Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR #ED EBLA
No. 4740 /
wüaiet. Zoo'n vrijheid verachten wy l"
Da'> wefeerw. heer L. J: J. M. Poell,
gees^lük adviseur van den Textielbond,
schrijft inj het orgaan vap genoemden bond
St. Mübartus": We mogen daarom die
onderkruipers zoo maar niet doodslaan!
zooals ze dat in Havre deden; niet zooals
de socialisten in Eucassines besloten te
doen en deden; zijn aardappeltuin of
moeshof vernielen; niet zijn pat verontreinigen
of zijn vrouw en kinderen slaan.
vs&8s enkel naar met overreding werken ?
Zeg, doet ge dat met een dief?"
Zóó hartstochtelijk zijn tegenwoordig de
h'eeren novitii in den klassenstrijd l
Ik moet zeggen, dat mijn nuchtere ziei
wel eens heeft geglimlacht over de gevolgen
dezer hartstochtelijkheid. "Wanneer b.v
R.-K; .dagbladen, die natuurlijk onder de
eigenlijke arbeiders niet voornamelijk hui
lezers tellen en meer burgerlijk" gezind
zijn, t»t matiging aansporen of een andere
meening durven verkondigen, dan zijn de
heeren er aanstonds bij, om met citaten van
bekende R.-K. sociologen eene pers te ver
nietigen, die anders by hen zoo hoog staal
aangeschreven; dan wordt den werkman
ontraden het lezen van couranten, die nog
kortelings van af den predikstoel als de
«enig goede werden geprezen!!
Maar zulke comische trekjes terzjjde ge
laten, wil ik maar zeggen dat wij in be
ginsel den gewonen huis-of-tuin
klassenstrijd beleven, hier in
B ra bant als elders.
Da heer Troehtra kan met voldoening
neerzien op bovengemelde uitingen, die de
eeuwenoude waarheid («I is het dezen keer
op indirecte wijze!) bevestigen, dat het
bloed der martelaren (zijn steeniging) het
zaad is der Kerk {van den Klassenstrijd)"
Ia die uitingen toch zit niets specifiek
Roomsen en eigenlijk niet Christelijks.
Gaen wonder trouwens, daar de beweging,
die hier de geestelijken heeten te leiden,
m*ar waardoor zij, als het er op aan komt
natuurlijk worden geleid, een zuiver econo
mische n.
* **
Daarmee is niet gezegd, dat de godsdienst
niet gebruikt en misbruikt wordt als wapen
in den economischen oorlog Dit is
integendeel in hooge mate het geval. Het
feit, dat men van godsdienst troef maakt
en en passant winst tracht binnen te halen
voor de Kerk, is in den nieuwen toestand
het tweede punt, dat hoogst opmerkens
waard is.
Ltat ik, uit den jongsten tijd, maar eens
wijzen op iets anders uit mijn interessant
dossier. Er verscheen raar aanleiding van
de staking te "Waalwijk een buitengewoon
nummer van de Katholieke Leder bewer
ker", orgaan van den Ned. R.-K.
Lederbewerkersbond, om eens duidelijk uiteen te
zetten, waarom de strijd der "Waalwijkers
ging. Van het begin tot het einde wordt
daarin met het woord godsdienst"
gefchermd om te bewijzen, dat de strijd daar
ia Waaalwjjfc door den patroon gevoerd
wordt tegen den godsdienstigen kant der
organisatie. Haar voor ieder, die met ver
stand leest, blijkt uit het geschrift zonne
klaar, dat de vakvereeniging door hare
leiders wordt gebruikt om invloed uit te
oefenen op de persoonlijke godsdienstige
opvattingen van dien werkgever of ten
minste om zijn niet voldoende gods
dienstigheid op de kaak te stellen. Een paar
bloempjes uit een waar bouquet: "Waar
de patroon met zulk een invloed en
omvangrijke zaak zich godsdienstig toonde
..(le.es: hadde getoond) als andere patroons,
?daar hadden alle onaangenaamheden van
4,den tegenwoordigen tijd kunnen ontweken
-worden " Verder wordt er op gewezen,
dat; de patroon als chef en vertrouweling
op zijn fabriek iemand heeft, die driejaren
geleden in een vergadering durfde zeggen:
eerst brood en dan katholiek." Dan volgt:
Daarbij kunnen alle "Waalwijkers getuigen,
hoe oneerbiedig ja zelfs op verachtelijke
I1IIJIIIIJ11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII1IIIII1II
DE HENGELWEDSTRIJD,
DOOR
SAM: GOUDSMIT.
... De eerste serie zal bestaan uit honderd
hengelaarj.
Da hengelaars zullen elkaar niet mogen
hinderea.
Er al slechts met steen wurm geviacht
worden.
Da commissarissen van orde zullen elk
oogenblik het recht hebben het aas te con
troleeren.
Bij het vallen van het eerste schot zal de
eerste serie den hengel in het water hebben
te werpen.
Bg het vallen van het tweede schot zullen
alle hengels onmiddelijk uit het water ge
nomen worden.
Da visch na het vallen van het laatste schot
opgehaald, zal niet meer worden meegerekend.
Alleen de baars komt in aanmerking."
Deze en meerdere bepalingen hadden Kees
en Manus en Piet op het aanplakbiljet voor
de kroeg, met hun neuzen tegen de ruit
en hun kniëan tegen den muur, gelezen, en zij
hadden onmiddelijk elkaar aangekeken en
op de pilow dyen geklopt van de verrassende
lol. Het was het reglement van orde, het
was démajestueuze aankondiging, het was
de kapitale herauting van een ontzaglijke
visehwedstrijd, door de federatie van
hengelorganisaties op initiatief van Het Dobbertje"
uitgeschreven. Da jongens hadden hun hoofden
btfeëagestöeD, te wonder verrast door 't
fijne vooruitzicht. Het zou een geweldige
meeting worden, een monstering van al de
stoere hengelkrachten in 't land, een parade
vaat bet fijnste geduld, ee« vertoon van alle
piendere vinding om de gladde klanten onder
het water te vernaggelen, en er zouen lol
lige jongens komen, tappers van moppenen
jenever, maats die ze vangen konden overal,
en die bang waren voor vrouw noch vat.
Er waren groote prijzen uitgeloofd van twee
honderd vigftig tot veertig gulden. De Schele
had- zich over het «art gewreven en Rooie
Piet had gevraagd of ie nou al trek had.
'k Heb last van hartwoater," zei de Schele.
Wat ?"?zeiManus, hartwoater, woater
is niet hard."
Maar Kees deed pijnlijk en de Zeere was
't niet hem eens, 't was om onplesierig in
je maag van te worre, want voor wie't goed
begrijpt, was 't 'n tof daggie voor de keel.
wijze de heer (naam vanden patroon]
zich vaak over den godsdienst, de
godsdienstige vereenigingen, en de Eerwaarde
geestelijkheid uitliet." Hier steekt het
addertje onder het gras even zijn kopje.
omhoog: patroon! ware gij een beter zoon
van de Kerk...
Dit leerrijke blaadje eindigt dan ook met
de duidelijke leuze, die met reuzenletters
aan het slot wordt afgedrukt:
Hoog het godsdienstig leven!
Hoog de eerbied voor het geestelijk
gezag l
Eerst christen, dan brooil"
Waar dus de in onze Brabantsche ge
westen gevoerde strijd in wezen geen andere
is dan de door Troelstra gepropageerde, is hij
niettemin ten zeerste vertroebeld door in
menging van godsdienstige overwegingen
en parochiale bedoelingen. "Wat een een
voudige machtsstrijd is en moest zijn heeft
hier altijd een kerkelijken bijsmaak.
Het is mijn zaak niet uitvoerig te gaan
uitrekenen hoeveel prestige de Eerk er bij
in boet. De arbeiders, wier brood-kwesties
worden gebezigd als kerkelijk tucht- of
propaganda-middel, moeten dit spel op den
duur doorzien. De werkgevers, ontwarende
hoe han eigen geestelijkheid hen te lijf
gaat, verkeeren reeds thans in bittere stem
ming. "Wat ik voor mij alleen wensen te
doen is even erop wijzen hoe de Kerk
nimmer afziet van zich te bemoeien met
de meest onkerkelijke quaestie*, nu eens
ter versterking der machts positie van den
patroon (zooals het vroeger altijd was), dan
weer, zooals tegenwoordig meer en meer in
ons zuiden het geval i», ter bekamping van
den onwilligen werkgever. Is het niet op de
eene wijze dan is het op de andere, dat
zij op een terrein treedt, waar zij verwarring
sticht. En toch is de j angste geschiedenis
van de Fransehe Kerk er ak een waar
schuwend voorbeeld.
A *
-ft-> ik ?
lllllllltllllllllllllllllllllltltlMIIIIMIttllllllllHIIMIIIHIIIIIIIIllllUlltlllllllll
Inziet li ie Misfiri.
Een zoo bemind criticus als den heer
A verkam p te mogen «p volgen aan dit Week
blad, waaraan hjj lange jaren de musikale
leiding gaf, doet het mij zwaar wegen nu ik
op verzoek der Redactie als zgn opvolger ga
optreden. Ik druk den wensch uit, dat de
lezers mij iets van d* goedgunstige gezindheid
willen doen erven, die hij in zoo ruime mate
door zga crhi«cbe gaven verworven had.
Plaatsgebrek verhinderde mij Zaterdag het
concert te bespreken, dat K-uauuel Moor gaf
met medewerking van Marie L roy en Maurice
Dnmesnü. Het is van geen belang nader in
te gaan op de praestares der oom r a-al t zan
geres, die eenzijdig voordroeg met middelma'ig
geluid, evenmin op bet spel van den jongen
Franschen pianist, nog geheel onder den
invloed van het schoolscfi conservatorium
dat zooveel automaten kweekt. Het interes
sante van dezen a rond waren de liederen en
pianostukken van Moor, voor men bier
inde tijd door Pablo Casals en Willem
Mengelberg zulke geduchte propaganda gemaakt
werd. Moor is H mgaar doch niet van het
ras der HunyadiV. Hij cultiveerde zich in
Engeland en aan bet meer van Gecève. Dit
maakte zijn knust cosmopolitisch, niet inden
zin van unirertes-le individualiteit, maar van
vlakke stijllooabeid. Zijn klavierstukken doen
denken aan het genre Maurice Ravel of
ebussy, huiverige klankaanbidders; zgn
liederen aan Strauss of Schillings,
deciamatorisch stemmingsweik. Het is natuurlijk in
't klein, gelijk zijn orkestwerken in 't groot,
Onderwijl had Piet 't affiche grimmig
achterna gemompeld, en in een afkeuring,
die slechts zjjn ontroerende bewondering te
verbergen had, herhaalde bij dcf de
deftigtieid der bepalingen.
Hu," Eei hij echou ierschokkend, alleen
de baars komt in aanmerking, hei jai 't al
meer gehoord .. .die deftigbeid; wat 'n ,'ane
boel hè? ..
Nou," zei Manus, die ze «m zijn
mankE>oor, de Zeere" noemden. Of je doar nog
wat anders kan van ge as baors, an 't brug
getje. . ."
Niét eomj?" schoot de Schele uit, en hij
achte gemeen, bruinvisjche dan niel?'"..,
Da Zeere stikte bijna.
Ronde l" riep-ie en hij kringde met zijn
vinger zekere onheuache teekening, terwijl
ze echateiend liepen over déstraat.
Alleen metsteen wurm mag geyisc ht worde,"
citeerde de Rooie nog eens, weet j ai van
wie die deftighaal is ?" vroeg-ie naar den
Zeere.
En zelf meteen antwoordend :
a's van de pokdoalige barbier uit de
Hartestroat, hè, dat is zoo'n broanie."
Och man," nikte de Zeere met zijn borst
vooruit, of dat 'n broanie is, die skrijft on
gezonde stukke in de krant, ferloast nog, in
de Dobber, woar was dat ook weer over van
die snuiter...
O eer me laars," zei de Schele, en hij stiet
iet gesprek over den mottigen schaerder af
met een schouderduw. Wat kon 't 'm waaie,
hij was nou vol over den wedstrijd; z'n kop
zat vol met 't gewirwar der prjjzsn.
Reken ej an," fantaseerde hy, aje toch
es zoo'n poar honderd gulde kon binnekiège,
bè, mit soon poar flssies," en hij neep z'n
vuist alsof hij een lichte hengel omhoog trok.
Soo'n twee honderd twee honderd faftig
gulde jonge jonge... je mot 'r anders
over dag heel wat meer voorna bove hoale,.."
Alle handen in de broekzakken, schurkten
de losse kielen op, van zuivere
beamings.nnigheid, en de Zaere smakte met de lippen.
't Is 'n pure goudmèn-beweging," meende
i twee honderd faftig gulde... goa d'r
moar anstoan..."
Een half uur lang onder het naar-huis
5aan deden zij zich te goed aan de
schitte?ende toekomsten, die 't affiche van het
Dobbertje" voor hen open braken.
Zg smeten met de honderden guldens en
zwommen door het zilver. Ze behaalden alle
prezen met hun drieën, en na menig
plezieigen avond zaten ze reeds gezamenlijk
be=temmingen vast te stellen voor de resteerende
jroote bom. De Rooie wou twee maand lang
)lat in de zon gaan liggen, vlak voor z'n
matte phonographie. Want de pianomarek
boeide niet en bracht geen enkelen indrnk.
En men leze het sonnet van Roniard (Qm«nd
vous serec bien vieille...), het doodealiedje
van Shakeapeare (Corae away, come away
deatb) en vergelijke de stemming welke de
tekst geefc mei de impressie v e kracht der
muziek. Het geheim van ei k geniaal
liederencomponist was, dat hg de waarde van het
woord voldoende kon vervangen door de
T aa cle van den klank. Moor kon dit niet.
HJJ verminkte bet vers, dit deden ook Schubert,
Brahms, Hugo Wolf, Strauss; z
metamorphoseerden het tot muzikale pracht; Moor
niet.
De beoordeeling eener symphonie van
Haydn Ijkt tegenwoordig overbodig. Dit kan
wel zijn. Doch nergens luider dan nit werken
der vroeg-klaesieke periode, spreekt de nood
lottige neiging van dezen tijd: de hoedanig
heid der reproductie van een kunstwerk verre
weg doen domineeren boven den artiatieken
inbond; vooral trof mij dit in de eerste der
Eageleche symphonieën welke Donderdag
avond (20 Oct.) ouder Mengel berg werd ge
speeld in het Concertgebouw. Sommige pas
sages deden mij (denken aan da beroemde
Pjéiieuses ridicules uit den tijd van Frank
r ij k s Zonnekoning. B.v. de phraseering van
het eerste hoofdthema, eerste deel, die pikante
klemtoon op de witselnoot w. Er is reeds
zooveel conventioneel» in Haydn. Ik doel op
de expositie zijner werken: 8 maten piano en
de volgende (liefat 16) forte. Het gevoel is
onbewust en wil worden gewekt met onbe
wuste middelen. Een tweede fout leek mij
bet andante. Het eerste stuk staat in c klein,
het t wee ie in c groot, het tweede thema is
een variant van 't eerste en bedoeld als tegen
stelling, Mengelberg deed echter reeds 't eerste
inzetten met een ruw, hard staccato en vlotte
beweging waardoor het tweede in stevig
marsen- rythme een groot deel van zij a effect
miste.
Chr. Timmner trad den zelfden avond op
met twee vioolconcerten, het 19de van R.
Kreutzer (een noviteit) en 't 2de van Bach.
Kreatzer was viool-virtuoos en opera-compo
nist, maar vooral als opera-componist heeft
hg' voor de muziekgeschiedenis meerwaarde
dan men hem gewoonlijk toekent. Ea in
sommige zijner vioolconcerten was hij de
romantiek van Mendelssohn-Schumann, die
bg' ons nota bene moest bloeien t ot den zeer
recenten dood van Verhulst en Hol, reeds
vooruit. Hat hoofdkenmerk van dit werk is
zq'ne beknoptheid. Het is melodieus en telt
instrumentale effec'jes die nieuw moesten
klinken in dien tijd; b.v. het tweede deel,
een stukje vol Bretonscha melancholie a la
Tb. BDtrel, de" combinaties van hobo en
solovioo!. Naar de twee eerste deelen luistert
men overigens 't liefst, 't laatste is wat zwak
van bouw en niat zeer expressief in zijn
hoofdthema, een gemankeerde zigeuner-wij>.
Timmnev speelde de compositie uitstekend.
Wat jammer echter dat de e en a snaren niet
voller, heller enecheller klinken. Twee con
certen op n avond, werken bovendien, die
zoover van elkaar staan als Kreutser en Bach,
lijkt mij een zwaar ondernemen, waartegen
kunstenaars met sterker assimilatie-kracht
dan Timmner nauwlgks zgn opgewassen. Hij
kon ons ditmaal de hoogheid van Bieb. niet
bijbrengen, in geen der drie deelen. Dit deed
de mutiek geen goed. Hinderlijker dan anders
s'oorda het archaïjtische lythme, 't eenige
onderdeel der kunst, waarin Bach zich niet
wist te heffen boven zijn tijd. Dit schaadt
ook zijn suite in c groot, uit de tweede
(Köthen-)periode, die den zelfden avond ter
eerste uitvoering kwam. Zg gelgkt in alles
de andere suites van den meester: het
traditioneele rythme, de melodievorming der
verschillende danstypes, zelfs de bouw: b.v.
de bekoorlijke afwisseling der strijkers door
de houtblazers.
Het concert van Zondag, eveneens onder
Mengelberg (23 Oc'.), zou men zonder oeswasr
kunnen passeeren, daar het een bijna letter
lijke herbaling was van dat op Donderdag
6 Oatobar; de zeer academisch-formalistische
baas i'n deur om 'm te pesten.
Kees vond dat nitt wijsgeerig.
Wat hai d'varj...." schurkte hij. En ern
stig, met mannelgke gebaren bastveer hij
hem iets goeds voor de huishouding tekoopen.
Dan was je degelik af a ja had gaen mot
mit je wèf.
Mit de wèf, mit de wèf".... minachte de
Zeere oolrjk, alle wève fer ruilen part "
Nou, woar dan mot je smoesies?' zei de
Schele.
In 't fèferlje" 201 de Zeele, bai de boars "
Maar Piet nikte smalend met z'n hoofd.
Loat-id 'r nou 't eerst bai weze om ze
d'r uit te hoale, en lekker ook", strafte hij;
en da Schele grinnikte.
Da was geen kwoaje boan om se zoo spier
uit 't woater op te hoale, wa Seere?"
De Zeere grunnikte wel even van de ge
smeerde fijnigheid, maar hij trok toch zeker
besloten zijn wenkbrauwen op. As 't hém
nog 's gelukke mocht, hai sou icsht an toe
'n automebiel koope voor z'n poot, die was
da eenigste die-ie tot goed vrind had te
houe. En informeerend naar Kees.
E jai dan, seliede man?"
Ikke.,.." mompelde Kees, en hij morrelde
wat aan zijn pijp, ikke?".... Ik sou me wèf
'n mesjien kedó doen voor doekies te spoele,
net as op de wasserai, want das bai ons 'n
gedoe mit die viesighaid mit die jonge
allegoar, rait da klaine goed, da'k geseg heb
as 'k 'n loterai krèg, ik seg dan krai je 'n
mesjien va me, da ka je de jonge mit de
[uier en al soo in gooïe, da komt ie d'r
elegoar wit waer uifr. Nou wüt ?....
vraag-nikte hij om zich heen, is dat, is dat
nou soo'n onmogelijke soak, net as mit de
krant ommers..."
Netuurlijk," zei de Zsere.
En Piet zei droog.
Je mot 'r niks fe aegge, 'k hègehoord
Fan 'n mesjien die d'r komme sal, da's soo'n
beweging doar gee je an de eeae kant e
mei op stroat 'n soen en an de andere kant
sit 'n kerel 't in de krant te lezsn..."
Nou breek me klomp," zei de Schele,
moar goa we mit sedrieënoar die visserai?:'
Ze spraken onmiddellijk af, met luide
dappen in elkaais handen en duwen en
stompen. En Piet, opgewonden, zei rood:
Loate me nou mit s« drieëjonges toch
eöe de hoogste praize in de wacht slepe,...
loate me nou ei manne weae..."
't Is de moeite," smaalda de Zaere, mit
'n boaraie of wat."
Zs knipoogden tegen elkaar en lachten, en
t was afgesproken om te gaan en de boel
te verneuriën.
2de symphonie van Ewald Straeaser en Don
Quixote van Richard Strauss.
Daar echter over dit laatste nog niet ge
schreven werd in dit blad, blijf ik er bij stil
staan: Het is niet Strauss' beste werk, wel
zijn vernuftigste. Nergens stond zijn doel
hem klaarder voor oogen, nergens bereikte
b^j het minder. Dit is wel zoo uit te leggen :
de hersencellen, welke plastische indrukken
moeten opvangen, zijn niet of zeer weinig
gevoelig voor klanken. (Voor den medicne
een aardige studie 1) Strauss gaat te ver in
Don Qnixote. Hij wil zijn effect op allerlei
wijze; nij dwingt net soms, o.a. Don Qnixote's
aanval op de schapen. Een gedempt tremolo
voor hoorn?, trompetten en bazuinen, etc.
geeft op kostelijke wijze het geblaat weer.
.Uit is nem niet genoeg en hij laat er een
pastoraal" melodietje doorheen blazen; een
groote misgreep; ziehier een mengsel van
realisme ea symboliek . zooals men alleen
kan ontmoeten in de muziek; vervolgens:
men kan het innerlijk onmogelijk combineeren
met het mè, zoodat beide boteeu. En meer
dergelijks ware aan te halen uit dit
virtuozenstuk, dat het hart zoo weinig zegt. De
Don Quixote-party (solo-violoneel) speelde
Gerard Hekking. Maar lyriek is de sterke
zijde van dezen kunstenaar en wij waardeerden
hem veel meer, met warm entnonsiasme, in
het eerste concert van Saint-Saèns dat hij
voordroeg op verzoek. B g zulken toon, vc*
en glanzend, met Echrijnend-bartstochtelijk
timbre vergeet men zelf j zijn magnifieken
streek en wonderlijke vinger vlugheid. Bg de
Bohemers die Maandagavond optraden zou hij
met succes Professor Hanns Winan vervangen.
Deze staat ten achter bij zijn temperament
vollere collega's. Hg is te machinaal en mist
het vibreerend geluid van Hekkiui^ Wat een
quartet overigens l Ieder getft zich indivi
aueel ten volle. Ondanks dit is het samen
spel ono ver tref oaar n, prachtig gerythmeerd
klaar omlijnd, doorzicatig, met fijne
stemvoeringen; fel" expressief bovendien van
klank, wat stijgen kan tot heete zinnelijk
beid, hier in bet werk van Anton Dvorak
(op 34 in D klein). T ion wens de kunsten ai ra
hebben een zeer zuiver gevoel voor styl.
Men vergelijke hunne praestaties in Brahms
(op 87 Bes) en Beethoven (op 59 No. 3).
Over Mignon" nog sctlrgven lijkt myj een
onmogelijk beid. Lie ver alles dan dit amalgama
van zinnelooze onwaarschijnlijkheden en leu
gen. De Fransche verminking staat dit stuk
nog slechter dan den Faust, Want hier blgfi
Mephistopheles het tooverwoord dat alle
peychologuche raadselen opklaart. In Mignon
loopt men van de eaue grap tegen de andere
als in een doolhof, tot men eiLdigt met de
zaak ie beschouwen als een heerlij K-komisch
travesti en schatert om de ernstigste scènes.
Zulke antiquiteiten moesten eindelijk maar
eens verdwijnen van het programma der
Franscne opera. Sigrid Arnoidsoc, over wie
'c hier eigenlijk gaat, kon het stuc niet red
den. Zij is soeverein kunstenares maar komt
langzamerhand op jaren, en wat hier
vereischte is, een jonge versche stem, gaat zij
verliezen. Ea gebaren-taal, mimiek, spelen,
we ke deze eenigszins zouden kunnen ver
vangen, leerde men in hare jeugd nog niet.
Maar datieniemandsfortbij de Franscheopera.
Ten slotte nog een noviteit welke ons
Woensdagavond bracht het Fitzner-quartett:
De Romantische Serenade van Jan Brandts
Buys. Het werk houdt het midden tusscnen
de Fransche en Duitsche School. Het is
minder heet van gevoel, minder decadent
van klank-veifijning dan de muziek der jon
gere Franscheu, het is lichter, klaarder, spon
taner en mér waar dan de nieuwste Duit
sche muiiek. Da harmoniek is vrij bizonder
maar nergens geforceerd noch gewild; de
melodiek klinkt zeer persoonlijk en warm,
de architectuur daarentegen is wat conven
tioneel : opzet, tnsschendeel, herhaling (l en
2 o. a.). Het bestaat uit vyf deelen, kort en
veelal miniatuurwerk: een rythme houdt hij
gaarne een heel stuk door vast. Hij geeft
geen motieven-arbeid in 't groot wat de
eenheid van stemming in de serenade zeer
Zaterdagnacht vier uur hadden ze afge
sproken bij de Zeere aan huis. Maar de pope
ling zat er zoo in, dat de Schele al om drie
uur de ramen van Piet bombardeerde, die
onmiddellij s naar buiten rende omdat-ie in
zoo'n nacbt van verwachting aan slapen niet
had kunnen denken. En 't was nog geen
vier en al klaar lichte dag met wat vroege
fijne zon toen ze met de gelukwenschen der
vrouwen, dezen keer bijster gezind, ook met
die van de Zaere's hospita, wyl ze hopende
was, als geestelyke toerusting, en met voor
de overige goede slaging drie flescbjes in drie
binnenzakken met n glas zonder voet, uit
het nog luwe stadshart naar den buitenkant
slenterden. De hengels in de handen, de
vischtrommels aan riempjes op den rug, lol
den ze voort met gepraat en gelach, dat
gedempt verliep in de groote
Zondagmorgenstilte rondom.
Zij hadden het oogenblik van vertrek schoon
weten te benutten om een stillen eersten
morgendronk uit den binnenzak te wijden
aan de goede hoop en de sterke voornemens.
En dit was zoo om de twee-, drie
straathoeken herhaald, bijna onbewust, in een soort
kinderlijk telkens heropenen van de feeste
lijkheid. En bij eiken foast waren ze enkele
minuten blijven staan, geduldig wachtend tot
't eéne glaasje driemaal ingeschonken en drie
maal geleegd was, en de heilwenschen klon
ken als krachtige baslotenheden, als een rid
derlijke gezworenheid om al wat ginds aan
visch en prijs mocht leven gezamenlijk te
veroveren. Toen de eerste flinke teugen
gedroaken waren, kwam er geestdrift in de
hoofden; verwachting ea wijn deden de
blikkeii allengs ontvonken, en na den zesden
borrel, op de helft van den weg binnen de
stad yermeesterd, stonden zij lichtelijk ver
heugd reeda midden in de straten stil; zij
stieten elkaar aan, de plannen zwollen, er
zouden geweldige dingen gebeuren, het was
of zij het gerucht van de ontzaglijke vieschen
reeds hoorden, die ginds, in spanning, op
hun meester-hengels lagen te wachten. Na
het zevende glas werd het een zacht tumult
in de straat, en, schoon taai in den strijd tegen
de vijandige klare, en dus veire van dronken,
had de bijzonder feestelijke hoeveelheid toch
in de van epijs nog nuchtere lichamen de
opgewondenheid tot eea vurige vervoering
doen opbranden. Reeds klonken hun held
haftige geluiden echo's in de leege straten,
en een diender met de handen op zijn rug
had al weïfronsende blikken langs han heen
gewandeld, doch het getij van den vroegen
Zondagmorgen had hem doen awijgen en erger
dingen voorkomen. Zij hadden hem niet opge
merkt, slechts bezig met hun aegetocht,
waarvergemakkelijkt. Het is een buitengewoon
talentvol werk door het Fitcner-qn»rtett
nitnem/end ten gehoore gebracht. Djt en
semble- ht»ft aaast veel expressief*? veel
expres'. Dit laatste leidt de aandacht meer
dan "eens af van de muziek en verbrokkelt
de stemming. Hieraan heeft vooral de over
dreven dynamiek schuld. Mozart (kwartet in
C groot) leek daarom te fijn, te jjl, te teer
voor hen; Brahms (opus 5 L, c klei») paste
hun beter. Vooral de romance klonk zeer
schoon. *
MATTHIJS VERMEULEN.
Dr. Alphons Diepenbrock schreef mij naar
aanleiding van mijn artikel De muziek in
Mareyas" o. a. het volgende: Alleen
het motief in B. dnr No. 15 heeft in my'ne
voorstelling eene eenigszins andere
beteekenis, namelijk betrekking op de nymph
Deiopeia en moet den overmoed uitdrukken
waarmee zij den faun versmaadt, hetgeen
den trots van dezen prikkelt en aanleiding
geeft tot de bij-episode die op haar hoogte
punt gekomen weer ia de natnurmymerij
overgaat: Thema 12 Clarinet." Dit ter
rectificatie van myn uitlegging.
====_ M. V.
Ideale liefde, Antwerpsche zeden-roman,
door B. ABBAHAM. Amsterdam 1909.
D. Boys Dzn.
Schlagt ihn tot, den Hand,
Er ist ein Recensent!"
Niemand minder dan: G-OKTHE.
Een gelijkenis.
Gelijkenissen hebben o. m. deze sympathieke'
eigenschap: van soms te verrassen. Zoo zon
men 't op het eerste gezicht ni«t zeggen,
?maar een boek is treffend b|j een haardos
te vergelijken. Van beide soorten bestaan
poëtische, romantische, langdradige, opge
smukte en onopgesmukte specimen De
recensent fungeert echter in deze parabel'
niet als een Hund", die maar het liefst zoo'n
pruik dadelijk woest uit elkaar zon rukken,
doch eer als een vakkundig kapper, die
voorovergebogen met welgevallen, met wel
lust, soms ook met afschuw zeker, maar in
ieder geval met scherpen aandacht zijn
kritische kam door de zacht-xyige, springerige
of ander-soortige haar-weelde haalt, 't Kan
zijn, dat er geen sprake van weelde is, en
dat hij toch met zorgvuldige liefde als gold
't zijn eigen uiterlijk gehoon, de spaarzame
lotjes en vlokjes streelt en vlijt; 't kan ook
z\jn dat hij hartstochtelijk, wreed bijna, de
schaar d'r in zet", als te veel onvoegzaams
zijn proevend oog pijnlijk treft. Och, alle
menschelgke acties en reacties, deugden en ?
ondeugden, zult ge bij hem kunnen opmerken,
want ook de recensent-kapper is maar een
mensch, lezer I Doch zult ge zeggen hetzij
hij een boek op- of af kamt, 't is noodig, dat'
hij de scheiding (tusechen goed en kwaad)
zuiver en scherp trekt. Zeker... op an
uitzondering na, namelijk: waaneer hy met
een farieazen krnllebol te doen heeft, waarin
't (ik roep alle kappers tot getuigen) ten
eenemale onmogelijk is, een behoorlijke
scheiding aan te brengen.
Ook zulke boeken bestaan er, en het
onderhavige is er n van; hetgeen ik hoop
aan te toonen.
De geschiedenis, in dezen Antwerp-chen
zeden-roman vervat, is gauw verteld.
We worden in kennis gebracht met een
jongmensch met ,,'n uiterst fijne ziel, 'n ge
voelig hart, vatbaar voor al wat edel is en
mooi. Z'n sensibiliteit was buitengewoon,
beheerschte hem dikwijls heel-en-al en deed
'm handelingen doen, die n'n verstand'm niet
kon verklaren. Hij had 'n echt artiesten
temperament, zich enthoesiasmeerend hoe
vol-mondig klinkt toch het Kollewijnsch (?)
voor 'n nobele gedachte en zich overgevend
heelemaal aan de i mpnlsie van 't oogenblik."
Dat kan nog al schikken, dunkt me en 't
is aldra duidelijk dat we met een jongeling
van de moderne richting te doen hebben,
an, die er maar niet zoo voor zoeten koek
HIIIIIIIIHIIIIHIlml
van de glorie reeds begonnen scheen. Zij maten
hun heldhaftige plannen tegen elkaar uit,
en er was geen twijfel aan, of in een zcó
teedere eensgezindheid zouden zy met hun
drieën, eer de tijd van den wedstrijd halver
wege verstreken wa?, de plas gansch en al
van visEchen hebben geleegd. Zjj waren reeds
luidrucatig g»worden, voor 't eind van de
stad was bereikt, en da dr, aan de
Zeeburgerdijk was de Schele regelrecht op een kroeg
toegeloopen en schelde den waard op om
nieuwen jenever, 't Gretigst van allen, had
hy' al tweemaal met 't flescbje van Piet ea
ns met dat van de minder gulle ongehuwde
Zeere een ernstig onderhond gehad; doch
daar hij naar hun meening zijn gevechtskracht
en dus zijn waarde in de vennootschap begon
te verliezen, had men hem eindelijk, onder
ernstige vermaning geen gebbetjea te maken,
geweigerd en koos hij nu voor den tweeden
maal den koninklijken weg naar den tapper.
Het ging niet aan den meest nobelen waard
voor een enkele jajem te wekken, o:n
dus, meer uit edelmoedig plichtsbesef dan
wel uit begeerigheid, had hg bij elk een half
maatje ingeslagen en de overtollige moeite
van het overgieten in de fleEch maar uit
zuiver inzicht vermeden. Intusschen scheen
zijn tong gezwollen, zyn blik en toon teeder
tot weifeling toe, zijn plannen en beenen
wankel geworden. En de Zeere, het nuchterst
gebleven tijdens den tocht door de stad, het
felst van beslotenheid, zg'n helderheid en
zijn klare spaarzaam te bewaren, vreesde
een weinig heldhaftigen intocht op de
strijdplaats en ried Kees met ernstigen drang naar
huis te gaan. Da Schele, vriendschappelijk
bewogen, blafte dure eeden op zyn eerlyke
voornemens en bezwoer hen, hem niet te
verstooten en hem zgn deel der eer van het
driemanschap te laten. Hij waa een soliede
jonge, geen gebbetjes, geen trucs, geen
smnigerij. Hij was geen verrajer, hy wasén maat,
'n goeie maar, en ze moesten sswnen degelijke
ionges blijven. Drie uit drie thuis, geen
tinderewerk. De Rooie, die lollig was, stond
hem by in een schitterende rede, hij zwoer
hem trouw met opgestoken vingers, en al
onderbrak hij zyn kameraadschappelyk plei
dooi met fel-schokkende lachbuien, hy stoad
op het punt den Schele als een kostbaar
aewijs van zijn solidariteit een simpele lafenis
aan te bieden uit den binnenzak, toen de
Zeere hem in een kloeke, doch korte toe
spraak wist te overtuigen van deze broeder
schapsviering af te zien en den meer dan
zwakken Benjamin dezen dronk, hoe noodig
ook, te onthouden. Doch de grootste
moeilijkleden bleven hun bespaard, want waar ook
nier de liefde woonde, echeen de zege zich