Historisch Archief 1877-1940
No. 1740
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mem rol rai TJéa MaE-Bonwieestcr.
Dat oek minderwaardig to inee'geschryf
?aanleiding kan worden tot treffend en
»ntroerend spel, wij hebben het dikwijls betoogd"
1?schreven w|j eenigen tijd geleden. Min
derwaardig tooaeelgeschrjjf kan aanleiding
?worden t o', treffend en ontroerend spel: het
was niet een stelling die gewaagd werd; w|j
constateerden slechts een feit. Zoo konden
wjj op de woorden wy hebben het dikwijls
betoogd", laten volgen: en de Bouwmeesters
hebben het vaker bewezen."
Een nienwe rol, in Haar Groote Dag",
een niet zeer schoon loaneelspel van den
Hollander A. H. van der Peen, heeft Mw.
Mam-Bouwmeester weer in al haar groot
heid roor ons doen verschijnen.
In de bespreking onmiddellijk na de voor
stelling, zeide d* tooneelcriücns van een der
groote dagbladen, dat Mw. Mann gelegen
heid had te toonen, hoever haar technisch kun
nen de waarde van een ledigen dialoog kan
doen stijgen." Met technisch kunnen" alleen
wordt echter niet h et resultaat van M v. Mann
in Haar Groote Dag" bereikt. Haar technisch
kunnen is inderdaad zeer groot; gelaat,
lichaam en stem zyn voor haar instrument en,
welke prachtig gelijk zijn gestemd en die zy
volkomen beheersen!. Door dat laatste is zij
in staat alle binnenkanten van een rol, welke
«U in die rol ziet of met haar gevoel en
begrip vermag t« benaderen, met de meeste
precies beid nit te beelden. n daarbij worde
nimmer de stem onwellnidend, de expressie
van het gelaat, de lijnen van het lichaam
onschoon. Haar spel geeft den toeschouwer
rust door zekerheid, en van die rast uit be
wondert men, ja geniet men van, o. a., oeur
bizrader compositie-vermogen, blijkend niet
het minst door de stijging welke z|j in de
creatie weet te houden of te brengen.
Doch het technisch kutnen", wij zeiden
het eigenlyk al in het bovenstaande, wordt
door iets wezenlijkers bestuurd.. n het
duidelijkst blijkt de waarde van dat andere,
wanneer men het spel van Mw. Mann, als
z|j pp haar best" U, indien wij zoo
familiaar mogen formuleeren, vergelijken
bij ander spel, wanneer zy... niet op haar
best ie.
Niet op haar eigen hoogte vindt men
M w. Mann wel eens in rollen die zij al raak
heefc gespeeld. Dan kan zij hare creatie niet
al lijd levend honden, al zal men ook meermalen
door een levend detail worden getroff anjdan
is de techniek voor haar niet meer middel,
maar doet haar spel ons integendeel aan als
speelde zij te zeer op hare techniek.
(Zooals Sarah Bernhardtl).
Van den eersten rang is het spel van
Mw. Mann, wanneer zjj dit aldoor bestuurt
door haar begrip van de vrouw die zy voorstelt
«n haar eigen vrouwelijk gevoel. Het eigen
vrouwelijk ge roei: eener sterke natuur, als
zy is, en aan welk gevoel zy niet de ge
roelens ondergeschikt maakt van de uutebeelden
penoon, doch waarmede zij de gevoelens
van die persoon heeft gepeild en daarna in
hare creatie herschapen.
Wij duidden zooeren eene tegenstelling aan:
da binnenkanten welke de tooneelspaelster
in een rol ziet of met haar gevoel en begrip
?vermag te benaderen. Deze aanduiding
vereischt eenige versterking. Wij dachten bij
de vermelding van het eerste geval, aan die
rollen welke door een kunstenaar zijn ge
schreven, rollen dragers geworden van een
levend menschen-innerlijk dat op het
tooneel kan worden uitgebeeld. Zulke rollen
vereischen om geheel tot hun recht te komen,
zeker het spel van uitstekende
tooneelkunatenaars. Maar ook mindere goden, indien
zij wat dieper begrip hebaen, zullen niet
zelden in zulke rollen voldoen; zij worden
dan wat men noemt: door de rol gedragen.
In het andere aangeduide geval, en hier
mede zyn wy tot deaanvangs zinien van ons
artikel teruggeketrd, kont het voor, dat de
groote tooneelspeler in de rol iets ziet" dat
gy en ik... er niet in zonden ontdekken.
In zijne creatie geeft hy dan ten zeertta zyn
eigen visie van een mensen, wy bedoelen:
het resultaat van syn aanvoelen der inner
lijke eigenschappen van den menech zyner
by na uitsluitend eigene verbeelding en ken ?
nis.
Zoo heeft thans weer M w. Mann in de
hoofdrol van Haar Groote Dag" spel gege
ven, dat niet alleen uit een oogpunt van
techniek ronduit schitterend was, maar dat,
en vooral in het tweede en derde bedrijf,
trof en ontroerde door de echte
menschelykheid die er zich door uitte.
Het gegeren van het stuk werd uitvoerig
in de dagbladen vermeld. Wij kunnen vol
staan met eene korte samenvatting. Een pleeg
moeder, zelf zonder kinderen, weet baar
pleegkind dat *y innig lief heeff, slechts te
redden ran een schrikkelyi lot, door d} be
lager van hat kind in het geheim te dooden.
-Zij acht dit een vergeefljke, en zelfs,
miischien mede omdat anderen er niet zoo over
denken, een lofwaardige daad. Die anderen
zijn: eerstens haar man, en vervolgens een toe
gewijde vriend die graag mér voor haar had
willen iyn, en een huisvriend-predikant.
Verlaten door hen die zy lief heef t en niet
in staat verder te leven in een wereld, welke
door inzichten geleid wordt die zoo geheel
met de hare in strijd zyn, pleegt zy zelfmoord.
Het eerste bedrijf toont ons de angst en ver
twijfeling van de pleegmoeder en haar dood.
Bedrijven II en III zyn alleen geschreven
voor de drie bekentenissen van de vrouw:
tegeno rerhaar man en, als deze haar met het
kind,heeft verlaten, tegenover de beide vrien
den.
De vrouw vóór ons op het tooneel wét
de noodzakelijkheid van de daad, begrijpt die
daad van een nobele vrouw, gelooft zelfs in de
mogelijkheid der uit roering. En dit is zoo
duidelijk en meesleepend, dat, waarlijk, wy
tijdens de voorstelling begrijpen en
gelooven met haar mee.
En hoe voortreffelijk door onderling verse lil
van schakeering, volgiem de bekentenissen
elkander op; hoe geheel anders uitte de vrouw
zich, in den toon van baar stem, ie haar
uiterlijk doen, tegenover de drie
vreemdenweldra. Waarby zy toch steeds voor ons bleef
de vronw van een en dezelfde verbeelding.
Het spelen van de vergiftigiags-scène voor
den toegewyde(n) vriend", dit oude
tooneelcliché, deed zy ons zelfs byna aanvaarden. En
wie de voorstelling by woon ie, zal o. m. niet licht
het tooneel vergeten van de bekentenis tegen
over den man. Vooral toendeeigenlyke woorden
nog niet gesproken waren. Een vermoeide,
verzenuwde vrouw is zy al geworden. Er
waren dien arond gasten geweest; er is over
den plotselingen dood gesproken van den man
die het meisje belaagde; er is op een
py'nlyke wy'ze over gesproken. Nu zijn de gasten
weg en de vrouw hee'ft zich gerleid tegen
de borst van henr man, haar steun;
imnerlyke rust heeft zy noodig. Zy wil zyn stem
hooren: Praat maar een beetje tegen me.
En als hy' gekheid wil maken, dan detoneert
dit, legt zy getroffen haar hand op zyn mond:
zoo niet. Hij had geschreven: Deins voor
geen middel terug. Hoor haar nu vragen:
Dat meende je toch letterlijk? En na zijne
bevestiging, het stille, herhaalde: Dat wist
ik we). Dat wist ik wel Of: Hou m'n handen
es vast. I* ben zoo bang En het
opsehitteren plotseling van hare oogra, later, bij:
Maar ik had jon brief!
Hoe prachtig is het lijden op het gelaat
der tooneelspeelster verschenen. Hoe ia zij
er gedurende de twee laatste bedrijven door
verouderd; hoe zyn hare trakken er door
verscherpt. En door welke eerlijke middelen
heeft zij dit verkregen.
»
# #
Het kan niet genoeg gezegd worden, dat een
enkele voortreffelijke creatie geen voorstelling
maakt. En men zal er ons zeker niet van ver
denken, dat wij niet met warme belangstelling
en genegenheid sommige nieuwe pogingen
op ons tooneel volgen, pogingen die daarbij
in den regel ook betere
tooneelschry'fknnst brengen op het tooneel. Ook behoort
men de praestaties der andere gezelschappen
niet te vergeten. Maar goed zal het zyn
telkens weer te bedenken, welke eminente
kunstenaars, ook indien zy met het buiten
land worden vergeleken, wy gelukkig nog
steeds ia de Bouwmeesters bezitten. Louis
Bouwmeester De vraag is in den laatsten
tyd gesteld, hoe wy hem zullen terugzien na
zijne nieuwe omzwervingen. Zy die het spel
ran den genialen kunstenaar mochten bewon
deren ook nog kort voor zijn vertrek naar
Indië, zullen zich niet ongerust laten maken.
En Mw. Mann Na de rol in Dreyer's
Zeventien jaar", in hat begin van het seizoen,
tnans haar Louise van Heerde in Haar Groote
Dag" l Beide creaties bewijzen, zou men
zeggen, dat er een stijgende lijn blijft in
haar kunnen.
By de première van het stuk des
Hollandgchen auteurs, was het M w. Mann die haar
groote dag bad, en wy, publiek, vierden het
feest met de kunstenaresse mé.
FRANS MIJNSSBN.
fien Haat Teitoo&stelliQEen etc,
Lizzy Ansingh. (Kleykamp, Den Haag). Er
bestaan twee manieren waarop de Poppen"
te schilderen zyn. De eerste, die de een
voudigste blykt, het minst zonder omwegen,
de meest rechtstreekse ae is die, wanneer de
Poppen beschouwd worden als een actieloos
deel van een stilleven, of een gebaarloos
stilleven zelf. Ze worden dan gegeven zooalg
ieder voorwerp in zulke gevallen bezien wordt:
als aangename kleur, of geurige kleedy, als
oud-modische dragers van een ond-modische
dracht. De overeenkomst methetmenschelijke
wezen ia voor den stilleven schilder tot een
minimum teruggebracht...
De tweede wyze is, dat ze als zwijgende
actears optreden voor den schilder of schil
deres, als inderdaad pantomimen. Het is een
eigenaardig steelse h leren, dat hun geschon
ken wordt. Ze berispen de eene de andere,
of ze juichen? by de groote vacantie, of ze
lokken en verschijnen voor het tneater, hun
geluidloos theater. Op deze wijz* is het een
uiting van kunst die IE mij gaarne voorstel
en gemakkelyk kan voorstellen. Ik heb ook
wel eens naar een Hunapty-Dumpty zitten
staren (tgaarne bezat ik een volledige verza
meling ran deze eigenaardig» wezens t), en
zitten denken: Wat wil die cl3wn, die daar
zit?' Hij wou en wil niets maar het leek
voortdurend of hij de lictit-ver wrongen ge
dachten van dwergen had en hunnen
Sardonischen spot... Da grappen van de;e
h e er en met hun bouten armen en met bun
harde gezichten zyn altyd roekeloos en ver
bitterd. ...
Het gevaar van deze beschouwing der
Poppen ie, dat ze te licht tot te veel Mensch"
worden, en de hun eigen bekoring dan ver
spelen, die het hun geschonken, inderdaad
steelsene leven, wekt bij den toeschouwer.
De Pop moet de Pop blyven. Zij moet iets
hebben, dat niet aan het aadmend, zich
richtend, leven deel neemt. Zij moet de geba
ren slechts maken zonder het wezen te hebben.
Ze leeft in een streek waar het «vindstil ran
leren is; achter glazen stolpen in het lucht
ledige van den geest. Haar gebaren worden
gedaan". Zg mineert in houterige naboot
singen en .'-e is a! tij d stil. Sul staat ze zelfs
in het Felste. Za jammert en staart. Zs
vermaant en staart. Z) noodt uit en staart.
Het staren is haar eigen. En dit staren niet
vergeten te geren, dankt me het hulpmiddel
om de Pop in haar laven van geleend leven
te laten blyven. Za ziet dan altyd nant wat
ze doet. Er is n gebaar maar dat het
niet zoo 'lijkt, maar anders altyd volgt het
oog het gebaar niet. Als ge dit zuiver inziet,
zal uw spel van Poppen het verrassende
honden dat ze op den speeUchen geest in
drukt ...
Is deze eigenschap altyd by Lizzy Ansingh
te vinden, aanwezig i'Of ziet za soms ze te veel
als menseden? Ziet ze soms alles als stil
leven?
Het meeste ziet L Ansingh hare poppen
als spraaklooze tooneelspelers en
tooneelspeelsters, en dikwijls ziet ze haar met het
staren dat voor my de Poppen in het
Poppenzijn houdt Een enkele maal overdrijft ze
het naar den kant der menschen, het gebaar
wordt dan te los, de oogstand drukt te veel
uit. Soms ziet ze als stilleven, maar dat
komt by haar weinig voor.
Van de schilderyen etc. hier aanwezig en
waar de Poppen het motief vormen, syn te
noemen: E m Berisping (1908) voorstellende
een pop in 't geel, en in den hoek eene in
't paarsch-en zwart, niet om den rykdom van
de kleuren alleen, maar ook om het vogel
kooitje, dat op een prijzenswaardige manier
in het geheel en in de stemming mee-doet,
en een te loven deel uit dit schilderijtje is.
Verder No. 9: Groote Vacantie"; No. 10:
Japanech poppentheater, eenteekeningetje
terwijl zoo iets als poppengeluk" me zwak
blykt te zyn. De diepte-aanduiding is dik
wijls het minste
Naast deze poppenstnkken, die een deel
van haar bekendheid zyn, een groot deel,
zyn haar portretten minder bekend, maar op
hun best, het best van haar werk. Er is in
dit opzicht van allerlei hier te zien. Zoo iets
als een model (uit 1909) met het blauwe
lint in 't haar, is van niet veel belang,
evenmin als atudie (N"o. 2) uit 1909, waarin
alleen iets in 4e oogen goed uitgedrukt il.
De drie beste dingen die hier te zien gege
ven zyn, hooren, ik herhaal, by de portret
ten en zyn de NOS. 15, 19 en 22. Het eerste
is een teekening en neet het Portret van
den Ouden Oom (Schildbach, op 87-jarigen
leeftyd). De afgebeelde is een profil, opeen
stoel, tegen de rugleuning aan, lachend met
een slim oog. De handen, waarvan een 'n
sigaar vasthoudt, liggen op de knieën onge
veer. Het tweede is dat van mevrouw M.
van Eeden van Vloten (uit 1909), en fice,
in 't wit, met een bouqueije O.-I.-ker»?; het
derde uit 1905, dat van mejuffrouw Coba
Ritsema, in zwarte blouse met witte rok.
Deze drie portretjes overtreffen voor mij:
dat van de baker van kleine Klaas mtt de
neepjesmuts, van Ko (het oude mannetje met
de pet op), dat ran mevrouw Dusseau (uit
1906), dat van haar tante (uit 1905) en dat
van Mrs. Ellen Fjaak (uit 1909) welk om de
stof-weergave echter te prijzen is.
En waarom overtreffen ze en waarom
treffen deze drie portretjes?
Zyn het waereld-wonders, zyn ze in den
grooten stijl? Zijn het tot geestes-starren toe
diepzinnig uitgeplozen menicien-karakters?
Ze zyn iets anders. Het zyn drie
gnitigscherpzicnig waargenomen menschen. Het
menscnelyke ia er in deze scaakeering op
vertrouwelijke wij se in gegevea. Deze por
tretjes hèo ben iets trouwhartigs hoewel
opgeruimds, en vooral het portretje van mevr.
van Esden van Vloten heeft dit alle», met
een teerhartige meewarigheid er in, die het
portretje, waarvan de achtergrond het minste
deel is, ook op de tentoonstelling in Amster
dam, waar ik het zag, deed uitmunten door iy i
oprechie levendigheid en juiste analyse.
DJ vraag is te stellen of Lizzy Ansingh
een goed portret-schilderes zou kunnen zijn
in het algemeen? Misschien is daarop als
antwoord te wenschea, dat ze met den humor
haar eigen, slechts die moge blyren schil
deren in haar spr^nkelenden trant die haar
trekken om te schilderen, niet de
willekeurigen, die haar een weergave bestellen.
Naast het portret en het Poppenstuk zijn
nog te noemen: De Oude Poort, een teeke
ning, en het Koele Piekje, beesten en vogels
in een tuin. Het eerste werkje trof door een
zekere ruimte-out wikkeling in het coca
fijngeroelige; in het tweede de illusierolle linker
bovenhoek.
Het talent van Lizzy Ansingh (het ia een
taleni) is niet een van de groote soort. Het
is er een dat vrouwelijk van wezen is en
tevens zeer zeker grenzen heeft, die by
eenigezins volhardende betcaouwing duidelijk wor
den. De diepte-werking is een der zwakste
dingen by haar, Ansingb, als bij velen. Maar
daar-boven bezit het q'ialiteiten van tee
kening, van menaehen-oDserratie. Het geeft
en gaat in deze dingen niet boven den zeer
vertrouwelijk gekenden kring ran menschen
uit, of ran hen met wie ze leer sympatiseert
maar dan is haar beschouwing zeker niet
zonder bekoring, zekernieizonder Bchalkschen
humor, en zeker niet zonder genegenheid.
Het is een klein, aangenaam geschilderd
portret dat ze maakt en het is te hopen,
dat haar liefhebbende opmerkzaamheid nog
velen der haar goed-gekenden moge vinden,
in wie ze te prijzen schilderkunst kan uiten.
II. Een Monument- en tlyleering. Op het
Juliana van Stolbergplein, in Dun Haag, is
een monument onthul i. De ontwerper ervan
is de heer J. Limburg, de bouwkundige
ingenieur. Vier wegen binnen het hek leiden
naar het eigentlijfcn monument, dat een raas
(met bloemen gevuld) is, die op vier i.uiljes
nut en waar onderaan 4 bekkens, toen ik
dat alles zag, met roode bloemen gevu d
waren Met trappen wordt dit op' en af
gegaan. Het grondvlak is een cirkel. Tvvee
middellijnen van dezen cirkel haaks wel op
elkaar staand, gaven gelegenheid om vier
leeuwen neer te laten liggen, nut de koppen
naar buiten, naar den toeschouwer toa.
Za zijn da gewone tymbolen van kracht.
Eenvoudig en arithmenech verheft zich het
midden gddeelte, de schaal hangend tusschen
de vier zuilen, en de vier bekkens met
bloemen onderaan. De leeuwen, een schoone
kans voor een beeldhouwer in Holland, ver
minieren sterk de waarde van hei. geheel.
Het is iets, een goed gestyld der, dat lastig
schijnt te krijgen te zyn in Holland, want
deze leeuwen, een onderdeel van dit
wiskunstig samengesteld, gesiijld monument zijn
niet genty(etri; ze zyn duj tegengesteld aan
dat waarvan ze een rijk onderdeel moesten
zijn das: ze schaden. DJ beeldhouwer, die,
na aangeboden bu'p, deze leeuwen ontwierp,
is J. C. Altorf, van nature een modelleur,
maar die, om tot den zuiveren styi te komen,
te weinig kennis ziek eigen maakt, te weinig
ia onderlegd Want styleeren moest h er
maar het is iets anders dan wat Altorf
wellictit meende te bereiken met eenige ara
besken te trekken orer het ljjf der leeuwen,
lyncn, die geen vormen uitdrukken. Styleeren
is op groote wyze vormen uitdrukken. Voor
de Btyleerende is de detailkennis daarom
noodig, omdat hy de eenvoudigste grootste
lyn, nit alle lynen die vormen uitdrukken,
moet halen, om zoo in eenvoud en in groot
heid het dier, het wezen, den vogel, de visch,
den mensch te qualificeeren. Styleeren ia niet
schamel zyn aan lynen, maar is in n ly'n
telkens Me uitdrukking van vele lynen te
laten leren en te doen voelen. Maar deze
enkele lynen drukken dan ook de vormen
uit, wekken de associaties. Dit is bij Altoifs
leeuwen niet het geval. Zijn dieren schenden
het geheel. Altorf's handvaardigheid en ge
mak om met groote plannen te werken hielp
hier niet tegen zyn gebrek aan kennis. Ik
ben soms bevreesd, dat hij, dien ik natuurlijk
begaafd weet, daardoor, door te weinig wer
kelijke beschaving te weinig zal geven tegen
over wat hy zou kunnen De vaardige
modellenr, zyn handen zullen hem parten spelen.
Er gaat geen enkelen drang van deze beeld
houwwerken uit. De lijnen er op zyn tegen
de vormen. De baard is niet tot een schoonen
eenvoud te zaam gezet. Het geheel drukt
niet uit, wat het moet, en drukt niet nit op
de wyze waarop het zon moeten uitdrukken.
Misschien was een deel der tekortkomingen
ontgaan, zoo de architect de ranker leeuwin
verkozen had, in haar geatrekter gierly'kheid,
in plaats van den geconcentreerden leeuw.
De lenigheid van het lijf ware wellicht ietwat
eerder gegeven, en de mislukkingen van den
baard waren gemeden. Maar zou dan ook
de stijl gevonden zyn, waarvan in deze
leeuwen geen spoor is? Ik vrees van niet.
Misscaien was mej. van Hall hier beter
hulp geweest by dit monument ('.ij heeft
neiging naar stijl) of had Zy'l nog eerder wél
geholpen. PLASSCHAEET.
Verroer yan Me wezens in ie werelflrniite.
Srante Arrhenins heeft beproefd de theorie
te doen herleven, die aanneemt dat het leren
niet op aarde ontstaan is, maar va a andere
hemellichamen naar onzeaardeisorergepoot
door verroer door de wereldruimte. De oude
tbeorie is zóó dat meteoorsteeaen e.d. van
andere werelden afgezonden worden, b.v. door
vulkanische oorzaken en dat de ie steenen
levende wezens met cich meerukken uit die
wereld om, in onzen dampkring komend, deze
wezeni hier te deponeeren. Wanneer echter
een meteoorsteen zelf reeds door lucht- wry ving
zoo heet wordt dat hij verdampt, ia dit ver
voer van levende wezens niet waarschijnlijk.
Arrhenius nu neemt aan,dat zeer kleine lerende
wezens zooals bacteriën door den druk van
het licht door de wereldruimte heen
voortgeduwd worden ; deze licht-dr uk is werkelijk
aanwezig, zoodat het verschijnsel waar kanzijn.
Maar de wezens worden dan blootgesteld aan
een zeer lage temperatuur (ongeveer 273 gr.
C. onder nul); volgens Arrhenins is dit
juist een prachtig conversatie-middel want
gedroogde Stapbylococi gaan bij gewone tem
peratuur in een paar dagen dood, terwijl zy
bij een temperatuur waarby lucht vloeibaar
is, maanden lang lerend blijven. Wanneer
dns werkelyk de omstandigheden op aarde
niet geschikt zijn en nooit geschikt geweest
zijn voor het ontstaan van nieuw leven, kan
ona aardsch leven best een voortzetting zyn
van leven dat op een ander hemellichaam
onder gunstiger voorwaarden wél plotseling
nieuw ontstaan is. Door druk der lichtstralen
zijn de lerende wezens dan door de koude
wereldruimte, die juist het leren voor ver
nietiging bewaarde, naar ons toe gedreven.
Behalve vele andere bazwaren, is tegen
Arrhenius' opvatting in te brengen, dat ultra
violette stralen in korten tijd bacteriën
dooden, ook wanneer zij zitten in een luchtledige
en zeer koude omgeving.
Daar de wereldruimte om onze aarde voort
durend doorstraald wordt door licht, dat zeer
rijk is aan ultra-violette stralen, zouden de
bacteriën in de;e streek dadelijk gedood
wotden. De ruimte tusachen de planeten is
geheei steriel. v. O.
Beslist.
o
gruwzaam woord van al wat stom en
plat en muf en laag if>,
Van elk wiens hoofd te hol, wiens tong te
log, wiens geest te traag is,
O, voetbalterm, o, kappers-, commisvoyageurs-,
o, bakkers woord,
Dat in elk ingezonden stuk in elke krant
beslist behoort,
O, woord dat moet geblaft, gesist,
Gekucht, geloeid:
Betjlllisst t"
Ik ga beslist, gij blijft beslist, zij kletst
beslist, hy liegt beslist,
Hy speelt beslist, u wint beslist, verliest
beslist, hij vliegt beslist,
Het klinkt beslist vulgair, beslist gemeen en,
vreemd als 't is (beslist verbazend)
Het irriteert en prikkelt me beslist, en
maakt me razend.
Want wat ik vroeger zeker wist,
Dat weet ik nu
Besjlllisst l"
Beslist echt, beslist prima, beïst
concurreerend,
Beslist fijn, beslist Christelijk en beslist
doleerend,
Beslist goed, beslist beter, beslist best, beslist
grievend,
Beslist dom, beslist leelijk, beslist vader
landslievend,
O, is er nen term dien 'k haten kan, verfoeien
En die ik voor altyd beslist nu uit zal roeien,
Dan is 't (Geslist!):
Betjllluatl"
Cüarifari.
En blijde was Zijn G.imlach, toen Hy'
op de kaart geschreven zag: Jtulianatop.
Ik zag Dien blijden Glimlach, en er ging
ontroering door me. IK begreep. Een Kind
te Hebben. EQ dan als Vader den Naam
van Z'n Lieveling te zien gestempeld op
dien plek, nooit door menschenvoet be
reikt, maar wel door zonen van Ne lerlandl
Hy Lis Het af. Ik hoorde T. En zal
nooit vergeten hoe Het Uitgezegd werd,
de klank... T is Zijn Kind." (.V. Cl.)
Eönige van de hoofdletters in dit baricht
zijn van ons. Men vergere de N. Ct. het
tekort aan hoofdletters. Het was de ontroe
ring .... Wij voor ons zijn meer in 't bij
zonder ontroerd door de praestatie van de
zonen van Nederland zonder de
menschenvoeten. Terecht heoben zy de plek, waar
't gebeurde, gestempeld.
De Chr. Vereeniging tot opvoeding en ver
pleging van idioten en achterlijke kinderen
heeft een harer stichtingen genoemd:
Loozenoord". Deze misplaatste grap heeft zeker
niets specifiek Christelijks, maar wij keuren
het desniettemin af, dat de N. R. Ct. dit
bericht plaatst onder het hoofd: CHRISTBLIJKB
VEBBENIGINQ VAN IDIOTE», ENZ.
«
Hier volgt een samenspraak tnsschen een
dichter en zijn blauwe en zijn grijze pak, die
niet doorelkaar gedragen willen worden.
(Dichter.) Laat u dragen."
(Ie Pak.) Als ik me laat dragen 111"
(2e Pak.) Doorelkaar gedragen
Dragen doet er geen l"
De leesteekens zyn van ons. Het gedicht
is van P. C. Boutens.
?
Wynmalen is een flinke, sympathieke
jonge man. Het is iemand om mat koel
bloedigheid de stoutste dingen te
ondernemen, om met een py'p in den
mond en een deuntje fluitend zyn leven
te wagen". N. S. Ct.
Als de sympathieke hier in slaagt, en er
op den duur bij leert tegelijkertijd een glas
bier op te drinken, kan hy' het vliegen er
aan geven. Frits van Haarlem betaalt uit
stekend.
*
Het is zóó moeilijk de taak van Burge
meester, B. en W. en Gemeenteraad met
juistheid af te bakenen, dat elke poging om
ieder's competentie duidelijk aan te geven
waardeering verdient. Ook de volgende (die
iatusschen niet geslaagd is):
Tot leden der jury wenichen B. en
W. drie deskundigen te benoemen door
den Gemeenteraad, uit voordrachten van
de Vereeniging tot Bevordering der
bouwkunst en te benoemen door den
Burgemeester". (Bbl).
*
Teixeiia Souza, de laatste eerste mi
nister van Portugal schrijft in de Secolo,
dat hy van te voren volkomen op de
hoogte is geweest van de omwenteling."
(N. .R. Ct.).
Wy hebben reden om aan te nemen dat
er zelfs al eenige gedachtenwisseling over
plaats heeft gehad tusEchen de laatste eerste,
de voorlaatste tweede en de laatste van da
eerste twee op n na de laatsten.
*
Ten onrechte beweert men dat de bakkers
de lichamelijke zindelijkheid verwaarloozen.
Gelegenheid om gewasschen te worden be
staat er zeker. Men leze b v. deze advertentie
in het N. v. h. N. :
Wordt gevraagd een paar wascbjes.
Ook niet ongenegen om bakkersknechts
of ander wascbgoed te wasschen en
heelhouden."
*
De tragedies der lucht zyn nog
maar niet van de lucht." (Sbl).
De schryver hier ran is niet genoemd. Wy
stellen er dus den hoofdredacteur aanspra
kelijk voor.
*
Twee matrozen sprongen den knaap
na en slaagden er in hem te redden en
hem evenals zyn dappere redders op te
nemen in een roeiboot waarmede een
schipper intusschen ook te hulp was
gekomen." (VKssingsche Ct.).
De VI. Ct. vermeldt niets van de hevige
ruzie die er toch ongetwijfeld ontstaan is
tu-schen de matrozen en de dappere redders,
over de belooning.
Kiene (Jitf aren,
P. A. DE GENESTET, Complete gedichten- In
leiding en aanteekeningea, dr. H. L. OOIT.
Amsterdam, Nederl. Bibl.
Het Tooneel te Amsterdam, Dramatisch Jaar
boek 1910, onder redactie van Frank Lans,
nitgegev. te Amsterdam door de Losco in 1910.
FKANS VERSCHOREN, Jeugd.
JOH. W. BROEDELBT, Keuterland. Zeist,
Meindert Boogaerdt Jr.
EDGAR ALLEN POE, Tien vertellingen. Ver
taling F. A. AKKBBSMIT. Inleiding H. VAN
BOOVEN. Amsterdam, Wereld Bibliotheek.
JAN FEITH, Een week alt vliegmetuch. Am
sterdam, Schellens & Giltay.
Kinderliedjes, 2e bandje, woorden en muziek
van G. VOGEL VAN VLADERACKEN.
12 Lüdjet uit het Zweedsch bijeengebracht
en vertaald door JENNY WILDSCHUT en NBLLY
HONIG, deeltje I en II.
Ferloren, Woorden van J. J. L. TEN KATB,
muziek van JOH. H. LOSER,
Drie liederen voor n zangstem met
pianobegeleing, door FE. JAKJJA.
A>:ond, Lied voor een zangstem met bege
leiding ?an klavier of orgel, door HENDRIK
C. VAN VOOBT.
Het liedje mijner kindsheid, Woorden van
VIHGINB LOVELING, muziek van Jon. H. LOSER.
Vier liederen met piano aegeleiding, door
OSCAR BRANDT, l Ara M*ria. 2.
M*ri&Boodechap. 3 Das Lied der Walpurga and ihre
Muiter. 4. Liedenen.
Drie liedjes (Bg 't Wie^ske, Mos, Driftkopje)
van merrouw E. DOPHEIDE WITTE (Xante
Lize), voor eene zangstem met pianobegelei
ding, getoonzet door K. G. CREVECOEDR.
O anf'e- Glorie, Woorden van ANDR. J. PALM
BOOM, muziek van JAC. BONSET.
Dolce far Niente, Klavierstücke von JULIDS
RÖSTGKN.
Une question-Morceau pour piano, par E. W.
KUIPER.
La Repome-Morceau, pour piano, par E. W.
KUIPER
De Walerkoitgarigertjes, (naar 't Daitsch),
voor kinderkoor, do ar ANNA STIBBE.
Alles te Ams'erdam, bij G. Alabach & Co.
JOSEPH H. FUSSEL, Grepen uil de geschiedenis
der theosophiiche beweging. Uilgegeven door
de Uoiverseele Broederschap en het
Taeosophiach Genootschap Groningen.
LOD. VAN MIEROP, Waarom het vrije huwe
lijk" zm heeft in ome tegenwoordige maatschappij.
Amsterdam, W. Versluys.
J. . RIDDERING, Hoe moet ik mijn goederen
verztnden en, welke rechten heb ik f Amsteidam
L. J. Vefyi:
W;.-JiiaartiK en W J. JO.VGÏJAN, Handleiding
bthoorende bij ndt 7?ransctie taal".
WILLIAM SIIAKESPJEARE The mircHant of
Venece, door K. TEN BHUGGENCATE, Sane of
olden limei and New', oader redactie van
L. v. d. Wal.
EEINHOLD VON WERKER, E'me erste Seereüe
(gekürzt) mie Erlauterungen ver se hen von
C. BOORSJIA. Dentsche Norellen,
heiauagegeben vou C. Boorsma.
Alles te Groningen by J. B. Wol t era.