De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 oktober pagina 6

23 oktober 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1739 Koning Manael met Grootmoeder, Moeder en Hofhouding begeven zich langs het strand naar de sloepen, die hen aan boord zullen brengen Tan het Koninklijk Yacht. De uitwerking der marine-kogels. Republikein op post. Plattegrond van Lissabon. Lissabon. Aan de jongstverschenen lllustrationz\]n bijgaande afbeeldingen en ook deze kaartjes van Lissabon en omstreken ontleend. Vóór op den plattegrond der stad zelve ziet men aangegeven hoe de kruisera Sao Eaphael en Adamastor op en neervoeren op den broeden Taagmond ter bombardee ring van het Paleis der Necessidades, dat men bij no. 6, links, tusschen de dokken van Alcantara en het op de hoogten ge legen kerkhof vindt. Om dat paleis te be schieten heeft men zijn granaten moeten zenden over het dak van 't oude woonhuis van Fombal, Lissabons grooten herschepper, in welk gebouw tegenwoordig het staats museum is ondergebracht: bevattende vele voorwerpen van geschiedenis en kunst, voornamelijk echter oude schilderijen. Het beschieten had plaats, na sommatie, op Dinsdagmorgen. Op dit oogenblik was de toestand aldus: 7e In de kazernes l en 2 lagen republikein sch gezinde troepen, welke, na het dooden van een paar loyaal-gebleven superieuren, naar het Fombal-plein optrokken, boven op den Avenida da Liberdade. De koningsgezinde Kaart met de verbindingslijnen tusschen de koninklijke paleizen van de Necessi dades (Lissabon) en Cintra, het klooster Mafra, en het plaatsje Ericeira, waar de Koninklyke familie in de sloepen ging. troepen, welke veel grooter in aantal, gecaserneerd lagen in 4, 5 en 6, begaven zich naar de Rooio (7): als centraalplein van de stad, en om zijn liefelijken aanleg, in minder rumoerige tijden het tooneel van een sier lijke pantoffelparade. Op dit punt heeft de artillerie gemikt, zoowel van de republikeinen op het Pombalplein als van de intusschen in de links gelegen dokken van Alcantara ontscheepte mariniers. Deze waren, versterkt door de reeds in 9 gecaserneerde kameraden, in den vroegen Woensdagochtend, toen het Koninklijk Paleis in handen der opstande lingen was, naar de Paoo (10) getrokken, de fraai gelegen breede aanlegplaats van Lissabon: dezelfde aanlegplaats, waar twee jaar geleden Carlos en de Kroonprins het leven lieten. Van hier uit bestookten dus de mariniers de thans omsingelde koningstroepen, die bovendien niet met veel overtuiging voch ten. Zij hadden mannen genoeg: infanterie, jagers, cavalerie, en artillerie, welke laatste zich onder het vechten achtereenvolgens bevond 8, 8', 8". Om acht uur 's morgens was de strijd gestreden en kon van de balkons van het Raadhuis (11) de Republiek worden uitge roepen. Het cijfer 12 geeft de plaats aan, waar het Jezuïten-klooster zich bevindt, dat door soldaten en grauw in den nacht van Vrijdag op Zaterdag geplunderd is. M. Opcrkiiiei I. Utrecht. Ik moet beginnen met te er kennen, dat de verrassing die ik ondervond, niet de schuld was van den heer Bram van der Wissel, diéin het museum te Utrecht ten toon stelde. Ik wilde namelijk de van Scoorl's gaan zien, en vond iets anders. De heer van der Wissel liet me niets vinden in dnbbelen zin. Ik vond noch iets nieuws bij hem, noch vond ik de Scoorl'e. De heer Bram van der Wissel is een schilder van goeden wille, zonder vindingskracht. De goede wil alleen helpt nergens. Ik zag het hier. Wat deze schilder vertoont, is het gewone gekende Hollandsche werk; No. 23, een Daingezicht, was het beste van wat er was. En het is dan ook niet om zijne onbelangrijkheid, dat ik deze opmerking schrijf. Door het werk van den genoemden schilder, was het werk van Scoorl niet te zien. Deze opmerking gaat tegen hen wie over deze uitvinding wat te zeggen hebben. De schilderyen, die ik zocht, zijn tijdens de tentoonstellingen van modern werk, die in het museum gehouden worden (en welke tentoonstellingen dikwijls!) zorg vuldig achter grijs-groene doeken verborgen. Het verbergen geschiedt niet zonder zorg; het hoort bij de hnisbakkenheid van deuitvindicg. En het schijnt me toe, dat de ver rassingen me te Utrecht in grooten getale zullen toegeteld worden. Niet lang geleden, bij gelegenheid van de tentoonstelling van werk, door van Rijsselberghe in de Utrechtsche vereeniging Voor de Kunst", vond ik er de Utrechteche Kniechheid", die zich uitte in het weren van het Naakt, door dezen schilder, in alle gezondheid, als lijnen en lichtspel geschilderd en gegeven. En nu weer vond ik de Scoorl's achter de doeken ver borgen ten bate van iemand als den heer Bram van der Wissel. Het is een uitvinding die ik niet had kunnen uitvinden. Het is een soort cultuur, waarvan dit voltooid en volvoerd voornemen uitgaat, die ik alleen te vinden dacht in plaatsjes zonder cultuur, om geen namen te noemen. Het is een soort kleindorpsche onnoozelheid, die in het be daagde Utrecht ook schijnt voor te komen, alsof seniliteit en jeugdige bruutheid tot dezelfde uitkomsten voeren. Sta mij toe, het te illustreeren, ea stelt u voor, dat te Am sterdam, om bijv. een serie Karsens te vertoonen, de vreemdeling en de Hollander die daar kwam den Eembrandt en den Vermeer verscholen vonden achter grijs-groene doeken, en er vóór de houterige Karsen's prijken zagen. Het is, in dezelfde verhoudingen gedacht, wat nu in Utrecht gebeurt, en er meer gebeurde. Het is iets waaraan kort en koel, door wien het aangaat, een eind gemaakt moest worden. Ik vind in den Utrechtschen Almanak de heeren G. W. P. van Dokkum en A. P. L. van Spuybroek als directeur en secretaris genoemd en ik heb het genoegen beide heeren niet te kennen Ik weet dus niet of ze geschikt zijn voor hun verdere ambten in deze moeilijke maatschappij, maar ik vind ze in deze zaak te onnoozel ol te dartel. Ik mocht hun in goede overweging geven, om zoo er geen zaal is voor tentoon stellingen, zonder dat ten bate van wille keurige moderne schilders (vermoedelijk dik wyls van de mindere vanen) de goede oude schilderijen verborgen worden achter het grijs-groene doek van hun huiselijk bezinnen, geen tentoonstellingen meer te houden. Hei genootschap in welks zalen dit anachronisme gebeurt, heeft den klaren naam van Kunst liefde", maar het schijnt mij toe, naar aan leiding van deze verrassing (ik herhaal, dat de heer van de Wissel weinig schuld heeft) dat het genootschap, gekarakteriseerd in deze in zijnen directeur, den heer van Dokkum in zijnen secretaris den heer Spuybroek, Oudwijkerlaan 18, weinig blijken geeft van te weten wat kunst is, en dus ook van zijne liefde in dit opzicht niet een Honkend voorbeelc gaf. Het bestuur, dunkt mij, meer patanl te zijn door een graad van huisbakkenheic van inzichten, die met kunst niets te maken heeft. Het dunkt mij ten slotte op den weg te liggen van wie het aangaat, om voor goed zulke Als arbeidsters verkleede nonnen worden onder militair geleide naar het Arsenaal gevoerd. ItlllllMIlMIIIIMimMlllllllllllllllmlIIIMIMIIIIIimlIIIIIIIMiU verrassingen te voorkomen: dat van dtr Wissels Scoorls bedekken en verbergen. II. Rotterdam, de la Rlvière. Dit werk, dat romantisch was in den kleinen zin (verhaal en verhaaltje, niet tot schilderkunst genoeg geworden) heeft in den laai sten tyd eenbe paalde verfrissching vertoond, en leeft met meer opgewektheid. Het is mij het prettigst, in zijn klein wezen, dat het is," in de luchtig genoteerde waterverf-teekeningen van een voorstelling als een paar moderne buizen met n figuurtje, dat iets van een Franschman heeft die aan Allebéniet vreemd zou zijn, en in een notities: een gordijn han gend voor een raam dat op groen uitziet, en in eveneens een snelle opmerking, over een omtrek van een gezicht. Zijne grapje?, die wellicht in zijn aard liggen,, trekken mij als werk niet, evenmin als vele der andere dingen en dingskes hier te zien. Ze zijn nog met den ouden zuurdeesem?slappe romantiek gegeven. Het talent van den heer delaRivière, een zeer klein talent, is het best te genieten, daar waar het raak trof, hoewel het vluchtigst lijkt, Van Hasselt. Deze jonge schilder, die naar ik meen, met den eveneens jongen schilder Mees, Parijs bezocht, maakt het moderne Fransche schilderij, zooals niet