Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEit WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1742
De wind als wielrgder.
De anecdote, dat in een der Opschriften
van, een Aegyptisch- Koningsgraf onder
een der groote pyramiden, de afbeelding
gevonden zou zijn van een rijwiel, of
jets wat daarmee groote overeenkomst
yertoonde, is weleer een
komkommerbericht gebleken, hoewel het door de
Illustration van 1883 gedebiteerd en
door. De Navorscher werd overgenomen.
Ook van het wjjdberuchte,
langgestaarte Ohineesche uitvindersras, dat
ee» voorsprong yan tweeduizend jaar
had op alle uitvinders van de wereld,
iieeft men niet vernomen, dat 't in over
oude tijden trapwagens rollen deed, en
evenmin ia dit gebleken van de voor
ouder? onzer Westerscbe beschaving, de
Grieken: de zeer wilde jongeling
Alcibiades en de zeer geëmancipeerde
jongejuffer Sappho zijn fietsloos door 't
leven gegaan. Toch is de oorsprong van
het rijwiel reeds te vinden in de klas
sieke oudheid.
Onder de krjjgabenoodigdheden, die
beschreven worden in het werk vaneen
krijgskundige uit de 5de eeuw voor
Christus, Flavius Yegetius Renatns, komt
o.a. ook een wind wagen voor, waarvan
in een uitgave van 1478 de beschrijving
een houtsnijder verlokt heeft tot het
maken van een afbeelding, die wellicht
amper aan de bedoelingen des ouden
Romeins heeft beantwoord, maar die
tooh een curieus beeld geeft van dezen
oudsten der mechanische wagens, waarvan
de werking in nauw verband staat met
hei bewegingsprincipe der rijwielen, op
welker onschatbaar belangrijke uitvin
ding de wereld nadien nog ruim
drie-entwintig eeuwen moest wachten.
Gelqk deze, hier gereproduceerde,
afbselding doet zien, bevinden zich aan
de bovenzijde van den wagen aan elke
zijde .vier kleine molenwieken, die door
den prenten ij der vermoedelijk in veel
geringer afmetingen zijn geteekend, dan
in Vegetius' bedoeling lag. Deze schroe
ven zijn de ontvangers van de beweeg
kracht, den wind. Ze zijn verbonden
aan twee vrjjdraaiende rondsels in den
vorm van een eekhoornkooi, waarvan
het traliewerk in een kamwiel grijpt,
dat de beweging op de eveneens ge
tande naaf overbrengt van de wielen
waarop de wagen rust.
't Bewegingsproces, dat hier in schets
is aangegeven, is veel te ingewikkeld
Toor het eenvoudige resultaat, dat beoogd
wordt, .maar overigens theoretisch in
orde, en praktisch uitvoerbaar, hoewel
de wieken daartoe veel grooter moeten
zijn dan de houtsnede ze aangeeft. Dit
vooropgesteld, zou wellicht een niet o
versterke orkaan in staat zijn geweest onzen
Oad-R«meinschen windwagen orer een
asphaltweg of een parketvloer voort te
bewegen met een snelheid.van 5 kilo
meter in de 24 uur.
Ongelooflijk bijna lijkt het ons thans,
dat Vegetius de menschelijke hand als
beweegkracht heeft voorbij gezien en aan
die wispelturigste aller natuurkrachten
?opdroeg, de rondsels te doen rollen.
Had hij boven op den wagen twee
sterke mannen geplaatst, die aan een
krukas met hefboom, door eigen kracht
de rondsels met de handen in wente
lende beweging brachten, dan. zou de
wagen veel zekerder en veel sneller zij n
voprtgewield.
In middeleeuwsche boeken over krijgs
kunde worden meer dergelijke
windwagens vermeld, die waarschijnlijk alleen
maar theoretische uitvindingen zijn ge
weest en vermoedelijk nimmer in gebruik
kwamen. Voor een ijverig snuffelaar zou
het wellicht mogelijk zijn uit deze ver
spreide gegevens met veel vlijt en vol
harding den stamboom op te maken van
den zeil wagen van Simon S te vin, die in
1601 door dezen Oud-Hollandschen
wiskunstenaar en mécanicien werd uitge
vonden en onder' protectie van Prins
Maurits geconstrueerd. Voor den
Oranjewrat werd dit voertuig gedurende eenige
jaren een reusachtig stuk speelgoed,
waarmede hij zichzelf en zijn tijdgenooten
kostelijk amuseerde, en dat door en met
hem beroemd werd.
In 1612 zag van dit wonder van 17e
eeuwsche techniek een zeer fraaie gravure
het licht naar een teekening van J. de
..~jj.. ^ De zeüwagem van Prins Mawiti en Simon Slerin volgers de gravure in de Stedenatlaa van Blaau w. De groote wagen
jf.f&i bereik te op e;n zjjner tochten een snelheid van 40 E. M. in bet uar, terwijl hij beladen was met 28 passagiers.
Gheyn, gegraveerd door G. van
Swanenburgh; en enkele jaren later, in
1617, gaf de Amsterdamsche uitgever
Voskuyl een afbeelding uit van het
mechanische onderstuk van dezen wagen,
welke echter een uitvoerige verklaring
zou behoeven, om den leek tot eenig
inzicht te brengen betreffende de werking
dier rollen en kamraderen, welke, daar
de wind de beweegkracht was,
verm Jedelijk dienden voor "t sturen en voor
't regelen van de snelheid door remmen.
De roem van den zeil wagen van Stevin
was kort maar hevig. De proeftocht met
het gevleugelde voertuig werd door Prins
Maurits ondernomen aan het strand te
Scheveningen pp een der eerste dagen
in den herfst van het jaar 1600. Deze
proeftocht, die door bodem en wind
bizonder schijnt begunstigd te zijn, werd
ook de meestertocht van den wagen.
Een uitgelezen gezelschap van 28 per
sonen was door den Stadhouder
genoodigd om den rit mede te maken. Een
geduchte bries deed de aan twee masten
bevestigde zeilen bollen, Maurits stond
zelf aan 't roer, en met een spoed, welke
voor dien tijd aan't ongelooflijke grensde,
begon de vleugelwagen zijn loop,
die zulk een diepen indruk maakte op
de toeschouwers, dat ze hem met een
Condor" vergeleken en verklaarden, dat
hij eerder te vliegen dan te rijden leek.
Onder de gasten van den Prins bevonden
zich op den wagen de Fransche gezant
Buzenval, de Spaaneche admiraal
Mendoza, die tot 1601 gevangene was der
Republiek, en de toen 15 jarige Hugo
de Groot, die het wonder van Scheve
ningen in Latijnsche verzen bezong. Een
gedicht van "den Vlaming Prudens van
Duyse, die een bekroonde verhandeling
over Stevin schreef, geeft een plastische
beschrijving van deze gebeurtenis in de
volgende bewoordingen:
Nu wenkt Stevin, de wonderkoets rolt nader,
Zij draagt n wiel, n dubble mast te gader,
De vrije Statenvlag waait van haar top. De vorst
Grijpt in zijn vuist het roer. Mendoza zelf
[stapt binnen:
De wind steekt op; de koets beweegt, bij
[zwellend linnen,
En fladdert kenen, fier op d'eerlait, dien zij
[torscht."
Dat een dichter, die 't gevleugelde
rijtuig niet aanschouwd had, zich er
bijna drie honderd jaar later nog zoo
op kon inspireeren, is het gevolg
van het dolle enthousiasme, waar
mee de tijdgenooten Stevins uit
vinding begroetten. In zijn fraai
gedicht Scheepspraet, ten over
lijden van Prins Maurits van Orarje"
doelt Constattijn Huygens op de
heldendaad met de mooie regels:
Etn renosatie van Sterins zeilwagen uit den
nieuwste tijd. Wagen, gebouwd en gereden
in 19LO door de zoons van Prof. Jhr. J.
Sis aan het (strand te Zandvoort, waar
eenige zeer snelle ritten werden gemaakt.
Die de Vogelen te gauw viel,
Al beseilden hij maer 't sand."
en oneindig meer dan zijne andere ge
leerde werken heeft de zeilwagen den
naam van den 17de eeuwschen ingenieur
Stevin het nageslacht in 't geheugen
gegrift. Op dien beroemden proefrit
reed de Prins langs het strand naar
Putten, een afstand van ongeveer 80
Kilometer, die in twee uren overwon
nen werd. Een storm van bewondering
ging door het land om dit heldenstuk,
dat den grooten veldheer bijna even hoog
werd aangerekend als de overwinning
bij Nieuwpoort, waarop deze technische
overwinning volgde. Een ooggetuige ver
meldt over dezen tocht: Eo. 'k en weet
niet of een Roof-vogel naer syn aes
vliegende, snellicker soude konnen
voortschieten, als dese waghen dede. De
Paerden, die te post de waegen volgen
wilden, schooten te cort; de Postillon
des wints dreef den selven met sulcken
gewelt voort, dat het 's menschen ooghe
ontgingh. Eenmael, tot kortswyl, en om
de Heeren een pots te doen, slierde syn
Excellentie de waegen in aee, waerover
vele sich dapper ontsetteden, maer subyt
het roer gewent sijnde, quam de wagen
weer op strandt en vloot syn oude kours.
Soo dat de toesienders op strand en
insonderheyt die onverwacht dit doen
saghen, kosten hun ooghen qualyck ge
loof geven, soo vloogh de waghen hun
voorby."
Onwillekeurig dringt zich aan ons de
voorstelling op, dat Prins Maurits, mis
schien wel uit plaagzucbt, den trotschen
A-dmirant van Gastilië," zijn gevangene,
met dezen wilden duivelsrit voor een
heet vuur heeft willen zetten, en toonen
wat men in 't land van boter en kaas
durfde. Maurits schuld als stuurman was
het maar gedeeltelijk, dat dat er dien
dag geen acht en twintig nekken ge
broken zijn. Dat de geheele vertooning
ter eere van Mendoza was op touw gezet
schijnt ook Grotius te meenen, die in de
Hollandsche vertaling van zijn gedicht
zich op de volgende wijze tot den vloot
voogd richt:
In onses vorsts trinmph werd ghjj geleydt
[gevangen.
De wagen, die u voert, is met een zeyl behangen,
En hadt gg sulcken een gebadt aan 't
[Vlaemeche strandt,
Ghy had misschien ontvlcöndesoverwinners
[handt."
Men vindt dit gedicht afgedrukt onder
het uitvoerige vers van Grotius in de
Stedenatlas van Blaauw," bij de prach
tige afbeelding van den zeilwagen.
Na dezen eersten rit heeft men van den
grooten zeilwagen niet veel meer gehoord.
Ze is nevens een kleiner exemplaar rustig
op stal gezet, en de verwachtingen, welke
men er van koesterde, zijn niet verwezen
lijkt. De groote wagen verdween zonder
in de geschiedenis een spoor achter te
laten, de kleine werd in 1790 nog eens
naar 't strand gesjord, om z'n kunsten
te vertoonen tijdens de huwelijksfeesten
van Prinses Frederika met den erfprins
van Brunswijk Wolfenbuttel. Het bleef
echter bij de goede intentie: de tocht
mislukte volkomen. Enkele jaren daarna
toen de inboedel van Willem V in vei
ling kwam, werd 't ding voor plm. 70
guldem verkocht. In 1802 werd de wagen
nog in Scheveningen aan de kijklustigen
vertoond; vervolgens is ze vermoedelijk
kort en klein gehakt. En dit was het
uiterste einde van Stevins uitvinding,
die verwachtingen had gewekt, welke
niet voor verwezenlijking vatbaar waren,
en die ondanks machtige vorstengunst
het nimmer verder kon brengen dan tot
den rang eener monstercuriositeit zonder
practisch nut en zonder toekomst. Tot
mijn verrassing verneem ik, dat ge
durende den afgeloopen zomer aan het
Hollandsche strand nabij Zandvoort
weder een zeilwagen voer, die door de
familie Six uit Amsterdam bereden werd
en die eenige zeer snelle ritten maakte.
De wagen werd gebouwd en bestuurd;
door door de beide zoons van Prof. Six
en hun vriend Jhr. Aretinus Bond, en
heeft ook de capiciteit om tegen wind
in te kunnen laveeren. Stevins zeilwagen
kon dit niet.
Nochtans, de wind is een ontrouwe
dienaar, die zich weinig gezeggen laat,
en het wekt verbazing, dat men er ook
in later tijd nog wel ernstig over nage
dacht heeft hem als praktische beweeg
kracht aan te wenden. De Fransche
academiciens namen in 1735 in hun boek der
uitvindingen (Machines et inventions,
approuvés par l'Academie) onder allerlei
andere vernuftige bedenksels ook twee
afbeeldingen op van wind wagens door
Du Quet. Deze zijn echter van zulk een
ingewikkelde en zonderlinge constructie'
dat wij ons gaarne vereenigen met de
verzekering van den inleider, die aan
het slot van zijn verklarend artikel zegt:
C et te machine est ingénieusement
imaginée, mais la rencontre des villages, des
bois, etc. obligeront d'y atteler des
chevaux pour la mettre en plainair;les
inégalités des chemins peurent encore
s'opposer a la réuesite".
Merkwaardig zijn de uitvindings
projecten van Du Quet niettemin, omdat
hier getracht is, den wind als middellijke
beweegkracht aan te wenden. Ze houden
dus in zooverre minder verband met
Stevin's proeven dan wel met den
Romeinschen windwagen van Vegetius; en
staan evenzeer als deze in nauwe betrek
king tot onze fietsen, omdat dezelfde
functies, die van den grilligen en
ongestadigden Aeplus gevergd worden, met
eenige kleine veranderingen aan het
mechanisme, beter nog hadden kunnen
worden verricht door menschelijke kracht.
Het is voor ona ingewijden dan ook een
curieuse ontdekking, dat deze oude inge
nieur zóó zijn neus heeft voorbij gekeken
en in de wijde verte gezocht wat vlak
bij te vinden was. De eerste zijner
windwagens was in den letterlijken zin
een wagen op vier pooten. Vermoedelijk
is ook dit een theoretische uitvinding
geweest; en heeft ze zich nimmer aan
papier en drukinkt ontworsteld. De
wagen van Du Quet is dus wellicht nooit
uit kuieren gegaan. Ware het daartoe
gekomen, dan zou hij dit op de volgende
wijze hebben aangelegd. De t wee molen
wieken, die door een liehte storm in
beweging gebracht worden, doen de as
wentelen, waarin zich een diepe bocht
bevindt. In deze bocht is een stang
bevestigd, welke door het naar boven
gaan van de kromming wordt opgeheven,
en aldus den viervoet opbeurt. Gaat in
't volgende oogenblik de bocht in da at
der wieken weder naar omlaag, dan
raken de schuinstaande beenen den grond
en zetten den wagen af, gelijk een
vletschipper het met zijn vaarstok doet.
Wat geruischloozen gang betreft, zal deze
hinkende klappermolen onze moderne
cycles zeker niet naar de kroon ge
stoken hebben!
De tweede windwagen van Du Quet
is een variatie op 't zelfde thema. In
plaats yan de met zeilen bespannen
wieken is hier een Duitsch
windmolenrad als ontvanger van de beweegkracht
aangewend, terwijl de wielen worden
bewogen door getande hefboomen, die
eveneens door de opheffing der gebogen
as van het molenwiel worden in werking
gesteld. Ook met deze uitvinding heeft
de wind waarschijnlijk nimmer zijn spel
gedreven: en geen mislukte proefneming
is noodig geweest, om haar te doen
wieieren naar een donker stoffig en door
weinigen bezocht hoekje der bibliotheken;
waar alleen het toeval haar schuilplaats
vond en haar als curiositeit aan het
licht bracht. Zij deze ontdekking ook
in 't minst van geen praktisch nut, als
historische bizonderheid is ze der vermel
ding waard en een niet onbelangrijke
schakel zijn in de keten der uitvindingen,
van ons huidig snelverkeer.
J. D. C. v AS DOKKUM
Een windfiets uit den pruikentijd. Een vierbeenige zeilwagen uit de Machines
et Inventions" van de Franscbe Academie. Ontworpen door Du Quet.
Etn windfiets uit de Romeinscht Oudheid. Krijgawagfn
van Vt-getius, die door middel vai molenwieken
en vondsels met windkracht moet worden
voortbewoger. (5e eeuw v. Chr.)
Een combmatie van windmolen en wagen. Windfiets van Du Qnet uit de Machines
et InventioDs" van de Fransche Academie uit de helft der 18e eeuw.