De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 13 november pagina 6

13 november 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEit WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1742 De wind als wielrgder. De anecdote, dat in een der Opschriften van, een Aegyptisch- Koningsgraf onder een der groote pyramiden, de afbeelding gevonden zou zijn van een rijwiel, of jets wat daarmee groote overeenkomst yertoonde, is weleer een komkommerbericht gebleken, hoewel het door de Illustration van 1883 gedebiteerd en door. De Navorscher werd overgenomen. Ook van het wjjdberuchte, langgestaarte Ohineesche uitvindersras, dat ee» voorsprong yan tweeduizend jaar had op alle uitvinders van de wereld, iieeft men niet vernomen, dat 't in over oude tijden trapwagens rollen deed, en evenmin ia dit gebleken van de voor ouder? onzer Westerscbe beschaving, de Grieken: de zeer wilde jongeling Alcibiades en de zeer geëmancipeerde jongejuffer Sappho zijn fietsloos door 't leven gegaan. Toch is de oorsprong van het rijwiel reeds te vinden in de klas sieke oudheid. Onder de krjjgabenoodigdheden, die beschreven worden in het werk vaneen krijgskundige uit de 5de eeuw voor Christus, Flavius Yegetius Renatns, komt o.a. ook een wind wagen voor, waarvan in een uitgave van 1478 de beschrijving een houtsnijder verlokt heeft tot het maken van een afbeelding, die wellicht amper aan de bedoelingen des ouden Romeins heeft beantwoord, maar die tooh een curieus beeld geeft van dezen oudsten der mechanische wagens, waarvan de werking in nauw verband staat met hei bewegingsprincipe der rijwielen, op welker onschatbaar belangrijke uitvin ding de wereld nadien nog ruim drie-entwintig eeuwen moest wachten. Gelqk deze, hier gereproduceerde, afbselding doet zien, bevinden zich aan de bovenzijde van den wagen aan elke zijde .vier kleine molenwieken, die door den prenten ij der vermoedelijk in veel geringer afmetingen zijn geteekend, dan in Vegetius' bedoeling lag. Deze schroe ven zijn de ontvangers van de beweeg kracht, den wind. Ze zijn verbonden aan twee vrjjdraaiende rondsels in den vorm van een eekhoornkooi, waarvan het traliewerk in een kamwiel grijpt, dat de beweging op de eveneens ge tande naaf overbrengt van de wielen waarop de wagen rust. 't Bewegingsproces, dat hier in schets is aangegeven, is veel te ingewikkeld Toor het eenvoudige resultaat, dat beoogd wordt, .maar overigens theoretisch in orde, en praktisch uitvoerbaar, hoewel de wieken daartoe veel grooter moeten zijn dan de houtsnede ze aangeeft. Dit vooropgesteld, zou wellicht een niet o versterke orkaan in staat zijn geweest onzen Oad-R«meinschen windwagen orer een asphaltweg of een parketvloer voort te bewegen met een snelheid.van 5 kilo meter in de 24 uur. Ongelooflijk bijna lijkt het ons thans, dat Vegetius de menschelijke hand als beweegkracht heeft voorbij gezien en aan die wispelturigste aller natuurkrachten ?opdroeg, de rondsels te doen rollen. Had hij boven op den wagen twee sterke mannen geplaatst, die aan een krukas met hefboom, door eigen kracht de rondsels met de handen in wente lende beweging brachten, dan. zou de wagen veel zekerder en veel sneller zij n voprtgewield. In middeleeuwsche boeken over krijgs kunde worden meer dergelijke windwagens vermeld, die waarschijnlijk alleen maar theoretische uitvindingen zijn ge weest en vermoedelijk nimmer in gebruik kwamen. Voor een ijverig snuffelaar zou het wellicht mogelijk zijn uit deze ver spreide gegevens met veel vlijt en vol harding den stamboom op te maken van den zeil wagen van Simon S te vin, die in 1601 door dezen Oud-Hollandschen wiskunstenaar en mécanicien werd uitge vonden en onder' protectie van Prins Maurits geconstrueerd. Voor den Oranjewrat werd dit voertuig gedurende eenige jaren een reusachtig stuk speelgoed, waarmede hij zichzelf en zijn tijdgenooten kostelijk amuseerde, en dat door en met hem beroemd werd. In 1612 zag van dit wonder van 17e eeuwsche techniek een zeer fraaie gravure het licht naar een teekening van J. de ..