De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 oktober pagina 1

23 oktober 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r: ra* DE AMSTEBDAMHEB A* WEEKBLAD VOOB NEDEELAND On-dLër red-actie Dit nummer bevat een bijvoegsel. IMjr. H. IF. L. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor IndiS per jaar, bij vooruitbetaling, ..... B mail 10. Abonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 23 October. Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . .030 . 0.40 IHHOUD TA» VBKRE EN VAN NABIJ: Onder Voogdij??Gemeentebelacgen,doorL. Simon?. FEUILLETON: Valse Diabolique, II. Uit het DnitBch. Vertaling van Emil Wegelin. KUNST EN LETTEREN: Studiën over het Individualisme in de negentiende een w, door dr. H. Fischer, beoordeeld door Frans Coener. Marfyae, door Ma t tb ij s Vermeulen. Inden Amsterdamschen dwaaltnin, door Corn. jr.Gimpe). BERICHTEN. - VROUWENBUBRIEK: Gedackten over de vrouw, I, door J. H. R. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Lissabon, met afb., door M. Opmerkingen, door Mjutchaerr. Afb. van de bal van het Noorder-Spoorstation (gare da Nor d) te Parijs tijdens déstaking. Een loflied op de nieuwe Laarder Schilderachool, door Johannes lAbwky. Charirari. WETENSCHAP PELIJKE VARIA: Wellman-'s trans-atlantiecbe luchtvaart, door dr. P. van 01 st. WNANCIEELE EN OECON03Ü8CHE KROITEEK, door V. d. M. en V. d. 8. De ccholen van het jongste leervak, doe r C. de Jong van Beek en Donk. Rijkg. Museum. Feiten en Fantazieën, door 8t. Veit en Van Tast. Brieven van Oom Jodocns. SCHAAKSPEL DAMRUBRIEK. ADVBRTENTIEN. «tiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiii Onder Voogdfi? In de laatste jaren is men bij ons bezig; in navolging van hetgeen in 't buitenland op dit gebied reeds verricht ?werd, Toor de geheele burgerij Lieszalen te openen. Voor ieder kosteloos liggen daar tijdschriften en kranten in voldoende hoeveelheid ter inzage, terwijl een biblio theek annex is, waaruit boeken kunnen ?worden geleend. Deze leesinrichtingen willen staan op volkomen neutraal standpunt ten op zichte van kerk en politiek. Zij schaffen zich alle eerlijk-bedoelde lectuur aan zonder onderscheid van de gedachten, die daarin worden veikondigd. Zij trachten te zijn de magazijnen, waaruit ieder die de jaren des onderscheids bereikte, de lectuur kan komen kiezen, welke hij naar eigen oordeel vindt dat hem past. Wij laten hier voor het oogenblik de beteekenis dezer openbare leeszalen voor het volksleven, voor de volksontwikke ling, onbesproken. Wij zullen later wel gelegenheid hebben aan te toonen, hoe zeer zij in den volwassene op dezelfde wijze de geestelijke vermogens wekken en ontwikkelen, als de lagere school het in de kinderen doet: hoe zij goed ingericht een arsenaal zijn van geestelqke volkskracht.... * * * Over deze openbare leeszalen ia men ten onzeat bezig strijd te voeren. Ziehier de zaak. De meeste dezer instellingen danken naar ontstaan aan het particulier initiatief. Allerlei vereenigingen hebben de op richting en instandhouding ervan jaren lang uit eigen middelen bekostigd. Heel wat duizenden guldens zijn door mannen, die hart hebben voor de ontwikkeling dea volks, aan het goede doel besteed. Maar toen de vraardeering voor deze leeszalen groeide, en uitbreiding noodig werd, bleken de krachten van het particulier initiatief niet meer toereikend. En ziende, hoeveel in het buitenland op dit gebied kon geschieden en hoe weinig büons, is men beland waar men moest belanden, en waar het goed is dat men toe komt: men heeft de Overheid om steun gevraagd: den Gemeenten, die alle, en sommige flink, in den zak taitten: bet Rijk, dat blijkens de onlangs ingediende begrooting met een 10,000 gulden zou bijspringen. Maar daar was het gebeurd! Nauwelijks publiek, werd het bericht met protesten verwelkomd. Het waren de Katholieken, die ineens fel uit den hoek kwamen. Nu verwondert ons dit niet. Er was een tijd, dat de Katholieken, die in Nederland hun gelijk-berechting aan de Liberalen danken, in Openbare Leeszalen zooveel kwaad niet zagen, ge tuige b.T. het feit, dat de katholieke heer Sutorius in den Amsterdamschen Baad de motie teekende, waarbij om een gemeente lijke Openbare Leeszaal gevraagd werd. Maar sinds is zooveel veranderd. De hooge geestelijkheid, die in de laatste jaren in Nederland haar invloeds sfeer gedurig bezig is uit te breiden, heeft zich er tegen verklaard; en sedert de snbsidieering van Staatswege aan de orde kwam is de openlijke strijd aangebonden; in de Kamer was de heer van Tuuren de woordvoerder. Het bezwaar tegen de Openbare Lees zalen is voor de leidende Katholieken gelegen in de neutraliteit" ervan. Men weet, dat een deel van hetgeen er zooal op de wereld gedrukt wordt voor de Katholieken, de geleerden onder hen uit gezonderd, verboden waar i 3. Een ander deel, dat men hun moeilijk met zooveel plechtigheid verbieden kan, als voor een pauselijk verbod vereischt is, wordt hun op grond van het herderlijk gezag der Bisschoppen eenvoudig op alle manieren onthouden en tegen gemaakt. De Open bare Leeszaal is voor deze goedbedoelde herderlijke zorgen een gevaar. De gele genheid zou hier wel eens den protes tant of den vrijzinnige kunnen maken, zooals zij den dief maakt". Het vrije onderzoek, dat de Roomsche Kerk, in zijn vollen omvang, afkeurt, zou hier een karsje meer krijgen Nu gaat dit, tot hiertoe, per slot van rekening den Katholieken alleen aan. Willen zij zich laten verbieden, het staat hun vrij aan Geestelijke Herders te gehoorzamen. Maar die Geestelijke Herders zoeken thans mér. De Openbare Leeszaal wordt niet opgericht met het oog op de Katho lieken ! Zij is een instelling van openbaar nut, dat is : van nut voor u en ons, voor den protestant, voor den vrijzinnige, voor ieder die het wenscht. En het is die protestant, die vrijzinnige, die de Hooge Geestelijkheid nu wenscht dat niet ge steund wordt in zijn verlangen naar verruiming van kennis en vrij onder zoek. Het is op het verlangen naar meer ontwikkeling van deze meerderheid des Nederlandschen Volks, dat het Epis copaat de hand wil leggen. Da Maasbode stak het eerst de trompet, zóó luide, dat het heele land, toch wel wat verbaasd, het heeft gehoord. Het herinnerde er aan, dat de Katholieken" geen Openbare Leeszalen wenschen. Het dreigde zelfs zonder omslag met coalitieverbreking ! Men veroorlooft zich van die zijde te durven! Bij het Borromaeo-debat mocht dit reeds blijken. Thans zien wij het zelfde.... .En welke is nu de houding van de niet-katholieke coalitie-genooten onder dit dreigement? De minder vreesachtige, onafhanke lijker elementen, als de christelijk-historischen en een deel der anti-revolutionairen, blijven ziek stellen op hun stand punt, dat aan volwassen menschen de vrijheid moet gelaten hun ontwikkeling ter hand te nemen, zooals zij dit wenscheD. Deze groep stelt alleen den eisen, dat inderdaad de neutraliteit" gehul digd wordt, die hier beteekent: de aanwezigheid der representatieve lectuur van alle richtingen; een andere neutra liteit dan de neutraliteit van de school: men sluit immers hier geen richtingen uit, maar neemt gelijkelijk van alle rich tingen op, terwijl niet behoort te wor den vergeten, dat men gedwongen wordt de school te bezoeken, de Leeszaal niet. Maar Kuyper, die den Katholieken zooveel te danken heeft, valt hun bij... Hoe wil, zegt de Standaard, de Regeering controle uitoefenen ? (Hoe oefent, vragen wij, de Regeering controle uit op de gezindte-scholen?) Waar moet het heen, als alle gemeenten voor Openbare Lees zalen moeten worden gesubsidieerd, klaagt een ander der van subsidies, zoo als men weet, zoo af keerige kerkelijken... Wij willen hier geen verder antwoord op geven. De interessante vraag voor ons politieke leven van wijdere strekking is ongetwijfeld deze, of in een over wegend protestant en vrijzinnig land het Doorluchtig Episcopaat zal te zeggen hebben wat gelezen mag worden. De heer Aalberse schreef kort geleden in zijn Weekblad: Helaasleven wij in Nederland niet onder Katholiek bewind". Hij zal er bij gedacht hebben : Maar als de coalitie-genooten helpen willen, zal het weldra maar weinig meer schelen. Gemeentebelangen. a. JUISTER CIJFERS. In drieërlei opzichten brengt de openbaar gemaakte gemeenterekening over 1909 op merkelijke gegevens. Daar ia allereerst de vergelijking van de begrooting over dat jaar met de rekeningcyfers. Zes hoofdstukken gaven een mér aan uitgaven van ?512.824; vijf andere van ?493.266 minder. Totaal dus een ver schil van ?19.558 meer. Dat is zeker niet veel. Maar het is wel duidelijk dat het volmaakt overbodig is dat de Baad zich bij de begrootingsdebatten het hoofd zou breken o ver een paar duizend gulden meer of minder hier of daar, terwijl de suppletoire begroetingen, die al deze verschillen met de oorspronkelijke zullen moeten legaliseeren, straks zonder boe of ba den Raad zullen passeeren. Het totaal der gedane ontvangsten is ? 1.458.634 meer dan begroot werd. Trek hiervan af de ?225.000, welke men voor stelt meer te halen uit de bedrijven en er blijft ? 1.213.000 over aan gedane werkelijke meer- ontvangsten. Waarmee het verzet tegen de voorgestelde extra-opcejiten op het per soneel bij het behandelen der begrootingen in 1908, als een slechte en nog niet noodige extra-belasting, ten volle gerechtvaardigd blijkt. Ten tweede nu brengt deze rel ening voor het eerst, het herhaaldelijk gevraagde over zicht der «e#o-nitgaven en ontvangsten, te gelijkertijd met de globale. En nu blijkt wel, dat deze netto's een geheel ander beeld geven dan de andere. Een paar sprekende cijfers: Volgens de gewone opgaven zouden we aan renten en aflossingen allén uitgegeven hebben ? 7 549.648 of 1/3 van het geheel der uitgaven ad ? 23.289.000. De netto-cijfer», w/i rente en aflos singen verminderd zijn met de terug ontvangen bedragen uit de bedrijven geeft voor hen een totaal van maar ? 3,856.789 of nog niet n vierde van het totaal ad ?15863.915. Evenzoo gaat het met Onderwys. De ge wone cijfers geven een totaal-uitgaaf van ? 5 239.535; de netto-uitga ven blijken slechts even 3 millioen te beloopen (?3.095.339) d.i. resp. J/4 en 1/5 van het geheel. Toch zijn, het blijkt ten slotte uit een tweetal andere staten (1312/12 en 1314,15) resp. over politie en brandweer, ook deze netto-gegevens nog niet het laatste woord van juistheid. In beide staten toch heeft men op deze hcofden nu ook geboekt hun eigen aandeel aan de pensioenen en wachtgelden zoowel als aan de renten en aflossingen voor te hunnen behoeve gedane kapitaals uitgaven. Zoo krijgen we nu deze drie uiteenloopende opgaven: Camerietische Politie. Brandweer. bedragen ?1.419231 ?422,187 Netto bedragen 1.379.816 411,192 Netto (met berekening van alle kosten) l &73.S45 490,613 Deze laatste opgaven nu zijn inderdaad die waaraan we iets hebben. Hun waarde zal pas recht uitkomen als ze ons van wat jaren achtereen gegeven worden, en niet alleen voor de rekeningen maar ook voor de bi'grootingen. Het is in elk geval verheugend uit deze gegevens te mogen constateeren (men wit>t het trouwens uit de reeds vroeger door hem als wethouder van P. W. geïnitieerde rekeningen voor onze bouwgrondcpmplexen en havens), dat het tegenwoordige hoofd van onze afdeeliug financiën, de heer-Serrurier, de beteekenis ervan voelt, Baad en burgerij te helpen aan een klaar inzicht omtrent den werkelijken stand van onze uitgaven. *?* b. VlER OVERWEGINGEN EN EEK MOTIE. De motie over de onderlinge verrekening tusschen electriciteit en tram in onze ge meente belooft tot een aardige puzzle te groeien. Ze is al bezig een paar hoofden wat in de war te brengen, die in het net van hun eigen spitsvondigheden liggen te spartelen. Misschien dat de vier volgende over wegingen alvast wat uit het warnet kunnen helpen: a. Amsterdam heeft een stadsdrukkerij, die voor de gemeente en haar diensten en bedrijven werkt. Hoe zou het zijn, als die drukkerij eens 20 pCt. boven den kostprijs ging rekenen, om dan die overwinst wér in de gemeentekas te storten? b. Zuiver commercieel gesproken: Als gasfabriek en electriciteitswerken niet pok gemeentebedrijven waren, maar in particu liere handen, zouden dan de tram en de dienst van P. "W., als zeer groote ver bruikers van kracht en licht, niet hun eigen prijsvoorwaarden stellen? Te meer waar de verrekening met hen administratief zoo oneindig eenvoudiger is dan die met duizenden klanten. c. Weer zuiver commercieel: Kostprijs hangt af van productie-hoeveelheid. Het leve ren van groote quantums tegen kostprijs *) is dus in bijna elke productie een voordeel boven niet-levering, omdat dit den kostprijs der overige productie doet dalen. Als tram en P. W. door verlaagde leveringsprijzen grooter afnemers kunnen worden, is dit, langs anderen weg, voordeelig voor de produceerende bedrijver, zoowel als voor de zelf gebruikende gemeen te; voordeelig er zelfs dan het LU leveren van kleiner hoeveel heden met schijn-winst. Want ten slotte: d. Het doel onzer bemoeiing in dezen, ia de burgerij zooveel mogelijk t ra m ge legenheden en zoo'm goed mogelijke open bare verlichting te geven. Niet: fictieve winsten op onze bedrij fsrekening te boeken. L. SIMONS. *) Volgens de mondelinge toelichting van den heer Wibant onder kostprijs tevens te begrijpen aandeel in rentenen afschrijvingen met een marge voor wisseling. In mijn inder tijd zoo glorieuaelijk afgewezen voorstel om gas voor eigen gemeenteyerbruik tegen lagen prijs te berekenen, had ik 5 cent genoemd, ala een prijs met marge. Studiën over het Individualisme in Nederland in de negentiende eeuw, door dr. H. FiSCHEB, Swets en Zeitlinger, Amster dam, z. j. (Slot.) Een der redenen, waarom de resultaten van het door den heer Fischer ingestelde onderzoek er zoo weinig bevredigend uitzien, is wel, dat hij met zulke ijle algemeen heden omgaat of het voorwerpen van dageliJkEch gebinik waren, dat hij begiippen behandelt als krnidemerswarec, waarvan hu beweert dat ze ontstaan" en overgenomen" werden, dat bij zelfs vrij precies aanduidt wanneer en waar dat gebeurde en wat de oorzaak" was. En het allerbedenkeljjkste is wel dat hij tracht het heele geval in Neder land te doen spelen. Ons lieve vaderland is over het geheel een zeer te waardeeren pleksken grond, maar om de groote geestelijke stroomingen van de wereldhistorie te bestudeeren, komt men toch beter elders terecht. Het lijkt hier altijd een beetje, wat den geestelijken atmosfeer betreft, op zulk een kleicen inham aan een roteige kast, waar de branding haar kracht v< rk ren heeft en een zoom van vuilwit schuim tusfchen en om de gladde steenen dringt, en op het vlakke water allerlei naainlooze zelfi'andigheden dobberen, mitsgaders twee blokjes hout. Als dan buiten de zee hoog gaat en vervaarlijke brekers tacrollen, gelooft men. ook de ie kleine wereld In be roering te zien komen. Maar de breker ver loopt hier in een dikken rimpel, die enkel het vuilwit schuim wat hooger op de steenen drijft, en als 't weer rustig ie, blijken de naamlooze zelfstacdigbeden en de blokjes hout onderling enkel van plaats verwisseld... Zoo is het in Holland en wie, vanwege zy'n speciale studie of zijn Nederlanderschap, gedwongen wordt hier naar geestelijke ver schijnselen te speuren, die blijkens berichten van buiten toch aanwezig moeten zijn, virdt allerlei verwarrende tusschentoestanden en eindelooze schakeeringen, die elke groepee ring tarteo. Dat is de vloak van onze nationale onaf hankelijkheid, dat wy wel verplicht zijn ons ook geestelijk als een apart en compleet geheel te beechonwen. Een waarachtige romantiek in de kunst hebben wij hier b.v. nooit gehad, gely k dr. Fischer uitgebreid be redeneert, terwijl de geestelijke en artistieke bewegingen der 18e eeuw onder de Neder landers van dien tijd vrijwel tot karikatuur geworden zijp. En hetgeen hier van de groote revolutie terecht kwam, was iets... tegelijk ocmogelijks en noodzakelijks, iets dat men noch doen noch laten kon, in een allerduidelijkste afwezigheid van een friaschen, mach tigen vernieuwingsstroom. Daarom blijft het ondankbaar en onmogelijk werk,als men niet bij zonderlijk dat Hollandscneigen-halfslashtige op het oog heeft, bij ons naar de beweging des levens te zoeken, gelijk deze studie van dr. F. nogmaals aantoont. In de noodzakelijkheid al dat zoozeer ver bijzonderde een plaats en een naam te geven, komt hij tot opstelling van buitenissigheden, die de zaak maar onuoodig ingewikkeld maken en inderdaad geen objectieven grond hebben ... naar mij voorkomt... Hetgeen in de 14e en 15e eeuw op vele verschillende plaatsen gebeurde" (kan men voor 't gemak zeggen), het geen men de Wedergeboorte genoemd heeft, was inderdaad zoo iets als een opnieuw ontwaken tot het besef van eenheid, eenheid van mensch en wereld, na den benauwden droom van tweespalt gedurende de middel eeuwen, toen immer de vlekkelooze, ideale godheid dreigend tegenover den nietigen, onvermijdbaar zondigen wereldling opstond. Doeh allengs die godheid erkennende als het eigen reusachtig schaduwbeeld, voelt de westersche menech zich van een zwaren druk bevrijd en ontbloeide tot een levenslust zoo stralend, als sedert de ver verleden klassieke beschaving niet gezien was. De tot zichzelf" gekomen menschheid voelt zich nu n met wereld en leven, vrümacht'g en van onbe grensde vermogens. Maar het wondere besef van die eenheid en dat hooge geluk waren een hoogtepunt en hebben maar kort geduurd. Stond ook de middeleeuwsche mensch altijd wreed gescheiden van zijn ideaal, waarmee hu1 hartstochtelijk verlangde zich te vereenigen, van zijns gelijken was hij gees telijk niet zeer onderscheiden, individu was hij nog mfar in geringe mate. Hartstochte lijk en onberedeneerd leefden de menschen in n gemeenschappelijken sfeer van geloover, vertrouwen en vreezen en wat n ondervond, ondervonden allen. Doch sedert de Renaissance werd dit an dere. Men kan ook zeggen, dat d* verhouding van denken en voelenen willen een wijziging onderging, zóó dat het eerste in het vervolg dominee: de. Na de vereenzelviging kwam voor de mencchheid veer de zelfonderecheidirg, maar in het meer critisch bewuste leven van den enkeling werd dit thans een onderscheiding van individuen tegenover ell aar. Wat twee was geweest en n geworden, viel nn in tallooze eenheden nit elkaar, tallooze kleine werelden die zich elk de wereld geloofden. En dit proces is het, dat men in de 17« en 18e eeuw door ziet gaan, de al verder gedreven ver-enkeling, het individualisme. De Renaissance had de identiteit van menschheid en wereld begrepen en xich souverein gevoeld als de eenige werkelijk heid. Daarna bleef toch voor de zich afzon derlijk ontwikkelende individuen de trots dier ontwikkeling en loofde men de rede, die het inzicht gebracht had, ofschoon heimelijk verveling en onrust zich reeds opdeden, om dat alle band en vastheid te loor girger. De rede, laat ons liever zeggen: de slimme ver standigheid, werd EU als een dievenlantaren gericht op wat de menschkeid aan mystiek en schooi e v ei beeldlij g uit vroegere eeuwen bad meegebracht, met het natuurlijk resultaat dat gevoel en phantaisie gelijkelijk inkrompen onder die felle stralen. En naarmate beider dwaasheid duidelijker bleek, geloofde men meer triomfantelijker de waarheid van het leven op te doen, die .alles op het individu scheen te betrekken en zijn opperhoogheid stelde. Zoo werd in enkele kleine klingen het zich rijkelijk uitleven volgens eigen normen tot hoogsten plicht en heeft met name het Frank rijk der 18e eeuw theorieën en daden beleefd, waarop latere minder hoogmoedige gedachten met huivering terugblikken, wijl zij voor ver bastering of verslapping hielden, hetgeen wel beschouwd zelfrerhooging en zedelijke moed dient te heeten. Men moet niet vergeten dat deze menechen bet waren, die de revolutie hielpen voorbereiden en gedeeltelijk zelf maakten.,. Intnsechen kondigde reeds, in allerlei ongeregeld en onevenwichtig denken en handelen, de omkeering zich aan, die niet anders kon zijn dan weer streven naar eenheid van mensch en menech, en naar onderscheiding van zelf en wereld of godheid. Beide strevingen beteekenden dan vernedering van het hoogmoedig ik, oplossing van den eigen wil in anderer en tevens het zich weer klein en onvolmaakt voelen van den menscb, die het enkele en eindige was, tegenover God, het eeuwige, het onbegrensde. Toen later laat ons voor het gemak zeggen met Rousseau dat streven zich be wust werd en een naam kreeg, heette het in de kunst Romantiek en economisch en staatkundig, als ik mjj niet vergis, Radicalisme. Vooral in den aanvang (einde 18e, begin 19e eeuw) openbaarde het zich als een harts tochtelijk verlangen, om niet meer wüsnenzig verstandelrjk en eigen gerechtigd te zijn, wijl aldus de persoonlijkheid tenslotte leeg vor melijk achterbleef in een duldeloos v»ge, doel- en wezenlooze wereld. Maar zooals een berouwvol kind zich werpt aan 's vaders borst, wilde men opnieuw zich klein en zondig en vreesachtig, maar tegelijk ook zoo heerlijk vertrouwd en veilig voelen bij den machtigep, goedertieren god, die't allea voor de menschen ten beste leidt. Prozaïsch gezegd: ah afjonderljjke, souvereine, persoonlijke we reldjes op eigen beenen te staan, was uiterst bezwaarlijk gebleken,nu wilde men die fierheid en vrijheid graag offeren voor wat vastheid en hoogere zekerheid dan het individueel denken geven kon. En het was daarbij niet meer dan natuurlijk dat de verlangende gedachten ui'gin gen naar de middeleeuwen, ala naar een tijdperk van veiwante zielsstemmingen. Weer saam te leven in gevotl en geloof t la n menschheid, zonder c ritu k of redeneeren gelijkelijk te ondergaan het natuurlijke: smart, vreugde, weemoed en verlangen, dat werd het waartoe allengs de tijdgeest zich neigde. De behoefte aan dat kinderJijk-onlcgische, onvormelijka, on geleidelijke, aan het heftig passioneele, het algemeen menschelijke" vindt men overal in de literatuur terug. Doch ook voornamelijk in de literatuur en. onder de kun tanaarp. De burgerklasse, die sedert overal het veld behield, verschafte in haar druk practisch leven en materieel zelf behagen veel eer een voedingsbodem aan 18e eeuwsch individualisme en rationalisme. Daar zy eeLter weinig eigen geestesleven bezat, volgde zij ook vanzelf dat andere, nienwe streven, dat zich baan brak en betoonde zich rcmantiech. He e romantisch echter?... Daar zij feitelijk zeer wel met haar nieuw, goed onderlegd bestaan was ingenomen en eigenlijk pas te denken begor, bleef haar het srrartvo1, woest verlargen der romsntiek, haar z:ch verliezen in de eenheid, teneinde toe een raadselachtige en tamelijk ongepaste stemming, voor innige christenen müschien rog begrijpelijk, maar voor redelijke wez< ni, die het hier goad hadden, schandelijk ondankbaar. Het conventïoneele en algemeene der romantiek echter, het naar T aUe» niet individtieele zeden, gevoelens, gedachten leven, kwam bijzonder te pas, wijl men nog geen tijd had gehad zich persoonlijke, eigen normen uit te denken en daar in het drukke leven van geld verdienen ook voorloopig niet mee beginnen kor. Zoo was er maar n eigen princiep, n zedelijk voorschrift, dat deze voortaan toongevende klasse, als 't ware van de geboorte, had meegebracht en dat heette: spaarzaam zijn, verkregen positie hand haven, er boven op big ven. Al de overige ziele-inventaris scheen, niet zoozeer geleend, ala wel uit een faillieten boedel voor den halven prijs overgenomen. Maar dat merkte men zoo niet. Men meende wel degelijk en gaf zich veel moeite te voelen wat de tijd scheen te vereischen: al die zware aandoeningen, ge'ukkig bij vaste gelegenheden opgewekt, en die men zeide dat algemeen menschelijk waren. Dus verplicht... Maar men kon het geval zien aankomen en zich behoorlijk voorbereiden. En hiermee is dan meteen de gevoeleoverdrijving, het onecht vertoon van aandoening gegeven, dat ientimenteliteit en vttltch pathos geheeten wordt, de neiging waartoe bij geen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl