonkunst
zitten; en voor alle andere aardsche heerlijk
heden wa3 voldoende gezorgd door mijn ver
loving met een dierbaar wezen, dat voor mij
natuurlijk het toppunt vau alle vrouwelijke
bekooriykheid wa?. Geen wonder dus, dat ik
gaarne de geheele wereld zoo gelukkig wilde
zien, als ik zelf was. Ondanks mijn zeer be
scheiden middelen had ik op den terugweg
naar mijn woning een dronken vagabon l een
halve gulden gegeven, en het bewustzijn van
deze naar mijn idee goede daad deed mijn
borst zwellen, toen ik door een zeer on
verwacht bezoek verrast werd.
Ik zat voor de piano en mijn in het
EOtisterrain gelegen kamer werd slechts door het
spaarzame licht van een atraatlantaarn,
juist voor mijn venster stond, verlicht. Ik hield
van die flikkerende, onzekere verlichting,
lisme hier nog eens nadrukkelijk ten beginsel
kwam stellen, het xond alles in Van Oordt
een vrnehtbwen bodem, en doorvoeringtot zijn
uiterste consequentie, en zoo is deze kunste
naar büuitnemendheid een leerling en volger
der Tachtigers geweest.
Maar ook meer dan dit.
Zoo zjjn levenslust het uiterlijk schoone
van IJjn en kleur vierde, het was toch vooral
in het verleden, dat hy die schoonheid zocht
en waar alleen zijn verbeelding al geheele
voldoening vond. Zijn hart ging uit naar dat
verleden, dat hij simpeler en tegelijk kleuriger
gevoelde dan het egaal-grijze heden, sterker
van emotie, edeler van plastiek en beweging.
Van het middeleeuwfche klooster- en
ridderleven, met zy'n geestelijke en zinlijke schoon
heid, vooral kwam een groote bekoring tot
hem. Het was of een heimelijke verwant
schap over vele eeuwen heen dezen moderne
met die wonderbare tijden verbond. Hun
instinctieve leven, hun onstuimige kracht en
dierlijkheid, hun verheven geestdrift heeft
Van Oordt, dunkt mü, begrepen en nagevoeld,
als hier te lande enkel Ary Prins, en in het
buitenland niemand heeft vermocht.
Hoe had hy dan, verdiept in zoo wy'dsche
visioenen, anders dan een individualist, een
in het gewone leven verdwaalde kunnen zy'n l
Hy sprak niet, büverhandelde" niet over
dat vroeger gebeurde, met angstvallige zorg
voor zoogenaamd historische juistheid" ...
by leefde er zelf in of beter: het verleden
herleefde in hem, een middeneeuwsche geest
kwam nog eens voor ons die ver ie wonderen
waarmaken en getuigen van de pracht eener
verloren werkelijkheid
Zoo verliezen wij dan veel door zy'n dood,
want zijn ontwikkeling was nog niet tot vol
heid gekomen. Ook in Warhold nog vertoont
zich de overmaat in het gedrang van een
jonge, felle verbeelding, die nog niet leerde
zich te beheerschen en uit het vele het beste
te geven. Wat in de taal den indruk maakte
van zwaar en doorwerkt te zij n, was in
waarheid vluchtig en snel neergeschreven
uit een o verrijke, o verkrachtige stroom van
visie. Op den duur zou Van Oordt rustiger
geworden zijn, het dicht gedrang zijner
echerpheldere visies hebben leeren matigen en
regelen en ook zy'n nu reeds wonderlijk
bloeiende taal hebben gezuiverd van het al
te gewrongene, al te grillige en eigen gerech
tigde.
Eerst dan zou zijn kunst tot het grootsche,
monumentale geworden zijn, waarop zij blijk
baar gericht was.
Nu dit niet zoo mocht ly'n en Van Oordts
prachtvol Oeuvre onvoltooid bleef, mogen
wy' echter ons tevreden en dankbaar betoonen
voor wat hu heeft gegeven, overtuigd dat
in de na-tachtiger kunst geen zeldzamer
verschijning was dan de zijne, die de macht
had een schoon verleden te wekken, waarmee
onze tijd alle verband scheen te hebben
verloren.
Zoolang de Nederlandsche Literatuur be
oefend en gekend worden, zal men zich den
dichter Adriaan Van Oordt herinneren en
zy'n werk blijven genieten.
FKAKS COKSSK.
Vertaling en yertooDing in bet MM ren
Dr.JBns'-UtóKoo'OJierton."
DIE UNIVERSALBBBK, Lvslgpiel in 4 Akten
van Dr. Juris nach dem Hol/andüchen
bearbtitet van Ernst Keiler werd, volgens een
van bevriende zijde toegezonden aanplak
biljet, vertoond in het Kur-theater oden"
door het gezelschap van het Khein-Mainisch
Verbandj-Theater", Direktion: F. Hauser und
F. Nygrin, voor het eerst Donderdag 11
Augustus 1910. Op het aanplakbiljet staat
twee maal recht en links gedrukt:
Urauflu'irung!"
Achter de aanduiding Ort der Handlung:
Eine Provinzialstadt in Holland. Zeit 1860"
heeft een der directeuren met potlood
ge,echreven: Es wnrde ein weinig in Koatüm
gespielt."
Het Duitsche gezelschap had Die
Universalerbe" reeds an dag vroeger, in het
Buckenheimer Sommertheater" vertoond.
In de eveneens vriendelijk toegezonden
Frankfurter Nachrichten" van 11 Aug. 1910,
leest men: Geleiders van het Zomertheater
in Bheingauer Hof", de directeuren van het
Khein-Mainisch-Verbandstheater, Hauser en
Nigrin hebben ten spijt van het voor hunne
ondernemingongnnatige weder door niet te ont
moedigen werkzaamheid en degelijke
voorstelwelke zulke fantastische schaduwen wierp,
en maakte mijzelf wijs, dat mijn scheppende
kracht daardoor aangewakkerd werd. Doch
zij was te zwak, om de trekken van den
binnenkomende, een langen, slanken man, te
kunnen onderscheiden, en eerst toen hij begon
te spreken, herkende ik hem aan den weeken
klank der welluidende stem en het lichte
slavieche accent.
Boleslaw l" riep ik werkelyk verheugd uif.
Behoort gy dan toch nog tot de levende»,
oude jongen?"
De schertsend bedoelde vraag had toch wel
eenigen grond van bestaan, want zes jaren
geleden waren wij gescheiden met de heilige
belofte, elkander met korte tnsschanpoo/.en
te schrijven, en ik had toen het werkelijke
voornemen, my'n belofte te houden. Doch
mijn eersta brief was onbeantwoord gebleven
en de tweede was na lang dwalen onbestel
baar teruggekomen. Niet n enkel
levensteeken had ik in dien langen tyd van Ostrowski
ontvangen en daar ik ook langs andereu weg
geen tijding van hem kreeg, was ik werke
lijk gaan gelooven, dat hij zeker gestorven
wa?. Want wij waren beiden by het afscheid
overtuigd geweest, dat hy niet de helft van
dien tijd zou noodig hebben, om wereld
beroemd te worden. Wij hadden bij den
zelfden meester ome opleiding ontvangen,
doch hy was verreweg de meest begaafde
geweest. Hij had bij ons allen ook bij den
begaafden leeraar voor een genie gegolden,
en meer dan eens had ik tot diep in den
nacat verrukt en vol geestdrift geluisterd
naar de wilde, hartstochtelijke fantasiën,
welke hij aan de viool ontlokte. Hij waa
naar Parijs gegaan, om daar zy'n studies te
voltooien doch het scheen hem in het groote
Babel aan de Seine niet lang bevallen te zij n,
daar ik hem reeds zoo spoedig uit het oog
verloor. Nu deed het my' dubbel goed, hem
weer te zien, want ik was nimmer ontvanke
lijker geweest voor de herinneringen aan een
oude vriendschap, als in dien, voor mij zoo
heerlijke», tijd.
Eenigszins overdreven verrukt nam ik zijn
beide handen, die ijskoud in de mijne rustten,
en het viel my niet dadelijk op, dat zy'n