~jj.. ^ De zeüwagem van Prins Mawiti en Simon Slerin volgers de gravure in de Stedenatlaa van Blaau w. De groote wagen jf.f&i bereik te op e;n zjjner tochten een snelheid van 40 E. M. in bet uar, terwijl hij beladen was met 28 passagiers. Gheyn, gegraveerd door G. van Swanenburgh; en enkele jaren later, in 1617, gaf de Amsterdamsche uitgever Voskuyl een afbeelding uit van het mechanische onderstuk van dezen wagen, welke echter een uitvoerige verklaring zou behoeven, om den leek tot eenig inzicht te brengen betreffende de werking dier rollen en kamraderen, welke, daar de wind de beweegkracht was, verm Jedelijk dienden voor "t sturen en voor 't regelen van de snelheid door remmen. De roem van den zeil wagen van Stevin was kort maar hevig. De proeftocht met het gevleugelde voertuig werd door Prins Maurits ondernomen aan het strand te Scheveningen pp een der eerste dagen in den herfst van het jaar 1600. Deze proeftocht, die door bodem en wind bizonder schijnt begunstigd te zijn, werd ook de meestertocht van den wagen. Een uitgelezen gezelschap van 28 per sonen was door den Stadhouder genoodigd om den rit mede te maken. Een geduchte bries deed de aan twee masten bevestigde zeilen bollen, Maurits stond zelf aan 't roer, en met een spoed, welke voor dien tijd aan't ongelooflijke grensde, begon de vleugelwagen zijn loop, die zulk een diepen indruk maakte op de toeschouwers, dat ze hem met een Condor" vergeleken en verklaarden, dat hij eerder te vliegen dan te rijden leek. Onder de gasten van den Prins bevonden zich op den wagen de Fransche gezant Buzenval, de Spaaneche admiraal Mendoza, die tot 1601 gevangene was der Republiek, en de toen 15 jarige Hugo de Groot, die het wonder van Scheve ningen in Latijnsche verzen bezong. Een gedicht van "den Vlaming Prudens van Duyse, die een bekroonde verhandeling over Stevin schreef, geeft een plastische beschrijving van deze gebeurtenis in de volgende bewoordingen: Nu wenkt Stevin, de wonderkoets rolt nader, Zij draagt n wiel, n dubble mast te gader, De vrije Statenvlag waait van haar top. De vorst Grijpt in zijn vuist het roer. Mendoza zelf [stapt binnen: De wind steekt op; de koets beweegt, bij [zwellend linnen, En fladdert kenen, fier op d'eerlait, dien zij [torscht." Dat een dichter, die 't gevleugelde rijtuig niet aanschouwd had, zich er bijna drie honderd jaar later nog zoo op kon inspireeren, is het gevolg van het dolle enthousiasme, waar mee de tijdgenooten Stevins uit vinding begroetten. In zijn fraai gedicht Scheepspraet, ten over lijden van Prins Maurits van Orarje" doelt Constattijn Huygens op de heldendaad met de mooie regels: Etn renosatie van Sterins zeilwagen uit den nieuwste tijd. Wagen, gebouwd en gereden in 19LO door de zoons van Prof. Jhr. J. Sis aan het (strand te Zandvoort, waar eenige zeer snelle ritten werden gemaakt. Die de Vogelen te gauw viel, Al beseilden hij maer 't sand." en oneindig meer dan zijne andere ge leerde werken heeft de zeilwagen den naam van den 17de eeuwschen ingenieur Stevin het nageslacht in 't geheugen gegrift. Op dien beroemden proefrit reed de Prins langs het strand naar Putten, een afstand van ongeveer 80 Kilometer, die in twee uren overwon nen werd. Een storm van bewondering ging door het land om dit heldenstuk, dat den grooten veldheer bijna even hoog werd aangerekend als de overwinning bij Nieuwpoort, waarop deze technische overwinning volgde. Een ooggetuige ver meldt over dezen tocht: Eo. 'k en weet niet of een Roof-vogel naer syn aes vliegende, snellicker soude konnen voortschieten, als dese waghen dede. De Paerden, die te post de waegen volgen wilden, schooten te cort; de Postillon des wints dreef den selven met sulcken gewelt voort, dat het 's menschen ooghe ontgingh. Eenmael, tot kortswyl, en om de Heeren een pots te doen, slierde syn Excellentie de waegen in aee, waerover vele sich dapper ontsetteden, maer subyt het roer gewent sijnde, quam de wagen weer op strandt en vloot syn oude kours. Soo dat de toesienders op strand en insonderheyt die onverwacht dit doen saghen, kosten hun ooghen qualyck ge loof geven, soo vloogh de waghen hun voorby." Onwillekeurig dringt zich aan ons de voorstelling op, dat Prins Maurits, mis schien wel uit plaagzucbt, den trotschen A-dmirant van Gastilië," zijn gevangene, met dezen wilden duivelsrit voor een heet vuur heeft willen zetten, en toonen wat men in 't land van boter en kaas durfde. Maurits schuld als stuurman was het maar gedeeltelijk, dat dat er dien dag geen acht en twintig nekken ge broken zijn. Dat de geheele vertooning ter eere van Mendoza was op touw gezet schijnt ook Grotius te meenen, die in de Hollandsche vertaling van zijn gedicht zich op de volgende wijze tot den vloot voogd richt: In onses vorsts trinmph werd ghjj geleydt [gevangen. De wagen, die u voert, is met een zeyl behangen, En hadt gg sulcken een gebadt aan 't [Vlaemeche strandt, Ghy had misschien ontvlcöndesoverwinners [handt." Men vindt dit gedicht afgedrukt onder het uitvoerige vers van Grotius in de Stedenatlas van Blaauw," bij de prach tige afbeelding van den zeilwagen. Na dezen eersten rit heeft men van den grooten zeilwagen niet veel meer gehoord. Ze is nevens een kleiner exemplaar rustig op stal gezet, en de verwachtingen, welke men er van koesterde, zijn niet verwezen lijkt. De groote wagen verdween zonder in de geschiedenis een spoor achter te laten, de kleine werd in 1790 nog eens naar 't strand gesjord, om z'n kunsten te vertoonen tijdens de huwelijksfeesten van Prinses Frederika met den erfprins van Brunswijk Wolfenbuttel. Het bleef echter bij de goede intentie: de tocht mislukte volkomen. Enkele jaren daarna toen de inboedel van Willem V in vei ling kwam, werd 't ding voor plm. 70 guldem verkocht. In 1802 werd de wagen nog in Scheveningen aan de kijklustigen vertoond; vervolgens is ze vermoedelijk kort en klein gehakt. En dit was het uiterste einde van Stevins uitvinding, die verwachtingen had gewekt, welke niet voor verwezenlijking vatbaar waren, en die ondanks machtige vorstengunst het nimmer verder kon brengen dan tot den rang eener monstercuriositeit zonder practisch nut en zonder toekomst. Tot mijn verrassing verneem ik, dat ge durende den afgeloopen zomer aan het Hollandsche strand nabij Zandvoort weder een zeilwagen voer, die door de familie Six uit Amsterdam bereden werd en die eenige zeer snelle ritten maakte. De wagen werd gebouwd en bestuurd; door door de beide zoons van Prof. Six en hun vriend Jhr. Aretinus Bond, en heeft ook de capiciteit om tegen wind in te kunnen laveeren. Stevins zeilwagen kon dit niet. Nochtans, de wind is een ontrouwe dienaar, die zich weinig gezeggen laat, en het wekt verbazing, dat men er ook in later tijd nog wel ernstig over nage dacht heeft hem als praktische beweeg kracht aan te wenden. De Fransche academiciens namen in 1735 in hun boek der uitvindingen (Machines et inventions, approuvés par l'Academie) onder allerlei andere vernuftige bedenksels ook twee afbeeldingen op van wind wagens door Du Quet. Deze zijn echter van zulk een ingewikkelde en zonderlinge constructie' dat wij ons gaarne vereenigen met de verzekering van den inleider, die aan het slot van zijn verklarend artikel zegt: C et te machine est ingénieusement imaginée, mais la rencontre des villages, des bois, etc. obligeront d'y atteler des chevaux pour la mettre en plainair;les inégalités des chemins peurent encore s'opposer a la réuesite". Merkwaardig zijn de uitvindings projecten van Du Quet niettemin, omdat hier getracht is, den wind als middellijke beweegkracht aan te wenden. Ze houden dus in zooverre minder verband met Stevin's proeven dan wel met den Romeinschen windwagen van Vegetius; en staan evenzeer als deze in nauwe betrek king tot onze fietsen, omdat dezelfde functies, die van den grilligen en ongestadigden Aeplus gevergd worden, met eenige kleine veranderingen aan het mechanisme, beter nog hadden kunnen worden verricht door menschelijke kracht. Het is voor ona ingewijden dan ook een curieuse ontdekking, dat deze oude inge nieur zóó zijn neus heeft voorbij gekeken en in de wijde verte gezocht wat vlak bij te vinden was. De eerste zijner windwagens was in den letterlijken zin een wagen op vier pooten. Vermoedelijk is ook dit een theoretische uitvinding geweest; en heeft ze zich nimmer aan papier en drukinkt ontworsteld. De wagen van Du Quet is dus wellicht nooit uit kuieren gegaan. Ware het daartoe gekomen, dan zou hij dit op de volgende wijze hebben aangelegd. De t wee molen wieken, die door een liehte storm in beweging gebracht worden, doen de as wentelen, waarin zich een diepe bocht bevindt. In deze bocht is een stang bevestigd, welke door het naar boven gaan van de kromming wordt opgeheven, en aldus den viervoet opbeurt. Gaat in 't volgende oogenblik de bocht in da at der wieken weder naar omlaag, dan raken de schuinstaande beenen den grond en zetten den wagen af, gelijk een vletschipper het met zijn vaarstok doet. Wat geruischloozen gang betreft, zal deze hinkende klappermolen onze moderne cycles zeker niet naar de kroon ge stoken hebben! De tweede windwagen van Du Quet is een variatie op 't zelfde thema. In plaats yan de met zeilen bespannen wieken is hier een Duitsch windmolenrad als ontvanger van de beweegkracht aangewend, terwijl de wielen worden bewogen door getande hefboomen, die eveneens door de opheffing der gebogen as van het molenwiel worden in werking gesteld. Ook met deze uitvinding heeft de wind waarschijnlijk nimmer zijn spel gedreven: en geen mislukte proefneming is noodig geweest, om haar te doen wieieren naar een donker stoffig en door weinigen bezocht hoekje der bibliotheken; waar alleen het toeval haar schuilplaats vond en haar als curiositeit aan het licht bracht. Zij deze ontdekking ook in 't minst van geen praktisch nut, als historische bizonderheid is ze der vermel ding waard en een niet onbelangrijke schakel zijn in de keten der uitvindingen, van ons huidig snelverkeer. J. D. C. v AS DOKKUM Een windfiets uit den pruikentijd. Een vierbeenige zeilwagen uit de Machines et Inventions" van de Franscbe Academie. Ontworpen door Du Quet. Etn windfiets uit de Romeinscht Oudheid. Krijgawagfn van Vt-getius, die door middel vai molenwieken en vondsels met windkracht moet worden voortbewoger. (5e eeuw v. Chr.) Een combmatie van windmolen en wagen. Windfiets van Du Qnet uit de Machines et InventioDs" van de Fransche Academie uit de helft der 18e eeuw.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl