De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 oktober pagina 5

23 oktober 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1739 DE AMSTERÜAMMER W E E K B L A t) VOOR NEDERLAND. LIBERTY ELDERS NIET ' VERKRIJGBAAR DUREN CLOTH EEN LICHTE EN WARME WOLLEN STOF VOOR JAPONNEN EN MANTELCOSTUUMS IN 28 FRAAIE EFFEN KLEUREN 110 C.M. BREED PER FL. M ETER 2.50 GEÏLLUSTREERDE CATALOGUS VAN lBERTY STOFFEN OP AANVRAAG FRANCO STALEN FRANCO STALEN FRANCO Mier W A f*f\ LEIDSCHESTRAAT IVlfc. l Z, OK VrU AMSTERDAM EENIQE VERTEGENWOORDIGERS IN NEDERLAND eiacliten orer de Trouw, De zegen, door talloozen gezien in het deelnemen der vrouw aan het leven volko men als de man, het komen der vrouw in zjjn arbeidskring, wenscht Hermann Graf Keyserling niet te aan vaarden. Hy beschouwt het in ieder opricht gelijkwaardig willen worden der vrouw aan den man als geen groot geluk. Als het waar zij zegt hu dat slechts het levende zelfstandige waarde heeft, ig het met het meerendeel der mannen slecht ge steld: want deze zqa, in den regel, op hun dertigsten jaar al dood. Dood" in den zin, dat zy alle onmiddelbaarheid, alle oorspronke lijkheid verloren hebben, dat hun geest het vermogen van eigen leven, van het indrukken ontvangen verloren heeft en tot een machine geworden ie, die in stomme werkzaamheid, wanneer ook in beweging gebracht, steeds denzelfden arbeid verricht. Dat de mannen dus doende tot bruikbare leden van de mo derne Gemeenschap worden, valt niet te bestry'den: daar toch zgn alleen pas-klare en af gerichte element en van nnt.Zelfskanmen, zonder ge raar van overdrijving, beweren, dat in de huidige arbeids- en zakenwereld werke lijk levende menschen, menschen die meer dan werktuigen zijn, wier leven scheppen is, menschen, die eigen gedachte en doel hebben, behalve aan het hoofd van zaken of arbeideinstellingen, niet meer te gebruiken zijn. Deze opvatting wordt geenszins te niet gedaan door de opmerking, dat machines onmisbaar zijn, ?lat het geheele Ie ven van den man centrifugaal gericht en er eigenlijk op aangelegd is om van menïchen machines te maken, door het feit dat machines als personen zonder eenig be lang zijn. Als persoon bestaan die menschen volstrekt niet meer, en de omgang met hen is daarom onvruchtbaar en onverkwikkelijk. Voor hem die niets van hen eiecht, diehen niet noodig heeft tot een bepaald practisch doel, UIT DE NATUUR. De Structuur van den Eifel. Boven bij de ruïne van Gerolstein heeft de toerist, die er op gesteld is zy'n landschap niet alleen te doorreizen, maar ook te begrij pen een uitmuntend observatorium; ten minste als het niet stormt of regent, want dekking is er maar weinig. Ge hebt daar, om een bekende woordspeling te gebruiker, een uitzicht, dat een overzichten een inzicht geeft. Want van dat hooge winderige plekje kunt ge heel ver in het rond zien; ik wilde echrij ven eindeloos ver, maar dan zou ik ove: drjjven niet alleen, maar ook ODjuist worden. Het ligt juist in het karakter van het Eifellandschap rondom Gerolstein, dat het uitzicht aan alle zijdeneenigssins beperkt wordt, tenzij men op de allerhoogste toppen klimt. Wél is het een typisch landschap hier; zóó kesmerkend, van een zóó eigen aard, dat wanneer ge iemand die er geweest is, ook maar een vluchtige omtrek-schets geeft, hij er dadelijk den E f el in herkent. Hoofdzake lijk zit dat in den vorm en de onderlinge ligging van de bergen. Er zijn twee typen: de eene heb ik u den vorigen keer al beschreven; dat zijn de grillige zijn zij niets, is iederen omgang met hen on mogelijk, tenzij hjj een der hunnen mocht zijn. Men lette maar eens nauwkeurig op deontwikkeling van normaal nuttige mannen: in stede rijker te worden, verarmt en verschrompelt hunne wereld ia gelijke mate waarmede zij hunne volmaking te gemoet gaan. Aldra geven zij eigen indrukken voor pasklare begrippen prijs. Wat er niet invoegt, vermogen zy niet meer waar te nemen en al het waargenomene verliest zich in hetzelfde automatische. Zij begrijpen slechts dat wat onder bepaalde begrippen valt, denken steeds en altijd wat in het gegevene reeds opgesloten licht; hun leven gaat op in een dood systeem. Veel vale by hen niet meer te bespeuren van wat leven" is, daar hun bestaan hen verwijderd houdt van opvattingen, begrippen en meeningen, die tot hun wezen in niet de minste betrekking meer staar.O vergen omen begrippen nemen bij hen de plaats van het oorspronkelijke leven in. Hun beroep dat den levenden niet meer zijn kan dan een ijle omtrek is hun eigenlijk icnerste; hun ambt of betrekking het meest persoon lijke van hen. Hunne gedachten zijn niet van levenden oorsprong, maar van een wat men denkt, of denken moet. Al het persoonlijke hebben zij verloren. Zy zij n zonder oorspronkelijkheid, zonder innerlijke waarheid, zy zijn werkelijk niets meer dan machine». Want hun ontbreekt wat den mensch tot mensen maakt: de scheppende autonomie. Da ziel, die het werktuig beteekenis geeft, is er niet. Met werktuigen alleen is niets te beginnen. Ook niet met wien geen begrip heeft, met hem, wiens leven niet een voortdurend be grijpen en vernieuwen is. Hu blijft ondanks hetgroote heelal, staan: hij kan niets nieuws scheppen, hem kan niets nieuws we ervaren. De nuttige mannen van boven de dertig zijn in dezen tijd door den regel dood. Misschien was het vroeger in werkelijkheid niet veel anders; de man toch neigt van nature in zijn kunaen onder te gaan. Hij beeft zoo veel te strijden en te bestrijden dat hij ten laatste zelf wapen wordt en blijft. Onze huidige beschaving is echter de eerste van allen, die feitelijk slechts wapenen ge bruiken kan. Dus doende kweekt hij met een snelheid, die met schrik en ontzetting slaat, een menschensoort, dat aan levenloos heid al het vroegere overtreft. In dit oplicht gaan wij, ongetwijfeld, terug tot het schrikkelykste van alle barbaarschheden, waar het levende aan het doode onderworpen wordt. De wereld wordt by voortduring armer aan geest, omdat n geest volstaat om millioenen machines in beweging te brengen, daar de machine meer en beter werkt als de aan tekortkomingen onderworpen mensch. en naar Geesten nauwelijks meer vraag is ... Maar de reactie, de onvermijdelijke terugweiking, is thans reeds waar te nemen. Er is geen tijd geweest, die den kunstenaar hooger heeft gesteld dan deze. Waarom? Omdat deze zwakke, onvolmaakte mengchen die als personen zoo weinig imponeerends hebben, deze niet toerekenbare kinderen, door de muzen uitverkoren, als Geesten", de on geloofwaardige eigenschap bezitten, werke lijk levend" te zy'n. Zg hebben persoon lijke indrukken, zij denken oorspronkelijke gedachten, zij doen wat hun goed dunkt. Hun bestaan is een werkzaamheid, een doen, dat in en uit hen zelf en onmiddellijk op welt, kortom spontaan is, geen gevolg van abstracte praemissen; zy' zy'n echte, rnïne-achtige dolomiet-rotsen, die als kale pie ken of steil a muren boven het groene bosch uitsteken; de andere vorm is even regelmatig, als de eerste grillig is. Als uw kleine jongen of meisje een hand met droog zand vnlt en dat langs een genltje in den palm met een fijn straaltje op een grof papier laat vallen, dan kunnen ze in vijf minuten een miniatuurEifelberg van den tweeden vorm nabootsen. Denk n dit keurig en regelmatig zandhoopje een paar honderd meter boven de omgeving en rondom geheel met graan, gras, struiken of lage boompjes bewassen. Zoo'n kegelberg, met zijn stompen kop en zgn zacht hellende mantel, kan op zichzelf niet veel bijdra gen tot de schoonheid van een landschap ; maar wanneer er een tiental byeenstaan, hoogstens een half uurtje van elkaar en zóó, dat de achterste hun toppen boven de schuine helling van de meer naar u toekomende ver heffen, dan komt er al veel meer lijn in het lucht profiel; dan krijgen we ongeveer iets, als het mooie, haast by ieder bereisd Neder lander bekende Ze vengebergte bij Bonn. Staan er nu tusschen dieeenigszins nuchtere bergvormen waaraan geen steen of rots te zien komt en die te laag blijven om indruk wekkend te zy'n hier en daar van die schrille bizarre, hoogoppiekende rotspartijen, Gezicht over een lava-wal van de Pappenkaule heen naar bet west'n op de |. Eif el vulkanen met bebouwde hellingen. levende menschen, wat zij overigens ook zijn mogen. Onze maatschappij hongert zóó naar leven, dat het kleinste groot voor haar wordt, en haar zelfs in den onbeduidendsten verschij ningsvorm het groot e treft. Want werkelijk, zelfs de groote mannen, die als goden boven de wolken troonen, zy'n in den grond der zaak hetzelfde geweest. Zy waren in het heel Groote du.t, wat ieder kunstenaar in het kleine is. Het Groote is onzen tijd echter niet weggelegd, daarom neemt hy het kleine voor lief. Levende mannen worden, enkelen uitge zonderd, sterk tot vrouwen aangetrokken. Dit vindt zy'n verklaring en oorsprong hierin, dat, de vrouw, in tegenstelling tot den man, in den regel gevend" i?. Onverschillig of de vrouw dom, dwaas of begaafd ter wereld kwam, zy is niet zonder originaliteit, zonder oorspronkelijkheid, hoe gering die ook wezen moge. Zelfs wanneer zij in de eentonigheid van berrediging of teleurstelling dof en stomp geworden is, zelfs wanneer haar bewustzijn zich in enge grenzen beweegt en de by iedere vrouw zoo merkwaardige sterk sprekende praktische zin alle anderen driften en drijfkrachten teruggedrongen heeft, is haar leven toch niet werkelijk gestorren; het blijft steeds mogelijk haar uit den doode op te wekken. Hare bewerktuiging maakt het der vrouw schier onmogelijk de werkelijkheid voor schaduwen pry's te geren, de melodie des levens klinkt te sterk in haar, om ooit door haar verloochend te worden. De kinderen, wien de man het aanbegin geeft en die hij zel den ats iets van hem zelf, als ietseigens gevoelt, zijn integreerende bestanddeelen van harephysiologie; het innigste wezen der natuur geeft aan haar bestaan rbythmu?. Het wonderbare raadsel hoe iets, dat niets was, op eems worden kan, vindt in haar zy'n oplossing; het niet waar neembare verband des levens, voor het ver stand ean eeuwig raadsel, vormt de reëele basis van haar oorspronkelijk zelfgevoel. Hei moe derschap belichaamt het diepste wat is; de vrouw als moeder kan niet oppervlakkig zy'n. Maar ook de vrouw, die het lot niet deed dalen in de diepte van het zijn, verliost zich slechts zelden in de schemerwereld van voor stellingen alleen; het gevoelsleven in zij n ge heele spankracht, van het zinnelijk gevoelen tot het wereld beheerschende geloof is zoo krachtig bij haar ontwikkeld, dat zy uit den sfeer der ervaringen nauwelijks komen kan en voor het niet-werkelyke op den duur geen ruimte in haar leven open houden. Zoo blijft de vrouw, ten goede of ten kwade, in de sfeer der onmiddelbare werkelijkheid. Dit bepaalt haar zwakheid, haar gemakkelijke vervoering, het bepaalt haar minderwaar digheid in alle technische kwesties van ruimen omvang, tot welke zij, krachtens haar natujr, geen ware verhouding hebben kar. In haren eenvoui en onmiddelbaarheid weet de vrouw zelfs dingen, die langs omwegen allerminst te ervaren zy'n, en die zelfs mannen, boven velen begenadigd, zoo ooit, dan slechts in zeldzame oogenblikken vermogen te onderscheiden. Wat is wonder baarlijker dan de de zin van het Moederhart of de helzienderheid eener minnende vrouw? Welke man kan zich beroemen op den scherpen blik, met welk een gewone vrouw vaak door de kumjtigstg-ipaskerg heen ziet, en het wezen van den mengel van den schijn onderscheidt. Hoe verwonderd kan men zy'n over wat de meest onbe duidende vrouwen vermogen l De oorzaak ligt diep onder het kenvermogen van het steenige muren, witte klippen en kammen, steil en onbegroeid, dan geeft die mengeling iets heel bijzonders aan een streek. EQ wan neer daar nog bijkomt een enkele hellende vlakte met langwerpige akkers en een kron kelend riviertje, dat in diepte er doorheen schuift, zooals uier, dan zijn alle elementen vereenigd, om een berglandschap te vormen, waarvan het gezicht niet gauw verveelt. Eén ding echter blyft eenigssins hinderen; het treft iedereen dadelijk, dat die zoo ver schillende toppen niet by elkaar behooren; het is hier een vreemde mengeling van bergen, die niets met elkaar te maken willen hebben; n aangenaam geheel vormen ze dan ook niet bepaald; het is er mee, of een schilder een stilleven had samengesteld uit bloemen of vruchten tegelijk met de modellen uit de stereometrie-le?. Inierdaad; die kegelbergen en de dolo mieten hebben ook historisch niets met elkaar te maken; ze zijn kinderen van geheel andere tijden; jeugdige indringers of doordringers zijn die stompe, groene kegels; zy' hebben den ouden bijna vlakken devoon-bodem door boord ; ze zy'n als door een zeef, die op deeg gedrn kt werd door de gaten heen naar bo ven gekomen en hebben kegel t j es-maken gespeeld. Niet ait zand evenwel; maar uit gloeiende en vloeiende lava en uit asch en puin ver mengd zy'n de kegels ontstaan; de vuurspuwende berg vormde zich zelf al spu wende; steeds hooger kwam de krater opening by elke nieuwe uitbarsting; en de massa, naar alle zijden gelijkmatig afvloeiende, stolde aan den voet. Alleen wanneer er na lange ruat weer eens een uitbarsting plaats greep, dan sprong er soms een gat in den wand van den berg en uit dien zijkrater stroomde nu de vurige magma-slang naar de diepte. Zoo'n berg kreeg daardoor een uitwas op zijn kegelmantel; hij bleef niet zoo merk waardig regelmatig; zulk een gebochelde en scheeve vulkaan ziet ge van hier duidelijk aan de westkant van de Kyll. Ook gebeurde het, dat de opdringende massa met zoo'n geweld uit de diepte der aarde omhoog drong, dat de wand en het dek van den trechter opeens omhoog geblazen werd, en de massa in damp en asch en steentjes uiteenvloog; dan ontstond er een groot gat in den ouden devoon-grond; later vulde het zich met water. Een kratermeer, een Maar" of een Eifel-oog was ontstaan. Zulke Maare," zy'n evenwel niet vlak by Gerolstein te vinden. Over die jonge vulkanen moet ik u later nog wat vertellen; wy' zijn er heel lang aan het snuffelen en botaniseeren geweest en we hebben er een paar aardige kiekjes gemaakt. Eerst even over dat oud en jong. Jong, ge ologisch gesproken, wil zeggen: uit een be trekkelijk nog niet lang geleden tijdperk van de geschiedenis der aarde; uit den tijd, die aan de nieuwste geschiedenis, den ijstyd en het tegenwoordige voorafging, den tijd waarin de aardoppervlakte, wat de verdeeling van land en water betreft, al eenigszins begon te lijken op de tegenwoordige teekening; den tijd, waarin planten en dieren leefden, die al deden vermoeden wat ze worden zouden in de tegenwoordige periode. individu, het is de diepte van het geslacht, de geest der Moeder", de een wig voort brengende, de geest der levende natuur. Er is slechts eene diepe kennis, en dat is de kennis der werkelijkheid. Wie in de werkelijkheid leeft, hij moge een dwaas zy'n, kan de diepste wijs heid verkondigen; wiens bewustzijn door schaduwen verduisterd wordt, dringt, hoe begaafd hij ook zy'n moge, nimmer tot de waar heid door. Niemand en niets komt de Eurcpeesche mythe van Syöille, de wijste vrouw in diepzinnigheid, die fantaisie en natuur gevoel ooit verdicht hebben, nader. De Sybille weet alles, wat wap, is en zijn zal. Voor haar zy'n de raadsels bekende werkelijiheid, die de geest van den man in het dwangbuis van het verstand, ondanks alle klaarheid nauwlyks als bestaanbaar denken kan. (Slot volgt). J. H. R. AErlfEl^IrEL Mannequins". De kunst om een mooi toilet mooi te dragen is een gave, die betrekkelijk weinig vrouwen verstaan. Daartoe behoort, evenals bij alle kunst, in de eerste plaats aangeboren neiging: talent dus; en vervolgens... heel wat wél overlegde oefening. De groote mode magazijnen in Parijs helpen hun klanten, en 't publiek in 't algemeen, op even geestige als voor treffelijke wijze, om deze kunst te leeren door uitmuntende voorbeelden. Aan de modeparady'zen derVille-Lumièrezün een leger van jonge dames verbonden, wier eenige taak het is, zich op kosten van de zaak zoo fraai en sjiek en modieus mogelijk te kleeden, en deze kleeding door haar houding en haar manieren op de meest voorbeeldige en elegantste wyze in 't publiek te dragen. Men noemt deze levende reclame poppen mannequins", en treft ze aan op alle plaatsen, waar de beaumonde komt aneeren. Men kiest deze man nequins" gaarne uit de beschaafde standen, want het is geenszins een gemaskely'k beroep. Er is veel inzicht, takt en smaak en zelfs eenig tooneeltalent voor noodig, om op dit gebied bet beste en fraaiste te bereiken, en het is tevens voor y'deltuitjes een aantrek kelijk baantje. Zoo'n ongefortuneerd meisje, dat in n saizoea voor 50000 francs aan nieuwe kleeren draagt, heefc natuurlijk een kol/je naar haar hand: de taai om te schitteren door schoonheid en elegance is voor niemand een corvée. Sommige dezer jonge dames geven ook op de modeateliers kleine, geestige voorstellingen door met eenige standen en bewegingen aan te toonen, hoe een toilet niet en hoe het wél gedragen moet worden. Het is voor ieder interessant en leerrijk deze kleine scenetjes bij te wonen. Jammer genoeg ziet men dergelijke mode-comedie hier in ons land nog niet vertoonen. * # y. Middeleeuwich. De mode is capricieus en bemint de plot selinge front veranderingen en verrassingen. De hoedenmode, getrouw aan dit devies, heeft plotseling een onverwachten keer genomen en de winterhoeden schijnen de woaderkracht harer schoonheid niet uitsluitend te zullen zoeken in expansie. Hier blijkt de veel be lasterde mode trouwens ook weer logischer te zy'n, dan men geneigd is van haar te ver wachten. De groote, breedgerande hoed be schermde het gelaat tegen den zonnebrand. In den winter is ze daarvoor evenwel niet Dat was een tijd van geweldige beroerin gen in de aarde, die jong-tertiairty'd; vooral ook voor de streek, die nu West- en Midden Europa heet; en uit dien tijd dagteekenen de Eifelvulkanen; ze ontstonden op den byna effen bodem van de Rynlandsche hoogvlakte waardoor de Rijn zich van Bingen tot Bonn zulk een schilderashtige bedding heeft uit gediept. Maar ook die hoogvlakte zelf is een product der eeuwen; de E fel was eer s een deel van een geweldig Alpenland. Door inwendige krachten der aarde wolkenhoog opgeheven, werden horizontale awdlagen vroeger als kalk of klei afgezet in plooien op en soms over elkaar geschoven ; zoo wordt een stapel wollen dekens die van ne zy'de in elkaar gedrukt, van de andere tegengehouden wordt, gekromd en geplooid. Dat gebeurde nog vóór en tijdens den etaenkopltijd, het laatste ge deelte van de era, die de primaire wordt genoemd. Maar tegely'k met het verheffen begon de neerhaling, en eok nog in den ondenkbaar langen tijd, tasschen primair en teitiair, werden deze Carboon Alpen door weer, wind en water gesloopt; by' stukjes en beetjes werden de rotsen afgeknaagd en als puin, zand of slibnaar de vlakten endezeeën gevosrd, om daar weer nieuwe aardlagen te vormen. Al leen het onderste gedeelte, de romp van het oude berglandschap is nog over; de onderste van die devonische aardlagen golven nog voort in de bovengrond van den Eifel. Aan de opper vlakte ziet ge van die golven maar weinig, die is bijna vlak geschaafd. Waar echter een snede in de aarde wordt gemaakt, in de steen groeven of waar een spoorlijn wordt gelegd, daar ziet ge ze duidelijk, die golvingen, die aardplooien, elk met zijn rug en zijn dal. Die harde onder-devonische zand- en leisteenbodem van Eifel en Rijnland droeg vroe ger de lagen uit den middel-devonischen en lateren tijd. Die zijn bijna geheel weg, en voor altijd; maar een restanlje is er hier en daar van overgebleven; en dat kon natuurlijk alleen daar gebeuren, waar zich in de geplooide lagen een diep dal bevond. Denk u maar even in, of beter: rol drie of vier lapjes van boetseerklei, of nog beter: snijdt ze van plasticineblokken in verschillende kleuren; leg die op een plankje op elkaar, en duw dan de plakjes met n vinger eventjes op, teiwy'l ge ze van den tegenavergestelden kant terughoudt. Dan ontstaan er twee of meer ongeveer even(Puck). Zij hebben oogen en zij zien niet. noodig en bovendien wordt ze door haar groot oppervlak een speelbal van den wind. De winterhoed moet dus meer om het hoofd sluiten, om dat tegen koude en sneeu w jacht te beschermen, en deze plicht schijnt de modieuae winterhoed met gratie te zullen volbrengen. De riddertijd heeft aan de chapellerie voor deze vernieuwing modellen verschaft. Helmen van fluweel en zijde, stormkappen van fijn vilt met lint en paarlen zijn aan de orde van den dag. Het nieuwe leger van amazones zal er nochtans in 't minst niet krijgshaftig uitzien, want 't zijn soepele stoffen en fijne tinten, waaruit deze oorlogszuchtige hoofdbedekkingen gevormd werden. Het is een terugkeer der romantiek in de mode. *** Sluimerliedje. Een honderdjarig geböortefeest van een lied I... een zeldzame gebeurtenis l Den 13 den September werd deze herinneringsdag ge vierd voor het populaire sluimerliedje van C. M. von Weber: Scblaf Herzeneeöhnchen, mein Liebling bist du". Weber componeerde dit lied onder zeer bizondere omstandighe den: Hij vertoefde namelijk te Frankfort, toen daar een opstijging plaats vond yan de luchtballon van Madame Blanchard, weduwe van den beroemden aëronaut. Toevallig logeerde hy' in 't zelfde hotel als deze dame, die haar klein jongetje onder de hoede van een meid bad achter gelaten. De meid echter kon haar verlangen niet bedwingen om haar meesteres te zien opvaren, en liet het kleine ventje in den steek. Weber ontfermde zich over de arme verlatene, en wist niet beter te doen dan zich voor het spinet te plaatsen en daar op eane tekst, welke hy' in den zak had, het sluimerliedje te improviseeren. Dit liedje, dat iedere Duitsche moeder thans voor haar kleinen zingt, werd dus voor een Fransch kindje gecomponeerd. ALLBGBA. wy'dige en naar vóór of achter eenigazins hellende plooien. Giet nu de dalen en berg ruggen van elke plooi vol met een beetje fijn en vochtig zand of krijt.desnoods suiker, en strooi ook over de rest een laagje. Sny'dt er daarna met een scherp mes dunne horizontale laagjes af, steeds dieper of lager. Er komen dan evenwijdige streepen te zien, en, waar de plooien in hun geheel afliepen of opstegen, witte, roode, grijze puntige lussen of halve ovalen aan de oppervlakte. Dat zy'n de door snede van plasticine- lapjes; die streepen zy'n net zoo breed of een weinig breedei als die lap jes dik waien; dat spreekt. De bovenste laag, de witte plak, de zand- of kry'tlaag, is al na een paar sneden met het mes van de ruggen verdwenen; maar in het dal van een plooi, daar bly'ft die bovenste laag in dit nagebootst geval het zand of krijt, het langst zichtbaar. Snijd ook een plak af, loodrecht op de richting der plooien; dan begrijpt g« de heel eenvoudige zaak; die zoo moeilijk lijkt. Van zulke plooidalen, bekkens, kommen of Muiden," die ge in het klein hebt nagebootst, bestaan er nog een stuk of zes in den Eifel. Ze zy'n natuurlijk gevuld met de lestanten van de lagen, die eens ook boven op de nu ontbloote devonische leisteenlagen rustten. De vulling is in den Eifel geen zand, zooals by' «w model, maar voor een groot deel dolomiet, gewijzigde koraalkalk, die als riffen en bezonken lagen van verbrijzelde koraal en schelpen, in de zee uit den midden devonischen tijd ontstond. En op n van die kalkbekkens, in n van die plooidalen ligt Gerol stein. Er is ook nog iets over gebleven, van wat nog weer veel jonger is, en dat boven de koraalkalk lag; daarover een volgenden keer. E. HEIMANS. CORRESPONDENTIE. W. D. De contributie voor af d. Amsterdam van de Ned. Nat. Historische Vereeniging is ? 2 per jaar (andere afdeelingen van ? 1.50 tot ? 2.) Daarvoor heeft men vijf of zes vergaderingen; met voordrachten in den win ter; en 'a zomers drie of meer excursie!?, plus nog andere voordeelen. Voor Amsterdam zich als lid opgeven bij dr. H. W. Heinsius, Vondelkerkstraat 10. i/rt Doorsnede van plooidaal en rug by' Gerolstein.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl