De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 16 oktober pagina 2

16 oktober 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

BE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1738 doende zijn en zal het atoomgemaal, dat met annexea eenige millioenen zal moeten kosten, «ten nadee.ligen kant hebben, dat het slecht» uiterst celden zal hebben te weclUB en de machinerieën meer door 't niet-gebruik zullen omkomen dan door gebruik slijten. Deze profeten krijgen in zoover gelijk dat in dit jaar, wat men een normaal jaar kan noemen, tot dusver de waterstand in Friesland zoo mooi is als maar gewenscht kan worden «a alleen gedurende een paar dagen in den afgeloopen zomer de vrees voor '«nderloopen van nog te maaien landen heeft bestaan. Daarentegen is in een ander deel van Friesland, het Lindegebied, dat niet op Friesland's boezem doch in 't Oyeryselsca zeeplaatsje Kuinre zijn afwatering vindt, nog voor ettelijke duizenden aan gras ver loren gegaan. Dit riviertje de Linde, dat in een gehucht van Zuid-Oostelijk Fries land aan de Drentsche grens, achter een boerenwoning, in een gewoon greppeltjeof gootje zijn oorsprong heeft, ii Rijks-eigendom. Zoowel door zijn geringe afmetingen als zijn onnoemelijk aantal kronkelingen over 't grootste deel van z'n lengte, is het zoowel voor de scheepvaart als voor de afstrooming zoo goed als onbruikbaar, zoodat het gebied hetwelk door dit riviertje beheersen! wordt, niet alleen zeer geïsoleerd is, maar tevens bij den minsten overvloedigen regenval overstroomd wordt. Het Rijk Weigerde tot heden het riviertje door af snijding van bochten, verbreeding en ver dieping voor scheepvaart en afstrooming geschikt te maken en pogingen van enkele eigenaren van aangelegen landen, om door eigen initiatief, met hulp zoo mogelijk van Rijk en Provincie, in een en ander te voorzien, 'mislukten tot dusver; naar be weerd wordt niet het minst door tegen werking van de grootste eigenaren. Dit laatste schijnt zoo op 't eerste gezicht .vrijwel onverklaarbaar, doch wordt begrij pelijker als men weet dat de meeste aan de "Linde gelegen heoilanden, landen zija die nooit worden bemest, maar voor het verkrijgen van meerder vrucht in den winter onder water moeten staan. Wel zouden ze by inpoldering, bemesting en verdere bewerking veel meer kunnen op brengen, doch dan moeten, zooals men dat in Friesland noemt, de eigenaren met geld voorop", waarvan ze in den regel in de eerste jaren geen rente kunnen maken. Bekrompenheid, gemis aan blik in de toekomst, van de onwillige eigenaren was dus da oorzaak van gebrek aan medewer king voor het plan om door kanaliseeren en indijking, egaliseeren, enz. honderden hectaren land aanmerkelijk te verbeteren, den waterafvoer goed te regelen en het zuid-oostelijk deel der provincie uit zijn isolement op te heffen. Intusflchen is er sprake van dat ook deze zaak opnieuw zal worden ter hand genomen; vanwege de Provincie zal een ingenieur speciaal met een onderzoek en het maken van plannen dienaangaande worden belast, het Rijk zal waarschijnlijk ook hier willen tubsidieeren en vele eigenaren schijnen wat wijzer te zyn geworden ook, niet het minst, omdat met modernere hulpmiddelen als kunstmest, enz., de landverbetering inmid dels meer direct loonecd is geworden. Zoo zal dan misschien binnen enkele jaren de waterafvoer in Friesland, ook voor abnor maal natte jaren, geregeld worden. RADBOUD. De Chineezen te Soerabaja. Ons werd uit Soerabaja toegezonden het, meenen wij, eerste nummer van een in die stad verschijnend Chineesch dagblad. Naar men ons daarbij schreef is dit blad het orgaan van den aldaar in tien jaar tyds ryk geworden Chinees Tio SiekGiok. De krant ziet er apetijtelijk uit en is ook geïllustreerd. De eerste en reeds dadelijk treffende illustratie geven wij in repro ductie hierbij. Even nadat het blad, met commentaar, ons in handen kwam, ontvingen wy het e veneens te Soerabaja verschijnend Weekblad voor Indiëvan den heer M. van Geuns. In dit Weekblad bevindt zich in reproductie dezelfde plaat, en de heer Van Geuns schrijft er onder meer bij: .... achterstaand prenije is niet heelell&fon VALSE DIABOLIQUE. Novelle van EEIN'HOLD ORTMANN. Vertaling van EMIL WEQELIS. -je« I. Het geschiedde na een concert van den beroemden viool virtuoos S. Na het donderend applaus had de gevierde kunstenaar er wel toe moeten overgaan om aan het dringend verlangen der opgewonden menigte te vol doen, door op zijn laatste voordracht nog een toegiftje te laten volgen, dat niet op het programma vermeld stond. Het was een korte compositie met een hoogst eigenaardig, de monisch-wild karakter. Ofschoon het, wat muzikale waarde aanging, ver achter stond bij de heerlijke scheppingen van Mendelssohn, Vienxtemps en Brabms, naar welke wij de twee laatste uren geluisterd hadden, boeide het toch door het geprononceerde vreemde thema en den duisteren hartstocht der tonen onweerstaanbaar de oplettendheid der toe hoorders. Het was een echt virtuosenstuk, vol met de zwaarste passages, en de kunste naar had het zonder twijfel alleen gekozen, om zijn meesterschap in de behandeling van het prachtige instrument nog eens op zyn voordeeligst te laten uitkomen. Toen hij geëindigd had, brak opnieuw een stormachtig applaus los, en meer dan eens moest de virtuoos vriendelijk glimlachend het donkergelokte hoofd buigen, om zy'n dank te betuigen. Doch toen de toehoorders eindeiyk langzaam de zaal verlieten, hoorde men overal vragen naar den naam van den com ponist van het eigenaardige stuk, dat de virtuoos het laatst had gespeeld. Niemand herinnerde zich, het ooit vroeger te hebben gehoord, en ik zelf wist ook niets meer te antwoorden, toen een mübekende dame my dezelfde vraag. deed. . . Eensklaps viel mijn oog op de beschaafde, door de jaren een weinig gebogen gestalte van den man, die vroeger een geestrijk wegmaal een puzzle. De gevleugelde man, die een vlag met Chineescho karakters in de rechterhand houdt, kan moeilijk iemand anders zijn dan een zoon van het Rijk van het Midden. Den eenen voet zet hij zegevierend op de heup van een meneer, die erg onderdanig groet en blijkens zija kleeding en ge laatstrekken een Westerling is; de andere voet rust hard op den nek van een man, in wien het niet moeilijk valt een Oosterling te herkennen. Onder het drietal wordt een primi tieve kaart opgemerkt de kaart van Nederlandsch-Indië, zeer ruw en ver wrongen, maar niet onduidelijk ge schetst. Men onderscheidt Sumatra en de westelijk daarvan liggende eilanden; Banka en Billiton; Java; Borteo; de kleine Soenda Eilanden en verder een vlak dat Cdlebes zal moeten verbeelden, Het schiereiland Malakka, naar het noorden afgebroken, is eveneens op de kaart terug te vinden. De bedoeling van den teekenaar kan moeilijk worden misverstaan. Maar de tekst-onder de prent neemt alleu twijfel weg. Een ontwikkelde Chinees van miji kennis, een betrouwbaar man, heeft müvan dien tekst een vertaling be zorgd. Zij luidt: Een tyfoon (orkaan) zal onstuimig waaien. Dd stroomende wateren zullen woest in beweging zijn. De Chineesche litterati (geletterde voorgangers) zullen de aanvoerders zijn naar de toekomst van 't Cnineesche volk." In de vlag staat geschreven: De komende tijden van dellan Boem SiuPo." Het is dus een toekomstbeeld, dat ons hier wordt voorgehouden. Deze toekomst zal niet kalm naderkomen; neen, stormen die de wateren zullen opzweepen zullen eraan voorafgaan. Voor dat geweld van winden en wateren mag men zeker het geweld der wapenen lezen. Wanneer die wapenen zullen hebben overwonnen in het gebied dat door de kaart vrij duidelijk wordt aangegeven, zullen de mannen, die in China de moderne beweging leiden, komen en het werk voltooien. De inboorlingen van ons Indiëzullen den voet van den veroveraar op den nek voelen en de tegenwoordige heerschers, de Nederlanders, zullen hem eerbiedig begroeten en ook den druk van zijn voet ondervinden. wijzer voor mij was geweest in het ryk der tonen. Wanneer iemand opheldering kon geven, dan was het zeker deze uitstekende kenner van de geheele mudkale literatuur, hij, wiens buitengewone kennis en verbasend geheugen ik reeds meermalen had mogen bewonderen. Zonder aarzelen (rad ik daarom beleefd groetend op hem toe. Doch dadelyk had ik berouw van mijn indringerigheid, toen ik bemerkte, hoe ongaarne hy schijnbaar ge stoord werd. Daarom alleen reeda had hij zich zeker achter een der dikke pilaren terug getrokken waarop de galerij rustte, om onge stoord den menschenstroom voorbij te kunnen laten trekken. Hij zag er aangedaan uit en het bleeke gelaat en de oogensch^nlijke zwakte van zijn vrij kleine, tengere gestalte deden mjj draevig aan, want, ondanks zijn witte haren, was ik nog nimmer te voren zoo duidelijk er aan herirmerd, dat de voor treffelijke man wel zser dicht tot het einde van zyn aardsch bestaan scheen te zyn ge naderd. Meer om mijn naderkomen te verontschul digen, dan dat het rny nu nog bijzonder interresseerde, vroeg ik hem naar donnaan en het ontstaan van dat onbekende muziek stuk. Ea mijn vermoeden, dat hij wel op de hoogte zou zijn, werd wérkelijk bewaarheid. Het is de Valse diabolique l" zeiie hij met zy'n gewone welwillendheid, en de com ponist heet Boleslaw Ostrowski." Een absoluut onbekende naam. Doch iemand, die een toekomst schynt te hebben." Een weemoedige trek vloog over het gela&t van den ouden man. Neen, waarde dokter ! De arme Ostrowski heeft geen toekomst meer, want hij rust reeda sedert 25 jaren in de moederaarde, en hy werd door niets overleefd dan door deze grillige Valse diabolique, welke ik ook reeds lang dood en begraven meende." Ik had den indruk, alsof het spreken hem moeielyk viel, en wilde daarom met een woord van dank heengaan. Doek hij legde de hand op mijn arm. Zoo u mjj morgenavond in mijn woning wilt bezoeken, zal ik u het een en ander Hier wordt een toekomstbeeld ont worpen, dat ons maar erg matig zal kunnen bevallen. Er zullen er zijn, die er om lachen. Wat beteekent de stem van China in het koor der volken? Welke kracht gaat er uit van de pngetelde millioenen die van Peking uit heeten te worden geregeerd ? Het moet worden erkend: nog altijd maakt het groote Rijk zich meer be lachelijk dan dat het imponeert. Maar het staat vast, dat de elementen van politieke macht ginds aanwezig zijn. Ze liggen er als 't ware opgehoopt.Als die onomvaambaie menschenmassa kan worden in beweging gezet, gestuwd naar n doel, zal een enorme schok worden teweeggebracht. Op die misschien niet direct nabije toe komst behoeft men, meenen wij, trouwens niet te wachten. Japan, dat geen lachlust opwekt, is wel bereid voor zaakwaarnemer te fungeeren, waar zijn belang dit mee brengt. E a een propaganda als van deze Chineeeche plaat komt Japan van pas. De heer Van Geuns vervolgt: Er komt iets bij. In Ned.-Indiëzijn verscheiden dui zenden Chineezen gevestigd, die Nederlandsche onderdanen zijn. Wij weten allen dat zij ernstige grieven hebben en wenscheu ook allen dat die ten spoedigste worden weggenomen, maar dit verandert niets aan de gtaatsrech telijke positie, waariu de Mongolen hier te lande verkeeren. Prenten met een oproerige strekking als de hiernaast afgebeelde zijn een hoon jegens het gevestigde gezag. Dit mag dergelijke beleedigtngen ik gebruik den meer voudsvorm, omdat de teekenaar van de Han Boem Sin Po het niet bij n plaat gelaten heeft niet toelaten. Van de gevolgen van het kunstmatig kweeken van ontevredenheid rep ik slechts terloops. Onder de in hat begin dezes jaars in Engelsch-Indiëafgekondigde Press Act ware de redacteur van een blad met een zoo seditieuze tandenz zonder den minsten twijfel met eenige jaren ver banning gestraft. Ik ben geen vriend van persvervolgingen en recommandeer evenmin verbanningen, maar liberaliteit ontaardt in zwakheid, wanneer zij op een hoon als boven geschetst niet rea geert. Men kan nu eenmaal niets alles langs zijn kant laten gaan. over Boleslaw Ostrowski vertellen en over den Valse diabolique, waaraan de vreeseiijkste herinneringen mijns levens onafecheidbaar ver bonden zijn. Voor vandaag moet u mij ver ontschuldigen. Ik zou zeker niet hier zijn gekomen, zoo ik had kunr en vermoeden, dat S. het onzalige stuk zou speler/' Zy'n stem trilde zoo, dat ik haastig afscheid naro. Den volgenden avond klom ik vol ver wachting de trap omhoog, welke toegang gaf tot de woning van mijn ouden meester, dien ik zoo hoog schatte. Hij leefde daar stil teruggetrokken met zijn grijze zuster die de kleine huishouding verzorgde. Zijn vrouw was rsedsjaren geleden gestorven en kinderen had hij nooit gehad. Thans gaf hij al zijn teederbeid en de rest zijner langzaam ver dwijnende levenskracht aan de geliefde kunst. Ik voiii hem o/er een lijvige partituur ge bogen en zag met voldoening, dat hij er beter uitzag dan den vorigen avond, artelyk gaf hij my de hand en noodigde inij uit naast hem op de sofa plaats ta nemen. In de vrien delijk verlichte kamer, aan welks muren tallooze portretten van beroemde toonkunstenaars hingen, en tueschen de vertrouwde, ouderwetsche meubelen, waarvan zeker ieder stuk zijn igen geschiedenis bezat, viel het mij niet moeilijk, in de goede stemming te komec, welke ons anders niet altijd voorde jeugdherinneringen van andere ten dienste etaat. De musicus begon niet dadelijk over Boleslaw Oatrowski te vertellen, zooals ik gedacht had. Hij babbelde eerst over alles en nog wat, alsof het hem awaar viel, zijn gisteren gegeven belofte te houden, en toen ik ten slotta een stille wenk in die richting gaf, ontstond tot mijn verwondering een lange pauze, voor hij mijn langzamerhand vrij leven dig geworden nieuwsgierigheid bevredigde. Nooit in mijn leven heeft mij een ver telling zoo aangegrepen, als die, welke ik thans vernam. Toen ik laat in den avond diep geroerd van den ouden man afscheid nam, drukte ik hem slechts zwijgend de hand, toen hij zeide: En nu nog eens, waarde dokter; zoo lang ik leef, mag u de geschiedenis van den armen Oatrowski niet onder de Waarop de Nederlandsch-Indische jour nalist aan da Regeering te verstaan geeft, dat zij tegen den opruienden redacteur krachtig moet optreden. De verbetering van de rechtsspraak en de afschaffing der passen zullen geen doeltreffende antidota blijken tegen het gif dat bezig is zich op te hoopen." Neer, inderdaad : Waar jarenlange achteruitzetting van een zoo nijvere en ingetogen bevolking als de Chineesche, die nog heden ten dage als de Joden in Rus land in afzonderlijke wijken moeten verblijf houden, dat gif van den haat heeft opge hoopt. ... Op het oogenblik dat wij dit schrijven zal de Chinees, die zelf tot zooveel aanzien kwam, dat hij buiten de Chineezenwijk wonen mag, en die de zelfvoldane inspirator wordt genoemd van deze politieke krant, wel achter slot en grendel zitten. Het zou verkeerd zijn als het anders was. Zoomin als wij in Nederland zouden kunnen dulden dat een kolonie buitenlanders, bij ons woon achtig, op ons grondgebied op dergelijke wijze onzen ondergang als volk kwam ver kondigen, evenmin kan het Ned. Indische Gouvernement een propaganda toestaan als ligt uitgedrukt in deze naar wij hooren reeds populaire prent. De Chineezen, hoewel onderdanen, treden hier op als vijandige buitenlanders. Maar treurig is hot, dat wij moeten constateeren, dat, thans als anders, wederom geweld zal moeten herstellen (als er nog te herstellen valt) wat vooruitziend beleid en een klein beet j 9 meer rechtvaardigheid jegens die menschen had kunnen voorkomen. Aflriasn m Ml t Eerst vijf-en-veerlig jaar oud, is Adriaan van Oordt gestorven aan een hartkwaal, die hem reeds lang van zijn levensvreugd en beste kracht beroofde en tot een schaduw maakte van zijn vroegeren zelf. Hij behoorde tot de waarljjk levenslustigen, tot hen, die nooit vroegen: waarom hun de last des levens werd opgelegd, maar luchtig en trillend van doenlu-t ontwaken in eiken nieuwen dag; en bet is weemoedig te be denken, hoe wellicht juist deze energie, de overgrootp, ze^frertrouwende levenlust, die ge^n grens aan zy'n krachten scheen te stellen, hem eindelijk en voorgoed ge broken heef'. Nu terugziende op dat voor hem zelf, \oor zijn gezin, voor de kunst al te vroeg afgesloten bestaan, wordt ons duidelijk, wat vroeger wel eens twijfelachtig was: da eenheid van zijn leven en kunst, van die droomige, on'ziglg'k visionnaire verbalen uit een voor ons 19e-eeuwers zoo schimmig verleden en zijn ruige, bij uitstek nuchter-practieche, zelf doende le?en in een boschhut aan den heidezoom. Maar in die verwijdering van de men-ehen en het gekunstelde leven, in die liefde tot natuur en eer/lamheid, die spontaan en eclier onbewust geschapen sfeer van primitiviteit en norsche afzondering was wél de Van Oordt van Irmmloo en Warhold, de dichter, die zelfs in de drukke stad, op de p'aats, die de ironie van het lot hem aanwees ie midden van het wreedst enfelet verkeer, een halstarrig tot zijn iunst ge richte eenzame bleef en van de moderne maatschappelijke verhoudingen eigenlijk nooit meer dan het oppervlakkige heeft gekend. Hy zelf en zjjn kunst, zij stonden bei Ie zoo vreemd tot deze nuchtere en luid ruchtige wereld. De omwenteling van '80 had ook wel dit talent gewekt, met haar roep om persoonlijkheid en passie, en wat de meest bijzondere kenmerken dier tachtiger kunst zy'n, vindt men bij Van Oordt terug. Zg liet heai zijn Biniy'ke levenslust en na'.uur liefde breed uitvieren, zy ook deed hem in zelfgenoegzaam individualisme alle gemeen verstaanbaarheid minachten. De zuiver perSDonlijke uitdrukking, die de Tachtigers" eischten, de verachting van alle verstandely'kheid, de zinlijke ontvankelijkheid voor het uiterlijke leven, die het Franeche naturamenschen brengen ; het kost mij telkens een stukje leven, er aan herinnerd te worden, en ik moet wel een weinig zuinig omgaan met den kleinen voorraaJ, waarmede ik nog begiftigd ben.1' En hot noodlot had die voorraad nogkariger afgemeten, dan hij ze!f dien avond kon vermleden. Kaeds weinig maanden ater droegen wij den edelen bescheiden man ten graveen ik was reeds spoedig van mijn belofte bevrijd, welke ik hem door mijn handdruk had ge geven. Doch niettegenstaande dat heb ik nog tweemaal het jonge gras laten groeien op zijn grafheuvel, voor ik nu in een ernstig uur er toe kan komen, ook voor anderen dat sombere beald na te teekanen, dat destijJs voor mijn oogen oprees uit zijn eenvou dige vertelling, waarvan ieder woord slechts de zuiverste waarheid ademde. Het ia immerssteedsdegruwelijke werkely'kheid, welke, allen dichters ten spijt, de meest aangrijpende tragedies samenstelt!.. . De musicus vertelde: Hot was een November avond van het jaar 1836. Ik had juist met eenige gunstig ontvangen composities mijn eerste kleine gucces gevierd en bevond mij in de gelukkige stemming van een jongen mar, wien het gansene leven slechts n groot paradijs vol geluk en zonneschijn toe schijnt. Ia den geest zag ik mij later reeds tusschen de grootste helden der toonkunst zitten; en voor alle andere aardsche heerlijk heden wa3 voldoende gezorgd door mijn ver loving met een dierbaar wezen, dat voor mij natuurlijk het toppunt vau alle vrouwelijke bekooriykheid wa?. Geen wonder dus, dat ik gaarne de geheele wereld zoo gelukkig wilde zien, als ik zelf was. Ondanks mijn zeer be scheiden middelen had ik op den terugweg naar mijn woning een dronken vagabon l een halve gulden gegeven, en het bewustzijn van deze naar mijn idee goede daad deed mijn borst zwellen, toen ik door een zeer on verwacht bezoek verrast werd. Ik zat voor de piano en mijn in het EOtisterrain gelegen kamer werd slechts door het spaarzame licht van een atraatlantaarn, juist voor mijn venster stond, verlicht. Ik hield van die flikkerende, onzekere verlichting, lisme hier nog eens nadrukkelijk ten beginsel kwam stellen, het xond alles in Van Oordt een vrnehtbwen bodem, en doorvoeringtot zijn uiterste consequentie, en zoo is deze kunste naar büuitnemendheid een leerling en volger der Tachtigers geweest. Maar ook meer dan dit. Zoo zjjn levenslust het uiterlijk schoone van IJjn en kleur vierde, het was toch vooral in het verleden, dat hy die schoonheid zocht en waar alleen zijn verbeelding al geheele voldoening vond. Zijn hart ging uit naar dat verleden, dat hij simpeler en tegelijk kleuriger gevoelde dan het egaal-grijze heden, sterker van emotie, edeler van plastiek en beweging. Van het middeleeuwfche klooster- en ridderleven, met zy'n geestelijke en zinlijke schoon heid, vooral kwam een groote bekoring tot hem. Het was of een heimelijke verwant schap over vele eeuwen heen dezen moderne met die wonderbare tijden verbond. Hun instinctieve leven, hun onstuimige kracht en dierlijkheid, hun verheven geestdrift heeft Van Oordt, dunkt mü, begrepen en nagevoeld, als hier te lande enkel Ary Prins, en in het buitenland niemand heeft vermocht. Hoe had hy dan, verdiept in zoo wy'dsche visioenen, anders dan een individualist, een in het gewone leven verdwaalde kunnen zy'n l Hy sprak niet, büverhandelde" niet over dat vroeger gebeurde, met angstvallige zorg voor zoogenaamd historische juistheid" ... by leefde er zelf in of beter: het verleden herleefde in hem, een middeneeuwsche geest kwam nog eens voor ons die ver ie wonderen waarmaken en getuigen van de pracht eener verloren werkelijkheid Zoo verliezen wij dan veel door zy'n dood, want zijn ontwikkeling was nog niet tot vol heid gekomen. Ook in Warhold nog vertoont zich de overmaat in het gedrang van een jonge, felle verbeelding, die nog niet leerde zich te beheerschen en uit het vele het beste te geven. Wat in de taal den indruk maakte van zwaar en doorwerkt te zij n, was in waarheid vluchtig en snel neergeschreven uit een o verrijke, o verkrachtige stroom van visie. Op den duur zou Van Oordt rustiger geworden zijn, het dicht gedrang zijner echerpheldere visies hebben leeren matigen en regelen en ook zy'n nu reeds wonderlijk bloeiende taal hebben gezuiverd van het al te gewrongene, al te grillige en eigen gerech tigde. Eerst dan zou zijn kunst tot het grootsche, monumentale geworden zijn, waarop zij blijk baar gericht was. Nu dit niet zoo mocht ly'n en Van Oordts prachtvol Oeuvre onvoltooid bleef, mogen wy' echter ons tevreden en dankbaar betoonen voor wat hu heeft gegeven, overtuigd dat in de na-tachtiger kunst geen zeldzamer verschijning was dan de zijne, die de macht had een schoon verleden te wekken, waarmee onze tijd alle verband scheen te hebben verloren. Zoolang de Nederlandsche Literatuur be oefend en gekend worden, zal men zich den dichter Adriaan Van Oordt herinneren en zy'n werk blijven genieten. FKAKS COKSSK. Vertaling en yertooDing in bet MM ren Dr.JBns'-UtóKoo'OJierton." DIE UNIVERSALBBBK, Lvslgpiel in 4 Akten van Dr. Juris nach dem Hol/andüchen bearbtitet van Ernst Keiler werd, volgens een van bevriende zijde toegezonden aanplak biljet, vertoond in het Kur-theater oden" door het gezelschap van het Khein-Mainisch Verbandj-Theater", Direktion: F. Hauser und F. Nygrin, voor het eerst Donderdag 11 Augustus 1910. Op het aanplakbiljet staat twee maal recht en links gedrukt: Urauflu'irung!" Achter de aanduiding Ort der Handlung: Eine Provinzialstadt in Holland. Zeit 1860" heeft een der directeuren met potlood ge,echreven: Es wnrde ein weinig in Koatüm gespielt." Het Duitsche gezelschap had Die Universalerbe" reeds an dag vroeger, in het Buckenheimer Sommertheater" vertoond. In de eveneens vriendelijk toegezonden Frankfurter Nachrichten" van 11 Aug. 1910, leest men: Geleiders van het Zomertheater in Bheingauer Hof", de directeuren van het Khein-Mainisch-Verbandstheater, Hauser en Nigrin hebben ten spijt van het voor hunne ondernemingongnnatige weder door niet te ont moedigen werkzaamheid en degelijke voorstelwelke zulke fantastische schaduwen wierp, en maakte mijzelf wijs, dat mijn scheppende kracht daardoor aangewakkerd werd. Doch zij was te zwak, om de trekken van den binnenkomende, een langen, slanken man, te kunnen onderscheiden, en eerst toen hij begon te spreken, herkende ik hem aan den weeken klank der welluidende stem en het lichte slavieche accent. Boleslaw l" riep ik werkelyk verheugd uif. Behoort gy dan toch nog tot de levende», oude jongen?" De schertsend bedoelde vraag had toch wel eenigen grond van bestaan, want zes jaren geleden waren wij gescheiden met de heilige belofte, elkander met korte tnsschanpoo/.en te schrijven, en ik had toen het werkelijke voornemen, my'n belofte te houden. Doch mijn eersta brief was onbeantwoord gebleven en de tweede was na lang dwalen onbestel baar teruggekomen. Niet n enkel levensteeken had ik in dien langen tyd van Ostrowski ontvangen en daar ik ook langs andereu weg geen tijding van hem kreeg, was ik werke lijk gaan gelooven, dat hij zeker gestorven wa?. Want wij waren beiden by het afscheid overtuigd geweest, dat hy niet de helft van dien tijd zou noodig hebben, om wereld beroemd te worden. Wij hadden bij den zelfden meester ome opleiding ontvangen, doch hy was verreweg de meest begaafde geweest. Hij had bij ons allen ook bij den begaafden leeraar voor een genie gegolden, en meer dan eens had ik tot diep in den nacat verrukt en vol geestdrift geluisterd naar de wilde, hartstochtelijke fantasiën, welke hij aan de viool ontlokte. Hij waa naar Parijs gegaan, om daar zy'n studies te voltooien doch het scheen hem in het groote Babel aan de Seine niet lang bevallen te zij n, daar ik hem reeds zoo spoedig uit het oog verloor. Nu deed het my' dubbel goed, hem weer te zien, want ik was nimmer ontvanke lijker geweest voor de herinneringen aan een oude vriendschap, als in dien, voor mij zoo heerlijke», tijd. Eenigszins overdreven verrukt nam ik zijn beide handen, die ijskoud in de mijne rustten, en het viel my niet dadelijk op, dat zy'n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl