Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1738
Een barricade y«n republikeinen te Lissabon, zich welwillend in actie" stellend voor den fotograaf.
Het door een granaat getroffen en uitgebrande huis op de Avenida di Liberdade.
f Majesteit.
Onttroond is Manuel II van Baksen Coburg
(lotha Braganza, Koning van Portugal. Al
die name» te zamen klinken alree als een
pompeus drama. En ach, indien er nu maar
geen dagbladen waren, die ons pijnlijk
precies vertelden wat gebeurd is, zou men
zich, bühet herfstig vallen der bladeren,
iets schoons kunnen voorstellen van dien val
van den jongen koning.
Het woord Koning heeft nog steeds een
suggestieve werking op onze verbeelding.
Het is of het instinct, dat de byen groept
om haar koningin, in ons levend gebleven
is, ook nadat het koningschap zijn natuur
lijken aard en bestaansgrond zoo goed als
verloor. En j uist daar in onze landen de Ver
beelding, de vroeger in Europa zoo
ryklevende Fantazie zeer verzwakt is, krügt de
koningsver 3ering, die men bij ons ontmoet,
een wasdom die soms eren exorbitant lijkt
al* ze ongezond i?.
Manuel was geen koning. Dit weet ieder,
die wel eens las van vroegere koningenen
die een aantal portretten zag van den
jongen zoon ian wijlen Carlos die er
ook geen was: beiden waren burgerheeren,
de rader plompe r en laatdunkender, de zoon
goediger maar zeker even onbeteekend. Het
portret, dat in de Illmtration gestaan heeft,
Manuel voorstellend aan den arm van
Alfonso, doet den jongen, slapjes glim
lachen den knaap als een van die heertjes
He' Koninklijk paleis der Necessidades te Lissabon.
uit den welgestelden burgerstand kennen,
die ia een ondergeschikte betrekking aan
een departement, of achter de gladde toon
bank van een welvarende
manufacturenzaak, volstrekt niet zouden uitblinken.
Manuels portret spreekt van zoete mid
delmatigheid. Op deze wijze sprak van hem
ook de théatreuse, van het
boulevardschouwburgje der Capucines, die zulk een
lief interview onderging van een Weenensch
reporter. Ach", zei ze, ik weet wel, dat
het geen schande is de vriendin te zijn van
een koning..." argeloos-aardig taxeert ze
hier de gangbare moraal... en ik wil er
dus voor uitkomen." En zij vertelt den jour
nalist van die droevig-alledaagsche eerste
ontmoeting", criant-onbeteekenend, die zij,
het eigenlijk tot op heden zoo onbekende
actricetje, met den Majesteit gehad heeft
in den artisten-foyer van haar
schouwburgje. EQ dat is een band geworden. En
Manuel, nog ongehuwd, stelde haar te
Lissabon voor aan Mevrouw z\jn Moeder
Het is misschien niet waar? Misschien
niet, maar onwaarschijnlijk is het ook niet.
Wij moeten de n«rmen van onze burgelijke
begrippen in deze zaken niet op adel en
royalty toepassen, ook niet op de meest
klein-burgerlijke majesteiten.
Toen de kanonnen een tijdje hadden
gebulderd en aan den koning was aangezegd
vóór vier uur 's middags zijn paleis te ver
laten, heeft hij zich, een houding aanne
mend met een sigaret, zielig tusschen een
haag van trouwgebleven troepen naar het
strand begeven en is daar met Moeder en
dignitarissen in een sloep, en vervolgens in
het reddende schip gestapt
EndeKeineMère, Amélie van Bourbon-Orlean s",
zuchtte: D..t de Portugeezen mij dit
hebben kunnen aandoen!"
Het is alles werkelijk penibel om te lezen,
deze vlucht zonder koningsglans: een
petroleumlamp, die walmend uitgaat.
Zoo denkt men zich toch geen ondergang
van wat als groot en machtig zich liet
bewierooken.
A4riaan m Oomt. 1865-1910
Adriaan van Oordt. t
Een woord ter nagedachtenis aan een
mensch, wiens bestaan van (waarneembare)
beteekenis mocht zijn voor dan ontwikke
lingsgang in het omgevend geestesleven, is
gebruikelijk in de. organen der publiciteit;
een laatste groet aan iemand, die men per
soonlijk zich na voelde staan in het
levensverkeer, jaren lang, en die men
achtenswaardig wist om uitnemende eigenschappen
van hart en karakter, wordt minder passend
geacht om te verluiden buiten den besloten
kring van familieleden of naaste kennissen.
Eerbetoon en sympathie-betuiging kunnen nu
echter samenkomen büeen terugblik in 't open
baar op Van Oord t's lerensbedrijf! En, ala wel
meer, dringt hier de dood naar verruiming
van inzicht ia eens doet overwegen
de elementen, die een leven belangrijk of
van waarde kunnen doen zijn. Laat het
mensch wezen naar ganschen inhoud ziel
afscheiden in twee afzonderlijkheden: de
rechtschapene, fijn-roelende menach en den
voortbrenger van kunstwerken? De kunst
beoefening, de eenwen lang aangekweekte
kunstvereering, heeft hier verwarring van
begrip gesticht, de moraal vervalscht, de
aandacht afgeleid ran den verborgen
levensgrond, waarin alle daden van geestelijke
verheffing boven het vlakke menschzijn
wortelen. Kortzichtige of veralgemeende
beoordeelingswijze van kwaad en goed van
schijn en wezen heeft die
afperkingemethode tusechen mensch en kunstenaar
bevorderd.
Er ia een mooie mensch gestorven"
dit kan de kern uitmaken bij het neer
schrijven van een memoriam aan vriend
Van Oordt. HU was er een, bij wien het
menechzijn en het kunstenaarsschap waren
samengeweven, accordeerden op harmonieuze
wjjze. Hier kan gezegd zijn, dat de ethische
mensch, in aanleg uitstekend boven da
middelmaat, zich rein uitgeleefd heeft in
zjjn werk; de literator was geen particulier
nevendeel van zijn persoonlijkheid.
In den wandel van het leven was hij de
voetstoots innemende man. Hij was wellevend
in den ruimste a zin van het woord, verre
supérieur boven de burgelrjke betooning van
hoofsche manieren. Hij was voluit christelijk,
zou ik willen zegden, als dit woord door mis
bruikte kwalificatie niet sinds lang een ijdele
klank was geworden. Zoo n met een warm
hart jegens zij n e vent aagten wasbedeeld.eerlijk
in zijn handel, hulpvaardig met eigen ver
getelheid waar goed viel te doen, dan zeker
hij. Hij had de geestdrift van offervaardig
heid, daaruit immer te goeder trouw. H(j
had alle lieve deugden, die den
gemeenschapsmenEch alom bemind en geacht doen
zijn, maar het waren de natuurlijke uit
vloeisels van een mild hart en oprecht
gemoed en geenzins van het gehalte dier goed
aardigheid of toegevendheid, die op een
zwakken levenshouding wel eens wijzen. H\j
was met zijn argeloosheid wellicht een gunstig
object voor berekende eigei.baat, maar gingen
hem de oogen over een arglistigen toeleg
soms open, dan toonde zich zijn karakter,
zijn hoogheid van zie), in een ongenadige en
wel eens uiterst krasse weerstreving. De
weerspannigheid, het ca'uurlijke verweer
middel der onafhankelijkheid bij alle
bovenmiddelmatigen naar den geest, was ook hem
eigen, maar bleef veelal schuil achter zijn
bescheidenheid.
Maar nu ik hier terloops Adriaan
van Oordt naar zijn intiemere persoonlijkheid
schets, merk ik op, dat hoezeer ook te eeren
bjj zijn dagelijkscben omgang in het leven,
ik in die eigenschappen toch nog minder
het verband wil vinden tuaschen den mensch
en den kunstenaar in hem. Van uit die
nederige deugden gaat echter de ononder
broken lijn, al kunnen ze geacht worden niet
aan het tijdelijke ontbonden te zijn. Maar ik
wil doelen op die eigenschappen van rijkheid
aan gemoed, op de aanwezigheid van den
vasten ideologischen basis, welke door gunstig
sa mentreffen met potentieele vermogens, uit
den mensch den kunstenaar doen rijzen,
den oppersten weldoener, den envergetelgken
na zijn opschrijving in het doodenregister ten
stadhuize, den kunstenaar als een stijl ge
worden menschelrjkheid.
Kent gij den schrijver Van Oordt, ge kunt
hem eruit herleiden in zijn geschapenheid
naar ziel en geest; kendet ge hem alleen uit
persoonlijke ontmoeting ge zult wellicht ver
rast f staan, verbluft zelfs», over de diepte en
weelde in zijn werk, maar tegelijk zult ge
overtuigd zijn, dat het kunstproduct hier
zuiver ran welling en in zijn gansche gedaante
gezond en veerkrachtig van leden is. Het kun
stenaarschap in dezen mensch had iets van de
rechtgeaardheid, de blankheid van ziel als b
Vincent van Gazh. Hij werkte zonder
wereldsche nevendoelingen, afkeerig van alle
gernchtmakerij, alleen gedreven do3r een
kinderlijke geestdrift voor wat hem de
schoonste vervulling van het leven scheen.
Zijn werk heeft allereerst de bekoring van
het genereuze, gelijk een milde hartelijkheid
zijn persoonlijkheid, voor de wereld innemend
deed zijn. Het is rijk door ontroeringsvolheid,
het heeft de frischheid van spontaan wellende
aandoeningen, als ge in den persoonlijken
omgang uit zijn stem ook zoudt gewaarworden
de onverholen uiting van zijn meeningen,
den harteklop van ztfn enthousiasme.
Daar is uit te herkennen een kunstwaar
van baar gehalte en dientengevolge van
durende waarde.
Bovenal is het de gevoelsmensch, de kunste
naar bij intuïtie, die zich in dit we) k doet
kennen, en de soms kunstelocz s maar altijd
suggestieve uitingswij je doet denken aan
een echrij versinstinct, aan een die voor het beel
dend vermogen van den taalvorm met een
fijnen keurzin begenadigd werd. Maar in
eens staat dan temidden van zijn luisterrijke
taal een gezegde, dat op het onverwachtst
van een wijs en gerijpt levensinzicht kan
blijk geven, of wendt het verhaal in zijn
kleurige inkleeding zich naar een psycholo
gische ontleding, die een diepzinnigüeid in
de geheale conceptie doet vermoeden.
Gegroeid in onzen tijd van kwijnende
levenskracht, was in hem nog de energie tot
daden. Wie zou verwacht hebben, dat de
obscure postman, die tusschen zijn ambts
bezigheden dilettanteerde in de kunst als
lid va a een rederijkerskamer, die natuurlek
aldra een vurig aanhanger werd van de toen
floreerende N. Gids-beweging, als schrijver
van historische romans oogenblikkelijk succes
zou beleven, waarmede hij nu een geheel
afzonderlijke plaats in de Nederlandsche let
terkunde inneemt. Er was aan zijn literaire
streren een uitgesproken neiging naar het
epische, maar toch ontstonden die roman?,
die verdichtende, romantische, verbalen uit
de vroegste geschiedenis van ons land, uit
den rijkdom van gewaar wordingen uit het leven
zelf ondervonden in de Geldersche streken
waarin hy zijn jongelingejaren doorbracht. En
door de gretige opname van regelrechte
impressie's uit de natuur zelf, werd het dichterlijk
vermogen vaardig, vulde zijn verbeelding die
omgeving met figuren uit het verleden,
Hoeveel meer getuigt dan tenminste van
kracht het samenzweren en zelfs het geld
bij elkaar schooien van den pretendent Dom
Miguel, die thans zijn laatste penningen, zyn
vrienden en zijn leven bereid is op het
snel te zetten hij lijkt in dit opzicht nog op
Willem den Zwijger! voor een kans op
den Koningskroon!
Zoomaar zijn Verleden, zijn paleizen, zijn
roem, zijn aanhangers te verlaten!
Zonder het uiterste te hebben onder
nomen ! zonder de Kerk ter hulpe te vliegen,
die hem heeft gesteund! zonder de nonnen
en de monniken zelfs te hebben gepoogd
te beschermen, die op dit oogenblik naar
het schijnt kwade uren beleven.
Ik heb het voorzien," moet de jonge
koning gezegd hebben. Ik heb mij niets
te verwijten," heeft hij verklaard. H\j
voegde daaraan toe," zegt Reuter, dat hy
door zijn heengaan geenszins heeft willen
te kennen geven, dat hjj afstand doet van
de regeering."
Is het niet penibel ? Zich met Majesteit
te laten aanspreken, en zoo terre a terre te
handelen ?
Wij hebben nog wel helden. Zij vliegen
over den Simplon op broze vliegtuigen. En
overal staan z\j nog gereed, waar iets
moedigs te ondernemen valt. Maar het
koningschap is haast overal te moe om ze
te leveren.
v. D. E.
Het S.adhuis te Lissabon, van welks balcons de Republiek is uitgeroepen.
nmiiii i IIIMIIIIII
droomde hij zich over de eindeloosheid der
heide in de geheimnisvolle schemeringen
der wouden, de woelingen van een nog half
barbaareche menschheid, waarsan de
geschiedboeken op school hem onderricht
hadden.
Deze eigen innerlijke aanschouwing van
een lang vergane wereld, dit gretige tasten
van het verbeeldingsleven naar een werkelijk
heid van vroegere gebeurtenissen ineen welbe
kende en dierbare omgeving, verleenen aan
deze historische romans, een genre nog
heden bij de beoefening der literatuur in
kwaden reuk het levend gehalte, die ze
als waarachtige kunstwerken door de moderne
critiek deed aanvaarden.
De werkwijze van Van Oordt kenmerkte
den ernst van zijn opvatting; eerst
conscientieuse veelzijdige voorstudies van zakelij ken
of historischen aard; maar bovenal beharti
ging van alles wat de esthetische kanten van
zijn onderwerp raakte. Hij wilde zijn roman
allereerst in het tjjd-millleu geplaa'st zien,
historisch wdar maken, maar dan voor den
levenden adem die uit zijn werk zou tochten,
door zuivere en schoone uitbeelding, deed
hij costumes maken uit den tijd en er levende
wezens zich in bewegen; hij bezocht museums
van oudheidkunde, verbleef dagen lat g in
kloosters, maakte tochten naar buiten op de
tijden en in weersgesteldheden, die een ge
geven stemming in zijn boek eischten. Hij
was bij dit inzamelen van materiaal van
een onverflauwbaren ijver en soms van een
haast komische voortvarendheid. Zijn natuur
beschrijvingen kunnen zijn als van een op pic
turale bekoorlijkheden belusten schilder; hij
kon als een impressionnist hevig ondervin
den mooie tegenstellingen van kleur; maar
ook vond hij daarin zijn visioenen; met zijn
zeer sensitieve natuur kon hij dringen in de
mystiek van het katholicisme, in de
wonderbaarlykheden van het fanatiek gelooven; bij
was vertrouwd met alle ceremoniën va a den
eeredienst, hij wist de mis te volgen in haar
verschillende deelen en verstond haar sym
bolische beteekenip.
Zijn oeuvre, makkelijk te overzien, bevat
naast de sterk geverfde tafereelen uit zü'n
drifcvolle verbeelding, ook als uiting van
zijn milde ontroaringen, kostelij k heden van
de muzikale lyriek, in teederste accenten
verklinkend (ik verwijs naar de veel te
weinig bekende ode in dichtmaat aan APRIL).
Zijn schrijfkunst is plastisch als een omzie itig
en gevoelig gebeiteld relief, maar er zijn ook
de geurige bloesems van vergeestelijkte obser
vatie, de subtielste aanduidingen van een
ijl zwevende sensatie; soms zijn de zinnen
in een stelligen wrong gebonden, en enkele
keeren de woorden geordend tot een statigen
gang. Maar het epische had de bovenhand
in zijn streven. Zijn illuzie was het scheppen
van een tragedie. Dit bleef de stellige koers
in zijn streven.
Zijn Floris V en Eduard van Gelre zijn
bekend, en mochten ze aan de hooge eisenen
van een tragedie ook niet kunnen voldoen,
er is aan kunstwaardig gehalte toch zeker
zooveel aanwezig, dat daarmee een kostelijk
bezit voor onze letterkunde is nagelaten.
Maar het lag hier niet in mijn bedoeling
da kwaliteiten van Van Oordi's kunst te
karakteriseeren, of de boe-groptheid van zijn
talent te schatten. Ik heb niet anders dan
den inborst van zyn kunst trachten te be
naderen in samenhang met zijn mooie
menschzijn, als noodwendig hiervan een glanzend
uitschijcsel. Door zijn sociale eigenschappen
en zijn artistieke begaaf iheden in deze vriend
schappelijke nagedachtenis te releveeren,
wilde ik doen uitkomen, dat er een mensch
gestorven is, die het leren voluit waard was
te leven en die als kunstenaar van den over
vloed zgner menscbelijkheid weggaf aan de
wereld tot blijvende herinnering.
W. STBENHOFF,
De niTersiteit w Berlijn,
(Enkele indrukken en herinneringen.)
P. of. Erich Bchmidt,
Rector van de Bsrlijnsche Universi'.eit
in het jaar van het jubileum.
Het verschijnsel dat onbegrijpelijk veel
menschen familiebetrekkingen, vrienden of
kenni-sen bebben te Amsterdam," schreef
Hildebrand eenvoudig toe aan de veelheid
der inwoners van dia hoofdstad." Van het
feit dat de Universiteit van Berlijn de grootste
is van Duitechland kan kwalijk een neer
afdoende verklaring worden gegeven.
Intnsschen, het is duidelijk dat haar omvang
alleen niet ia de eerste plaats haar
beteekenis uitmaakt of bepaalt. Dese dankt zy
veeleer ain het bewuste streven der regeering
om van de hoofdstad des ryks het brandpunt