zeer krachtige individuen en niet zeer ervaren kleur-zieners, zooala jonge Hollanders, met een niet sterk talent dat maken. Dit wil zeggen dat er soms iets aangenaams in zulk werk is. dat er per ongeluk in schijnt gekomen. Verder dunken mij deze klare, helle, of paarsomnevelde excessen niet dikwijls in de lijn der Hollanders te liggen, wier kleur liever uit diepten opklinkt, dan uit helle hoogten neer-parelt of neerrilt. Maar om iets eigenaardigs dat mij langs van Hasselt in den zin kwam schrijf ik deze derde opmerking. Er was op de ten toonstelling een vrouwenfiguur niet alleen beïnvloed door van Gogh. Het is bekend dat deze ergens zegt, dat hu den stijl zoekt in bepaalden werken; en niet alleen naar het lichtprobleem, mag als volgend daar uit gezegd worden. Het ethische clement in van Gogh zoo sterk moest, hem sterk zijnde, in deze richting brengen, en hem doen letten op het lynenstel en op het kleur-evenwicht dat Cézanne niet onverschillig liet. Het ethische, zelve schikkingen en ordeningen, moet ten slotte vertolkt worden door schikkingen; dat wat naar den stijl leidt. Dit kwam mij in den zin .?en dit vergat ik niet meer... Het lijkt mij toe dat feller dan gemeend wordt en intenser dan nu gevoeld wordt (weinig gevoeld wijl bij de kunstenaars zelve zoo onbewu3t), van achter de latere werken en de laatste werken uit dezen tijd, en lijn recht ingaand tegen wat sommigen bewust zoeken een zekere vereenvoudiging naar voren komt, die eveneens den stijl als van alle zijden zoetjes aankomend, doet erkennen. Ik behoef u niet te zeggen dat mij dat ver heugt en dat ik daarmee een sctoon deel der werkelijkheid van de kunst op nieuw zie aar deinen en opstijgen. IV. Waarschijnlijk was van het werk van Manke» dat ik voor de eerste maal zag, de Geiten, het beste werkje. Het is een eigen aardige uiting vol verfijning die waartoe en hoever zal gaan? Het waren dieren, witte konijnen, ge.ten en vogels drinkend uit een bord. Er was in te vinden een zekere en stellige afkeer van zware verfmassa; een haast decadeerende neiging naar het stoflooze. De schilderijtjes vertoonden in een weinig gevarieerde kleur een sierlijke teekening in de contouren. Hier *n daar was de diepte te weinig uitgedrukt; gegeven was echter dikwijls de stemming. Bawezen wierd verder een nauwkeurige kenuis en een eenzame beschouwing van wat hij maakt in zoo smetloos mogelijk gewenschte kleur en zoo weinig mogelijk verf. Een vraag is er te stellen: zal de te kleine kracht ooit groot genoeg worden om het werk de doordringendheid te geven waarmee allen laatren tijd door drongen wordt? Nu mist het die nog. Tegelijkertijd zag ik bij Schüller in den Haag, een de Zwart, dien ik kende en die mij weer trof door zijne hoedanigheden die dezen schilder beschaafd, op zijn ganstigt, vertegenwoordigen. De Zwart uit den laatsten tij i is dikwijls ruw eer dan krachtig en hoewel oorspronkelijk dan, dikwijls onrustig. Er is een geheim woelen in alles, een schok kend springen van de gevoelens die leed van leven in het schilderij doen voelen, maar niet de lust der schoonheid. Er is zelden eeb.oonb.eid in den werkelijken en weidschen zin van haar wezen in de Zwart, maar in deze sneeuw" een groot schilderij is een rust niet te miskennen. Het gegeven: een Molen etc. onder een grauwe lucht, sneeuw verder. Het schilderij is vry groot in groote deelen kleur verdeeld, die binnen hare grenzen toch geschakeerd zijn. Het is dus een schilderij dat in een groote zaal zich zou ophouden. Het is myne meening dan ook dat een aankoop voor een Museum van zulk een werk de Zwart in een moderne collectie goed ver tegenwoordigd zou laten zien..'. V. Utrecht. Ik schreef u dat ik in Utrecht de verrassing genoot, zoo ge dit zoo noemen wilt (ik haatte echter de verrassing) van de Scoreels niet te zien door een grijs groen doek dat weer achter onbelangrijke moderne schilderyen hing. Ik zag er eveneens veel kostbaars geborgen in het Aartsbisschoppelijk Museum waar het te veel lekt en waar mot in de kant zit maar ik hoorde gelukkig dat een nieuw gebouw met wat meer zalen er zon komen. Wellicht verliezen we wat van de stille intimiteit in het nieuwe, maar het kostbare zal bewaard blijven, en dat is hoofdzaak. En al deze musenmbezoeken brach ten mij tot een derde mnseutnzaak. Utrecht is de stad die de knoop der spoorlijnen is. Van alle zijden is ze bereikbaar. Als stad bezit ze niet veel Ie 'en; er is geen intellectueele vibreering in de straten maar toch was om wat ze bergt, en om hare ligging, er iets nieuws voor Holland misschien te probeeren, dat, al lang in mijn gedachten, in bet Buitenland toegepast wordt. Zoo Utrecht het niet doet, zal een ander het eens doen. Ik bedoel: het Museum dal zyne middelen versterkt door tentoonstellingen te organiseeren in zijne zalen, en tevens een vast procent te ontvangen van wat het in die zalen, op die tentoonstellingen, verkoopt. Het is niets nieuws voor het buitenland maar het zou in Holland, met al de kleine be grootingen, zijn nut hebben. De leider van zoo'n museum zou zyn landgenooten over de schoonheid van andere landen kunnen in lichten. Hjj moest een fel zoeker naar het schoon zijn, en natuurlijk van den Staat of van de stad die dit museum bouwen zou, volkomen vrij gelaten worden. Hu zou, om dat hij niet angstig ooit naar winst zou moe ten zoeken (de winst zou van zelve komen bij de goede tentoonstellingen, na een aantal jaren) gemakkelijk de aankomende talenten, die nergens gewaardeerd geworden, naar voren kunnen brengen, bekend kunnen helpen werken. Hy zou den Dooper moeten zyn van de aankomende kunstenaars, een fijn kritikus die naar zyne zalen noodde. Hij zou dan van uit den verkoop de eigen verzameling kunnen versterken, 't zy door uit het tentoongestelde gemakkelijk aan te koopen, 't zy zich ander werk te verschaffen. Hy zou alleen, onverbiddelijk alleen, de schoonheid moeten zoeken ! En is dat moeilijk? Het is een plan dat ik hier voorstel dat zeker verwezenlijkt zal worden en het zal de leiders van zulke musea midden en voort durend zetten in de zich ontwikkelende uitingen. Het zal het nieuwe ras der leiders kweeken: scherp, levendig beweeglijk. Voor het administratieve sta een goed boekhouder ze bij. Niet te wachten is op winsten natuur lijk in een eerste jaar, maar door deze leiders ty'dig gedane inkoop op zulke tentoonstel lingen, bespaart al sommen later; verdient al sommen voor later. Wat indien er tijdig de groote Haagsche meesters door de meesters voor de musea gekocht waren? Welke werken bezaten we nu dan niet? Ten slotte een opmerking van bouwkun st igen aard. De nieuwe Willemsbrug is zeker bovenmatig kloek van bouw. Toch is er iets dat arm is, en schriel doet. Vier van de kleine niet hooge zuilen zijn met wat metaalwerk, een metalen band is het haast 1e noemen, ontsierd. Dit in al het overkloeke is klein. Het ware weg te nemen, om de eenheid van de zvare uitdrukking in het gansche niet te eenenden. PLASSCOAERT. Een Loflied op te nieuwe Laarfler ScMllersctiool. (Geopend 4 October 1910). I. Eindlijk is er dan gekomen, Waar zoo lang naar werd gewacht! De verhulling veler droomen, Heef» het najaar ons gebracht. 't Pittoreske dorpje Laren Prijkt thans met een aureool, Wast drie kloeke kunstenaren Stichtten er een schilderschooll II. Alle j offers en mijnheeren Die in 't lieflijk Mauve-land Ongeschoold de kwast hanteeren Zijn thans allen uit de brand. Nu kannen die halve-wilden, Yankee, Rus, Fin en Mongool, Zich ook academisch bilden" In de Laarder schilderschool! III. S. Moulyn zal er doceeren Met penseel en met vet-krijt, En Hart Nibbrig zal er leeren Hoe men met confetti smijt, Hoe al stipp'lend steden, dorpen Zon en maan en knol en kool . Worden op het doek geworpen In de Laarder achilderschool l IV. Jacobs, de Rodin van Laren, Schepper van de Mauve-pomp, Zal het measchdom gaan verklaren Hoe men uit een steenen klomp Wrochten kan, door smaakvol hakken, Mauve-putten en -riool, Mauve-goten, -waterbakken Voor de Laarder schilderschool! V. Eisenlöffel zal verklaren Hoe een ambacht-kunstenaar Heel zijn ziel kan openbaren In een theelicht en bouilloir, En Jan Hamdorf zal trakteeren Op een glaasje Mauve-bowl; l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl