De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 13 november pagina 1

13 november 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV1742 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND Onder redactie -van. Ik£r. HL I3. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, mail 10. Afonderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 13 November. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 . 0.30 .0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN N ABIJ: atriscbe Rapport. Kroniek. ? Voorwaar deltjke vervolging en Voorwaardelijke ver oordeeling, door mr. G. T. J. de Jongb. FEUILLETON: De Heilige Antonius, Ver telling van Gay de Maupassant, vert. door Emil Wegelin. KUNST EN LET TEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Matthjjs Vermeulen. De Spreuken der Vaderen (PirkêAtótb). Uit het Hebreeuwsch vertaald .door dr. Johg. Dyserinck, beoor deeld -door prof. dr. G. Wildeboer. IN GEZONDEN. BERICHTEN. - VROU WEN RUBRIEK: Jodendom en Feminisme, door R. de Vries-Brandon. 8t. Nicolaas. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. De wind als wielrjjder, door J. D. C. van Dok k u m. Afoeeldingen van het vliegkamp te Ede. C. K. H. de Nbrée tot Babbericb. Een be schouwing, door Plasscbaert De Müachener «fdeeling in den Salon d'Antomne," door Cécile de Jong van Beek en Donk. Charirari. Ea is erreicht, met af b, door Peerke den Belg. FINANCIEELE KRONIEK, door V. d. M. Nederlandscbe vrouwen en mannen, wordt il van Onze Vloot! door Een lid van Onze Vloot en van Burgerplicht. Proteet, door A. Banné. -* 8UHAAK.6PEL. DAMR BBIEK. ADVERTENTIËN. «lltlllllllMIIIIIIIIIHlIllllllllllllimiimlIllimilllllllllllllmillltllUMIIIIII Het Psychiatrische rapport. Na lezing in de dagbladen van het ps ychiatrisch-psychologische rapport, door drie deskundigen over de Papendrechtache zaak uitgebracht, zal menigeen, ook die niet gebukt gaat onder Imbecilitas of lijder ia aan de bonte rij der psychoses, zich hebben afgevraagd of thans het oogenblik niet gekomen is voor ean medi sche of juridische analyse der door de... psychiaters gevolgde methode; cf er geen juristen-commissie moet worden benoemd om te zoeken naar de gebreken, als die bestaan... van de psychiatrie zelve .... Men zou o.a. wenschen geanalyseerd te zien de reeds thans gebleken sterke neiging in drie mannen van psychiatrische reputatie om uit een verward kluwen, als de Fapendrechtsche zaak is, maar n lang draadje te trekken en dan te zeggen : ziehier'theelege va]; de neiging om met terzijde-stelling van niet in het kader passende feiten, een eenheid uit de veelheid te halen, wat het ook koste: n enkel psychisch complot te conetrueeren, dat in n persoon zijn eerste oorzaak moet vinden, zooals een ziekte mag voortkomen uit in laatste instantie n bacil. De bacil is de heer Jan van Elk. De heer van Elk heeft, in de voorstelling der deskundige heeren, eerst Garsthagen, daarna diens meer of min imbecille vrien den, later half Papen drecht, door haar emotiviteit" een gemakkelijke prooi, toen eindelijk gansch Nederland en zelfs hoogleeraren" onder de suggestie ge bracht van zijn heftig gewilde voorstel lingen, ontspruitend uit zijn querulantenwaanzin". Welnu, zonder zich voor psychologen uit te geven, hebben vrij wel alle journa listen, die met dezen heer van Elk in aanraking kwamen, of uit de schrifturen slechts over hem oordeelden, wij kunnen zeggen zonder uitzondering zieh voor den invloed van dezen persoon gewacht. Wat de heeren psychiaters op detailpunten (en daar ligt natuurlijk het veld van hun positieve kennis) met dikwijls zeer veel talent hebben doen blijken als intellectueele en moreele eigenschappen van dezen man, dat is de massa der journa listen, die eigenschappen globaal geno men, niet ontgaan, en behoefde trouwens geen geheim te zijn noch voor de rech ters noch voor dat deel der Papendrechtsche bevolking, dat zijn gewone gezonde verstand heeft en Jantje van Elk" sedert tientallen van jaren kent! Die eigenschappen globaal genomen", zeiden wij. Want wij onderschrijven aller minst, op grond van de argumenten der geleerde rapporteurs, hunne conclusies ook wat betreft van Elk niet. Het rapport zooals het daar ligt zal natuurlijk niet zonder nut zijn uitge bracht. Het vermeerdert de kennis, die wij hebben van eenige tientallen per sonen en van eenige feiten. Da inte ressante, zij het moeilijke vraag is er bovendien mee aan de orde gesteld, of bij belangrijke zaken, die het rechtsgevoel van een heel volk in opschudding brengen, de methode aanbeveling zal verdienen om alle in het geding verschijnende personen aan een psychiatrisch-psychologisch onderzoek te onderwerpen. Mee aan de orde gesteld, zeggen wij: niet: beslist! Dit hseft zeker haken en oogen. Het zal steeds een zeer groote over weging verdienen of het gepast kan worden geacht te goeder naam en faam bekende personen (als den Papen drechtschen predikant) ten voeten uit psychia trisch" te teekenen voor de oogen van geheel een land! Hoe spoedig zal een psychiatrisch"op deze wijze behandelde" vragen of niet de beurt eens is aan de rechters, aan het openbaar ministerie, aan de deskundigen zelf.... zoodat die óók, als in hun flanelletje, te kijk staan voor de Natie.... Misschien dat de heeren er feestelijk voor zouden bedanken en de psychiatrie op bescheidener schaal werken" ging Maar indien ooit de rechtspraak van de kennis der psychiatrie een ruimer ge bruik zal willen maken, dan vóór deze geschiedde, zal in ieder geval de nood zakelijkheid moeten worden gevoeld om, anders dan thans gebeurd is,een juri dische methode te brengen in dit waarlijk, juridisch gesproken, dilettantis c h e onderzoek ! Dan zal het ongeoorloofd moeten zijn, dat met de enkele leiding van een rechter-commis saris, zélf partij, op een deel slechts der getuigen het gewicht valt van een psychiatrische beslissing! Als zoodanig is dit psychiatrisch-psychologische rapport een alle grenzen te buiten gaand, ongehoord en onverdedig baar invoegsel. Het is Kouder voorbeeld, en moet reeds nu met klem worden gewraakt, dat het schelle licht der psychiatrische weten schap gericht wordt op een deel slechts der getuigen, en dat, bij de bepaling van dat deel, een niet-onmogelijk vooringe nomen rechter- commissaris invloed heeft, en niet de verdediging. * * * Aan het rapport, op zichzelf genomen, zijn behalve de lacunes, die het tot iets halfd en bijgevolg tot iets gevaarlijks maken, betreurbaar verschillende fouten. Ons ontbreekt op dit oogenblik, nu het rapport net bekend werd, nog den tijd de vele er in voorkomende te signaleerenHet is zoo duidelijk, als men het lijvige stuk leest, dat de... bovenmenschelijke wetenschap, in handen van.... menschen is, en dat zij daarom mank gaat aan de zelfde euvelen, die deze zielen-critici in hun evenmenschen ontdekken ... Een paar voorbeelden: Hun idee fixe": het Gezag, heeft kan men iu het rap port der heeren deskundigen tusschen de regels lezen recht op de vóór onderstelling van zijn volstrekte goede trouw en psychische meerwaardigheid. Geen nkele opmerking lezen wij bij hen in de richting van een mogelijke schuld bij veldwachters of autoriteiten, welke opmerking zij natuurlijk wel n maal zouden hebben gemaakt, indien niet door instinctief zoeken eener in zich zelf volmaakte hypothese (is dit niet een symptoom van de emotiviteit" der psy chiatrische wetenschap ?) al wat bemoei lijkte moest worden opzij gezet. Het treffendst is echter hun falen in zelfcritiek, waar zij, Dr. Brants verwij tend, dat hij buiten zijn boekje ging door zich bij een diagnose der neuswond van Garsthagen niet te bepalen, nota bene zelf, ter uitvoering van een te Dordrecht reeds willekeurig uitgebreide opdracht, een 34-tal personen gingen onderzoeken en een deel van het dossier gingen lezen om op deze geheel onvolledige gegevens een zóó beslissende en gansch Nederland geldende veroordeeling uit te spreken, dat men zich verbazen moet over deze koele en kalme inbezitneming van 's rechters stoel! Ote toi de la que je ni'y mette! Wij zullen de laatsten zijn om het groote nut te ontkennen,dat de psychiatrie heeft, maar vooral zal kunnen hebben,voor een goede rechtspraak. Wij zullen ons wel wachten te opponeeren tegen een oor deelkundig gebruik van deze, als andere, nieuwe kennis. Maar zooals thans, voor het Papendrechtsche geval, de psychia trie is te hulp geroepen (door een Dordtschen rechter), en zooals die psychiatrie met gedeeltelijke voorlichting zich heeft vergenoegd, en zooals zij op haar ge deeltelijke kennis een gansch stelsel bouwde van beslissende rechtspraak, die slechts den rechter toekomt, en die ook trouwens niet veilig is in handen van psychiaters, zóó wenschen wij haar te wraken, nu reeds. Temeer waar de deskundigen en dit is de ironie van het zich wrekende spontane leven! niet ontkomen zijn aan de mensehelijke eigenschap, die zij overigens met veel talent hebben be schreven, en die bestaat in het aan anderen opdringen van eigen meeningen door het telkens herhalen van reeds gedane beweringen: Tot vermoeiens toe, wel tienmaal achter elkander, ha me ren deze psychiaters immers rusteloos in de hoofden der rechters: die mee ning, die 'de hunne is, en die luidt: de heele Papendrechtsche zaak komt voort uit een ouden rechtsstrijd en.d ie rechtsstrijd is de uiting van n persoon, lijdende aan een psychose. Met al het gewicht der officieele weten schap belast valt dez"e hamer op de emotiviteit" der rechters, telkens en telkens Als ge aan 't eind van het Rapport zijt, is het een refrein! Indien Multatuli, die nog iemand anders was dan de heer van Elk, want hij schreef den Max Havelaar, door onze drie psychiaters ware onderzocht, dan zouden deze de Natie hebben geadviseerd niet te gelooven, dat Indiëslecht gere geerd werd! Men leze het verslag van hun rapport en beschouwe aandachtig hun methode en beproeve te komen tot een andere opinie. KRONIEK. EEX BEROEl' OP DE TwEEDE KAMER, Op de Deli-plantages zwaait de admini strateur den scepter, en de assistent is zijn ondergeschikte. Een assistent schrijft ons, dat bij: lo niet mag trouwen, omdat hij nog geen vijf jaren assistent is (door de. maatschap pijen wordt aldus het Burg. "Wetboek aan gevuld); / 7~T: 2o niet zou kunnen trouwen, omdat hij in de wildernis geen Hollandsche meisjes ontmoet en eerst na acht jaar (sommige maatschappijen geven het na zes jaar) ver lof heeft; 3o alsdan hoogstwaarschijnlijk met een kat in den zak (bedoeld is de aanstaande echtgenoote) terugkomt, omdat de maat schappijen slechts vijf maanden verlof toe kennen, hetgeen op een driemaandsch ver blijf in Nederland neerkomt: Nauwelijks voldoende", schrijft de assistent, om met een of twee meifjes oppervlakkig kennis te maken. "Wie zal de vrouw blijken te zijn, die men meeneemt naar den Oost P Misschien iemand, waarmede wij het ongeluk te gemoet gaan l'1 (Dat zei Paulus reeds !); 4o in afwachting, zooals het meerendeel van de assistenten doet, er sterk over denkt een huishoudster" te nemen, als de Tweede Kamer niet gauw een behoorlijker toestand voor de assistenten schept". (De heeren De Waal Malefijt en Boogaardt in 't geweer tegen de huishoudsters! Rotten links, voor waarts marsch!); 5o ons beleefd verzoekt het volgende rijmpje te verbreiden, door middel van (natuurlijk! geneer u niet: zij is er voor!) de drukpers, welk rijmr/je is verschenen eerst in De Tong-Tong" en daarna in De Planter": Ontboezeming. (Vrij naar Vondel). CoDcubyntje, Oolijk Kyndje, Schattebputje hier omlaag, Dat de kleeren Van de Heeren Naait, flikt en verstelt zoo graag. Toewan, zeit zij, Waarom schreit gij, Waarom wijkt gij uit mijn buurt? Voor U leef ik, Om T zweef ik Tot gij weer een ander huurt. SI TJINTA. De diverse heeren, die in de vergadering der Tweede Kamer lachten, toen de heer De Stuers zijn jaarlijksche, van zedelijken moed getuigende rede over Atjeh hield, willen om dit versje misschien een stillen christelijken"' krokodillen-traan laten ? Voorwaardelijke vervolging en Voorwaardelijke veroordeeling. Meermalen gebeurt het, dat iemand, die van een vermogens-misdrijf wordt beschul digd, in zoo berooiden en behoeftigen toe stand verkeert terwijl de gepleegde misdaad van zoo weinig beteekenis is dat het O. M. niet tot vervolging zou overgaan, indien hij daartoe niet tot zekere hoogte gedwongen werd door den hulpeloozen toe stand, waarin ziek de schuldige bevindt. Want den man zonder eenigen steun, zonder onderdak of belofte op arbeid, de straat opzenden, beduidt niet anders, dan dat de samenleving weder terstond aan een dergelijk misdrijf wordt blootgesteld. Het O. M. requireert daarom 's mans ge vangenneming en is daarna zelfs verplicht de vervolging door te zetten, hetwelk hij zeker in vele gevallen niet zou doen, indien een vereeniging bereid was zich het lot van dien persoon aan te trekken. De afdeeling Amsterdam van het Genoot schap tot Zedelijke Verbetering van Ge vangenen heeft thans voorgesteld die taak op zich te nemen. In de algemeene vergadering van 24 dezer zal hierover een besluit worden genomen. Mocht dit in gunstigen zin luiden, dan zal het oude Genootschap hiermede hare werkkring op zeer sympathieke wijze uit breiden en toonen dat het met den tijd is medegegaan. Want het is oneindig beter iemand te helpen vóór büveroordeeld is, dan wan neer het brandmerk der gevangenisstraf voorgoed op zijn voorhoofd is gedrukt. De steun zal ook gemakkelijker te verleenen zijn, want menig patroon deinst er niet voor terug een dergelijken man in dienst te nemen, terwijl hij een ontslagen gevangene onherroepelijk de deur wüst. Mocht blijken, dat de hulp aan een onwaar dige is verstrekt, dan kan de vervolging altijd nog worden ingesteld, doch in den regel zal blijken, dat deze bedreiging een voldoenden prikkel is om staande te blij ven en zich beter te gedragen. Hoe sterk de opvatting, om den gelegenheidsmisdadiger voor de gevangenisstraf te vrijwaren, veld wint, bleek dezer dagen weer uit een artikel in het Handelsblad over het wetsontwerp van Hamel-Limburg, hetwelk de ongetwijfeld zeer bevoegde schrijver besluit met deze woorden: Willen zij goed werk doen ? Van ons een goeden raad aannemen? Welnu, dat zij dan een wetsontwerp indienen, waarbij de voorwaardelijke strafoplegging wordt mogelijk gemaakt en dat zij dan al hun invloed aanwenden om dit met spoed te doen behandelen. Men moet het maar eens bijfewoond hebben hetgeen bij de bijwer ing van den achterstand bij de Rechtbank vooral zich voorgedaan hfeft dat de rechter aan menschen, die zich sedert voor beeldig gedragen hebben, straf moet opleg gen voor geringe feiten, jaar en dag gele den gepleegd, om het hartgrondig te bejam meren, dat wij dat rechtinstituut niet heb ben. Dan ziet men eerst recht hoe de eerste aanraking met de justitie er den schrik heeft ingebracht, hoe de mensehen daarna hun best doen niet meer met de justitie in aanraking te komen, en hoezeer dus de bedreiging met straf, waardoor zooveel leed bespaard wordt, alleen reeds de rechtsgevoeligheid ten goede komt. Zoo dikwijls kweekt straf recidive. Menschkundig was het verzoek van den ambtenaar van de Kinderwetten, eens tot het Hof gericht, om een jeugdigen beklaagde die terecht stond, kras aan te spreken ea wél met tuchtschool te dreigen, maar deze niet op te leggen, omdat, zeide hij, onder het volk <«cft<school dat aan tuchthmsatT&f doet denken, voor groote schande geldt, en de jongens daar erg bang voor zijn, zoolang zij die straf niet ondergaan hebben; en dat 't hem wel gelukken zou dien jongen op 't goede pad te houden door hem telkens aan die be dreiging te herinneren. Zijn de jongens, zeide hij, eenmaal in de tuchtschool geweest, dan vinden zij dat niet erg, zelfs zijn er die daarheen terugwillen. Zoo is het ook met lichte staffen; de eerste maal is de vrees om die te ondergaan groot, maar velen die eenmaal gevangenis straf hebben ondergaan, schijnen 't niet zóó erg te vinden, dat zij daardoor van het kwaad worden weerhouden. Strafbedreiging vermindert, strafoplegging kweekt herha ling yan misdrijf". Wij wisten niet, dat de veel gesmade achterstand bij onze rechtscolleges nog dit goede resultaat beeft gehad, dat zij zulke krachtige argumenten heeft geleverd voor de voorwaardelijke veroordeeling. Tot op zekere boogte prijzen wij daarom den ach terstand. Herinneren wij in dit verband nog even aan de rede van baron van Weideren Rengers in de Eerste Kamer, waarin hij trachtte zijne medeleden warm te maken voor dit nieuwe instituut en aan de instem ming, welke de minister van justitie mr. Regout er mee betuigde, dan meenen wij, indien het niet te prekerig klinkt, te mogen zeggen: De velden zijn wit, waar blijft de land man om den oogst binnen te halen ? Waar toeft hij en wat kan de reden zijn van zijne inertie ? Wordt er niet dagelijks in onderscheidene gevangenissen door tal van menschen een onnoemelijk leed geleden, dat hun bespaard kan worden? Is er geen broodgebrek in vele gezinnen, als de vader gevangen zit of daarna wer keloos rondloopt ? En hoe luidt het oordeel, indien hij ten einde raad weder een misdrijf pleegt? G. T. J. DE JONGH. Klier ii ie Hooftstai. Hoe velen zijner hoorders beett B>am Bldering oog in de herinnering ? Ik geloof weinige. In vijf dagen gaf hij niet minder dan drie concerten: twee met medewerking van de Keulsche pianiste Hedwig Meyer, een oader Meugelberg ia het Concertgebouw. Goed of slecht spel kan men in dit geval buiten be schouwing laten; het gaat hier over de persoonlijkheid welke meer dan gewone qualiteiten moet tellen om de minitien :e critiek te lijden, waaraan men baar blootstelt door den beoordeelaar immer fijner kans te geven haar weien te bespieden en au fond af te loeren. Bram Elderings talent werd ons intiem en won er niet by. Hg is een volge ling van Joacbim. niet als epigoon maar als decadent.omdat hu diens geniale eigenschappen hoogheid, objectiviteit, klassiek-voornaam spel niet overnam, maar ze misvormde tot een uiterste: verstarring. Om te slagen in dit genre, de exetische reproductie, welke even veel recht beeft van b as taan als de zwoele virtuozen kunst, moet men geen kunstenaar zijn van het juiste milieu als Eldering: zijn hoogheid vordert om beurt de hoogste vol maaktheid van toon, opvattingen en techniek. Da a ia ons Kathleen Parlow liever met haar wonderlijk temperament. Men weet reeds dat het kleedje groeide, de haartooi veranderde en dit in aanmerking genomen, kon men voorzien dat na haar tweejarige afwezigheid ook hare voordracht ontwikkelder zou zijn. Dat hoort nu eenmaal zoo. Wat de spierkrac at betreft van den streek, dit geef ik toe; ook haar optreden is beslister en nog meer veramerikaanscat; overigens schijnen mij alle vorderingen een waan van haar bewonderaars, en van meer bezonkenheid, dieper inzicht in de muziek kan nog geen sprake zyn, een virtuoos leert dat trouwens zeer zelden. Kathleen Parlow bracht dezen keer een eigen begeleider mede: den heer Cbarlton Keitb. Deze is haar verloofde en daarom waarschijn lijk zijn alle critici, met het oog op het toe komstig meiiage der twee, zoo beminnelijk: geweest het samenspel buitengewoon te roe men. Ik veroorloof me het ook daarmee oneens te zijn. Charlton Keith is wat al te flegmatiek naast deze heete lutuur. Dit spreekt uit aUes: zijn drooge aanslag, eenvormige klank en automatische voordracht, wat men echter graag vergeet bij den gloed vollen klank harer prachtige viool en de verbluffende virtuositeit. Het is eigenaardig dat, hoewel de knnstontroering toch geenszins wordt gewekt door een massaal opeenhoopen van indrukken, de kunstenaars van den jongsten tijd gedurig voortgaan de expressive kracht te versterken. Het is treffen! hoe weinig zij daarin slagen. Wie kan verklaren waarom n simpele me lodie, n vers het gevoel dikwijls heftiger, dnrender roert dan een lange symphonie, een epos? Is de emotie niet het einddoel van alle kunst, zij mjge bruusk zijn, werkend als een glas jenever of veredeld door het intellect, zij blijft dezelfde. Wie verdedigt mij dan het onconsequente der contrapuntiek, een samen weefsel van vele melodieën? Wie verdedigt mij het o verdrevene van Wagners systeem, het Gesamt-Kunst werk ? De Wagner-vereeni ging gaf onder leiding van Viotta eene nieuwe opvoering vat Die Walküre", welke volgens heerechende opvattingen het volmaakte nabij kwam; een eerste-rangs ensemble van zan gers, een voortreffelijk orkest en een regisseur die op de hoogte is van alle trucs der miss en scène, bij Wagner van zooveel gewicht. Maar ach l Hoort en bekijkt men de dingen in zulke gevallen niet veel kritischer? Wie was voldaan na al het verbazingwekkende dat hem vier uur achter elkaar oog en oor in schoone stoeten voorbij trok ? Wat door stond den toets? Het is de gewoonte hier te lande moeite en opofferingen te waardeeren vóór alles. Dit is edelmoedig en ik doe gaarne mee. Doch deze praestatie van Mr. Viotta is dezelfde als die van 't vorig jaar, 't voor vori?,drie jaar geleden etc.Ook aan het enthou siasme, aan geestdrift, aan vereering komt een einde, vooral wanneer men merkt dat de daad welke deze gelden, al jaren op haar hoogtepunt staat. Waarom eindelijk niet eens verbetering beproeft in de dispositie van het orkest ? Het geluid klinkt verbrokkeld bij de tegenwoordige plaatsing der instrumenten in hun langwerpigen rechthoek, hier hoort men 't een, daar het ander. Bg passages als de eerste inzet van het Walhalla motief was dit vooral zeer storend, ieder moge individueel nog zoo perfect spelen. Waarom de leider geen betere acteurs kiest, blijve onbeantwoord. Al wat uit Dnitschland hierheen komt, vindt men per se ideaal. Maar is het hoofdkenteeken van Wagner monumentaliteit, wat Fransche gracie zou Siegmund-Heinrich Knote, Hinding-Ludolf Bodmer, Wotan-Anton van Rooy onberekenbaar goed doen. Wij hebben groote bewondering voor hun magni fieke stemmen en dictie, doch wanneer men hen ziet gebaren maken met armen en beenen, alles naar n methode, een verfoeilijk-onware, zonder het minste ver band met de situatie der handeling, de belangrijkheid van den tekst ea vooral met het heerschend orkest-rythme, dan begrijpt men waarom de tijd nu een man baarde als Jacques Dalcrose, dan ziet men in welk nut dit eysteem hier kan stichten, dan komt men er minder licht toe de waarde van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl