De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 16 oktober pagina 3

16 oktober 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1738 DE A M S T E R D A M M ER W E EK B LA D VOOR NEDERLAND. linge» ««intron w i»bU*kv«worv«]. GUtere* dM 10 Au. HMMktan ig «»lfc de wel* rerdiwde rotdacnlnf, voor e«n uitverkochte, tot i» atle boeken en gaten, rulle ectiouwbnrfawl een Uitrafiahriag" TUI stapel te laten loopw (Ut nm ttapel loopen" staat er lettetl|k)! Die Unwtrtakrbt «aar bet HollandMb mwiiweiipt vrfi bewerkt door K Keiler. De bewerking van het oude klncht?pelmotief ran lachende en weenende erfgenamen, va» fsHillie*teed«rheid en de alle ongerechtigheden van bet testament ver zachtende en vergoelgkeade liefde schiep in het vrooljjke stak met behagelyie breedsprakikigheid, zelfs een weinig te veel, recht goede tooneelen, die het hem deden. Aan de vertooning, onder regie van den directeur Hanger, was veel moeite en zorg besteed. Alle spelen den hadden een voor hen geschikte rol en zorgden, dat het heilige lachen alle eer werd gedaan. De da nes Warner, van Ghiel, Schneider, Halden, Jentzon, Büsing en Barnhardt; de beeten Hauser, de directeur, Klein, Zwillinger, Stnmpf, Fauat en Vos, aan wie de hoofdrol len waren toebedeeld, droegen door hun goed spel veel b$j tot het groot succes dezer première Het dankbare en in de beste stem ming gebrachte publiek loonde hen daarvoor rijkelijk door herhaalde toejuichingen." De Ftantfitrt?Bttckenheimer Anteiger van 11 Ang. oordeelt erea gunstig over J. de Koo's Vier ton, en prijst taal en regie in warme bewoordingen. Over het stuk en pu bliek zegt het blad: Nog nooit is het in Bnckenheim bj een eerste voorstelling zoo vol geweest. Alle aanwezigen hebben zich uitnemend geamuseerd, ook blijkende aan den algemeenen bijval aan het slot van ieder bedrijf. Het avondblad van de Franftutter Zeitwig van 11 Ang. de voorstelling van het Buckenheimer Zomertheater besprekend, roemt eveneens stuk, spel en regie. Aan bet slot maakt het, na den inhoud van het stuk verteld te hebben, deze op merking: Zooals men ziet een tooneelhandel van de banaalste soort en de meest naïve, ja de plompste in-elkaar-zetting; maar er steekt in de uitvoerige ach I al te uitvoerige detailteekening, 166 veel echte humor en zulk een goede, behagelqke en gezonde luim, dat het onmogelijk was op stuk en schrijver boos te worden". De General-Aiutigtr der Btadt Frankfort a. M ai n van 12 Aujr. laat zich mede zeer gunstig over J. de Koo's Die Universalerbe" uit, sooals het te Bnckenheim vertoond werd. Als eenige opmerking leest men in het blad, dat het stuk te lang is en beter in 3 dan in 4 bedrijven behandeld ware geweest. Ook berestigt het 't grootste succes. Den loden Aug. speelde het gezelschap van het Kheinisch-Mainz-Verbandstheater ander maal te Soden J. de Koo's Universalerbe" in het Knr-tbeater in bad Soden, de woon plaats van Keiler, den vertaler, die gelijk blijkt onder de rubriek: Was giebt'a Nenes?" .in de Stdener Ztitung van 16 Au?., ge meente-rekenaar" (gemeinderechnei) is en reeds het vorig jaar een ander Holiandsch stuk vertaald had, dat met goed succes door hetzelfde gezelschap vertoond werd. De Sodener Zeitung van 16 Aug. looft en prijst. De overvloedige humor, de goede karakterteekening van het stuk, maar in het bizonder het voortreffelijk spel der tooneelisten verzekerden een beslist en groot succes. Vooral het eerste bedrijf verwierf door z'jn natuur getrouwe schildering en koately'ken humor ware lach ealvoV. Hoewel de volgende, be drijven te veel in den breede zijn, bleef de relangstelling van het auditorium tot aan het einde levendig." ^^^^^^ J. H. R. Een vacantie op de Frieiche wateren, door J. KLEEFSTKA. Uitgave N.V. de Meren ar, Hilversum 1910. Dit is niet een impressionistische echetp. Het ia zeker geen Eerste prjjb" in dan wed strijd der Schoone Letteren. Het ia niet anders dan een rond-Hollandsch verhaal van een wa< ertocht, maar frisch als de Hollandsche meren waarover een bries waait. Het is aan gename lectuur; voor de Hollandsche jongens een uitstekend boek; voor den oudere en wijzere een onderhoudend, mits hu al de prettige bladzijden tiet achter elkaar gaat -aitle/.en: net zoomin trouwens als hij het een dagboek of een bundel brieven moet doen. Htt vertellen van den Fries over Friesche ontmoetingen op Friesche meren is bovendien haastig antwoord feitelijk weinig overeen stemming toonde met mijn geestdriftige be groeting. Ik las je E aam in een courant," zeide hi;, en besloot, je op te zoeken. Men heeft die kleinigheid, waarmede gij opgetreden zijt, zeer vriendelijk ont rangen, en het zal je dus niet jaloersch maken, de gelukkige wending in mijn lot te vernemen. Deze woorden beleedigden mij eon weinig, want ik was gewoon, vol eerlijke bewonde ring in hem de meerdere te zien, zoodat zijn echitterendste succes zeker niet het minste gevoel van jaloerschheid in mij zou hebben wakker geroepen. Zonder terughouding jzeide ik hem dat ook, en toen knikte hij er bij, alsof het iets van zelf sprekends was. .!», ja, dat geloof ik wel. Want gij zij t riet zooals de anderen. En ik weet, dat gij uog steeds mijn viiend zij t. Welnu, men heeft mij tot eerste kapelmeester van het hoftheater van den hertog te C. benoemd, en tegelijkertijd ontving ik van de Berlijneche opera bericht, dat mijn opera Signe" was aangenomen. Een goed begin Biet waar ?" Van ganscber harte wenschte ik hem geluk, want dat waren voor een man op zijn leeftijd werkelijk schitterende resultaten. Doch Oatrowski haalde ongeduldig de schouders op. Waarvoor zooveel woorden ! Het spreekt toch van zelf, dat ik eindelijk eens waar deering zou vinden. Die stommerikken meenden tot nu toe mijn talent te kunnen smoren myn talent I Och, de menschen zijn zoo gemeen l Ik heb een moeilijken tijd doorgemaakt. Maar goddank, dat is nu voorbij." Gij moet mij dat alles eens uitvoerig vertellen," sprak ik. Ik heb niet het minste vermoeden, wat gij die lange zes jaren hebt uitgevoerd. Maar eerst de lamp aai gestoken l Ik kan in deze duisternis nauwelijks je ge zicht herkennen." Neen!" antwoordde hy. Ik vind het zoo juist aangenaam. En wat zou er te vertellen zijn l Sedert min huwelijk heb ik als een landlooper de wereld doorgetrokken, tot dezs gelukkige wending kwam." Ten zeerste verrast kon ik niet nalaten hem in dt> rede te vallen. Wat? Zijt gij gehet vertellen van een schipper over schipperszaken. Het valt op, dat men te doen heeft met een, die de gebeur te cissen niet als een buitenstaander doorleeft. Hy schildert" niet, hu vertelt al» een oudere broer of als een oom of voogd, die. als verteller geliefd is. Zijn als volleerd mécanicien kennis hebben aan de motor-boot, zijn bevarenheid en lust in het op dit en ander gebied les en lesjes (!) geven, z§n onbedorven, opgewekte geest, schenken dit boekje het karakter van lectuur voor geio&de sportlievende Hollanders, en voor onze grootere jongens vooral, waaraan het intnstchen niet speciaal is opgedragen. Het boekje ia hier en daar ook gelukkig geïllustreerd, al merkt men op dit gebied, door de ialaasching van enkele niet ter zake doende photographieën, eer een te veel dan een te weinig op. Een uitgave als deze, maar dan op zulk een doel expressely'k peticht, zou kunnen uitgaan van een Vereeniging voor Vreem delingenverkeer in Friesland. M. PENT13. Ce m Hof m ]liten Terïlarini Geaehtc Redactie! Zoudt u zoo goed willen zijn het volgen ie in uw blad op te nemen, als autwooid op het ingezonden stuk van den heer J. G. Robbers Jan., voorkomende in het No. van 25 Sept. j 1. Den heer Robbers Jan. kan ik msedeelen, dat de openbaarmaking van het antwoord op de vraag Wie heeft Kippeveer geschre ven?" is geschied op het uitdrukkelijke, schriftelijk te kennen gageven verlangen van den heer J. Haf van Buren zelf; welk ver langen voor mjj een bevel was. De beschouwing van den heer Robbers over mijne piëteit in deze, en diens daaraan vastgeknoopte onder stellingen, .vervallen dus. Eek en Wiel, 28 Sept. '10. JAN HEUFF. Aan de Redactie van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, Amsterdam. Mijne Heeren! In uw nummer van Zondag den 18den September komt onder het opschrift: Wie heeft ,.Kippeveer" geschreven ? een stuk voor, gedateerd 20 Maart 1901, de onderteekening dragende van J. Huf van Buren (alias de heer J. A. Heuff te Tie') u ter publicatie afgestaan, met verlof eeniia be kortingen te maken, door den heer Jan Heuff, neef en execntenr-testamentair van wijlen den heer J A. Heuff, die, naar hy'u sclrijft, dit stuk gevonden heeft in de nalatenschap van zijn oom. Doordat ik eenigen tijd buitenslands was, kwam bedoeld artikel mij eerst nu onder de oogen; terwijl ik tevens in uw nuaamer van 25 dezer las wat myn zoon, mr. J. G. Kobbers Jr., u naar aanleiding er van schreef. Hoewel ik diens weerlegging van de door den heer H. v. B, tegen mij ingebrachte beschuldiging van beloftefchendingin zekeren zin afdoende acht, verzoek ik u nochthans met het oog op de uitgebreidheid van uw' lezerskring het volgende in uw blad te willen opnemen: In het stuk, onder de nagelaten papieren van Huf van Buren gevonden, komen voor twee insinuaties en n beschuldiging aan mijn adres, t.w.: late insinuatie. Ik stelde den uitgever tot voorwaarde, dat de naam van den schrijver onbekend zou bljjyer. De directeur van Eltevier" kun dat gemakkelijk beloven, want hij was niet tan p!an zijn belofte te houden." 2de icsinuatie. Ue nieuwe uitgaaf (de 2de druk wordt bedoeld) werd den 2lsten Februari 1889 reeia in een aantal bladen aar gekondigd; ze werd reeda in Juli door een 3 ie gevolgd. Mij uerd door den heer Robbers rerz'kerd, dat beide oplagen weer 1500 ex. groot waren. Ik had voor een nieuwen druk, waar ik geldelijk belang bij heb, het aantal ex. niet vastgesteld" Beschuldiging. Da directeur van E sevier" Behretf mij deo 14den Januari 1888 : Oea schrijvers naam zal absoluut door on-t ver zwegen worden, naaar toch raakt die bekend, let eens op!" Oe laatste waarechuwing was menschkundigl' Want zoo wa»r, hy heeft gelijk gehad. Ik troujfd? Fn dat, terwijl günog zoojong /'jt ?" Ja. sedert vier jaren. Gij vinit dat onbe grijpelijk, niet waar? Gij, koudbloedige duiteche filisters kunt zoo'n dwaasheid na tuurlijk niet begrijpen. En met jullie ver standig beraad z'jt gij er dan ook honderd maal beter aan toe dan een van ons, bij wie het warme bloed bij iedere gelegenheid er met het verstand van door gaat. Doch ik benijd jullie toch niet om die slaperige tevredenheid waarachtig niet." IK haas te mij, hem te verzekeren, dat hij in zijn gelukkigen toestand daarvoor ook werkelijk niet de minste rede had, en hij legde mij de hand op den schouder, om mij in het oor te fluisteren: Zoo gij wist, wat wij hebben doorgemaakt, mijn vrouw en ik! En zij had zoo'n vol vertrouwen in mij, toen zij m:j het jawoord schonk een kind nog van nauwelijks z»stien jaren. Als opge jaagd wild hebben z'j ons van plaats tot plaats gejaagd, dia schurken, die het deden voorkomen, alsof zij mijn talent Liet xigen, omdat z'j vreesden, dat z'j anders spoedig genoeg zouden moeten buigen voor mijn taltnl. Wij hebben nachten doorgemaakt, vriendjelief, waarin wij geen dak boren ons hoofd hadden, en geen stukje brood om onzen honger te stillen. Di berekening van deze ellendelingen was immers zoo eenvoudig en zoo eerloos in hare plompe duidelijkheid. Door honger en gebrek wilden zij mijn kunstenaarstrots temmen, wilden zij mij tot een dier loonslaven vernederen, die buiten adem van het eene lesuur naar het andere snellen, of de goddelijke kunst ontwijden door de wansmaak van het publiek te streelen. Doch ik waa sterker dan zij het is hun niet ge lukt! Hoe woedender zij mij vervo'gden, des te hooger en vrijer verhief zich mijn genie boven alle ellende van het bendeleven. Nooit werd een opera onder zulke omstandigheden afgemaakt als de mijne, en toch werd nooit een grooter werk geschapen dan dit. En ik zeg je, Frans, velen zal een blos van schaamte de wangen kleuren, wanneer mijn Signe hare zegetocht maakt door de geheele beschaafde wereld." Ostrowski had nooit tot de bescheidenen vernam immers weldra van boek verkoopers, dat er een aanbieding van een boek van mij had plaats gehad.... daar de acteur W. Roy aardt, die deitijd» een torten tijd als colporteur voor Elêerier" gereild heeft, op la»t van den directeur der uitgeven-Haatichappij moeit zeggen, dat het boek door mij geschreven wow." Om te beginnen wil ik er op wijzen, dat de heer H. v. B, 't in 1901, dus 13 j aren na de eerste uitgave van het boek, noodig achtte de vraag te beantwoorden: Wie heeft Kip peveer" geschreven?, en dat daaruit reeds ten duidelijkste blijkt, dat zyn pseudoniem ge durende dat tydvak van 13 jaar trouw en consciëntieus door mij geëerbiedigd is ge worden. De eerste insinuatie moet ik helaas onbe sproken laten; immers hij die baar neerschreef is niet meer ter verantwoording te roepen. Ik mag alleen erop wijzen, dat de naam van eerlijk man mij boven alles lief is. De tweede insinuatie ia gemakkelijker te ontzenuwen: de facturen en rekeningen van den drukker zy'n daar om te bewijzen, dat de late, de 2de en de 3de druk feitelijk elk 1500 ex. groot zy'n geweest. Wel had de Uitgevers Maatschappij Elsevier" het recht meer ex. te drukken, aangezien het aantal exemplaren van iederen druk niet by contract was vastgesteld, doch van dat recht heeft zij geen gebruik gemaakt. Voor iederen druk werd den schrijver een per contract geregeld vait honorarium uitbetaald, onafhankelijk van de grootte der oplaag. Wat nu de beschuldiging betreft, verwijs ik naar de correspondentie, die voor iederen belangstellende ter lezing ligt aan het kan toor der Uitg. My'. Elsevier", 64 N. Z. Voorburgwal, Amsterdam. Vóór my' ligt o.a. een brief van den Uden Octobsr 1888 van den heer Huf van Boren, waarin deze zin voorkomt: Overigens is mij medegedeeld, dat uw reiziger bij da aanbieding aan som mige debitanten gezegd heefr, dat het boek door my geschreden is. DM is niet volgens afspraak /" Ons antwoord d.d. 13 October hierop luidde: Door een reiziger, dien wij 3 jaar gehad hebben, is uw boek den handel aangeboden; wij kunnen niet aannemen, dat hy, aan wien ook, zou gezegd hebben dat gij de auteur ervan zijt. Wij zullen een onderzoek instel len en u nader berichten." Den 20jten October schreven wy' te dien opzichte nader het volgende: Onze reiziger, de heer Becht, verzekert ons ten gtelligste, dat ty nooit ofte nimmer aan wien ook verteld heeft, dat gij de schrij ver van Kippeveer" zy'tr Wij hebben geen reden 's mans verzekering in twijfel te trekken; van mij weet niemand het. Vergeet echter niet, dat het boek óók door U ter uitgave is aangeboden aan de firma Ny^h & van Ditmar te Rotterdam; buiten mij zy'n er dus meerdere personen mede be kend, o. a, cok Uw vriend Sanderp. Waat nu een geheim aaa zooveel personen is toever trouwd, loopt het gevaar ontsluierd te worden. Niet dat ik een der genoemde heeren wan trouw, in de vertte verte niet, daarvoor heb ik geen reden. Thans vestig ik, in dit verband, de aan dacht erop, dat Kippereer" ook door den heer H. v. B., blijkens zijn nagelaten geschrift, ter uitgave is aangeboden aan de firma H. C. A. Campa?,pe te Tie), die het naar hij Echry'ft ter lezing gaf aan zy'n klerk, die het afkeurde, zoodat bij het terug kreeg waarvan de ondernemende uitgever later, toen het boek zoo ging, erg spijt had, en waarmede bij in intiemen kring behoorlijk geplaagd werd. Men beeft mij in Tiel dik wijls genoeg gezegd", gaat de heer Huf van Buren voort, dat U; volgens Campagne's getuigenif, de schrijver van Kippeveer" moest zijn." Waar de heer H. v. B. schrijft, dat de heer W. Rooyaardg cj> last van den directeur van de Uitgevers Maatschappij Elsevier" moest zeggen, dat het boek door hem (Huf van Baren) geschreven was, vergist hy zich om geen sterker uitdrukking te bezigen?2ér; immers, zooals uit het bovenstaande bly'kt, is het boek niet aangeboden aan den handel door den heer W. Rooyaards (die destijds niet by Elseviei" in betrekking waf), maar door den heer H. J. W. Becht, tegenwoordig uitgever te Amsterdam. Ik heb vele jaren het voorrecht gehad den heer Hnf van Buren te kennen ea hem van tijd tot ty'd in mijn gezin te onimoeter. Na tuurlijk is mij de geheele wordingsgeschie denis van Kippeveei" bekend. Vaak was behoord, en zijn trotsch zelfvertrouwen be vreemde mij daarom niet. Ja, ik was zelfs nog zóó zeer onder de bekoring van myn oude bewondering, dat ik ronder meer aan al zijn woorden geloofde. En je vrouw?" vroeg ik. Heeft zij dat alles met ja doorgemaakt?1' Ja! Zij heeft trouw aan mijn zijde gestaan, die arme kleine Geleste. En zij heeft haar geloof aan mij uiet verlorer, o«k niet, toen die ongevoelige plebejers mij uitscholden voor een nar. Doch ik zal haar daarvoor beloonen zooals nog nimmer een vrouw be loond werd. Koninginnen en vorstinnen zullen haar benijden." Er ontstond een kleine pau?,?, want tegen over zijn hartstochtelijke wijze van spreken kwamen mij al mijn vragen zoo prozaisch en nuchter voor, dat ik geen moed had, om ze uit te spreken. Ten slotte informeerde ik gehucht er, wanneer hij zijn eervolle positie zou aanvaarden. Ik ben het daarover nog niet met mijzelf eens," antwoordde hij onverschillig», De hertog wenscht, dat ik zoo spoedig mogelijk mijn opwachting bij hem zal maken; doch men moet de grooten dezer aarde niet ver wennen. Ik heb zoo lang moeten wachten, nu mag de beurt van wachten ook eens aan de anderen komen. Kijk" en hij haalde een rol papier, welke hij tot nu toe in zijn jaszak gedragen had, te voorschijn, om haar onverschillig op tafel te werpen dit ongelukkige ding, dat ik in een nacht vol vertwijfeling in koortsige opgewondenheid heb opgeschreven, is een heerlijk bewijs voor do slechtheid en jammerlijke slavernij der menschheid. Daarmede heb ik aan de deur van alle muziekuitgevers geklopt, voor een schijntje zou ik het hun gelaten hebben en allen, allen hebben het mij schouderop halend teruggegeven, alsof het het grootste prul werk van den eerste den beste geweest ware. En nu mijn ster begint op te gaan, nu zij zien, dat ik.mij omhoog geworsteld heb, al hun schurkerijen ten spijt, nu komen zy kwispelstaartend aangekropen, om het alsjeblieft van my te mogen ontvangen. Maar zij zullen nog lang in het stof kruipen, het boek het onderwerp van-ons gesprek. Uit zijn mond wist ik, dat zyn medewerker dominee Menzel, desty'd? predikant te Zoelen, een vry belangrijk deel van het werk heeft geschreven. Vandaar het geheimzinnig ver haal, waarop mijn zoon, Mr. J. G. Rob bers Jr., doelt, en waarmede ik zelfs de leden van myn gezin een rad voor de oogen draaide, al ty'd natuurlijk zonder namen te noemen. Dit is zeker, dat de schry'ver H. v. B. op twee gedachten hinkte: zy'n schrij vers-ij del heid bracht er hem enkele malen toe niet beslist genoeg op te treden, als men hem als scbryver van het werk doodverfde hjj vond het wel aardig voor den caricatuurteekenaar Cosinus aangezien te worden, hy kon het niet goed dulden, dat anderen met veeren getooid werden, die hem (althans ten deele) toekwamen; dit bly'kt ook uit zyn nagelaten stuk doch aan den anderen kant vond hij het interessanter, als men naar den naam van den schrijver bleef visschen; dat hield de belangstelling warm, dat bracht het boek in uitgebreider kring, dat verzekerde het werk een langduriger leven. Later zon toch wel zijn naam als schrijver van het sensatie-boek zopals hij het zelf noemde in zyn brief aan my van 28 December 1887 bekend worden. Z\jn tragische verzuchting: Ach, vergeten eer ik dood ben l" voorkomend in zy'n nage laten geschrift, is voor my zér verklaarbaar; men moet daarvoor den man zoo goed gekend hebben als ik het voorrecht had hem te kennen, 't Is zeer jammer, dat hy het nage laten stuk eerst in 190 i geschreven heeft; geen wonder is het, dat zy'n geheugen hem 13 jaar na de uitgave van het veel besproken werk parten heeft gespeeld. 's-Bage, Hoogachtend, 29 Sept. 1910. J. G. ROBBERS. (Tot ons leedwezen konden wy door omstandigaeden eerst beden plaats geven aan dit en het hieraan voorafgaand ingezonden stuk. Red.}. Bencötru, ANATOLE FBAXCE heeft juist een nieuw werk voltooid dat binnenkort zal verschijnen. Het is een levengbeschry' -ing van Pierre Joseph Proudhon. *Ds CATACOMBEN VAN NAPELS EN SlCILIE, zeker veel minder hakend dan die van Rome, worden tegenwoordig grondig doorzocht. Men vindt ook daar inschriften, bas-reliefs, muurschilderingen en primitieve kapellen. 4C e«iti y«r r«g«L BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by het bonwbnreau Arti", aldaar. Piano-, Orgel- en Muzieknandel meyroos «fe Malshoven, ARNHEM. KONINGSPLEIN 9 Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S . in Koop en in.Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. Klimaatkuuroord in Zuid-Tyrol. Seizoen: Sept. Juni Bezoek in H09/10 27.000 gasten. Stedelijke Kuur- en Badplaats: Zanderinstituut, Koudwaterinricüting, koolzuur en alle geneeskundige baden, zwembassic. Inbaleerings-geneeswy'ze, druiven-, mineraalwater drinkkuren, terrain- en vrije lucht ligkuren 4 geka naliseerde hoogebronwaterleidingen. Theater, Sport plaats, Cmcerten. 20" Hotels Ie Rang, Sanatoria, talrijke Pensions en vreemdenvilla's Prospectus gratis bij de KURVORSTEHUNG. Ter overname aangeboden een van ouds bekend, druk bezocht en voor uitbreiding vatbaar Familie-Hotel, met Café-Restaurant, nieuwe stallen en grooten tuin, beslaande een oppervlakte van 4359 M-., gelegen op het fraaiste gedeelte esi den eersten stand van een der meest bezochte streken op de Veluwe. Ken gedeelte van de koopsom kan als eerste hypotheek op het pand gevestigd blijven. Brieven franco onder Bfo. 5O, barean van dit blad. De beste medische zeep tot het verkrijgen en behouden van een rose, jeugdigfrisch uiterlyk, van een witte fluweelzachte huid, een blanke verblindendschoone teint, zoomede tegen zomersproeten en alle huidonreinheden is beslist slechts de allein echte Stokpaardjes - Lellëninelkxeep Voorradig a 50 cent ner Stuk in de Apotheken, dropnsteryen en parfumeriezaken Koopt FiTstriTnaröBOTEB I>e STAAT GABANDEERT V een ONVER VAL.SOIT product, Boterhandel Z U I D L A R E X», PRINSENGRACHT 313, TELEFOON 8935. voor ik het een dezer schurken geef. De ty'd is daar, dat ik mijn voldoening zal nemen voor alles, wat zij mij en mijn arme Geleste hebben aangedaan." Ik had de rol muziek opengevouwen en was naar het venater geloopen. Bij het flikkerend licht van den lantaarn laa ik op het titel blad : Valse diabolique, fantasie voor viool door Bolesiaw Oatroweki." Dat is de eerste van je composities, die ik onder de oogen krijg," zeide ik. Staat gij mij toe, baar eenige dagen te behouden ?" Gij kunt haar cadeau krijgen. Maar luister: gij moet even medegaan naar mijn woning, dan kan ik ja haar voorspelen. Het ia vrij ver van hier. Maar wij hebben elkander zoo lacg niet gezien, en wanneer gij mijn vriend noz zijt, iM\t gij my dat niet weigeren." Die uitnoodiaing kwam mij vrij ongelegen, want ik werd bij de familie mijner aanstaande voor hut avoiideten gewacht. Doch zijn be roep op onze vriendschap maakte het mij bijna onmogelijk te bedanken. En ik waagde nog slechts een weifelende opmerking. Je vrouw zal ontevreden zijn, wanneer gij zoo laat op den avond nog bazosk mede brengt, Boleslaw! Zou het niet heter zijn, wanneer ik bijvoorbeeld morgen. ..." Neen, neen l" viel hij mij ongeduldig in de rede. Geleste zal blijde zijn, je te loeren kennen. Ik heb haar dikwijls over je ge sproken.". Nu bestond er voor mij geen mogelijkheid meer, langer te weigeren. Mijn aanstaande moeat mij maar vergeven, wanneer ik haar terwille van den wedsrgevondsn vriend wat lang liet wachten. Terwijl ik mij snel gereed maakte om te gaan, vernam ik met verba zing, dat Ostrowski en zy'n vrouw reeds bijna vier maanden in de stad vertoefden. Ik maakte hem een vriandschappelijk verwijt, dat hij zich voor mij verstopt had, doch hij viel mij in de rede. Ik wilde niet als, een bedelaar bij j a aan kloppen. Indien deze wending in mijn leven niet had plaats gevonden, zoudt gij my nu nog niet hier hebben gezi-sn." Wij stapten naar buiten. Het was een on vriendelijke, stormachtige avond met reeds echt wintersehe kou. Eerst toen ik hem herhaald hoorde hoesten, bemerkte ik, boe dun Boleslaw gekleed waa. en innerlijk ergerde ik mij over de trot», die hem verboden had, om mij reeds vroeger op te zoeken. Zullen wij niet een rijtuig nemen?" vroeg ik. Je woning is immers ver weg?" Hij schudde het hoofd. Ik heb een hekel aan die ellendige, hobbelende dingen. Dat is goed genoeg voor plebejers, maar niet voor mij. En is het riet heerlijk, deze frisscbe, ver sterkende lucht?" Doch inmiddels hoestte hij onophoudelijk vooral in de oostelijke buitenwijk, waar lang zamerhand de huizen ophielden, en de sner pende wind ongehinderd over de vlakte voortjoeg. Ik was nog nooit zoover geweest, en toen wij het laatste huis van de ongeplaveide en schijnbaar bijna nog onbewoonde straat bereikt hadden, meende ik, dat wij nu toch eindelijk wel aan ons doel zouden zijn. Tot mijn verbazing zag ik echter, dat Boleslaw, die sedert de laatste twintig minu ten geen woord meer gesproken had, met groote stappen verder liep. Men zou zeggen aan het eind der wereld te zijn," merkte ik schertsend op, daar het zwijgen mij bijna ondragelijk werd. Het lijkt wel, of gij buiten op het land woont." Nog tien minuten ("antwoordde hij. Het is wat eenzaam gelegen, doch de onwaardig heid der menschen heeft mij geleerd, de eenzaamheid lief te hebben." Deze laatste tien minuten legden wij wederom zwijgend af. Het wag een afschuwelu'tee weg, welke mij, ondanks alle op»echte vriendschap voor Bolesiaw, mijn bereidwil ligheid byna deed berouwen. Sedert de laatste tien jaren is daar buiten nu een be volkte arbeidersbuurt ontstaan; doch toen strekte zich daar slechts n groote zandwoestyn uit, en er was noch een behoorlijke straat, nöab eenige verlichting. Meermalen struikelde ik over allerlei oneffenhedsn, en by'na nimmer viel my' een wandeling zoo lang ala deze. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl