De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 30 oktober pagina 2

30 oktober 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR #ED EBLA No. 4740 / wüaiet. Zoo'n vrijheid verachten wy l" Da'> wefeerw. heer L. J: J. M. Poell, gees^lük adviseur van den Textielbond, schrijft inj het orgaan vap genoemden bond St. Mübartus": We mogen daarom die onderkruipers zoo maar niet doodslaan! zooals ze dat in Havre deden; niet zooals de socialisten in Eucassines besloten te doen en deden; zijn aardappeltuin of moeshof vernielen; niet zijn pat verontreinigen of zijn vrouw en kinderen slaan. vs&8s enkel naar met overreding werken ? Zeg, doet ge dat met een dief?" Zóó hartstochtelijk zijn tegenwoordig de h'eeren novitii in den klassenstrijd l Ik moet zeggen, dat mijn nuchtere ziei wel eens heeft geglimlacht over de gevolgen dezer hartstochtelijkheid. "Wanneer b.v R.-K; .dagbladen, die natuurlijk onder de eigenlijke arbeiders niet voornamelijk hui lezers tellen en meer burgerlijk" gezind zijn, t»t matiging aansporen of een andere meening durven verkondigen, dan zijn de heeren er aanstonds bij, om met citaten van bekende R.-K. sociologen eene pers te ver nietigen, die anders by hen zoo hoog staal aangeschreven; dan wordt den werkman ontraden het lezen van couranten, die nog kortelings van af den predikstoel als de «enig goede werden geprezen!! Maar zulke comische trekjes terzjjde ge laten, wil ik maar zeggen dat wij in be ginsel den gewonen huis-of-tuin klassenstrijd beleven, hier in B ra bant als elders. Da heer Troehtra kan met voldoening neerzien op bovengemelde uitingen, die de eeuwenoude waarheid («I is het dezen keer op indirecte wijze!) bevestigen, dat het bloed der martelaren (zijn steeniging) het zaad is der Kerk {van den Klassenstrijd)" Ia die uitingen toch zit niets specifiek Roomsen en eigenlijk niet Christelijks. Gaen wonder trouwens, daar de beweging, die hier de geestelijken heeten te leiden, m*ar waardoor zij, als het er op aan komt natuurlijk worden geleid, een zuiver econo mische n. * ** Daarmee is niet gezegd, dat de godsdienst niet gebruikt en misbruikt wordt als wapen in den economischen oorlog Dit is integendeel in hooge mate het geval. Het feit, dat men van godsdienst troef maakt en en passant winst tracht binnen te halen voor de Kerk, is in den nieuwen toestand het tweede punt, dat hoogst opmerkens waard is. Ltat ik, uit den jongsten tijd, maar eens wijzen op iets anders uit mijn interessant dossier. Er verscheen raar aanleiding van de staking te "Waalwijk een buitengewoon nummer van de Katholieke Leder bewer ker", orgaan van den Ned. R.-K. Lederbewerkersbond, om eens duidelijk uiteen te zetten, waarom de strijd der "Waalwijkers ging. Van het begin tot het einde wordt daarin met het woord godsdienst" gefchermd om te bewijzen, dat de strijd daar ia Waaalwjjfc door den patroon gevoerd wordt tegen den godsdienstigen kant der organisatie. Haar voor ieder, die met ver stand leest, blijkt uit het geschrift zonne klaar, dat de vakvereeniging door hare leiders wordt gebruikt om invloed uit te oefenen op de persoonlijke godsdienstige opvattingen van dien werkgever of ten minste om zijn niet voldoende gods dienstigheid op de kaak te stellen. Een paar bloempjes uit een waar bouquet: "Waar de patroon met zulk een invloed en omvangrijke zaak zich godsdienstig toonde ..(le.es: hadde getoond) als andere patroons, ?daar hadden alle onaangenaamheden van 4,den tegenwoordigen tijd kunnen ontweken -worden " Verder wordt er op gewezen, dat; de patroon als chef en vertrouweling op zijn fabriek iemand heeft, die driejaren geleden in een vergadering durfde zeggen: eerst brood en dan katholiek." Dan volgt: Daarbij kunnen alle "Waalwijkers getuigen, hoe oneerbiedig ja zelfs op verachtelijke I1IIJIIIIJ11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII1IIIII1II DE HENGELWEDSTRIJD, DOOR SAM: GOUDSMIT. ... De eerste serie zal bestaan uit honderd hengelaarj. Da hengelaars zullen elkaar niet mogen hinderea. Er al slechts met steen wurm geviacht worden. Da commissarissen van orde zullen elk oogenblik het recht hebben het aas te con troleeren. Bij het vallen van het eerste schot zal de eerste serie den hengel in het water hebben te werpen. Bg het vallen van het tweede schot zullen alle hengels onmiddelijk uit het water ge nomen worden. Da visch na het vallen van het laatste schot opgehaald, zal niet meer worden meegerekend. Alleen de baars komt in aanmerking." Deze en meerdere bepalingen hadden Kees en Manus en Piet op het aanplakbiljet voor de kroeg, met hun neuzen tegen de ruit en hun kniëan tegen den muur, gelezen, en zij hadden onmiddelijk elkaar aangekeken en op de pilow dyen geklopt van de verrassende lol. Het was het reglement van orde, het was démajestueuze aankondiging, het was de kapitale herauting van een ontzaglijke visehwedstrijd, door de federatie van hengelorganisaties op initiatief van Het Dobbertje" uitgeschreven. Da jongens hadden hun hoofden btfeëagestöeD, te wonder verrast door 't fijne vooruitzicht. Het zou een geweldige meeting worden, een monstering van al de stoere hengelkrachten in 't land, een parade vaat bet fijnste geduld, ee« vertoon van alle piendere vinding om de gladde klanten onder het water te vernaggelen, en er zouen lol lige jongens komen, tappers van moppenen jenever, maats die ze vangen konden overal, en die bang waren voor vrouw noch vat. Er waren groote prijzen uitgeloofd van twee honderd vigftig tot veertig gulden. De Schele had- zich over het «art gewreven en Rooie Piet had gevraagd of ie nou al trek had. 'k Heb last van hartwoater," zei de Schele. Wat ?"?zeiManus, hartwoater, woater is niet hard." Maar Kees deed pijnlijk en de Zeere was 't niet hem eens, 't was om onplesierig in je maag van te worre, want voor wie't goed begrijpt, was 't 'n tof daggie voor de keel. wijze de heer (naam vanden patroon] zich vaak over den godsdienst, de godsdienstige vereenigingen, en de Eerwaarde geestelijkheid uitliet." Hier steekt het addertje onder het gras even zijn kopje. omhoog: patroon! ware gij een beter zoon van de Kerk... Dit leerrijke blaadje eindigt dan ook met de duidelijke leuze, die met reuzenletters aan het slot wordt afgedrukt: Hoog het godsdienstig leven! Hoog de eerbied voor het geestelijk gezag l Eerst christen, dan brooil" Waar dus de in onze Brabantsche ge westen gevoerde strijd in wezen geen andere is dan de door Troelstra gepropageerde, is hij niettemin ten zeerste vertroebeld door in menging van godsdienstige overwegingen en parochiale bedoelingen. "Wat een een voudige machtsstrijd is en moest zijn heeft hier altijd een kerkelijken bijsmaak. Het is mijn zaak niet uitvoerig te gaan uitrekenen hoeveel prestige de Eerk er bij in boet. De arbeiders, wier brood-kwesties worden gebezigd als kerkelijk tucht- of propaganda-middel, moeten dit spel op den duur doorzien. De werkgevers, ontwarende hoe han eigen geestelijkheid hen te lijf gaat, verkeeren reeds thans in bittere stem ming. "Wat ik voor mij alleen wensen te doen is even erop wijzen hoe de Kerk nimmer afziet van zich te bemoeien met de meest onkerkelijke quaestie*, nu eens ter versterking der machts positie van den patroon (zooals het vroeger altijd was), dan weer, zooals tegenwoordig meer en meer in ons zuiden het geval i», ter bekamping van den onwilligen werkgever. Is het niet op de eene wijze dan is het op de andere, dat zij op een terrein treedt, waar zij verwarring sticht. En toch is de j angste geschiedenis van de Fransehe Kerk er ak een waar schuwend voorbeeld. A * -ft-> ik ? lllllllltllllllllllllllllllllltltlMIIIIMIttllllllllHIIMIIIHIIIIIIIIllllUlltlllllllll Inziet li ie Misfiri. Een zoo bemind criticus als den heer A verkam p te mogen «p volgen aan dit Week blad, waaraan hjj lange jaren de musikale leiding gaf, doet het mij zwaar wegen nu ik op verzoek der Redactie als zgn opvolger ga optreden. Ik druk den wensch uit, dat de lezers mij iets van d* goedgunstige gezindheid willen doen erven, die hij in zoo ruime mate door zga crhi«cbe gaven verworven had. Plaatsgebrek verhinderde mij Zaterdag het concert te bespreken, dat K-uauuel Moor gaf met medewerking van Marie L roy en Maurice Dnmesnü. Het is van geen belang nader in te gaan op de praestares der oom r a-al t zan geres, die eenzijdig voordroeg met middelma'ig geluid, evenmin op bet spel van den jongen Franschen pianist, nog geheel onder den invloed van het schoolscfi conservatorium dat zooveel automaten kweekt. Het interes sante van dezen a rond waren de liederen en pianostukken van Moor, voor men bier inde tijd door Pablo Casals en Willem Mengelberg zulke geduchte propaganda gemaakt werd. Moor is H mgaar doch niet van het ras der HunyadiV. Hij cultiveerde zich in Engeland en aan bet meer van Gecève. Dit maakte zijn knust cosmopolitisch, niet inden zin van unirertes-le individualiteit, maar van vlakke stijllooabeid. Zijn klavierstukken doen denken aan het genre Maurice Ravel of ebussy, huiverige klankaanbidders; zgn liederen aan Strauss of Schillings, deciamatorisch stemmingsweik. Het is natuurlijk in 't klein, gelijk zijn orkestwerken in 't groot, Onderwijl had Piet 't affiche grimmig achterna gemompeld, en in een afkeuring, die slechts zjjn ontroerende bewondering te verbergen had, herhaalde bij dcf de deftigtieid der bepalingen. Hu," Eei hij echou ierschokkend, alleen de baars komt in aanmerking, hei jai 't al meer gehoord .. .die deftigbeid; wat 'n ,'ane boel hè? .. Nou," zei Manus, die ze «m zijn mankE>oor, de Zeere" noemden. Of je doar nog wat anders kan van ge as baors, an 't brug getje. . ." Niét eomj?" schoot de Schele uit, en hij achte gemeen, bruinvisjche dan niel?'".., Da Zeere stikte bijna. Ronde l" riep-ie en hij kringde met zijn vinger zekere onheuache teekening, terwijl ze echateiend liepen over déstraat. Alleen metsteen wurm mag geyisc ht worde," citeerde de Rooie nog eens, weet j ai van wie die deftighaal is ?" vroeg-ie naar den Zeere. En zelf meteen antwoordend : a's van de pokdoalige barbier uit de Hartestroat, hè, dat is zoo'n broanie." Och man," nikte de Zeere met zijn borst vooruit, of dat 'n broanie is, die skrijft on gezonde stukke in de krant, ferloast nog, in de Dobber, woar was dat ook weer over van die snuiter... O eer me laars," zei de Schele, en hij stiet iet gesprek over den mottigen schaerder af met een schouderduw. Wat kon 't 'm waaie, hij was nou vol over den wedstrijd; z'n kop zat vol met 't gewirwar der prjjzsn. Reken ej an," fantaseerde hy, aje toch es zoo'n poar honderd gulde kon binnekiège, bè, mit soon poar flssies," en hij neep z'n vuist alsof hij een lichte hengel omhoog trok. Soo'n twee honderd twee honderd faftig gulde jonge jonge... je mot 'r anders over dag heel wat meer voorna bove hoale,.." Alle handen in de broekzakken, schurkten de losse kielen op, van zuivere beamings.nnigheid, en de Zaere smakte met de lippen. 't Is 'n pure goudmèn-beweging," meende i twee honderd faftig gulde... goa d'r moar anstoan..." Een half uur lang onder het naar-huis 5aan deden zij zich te goed aan de schitte?ende toekomsten, die 't affiche van het Dobbertje" voor hen open braken. Zg smeten met de honderden guldens en zwommen door het zilver. Ze behaalden alle prezen met hun drieën, en na menig plezieigen avond zaten ze reeds gezamenlijk be=temmingen vast te stellen voor de resteerende jroote bom. De Rooie wou twee maand lang )lat in de zon gaan liggen, vlak voor z'n matte phonographie. Want de pianomarek boeide niet en bracht geen enkelen indrnk. En men leze het sonnet van Roniard (Qm«nd vous serec bien vieille...), het doodealiedje van Shakeapeare (Corae away, come away deatb) en vergelijke de stemming welke de tekst geefc mei de impressie v e kracht der muziek. Het geheim van ei k geniaal liederencomponist was, dat hg de waarde van het woord voldoende kon vervangen door de T aa cle van den klank. Moor kon dit niet. HJJ verminkte bet vers, dit deden ook Schubert, Brahms, Hugo Wolf, Strauss; z metamorphoseerden het tot muzikale pracht; Moor niet. De beoordeeling eener symphonie van Haydn Ijkt tegenwoordig overbodig. Dit kan wel zijn. Doch nergens luider dan nit werken der vroeg-klaesieke periode, spreekt de nood lottige neiging van dezen tijd: de hoedanig heid der reproductie van een kunstwerk verre weg doen domineeren boven den artiatieken inbond; vooral trof mij dit in de eerste der Eageleche symphonieën welke Donderdag avond (20 Oct.) ouder Mengel berg werd ge speeld in het Concertgebouw. Sommige pas sages deden mij (denken aan da beroemde Pjéiieuses ridicules uit den tijd van Frank r ij k s Zonnekoning. B.v. de phraseering van het eerste hoofdthema, eerste deel, die pikante klemtoon op de witselnoot w. Er is reeds zooveel conventioneel» in Haydn. Ik doel op de expositie zijner werken: 8 maten piano en de volgende (liefat 16) forte. Het gevoel is onbewust en wil worden gewekt met onbe wuste middelen. Een tweede fout leek mij bet andante. Het eerste stuk staat in c klein, het t wee ie in c groot, het tweede thema is een variant van 't eerste en bedoeld als tegen stelling, Mengelberg deed echter reeds 't eerste inzetten met een ruw, hard staccato en vlotte beweging waardoor het tweede in stevig marsen- rythme een groot deel van zij a effect miste. Chr. Timmner trad den zelfden avond op met twee vioolconcerten, het 19de van R. Kreutzer (een noviteit) en 't 2de van Bach. Kreatzer was viool-virtuoos en opera-compo nist, maar vooral als opera-componist heeft hg' voor de muziekgeschiedenis meerwaarde dan men hem gewoonlijk toekent. Ea in sommige zijner vioolconcerten was hij de romantiek van Mendelssohn-Schumann, die bg' ons nota bene moest bloeien t ot den zeer recenten dood van Verhulst en Hol, reeds vooruit. Hat hoofdkenmerk van dit werk is zq'ne beknoptheid. Het is melodieus en telt instrumentale effec'jes die nieuw moesten klinken in dien tijd; b.v. het tweede deel, een stukje vol Bretonscha melancholie a la Tb. BDtrel, de" combinaties van hobo en solovioo!. Naar de twee eerste deelen luistert men overigens 't liefst, 't laatste is wat zwak van bouw en niat zeer expressief in zijn hoofdthema, een gemankeerde zigeuner-wij>. Timmnev speelde de compositie uitstekend. Wat jammer echter dat de e en a snaren niet voller, heller enecheller klinken. Twee con certen op n avond, werken bovendien, die zoover van elkaar staan als Kreutser en Bach, lijkt mij een zwaar ondernemen, waartegen kunstenaars met sterker assimilatie-kracht dan Timmner nauwlgks zgn opgewassen. Hij kon ons ditmaal de hoogheid van Bieb. niet bijbrengen, in geen der drie deelen. Dit deed de mutiek geen goed. Hinderlijker dan anders s'oorda het archaïjtische lythme, 't eenige onderdeel der kunst, waarin Bach zich niet wist te heffen boven zijn tijd. Dit schaadt ook zijn suite in c groot, uit de tweede (Köthen-)periode, die den zelfden avond ter eerste uitvoering kwam. Zg gelgkt in alles de andere suites van den meester: het traditioneele rythme, de melodievorming der verschillende danstypes, zelfs de bouw: b.v. de bekoorlijke afwisseling der strijkers door de houtblazers. Het concert van Zondag, eveneens onder Mengelberg (23 Oc'.), zou men zonder oeswasr kunnen passeeren, daar het een bijna letter lijke herbaling was van dat op Donderdag 6 Oatobar; de zeer academisch-formalistische baas i'n deur om 'm te pesten. Kees vond dat nitt wijsgeerig. Wat hai d'varj...." schurkte hij. En ern stig, met mannelgke gebaren bastveer hij hem iets goeds voor de huishouding tekoopen. Dan was je degelik af a ja had gaen mot mit je wèf. Mit de wèf, mit de wèf".... minachte de Zeere oolrjk, alle wève fer ruilen part " Nou, woar dan mot je smoesies?' zei de Schele. In 't fèferlje" 201 de Zeele, bai de boars " Maar Piet nikte smalend met z'n hoofd. Loat-id 'r nou 't eerst bai weze om ze d'r uit te hoale, en lekker ook", strafte hij; en da Schele grinnikte. Da was geen kwoaje boan om se zoo spier uit 't woater op te hoale, wa Seere?" De Zeere grunnikte wel even van de ge smeerde fijnigheid, maar hij trok toch zeker besloten zijn wenkbrauwen op. As 't hém nog 's gelukke mocht, hai sou icsht an toe 'n automebiel koope voor z'n poot, die was da eenigste die-ie tot goed vrind had te houe. En informeerend naar Kees. E jai dan, seliede man?" Ikke.,.." mompelde Kees, en hij morrelde wat aan zijn pijp, ikke?".... Ik sou me wèf 'n mesjien kedó doen voor doekies te spoele, net as op de wasserai, want das bai ons 'n gedoe mit die viesighaid mit die jonge allegoar, rait da klaine goed, da'k geseg heb as 'k 'n loterai krèg, ik seg dan krai je 'n mesjien va me, da ka je de jonge mit de [uier en al soo in gooïe, da komt ie d'r elegoar wit waer uifr. Nou wüt ?.... vraag-nikte hij om zich heen, is dat, is dat nou soo'n onmogelijke soak, net as mit de krant ommers..." Netuurlijk," zei de Zsere. En Piet zei droog. Je mot 'r niks fe aegge, 'k hègehoord Fan 'n mesjien die d'r komme sal, da's soo'n beweging doar gee je an de eeae kant e mei op stroat 'n soen en an de andere kant sit 'n kerel 't in de krant te lezsn..." Nou breek me klomp," zei de Schele, moar goa we mit sedrieënoar die visserai?:' Ze spraken onmiddellijk af, met luide dappen in elkaais handen en duwen en stompen. En Piet, opgewonden, zei rood: Loate me nou mit s« drieëjonges toch eöe de hoogste praize in de wacht slepe,... loate me nou ei manne weae..." 't Is de moeite," smaalda de Zaere, mit 'n boaraie of wat." Zs knipoogden tegen elkaar en lachten, en t was afgesproken om te gaan en de boel te verneuriën. 2de symphonie van Ewald Straeaser en Don Quixote van Richard Strauss. Daar echter over dit laatste nog niet ge schreven werd in dit blad, blijf ik er bij stil staan: Het is niet Strauss' beste werk, wel zijn vernuftigste. Nergens stond zijn doel hem klaarder voor oogen, nergens bereikte b^j het minder. Dit is wel zoo uit te leggen : de hersencellen, welke plastische indrukken moeten opvangen, zijn niet of zeer weinig gevoelig voor klanken. (Voor den medicne een aardige studie 1) Strauss gaat te ver in Don Qnixote. Hij wil zijn effect op allerlei wijze; nij dwingt net soms, o.a. Don Qnixote's aanval op de schapen. Een gedempt tremolo voor hoorn?, trompetten en bazuinen, etc. geeft op kostelijke wijze het geblaat weer. .Uit is nem niet genoeg en hij laat er een pastoraal" melodietje doorheen blazen; een groote misgreep; ziehier een mengsel van realisme ea symboliek . zooals men alleen kan ontmoeten in de muziek; vervolgens: men kan het innerlijk onmogelijk combineeren met het mè, zoodat beide boteeu. En meer dergelijks ware aan te halen uit dit virtuozenstuk, dat het hart zoo weinig zegt. De Don Quixote-party (solo-violoneel) speelde Gerard Hekking. Maar lyriek is de sterke zijde van dezen kunstenaar en wij waardeerden hem veel meer, met warm entnonsiasme, in het eerste concert van Saint-Saèns dat hij voordroeg op verzoek. B g zulken toon, vc* en glanzend, met Echrijnend-bartstochtelijk timbre vergeet men zelf j zijn magnifieken streek en wonderlijke vinger vlugheid. Bg de Bohemers die Maandagavond optraden zou hij met succes Professor Hanns Winan vervangen. Deze staat ten achter bij zijn temperament vollere collega's. Hg is te machinaal en mist het vibreerend geluid van Hekkiui^ Wat een quartet overigens l Ieder getft zich indivi aueel ten volle. Ondanks dit is het samen spel ono ver tref oaar n, prachtig gerythmeerd klaar omlijnd, doorzicatig, met fijne stemvoeringen; fel" expressief bovendien van klank, wat stijgen kan tot heete zinnelijk beid, hier in bet werk van Anton Dvorak (op 34 in D klein). T ion wens de kunsten ai ra hebben een zeer zuiver gevoel voor styl. Men vergelijke hunne praestaties in Brahms (op 87 Bes) en Beethoven (op 59 No. 3). Over Mignon" nog sctlrgven lijkt myj een onmogelijk beid. Lie ver alles dan dit amalgama van zinnelooze onwaarschijnlijkheden en leu gen. De Fransche verminking staat dit stuk nog slechter dan den Faust, Want hier blgfi Mephistopheles het tooverwoord dat alle peychologuche raadselen opklaart. In Mignon loopt men van de eaue grap tegen de andere als in een doolhof, tot men eiLdigt met de zaak ie beschouwen als een heerlij K-komisch travesti en schatert om de ernstigste scènes. Zulke antiquiteiten moesten eindelijk maar eens verdwijnen van het programma der Franscne opera. Sigrid Arnoidsoc, over wie 'c hier eigenlijk gaat, kon het stuc niet red den. Zij is soeverein kunstenares maar komt langzamerhand op jaren, en wat hier vereischte is, een jonge versche stem, gaat zij verliezen. Ea gebaren-taal, mimiek, spelen, we ke deze eenigszins zouden kunnen ver vangen, leerde men in hare jeugd nog niet. Maar datieniemandsfortbij de Franscheopera. Ten slotte nog een noviteit welke ons Woensdagavond bracht het Fitzner-quartett: De Romantische Serenade van Jan Brandts Buys. Het werk houdt het midden tusscnen de Fransche en Duitsche School. Het is minder heet van gevoel, minder decadent van klank-veifijning dan de muziek der jon gere Franscheu, het is lichter, klaarder, spon taner en mér waar dan de nieuwste Duit sche muiiek. Da harmoniek is vrij bizonder maar nergens geforceerd noch gewild; de melodiek klinkt zeer persoonlijk en warm, de architectuur daarentegen is wat conven tioneel : opzet, tnsschendeel, herhaling (l en 2 o. a.). Het bestaat uit vyf deelen, kort en veelal miniatuurwerk: een rythme houdt hij gaarne een heel stuk door vast. Hij geeft geen motieven-arbeid in 't groot wat de eenheid van stemming in de serenade zeer Zaterdagnacht vier uur hadden ze afge sproken bij de Zeere aan huis. Maar de pope ling zat er zoo in, dat de Schele al om drie uur de ramen van Piet bombardeerde, die onmiddellij s naar buiten rende omdat-ie in zoo'n nacbt van verwachting aan slapen niet had kunnen denken. En 't was nog geen vier en al klaar lichte dag met wat vroege fijne zon toen ze met de gelukwenschen der vrouwen, dezen keer bijster gezind, ook met die van de Zaere's hospita, wyl ze hopende was, als geestelyke toerusting, en met voor de overige goede slaging drie flescbjes in drie binnenzakken met n glas zonder voet, uit het nog luwe stadshart naar den buitenkant slenterden. De hengels in de handen, de vischtrommels aan riempjes op den rug, lol den ze voort met gepraat en gelach, dat gedempt verliep in de groote Zondagmorgenstilte rondom. Zij hadden het oogenblik van vertrek schoon weten te benutten om een stillen eersten morgendronk uit den binnenzak te wijden aan de goede hoop en de sterke voornemens. En dit was zoo om de twee-, drie straathoeken herhaald, bijna onbewust, in een soort kinderlijk telkens heropenen van de feeste lijkheid. En bij eiken foast waren ze enkele minuten blijven staan, geduldig wachtend tot 't eéne glaasje driemaal ingeschonken en drie maal geleegd was, en de heilwenschen klon ken als krachtige baslotenheden, als een rid derlijke gezworenheid om al wat ginds aan visch en prijs mocht leven gezamenlijk te veroveren. Toen de eerste flinke teugen gedroaken waren, kwam er geestdrift in de hoofden; verwachting ea wijn deden de blikkeii allengs ontvonken, en na den zesden borrel, op de helft van den weg binnen de stad yermeesterd, stonden zij lichtelijk ver heugd reeda midden in de straten stil; zij stieten elkaar aan, de plannen zwollen, er zouden geweldige dingen gebeuren, het was of zij het gerucht van de ontzaglijke vieschen reeds hoorden, die ginds, in spanning, op hun meester-hengels lagen te wachten. Na het zevende glas werd het een zacht tumult in de straat, en, schoon taai in den strijd tegen de vijandige klare, en dus veire van dronken, had de bijzonder feestelijke hoeveelheid toch in de van epijs nog nuchtere lichamen de opgewondenheid tot eea vurige vervoering doen opbranden. Reeds klonken hun held haftige geluiden echo's in de leege straten, en een diender met de handen op zijn rug had al weïfronsende blikken langs han heen gewandeld, doch het getij van den vroegen Zondagmorgen had hem doen awijgen en erger dingen voorkomen. Zij hadden hem niet opge merkt, slechts bezig met hun aegetocht, waarvergemakkelijkt. Het is een buitengewoon talentvol werk door het Fitcner-qn»rtett nitnem/end ten gehoore gebracht. Djt en semble- ht»ft aaast veel expressief*? veel expres'. Dit laatste leidt de aandacht meer dan "eens af van de muziek en verbrokkelt de stemming. Hieraan heeft vooral de over dreven dynamiek schuld. Mozart (kwartet in C groot) leek daarom te fijn, te jjl, te teer voor hen; Brahms (opus 5 L, c klei») paste hun beter. Vooral de romance klonk zeer schoon. * MATTHIJS VERMEULEN. Dr. Alphons Diepenbrock schreef mij naar aanleiding van mijn artikel De muziek in Mareyas" o. a. het volgende: Alleen het motief in B. dnr No. 15 heeft in my'ne voorstelling eene eenigszins andere beteekenis, namelijk betrekking op de nymph Deiopeia en moet den overmoed uitdrukken waarmee zij den faun versmaadt, hetgeen den trots van dezen prikkelt en aanleiding geeft tot de bij-episode die op haar hoogte punt gekomen weer ia de natnurmymerij overgaat: Thema 12 Clarinet." Dit ter rectificatie van myn uitlegging. ====_ M. V. Ideale liefde, Antwerpsche zeden-roman, door B. ABBAHAM. Amsterdam 1909. D. Boys Dzn. Schlagt ihn tot, den Hand, Er ist ein Recensent!" Niemand minder dan: G-OKTHE. Een gelijkenis. Gelijkenissen hebben o. m. deze sympathieke' eigenschap: van soms te verrassen. Zoo zon men 't op het eerste gezicht ni«t zeggen, ?maar een boek is treffend b|j een haardos te vergelijken. Van beide soorten bestaan poëtische, romantische, langdradige, opge smukte en onopgesmukte specimen De recensent fungeert echter in deze parabel' niet als een Hund", die maar het liefst zoo'n pruik dadelijk woest uit elkaar zon rukken, doch eer als een vakkundig kapper, die voorovergebogen met welgevallen, met wel lust, soms ook met afschuw zeker, maar in ieder geval met scherpen aandacht zijn kritische kam door de zacht-xyige, springerige of ander-soortige haar-weelde haalt, 't Kan zijn, dat er geen sprake van weelde is, en dat hij toch met zorgvuldige liefde als gold 't zijn eigen uiterlijk gehoon, de spaarzame lotjes en vlokjes streelt en vlijt; 't kan ook z\jn dat hij hartstochtelijk, wreed bijna, de schaar d'r in zet", als te veel onvoegzaams zijn proevend oog pijnlijk treft. Och, alle menschelgke acties en reacties, deugden en ? ondeugden, zult ge bij hem kunnen opmerken, want ook de recensent-kapper is maar een mensch, lezer I Doch zult ge zeggen hetzij hij een boek op- of af kamt, 't is noodig, dat' hij de scheiding (tusechen goed en kwaad) zuiver en scherp trekt. Zeker... op an uitzondering na, namelijk: waaneer hy met een farieazen krnllebol te doen heeft, waarin 't (ik roep alle kappers tot getuigen) ten eenemale onmogelijk is, een behoorlijke scheiding aan te brengen. Ook zulke boeken bestaan er, en het onderhavige is er n van; hetgeen ik hoop aan te toonen. De geschiedenis, in dezen Antwerp-chen zeden-roman vervat, is gauw verteld. We worden in kennis gebracht met een jongmensch met ,,'n uiterst fijne ziel, 'n ge voelig hart, vatbaar voor al wat edel is en mooi. Z'n sensibiliteit was buitengewoon, beheerschte hem dikwijls heel-en-al en deed 'm handelingen doen, die n'n verstand'm niet kon verklaren. Hij had 'n echt artiesten temperament, zich enthoesiasmeerend hoe vol-mondig klinkt toch het Kollewijnsch (?) voor 'n nobele gedachte en zich overgevend heelemaal aan de i mpnlsie van 't oogenblik." Dat kan nog al schikken, dunkt me en 't is aldra duidelijk dat we met een jongeling van de moderne richting te doen hebben, an, die er maar niet zoo voor zoeten koek HIIIIIIIIHIIIIHIlml van de glorie reeds begonnen scheen. Zij maten hun heldhaftige plannen tegen elkaar uit, en er was geen twijfel aan, of in een zcó teedere eensgezindheid zouden zy met hun drieën, eer de tijd van den wedstrijd halver wege verstreken wa?, de plas gansch en al van visEchen hebben geleegd. Zjj waren reeds luidrucatig g»worden, voor 't eind van de stad was bereikt, en da dr, aan de Zeeburgerdijk was de Schele regelrecht op een kroeg toegeloopen en schelde den waard op om nieuwen jenever, 't Gretigst van allen, had hy' al tweemaal met 't flescbje van Piet ea ns met dat van de minder gulle ongehuwde Zeere een ernstig onderhond gehad; doch daar hij naar hun meening zijn gevechtskracht en dus zijn waarde in de vennootschap begon te verliezen, had men hem eindelijk, onder ernstige vermaning geen gebbetjea te maken, geweigerd en koos hij nu voor den tweeden maal den koninklijken weg naar den tapper. Het ging niet aan den meest nobelen waard voor een enkele jajem te wekken, o:n dus, meer uit edelmoedig plichtsbesef dan wel uit begeerigheid, had hg bij elk een half maatje ingeslagen en de overtollige moeite van het overgieten in de fleEch maar uit zuiver inzicht vermeden. Intusschen scheen zijn tong gezwollen, zyn blik en toon teeder tot weifeling toe, zijn plannen en beenen wankel geworden. En de Zeere, het nuchterst gebleven tijdens den tocht door de stad, het felst van beslotenheid, zg'n helderheid en zijn klare spaarzaam te bewaren, vreesde een weinig heldhaftigen intocht op de strijdplaats en ried Kees met ernstigen drang naar huis te gaan. Da Schele, vriendschappelijk bewogen, blafte dure eeden op zyn eerlyke voornemens en bezwoer hen, hem niet te verstooten en hem zgn deel der eer van het driemanschap te laten. Hij waa een soliede jonge, geen gebbetjes, geen trucs, geen smnigerij. Hij was geen verrajer, hy wasén maat, 'n goeie maar, en ze moesten sswnen degelijke ionges blijven. Drie uit drie thuis, geen tinderewerk. De Rooie, die lollig was, stond hem by in een schitterende rede, hij zwoer hem trouw met opgestoken vingers, en al onderbrak hij zyn kameraadschappelyk plei dooi met fel-schokkende lachbuien, hy stoad op het punt den Schele als een kostbaar aewijs van zijn solidariteit een simpele lafenis aan te bieden uit den binnenzak, toen de Zeere hem in een kloeke, doch korte toe spraak wist te overtuigen van deze broeder schapsviering af te zien en den meer dan zwakken Benjamin dezen dronk, hoe noodig ook, te onthouden. Doch de grootste moeilijkleden bleven hun bespaard, want waar ook nier de liefde woonde, echeen de zege zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl