Historisch Archief 1877-1940
*o. 1743
I) K A M ST E R DA M M E K W K K K B LA D V O O R NE D E R L A N D.
halstandf-eoamtarttf w» heb few* alix
DraeMkc, aceeptm* h$ nog wal deitiartoad
van Hactor Berfei (bfc iet» ketfnaei-roiten
echyot aÜM ?»»»«»? gebeuren) maar verder
niet. Bf wa» «au *ria»d ia» rataaaaaiüa
i peten «t trachten gaat ook in historische
lichting: Beek, d» «ad* koercoapvaisten,
bet mMJaataangeh Otegatuumeeh Ba
»veaab Brahms, ofgtheoo niet aoo voorzichtig,
OMBgt hu zoo'a pKwtonderviBdeljjk verkregen
glyl-methode met bet onvolgroeide realisme
d«r Jtaaeahe Romantiek. Een doodealehimie
welke nooit leverde bet goud. Men noemt
grpote meesters wel eena mylpalen. Dit is
juist, maai man k o» ken nog eer vergeleken
by den beioemdua r-ystepap-berg. Hoevele
kleine menschen bebben inderdaad al be
proefd er zicb door been te eten.
' Om een bee'.d te krijgen van den compo
nist «te epigoon begehouwe men zijn Dies
Ir»*. De tekst is cooals men weet van Thomas
a Celano. Nog nooit bebben musici een
dkfcter ergerlijker mishandeld dan dezen,
daar allen zie a vergieten in de bedoeling
dar poëzie. Het i» de visie van die
wereldechemering, niet de expressie; bet is de
basebrij ving, niet het sentiment; maar boven
alle*: bet is schrik, geen verschrikking.
Tekst-illustratie beeft altijd iets onlogisch
aan ach, omdat den «en dit woord zal
bwffen «it het gedicht dea tweede een ander.
Maar er is merkwaardige analogie (de Tuba
virum uitgezonderd) tastenen den trieslrae
van Berlioz en dien v*n Henschel. Ten
eerste in het bovenaangehaalde foutieve
ttkat-coraooentaar; verder vergelijke men
aaderdeftte» als het Rex tramendae majfiatatis
e, a. Het zy°n geen reminiscenties van tonen
?n klanken, dat is waar, maar van de
tnn«rIjjke muzikale ziel, den psychiechen onder
grond en architecturale opvattingen, wat
«ven erg is.
Ik bewonder dit Requiem om Henschel»
o»ti*glyke ve«l»rj<iïgh«id, tfl'n verbaaead».,
routine, zijn eritischan kijk op de
effectmiddelen, z§n enorme zekerheid, zrja ge
weldige artistieke wil, zyn
kungtenaarsteraperament. Zyn werk bevat geniale passages.
De conceptie is in ieder geval monumentaal.
Al faalt Henechels individualiteit, het is
doorleefd, doorvoeld. Dit lijkt m$ zyn
innigste intentie: de verklanking van bet
feA-smartelyke, de schiyning van den dood
en hoe dat klaar, licht, lief en duidelijk-goed
wordt, langzaamaan met stille overgangen
fctjigend tot eea aetherischen vrede van
zachten weemoed, geluk en liefde voor het
leed dat neg even wondt in de kozende
herdenkiog. Hjj bereikt deze huiverige con
templatie werkelgk in den Agnus Dei en
den laatsten requiem. Zoo onderging ik
ook de emotie, ik voel ze als zeldzaam en
groots ch en al leefde Heuse hel nu geen halve
eeuw vroeger, toch wil ik hem vezeeren als
een machtig kunstenaar.
Willem J. C. Gerke.
Het programmaboekje van 't eerste con
cert door 'c Residentie-orkest bevatte (met
portret) de volgende biografische bijzonder
heden over W. J. C. Gerke, die ik hier ver
kort weder gtef: Hy is geboren te A'dam
in 1876 ; hij begon op 9-jarigen leeftijd
vioolatndies bij J. A. Tak; ia 1891 werd hij leer
ling der orkestklasee vin W. Keg; in 1895
violist büde Ned. Opera, in 1896 van bet
Concertgebouw; in 1900 muzikaal assistent
Tjm Mr, H. Viotta b|j de
Wagner-vereenigjng ; in 1904 trad hij uit het Concertgebouw
orkest, werd voornamelijk viool-leer aar, on
derwijl het dirigeeren leerend by 3. Zweer»;
ia 1905 directeur van-een A'damsch studenten
muziek-corps, in 19(9 van een Utrechtsch.
Niet zeer be.angrgk, wel? Hoe legio veten
hebben soortgelyken levensloop al doorwor
steld." !?< een, de heer Gerke is allesbehalve
een Ti t ar. Hij is de karikatuur van een begaafd
menscb. Hjj doet alsof bij alles weet en kent
en het lijkt inderdaad alsof alles raak is wat
hy doet.
Ik wil niet vooretellen hem aan 't hoofd
iluiiiiiiiiillliiiiiiiilMliiiiiiillllliiiiiiliiiiiiiiiiiillliiiiiiiiniiliiiininiiMii
In stille aandacht hebben ze geluisterd,
allen zonder onderscheid. Maar in onzekerheid
vroeg ik me af; wat zou dit luisteren zij t?
Misschien is het niet mér dan het auto
matisch opvolgen van de eubordinatie,
want de directeur zat naast my, het potlood
in de hand.
'Of misschien ook is het reeds een heilzame
ontspanning op zichzelf, een aangename
afleiding oa een week van eeutoonigen arbeid
in de zwijgende cel.
* Maar neen, er zullen er toch altijd wel
nigen geweest zijn, tot wie het woord door
drong, die er iets van meenemen, om het
straks te verwerken in de stomme duisternis
van bun triest verblijf. In wie het gedachten
en gevoelens gewekt beeft, welke de ziel in
beroering brengen; l d ten dan hunne ge
dachten protest zyn en hun gevoelens
bitterheid; hun ziel heeft toch voedsel
gekregen en arbeid, en dat op zichzelf is
reeds een zegen.
Of... zou ik misschien tóch nog mogen
hopen, vertroosting te hebben gebracht ? Zon
er dan tóoh misschien niet n enkele ver
sterkt zyn geworden in vertrouwen; ver
lichting hebben gekregen van wanhoop en
wroeging; zou er toch nog niet... n
enkele ziel... tot vrede tij a gekomen?
Op even klagende wijze als daar straks
zongen hun holle stemmen:
's Heeren goedheid kent geen palen.
God is recht, dus zal hy door
Onderwijzing, hen die dwalen
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden 't zacht gemoed,
In het effen recht der Heeren,
Wie Hem nedrig valt te voet
Zal van Hem zyn wegen leer en."
Oüdertnsschen zat ik verdiept in de aan
schouwing van mijn zonderling gehoor.
Onder het spreken was ik meer stuk voor
stuk gaan onderscheiden, en sommigen had
den in 't bijzonder mij n aandacht getrokken.
Er waren er slechts een paar met van die
echte boeven-tronies: ergens in een hoek
zat er eentje, zoo'n Lombroao-type met een
klein benepen aapmensch-kopje, dat met
hotte stupiditeit voor zich uitstaarde tegen
het gaas van zyn kooi. En hpoger-op grimde
my trouwhartig aan het
lustige-vageoondengelaat van een beroeps inbreker, zooals we
dat altyd afgebeeld zien in Fliegende Blalter
en andere humoristische bladen, of ontmoeten
in de operetten van een
dilettantentooneel.
Maar overigens was het een staalkaart van
gezichten, zooals we ze overal te zien kry'gen,
waar een half honderdtal menscben tot pubiek
te piaafaexr TOB een miBderranggorkejt, of
schoon »en dan ion merken hoe weinig raaks
er is in »ijn e waar wichtige gebaren en wyden
armhaat. Maar wat bracht hy weinig terecht
va» Bfeahms t Zeker er waren aardige details,
maar het bleven details en dan nog: hoe
grappig, geestig, stneteatikoos en zelfs snoezig,
coqnetl Set was een vermakelijk, ingenieus
legspelleije. Gerke dominoot graag, dat bleek
wel Dit deze reproductie. Het spijt me dat
ik hem niet beter kan 1 ypeeren, floaar hy
heeft absoluut niets individneels; het per
soonlijkste aan hem lykt my nog dat hy
zonder stok dirigeert.
Een ding kunnen wij allen van hem leereu:
de reclame en hoe men er komt. Een prachtig
orkest in de eerste plaats, vervolgens een
zaal, daarna een volle zaal, men gooit met
de vrijkaarten als met strooibiljetten (Gerke
was er niet zuinig mee) ten laatste succes;
daarvoor zorgt het programma: De preludes
van Liszt b. v. die slaan altijd in. Hierbij
een wiegeliedje, voortreffelijke waar; men
vergete ook niet het serieuze air!je: een
jymphonie van Brahcn?, daarmee neemt men
de pers, die toch al zoo gedwee is bij onbe
nulligheden, grif voor zich in. En de talrijke
goede menechen die eens een avondje gratis
uit kunnen, klappen nooit karig; wat waren
er veelt
Noe een kleinigheid: Wie het voorspel
van Lohengrin hoorde vond het misschien
heel schitterend, n. 1. het hoogtepunt met
den lm posanten bekkenslag. Hoe onaccuraat
echter van samenspel klonken de 19 eerste
maten der violen, hoe onmtt van timbre,
engeacheveerd de IC volgende van uit,
hobo en klarinet I j
MATTHIJS VEBMEULEN.
I)
.^ Er bestaat» van die gebearterjisaen op intel
lectueel of artistiek gebied, welke ieder mensen
van eeltige ontwikkeling dient te kennen,
evenals er beroemde oorden op de wereld
zyp, die een ieder minstens eenmaal in zyn
leven dient bezocht te hebben. Tot de laatsten,
om maar in ons eigen land te blijven, be
hoort ontegenzeggelijk het slagveld van
Waterloo. Onder de eersten mag naar
men my van alle kanten heeft verzekerd
een boek van pastoor Hngo Verriest, getiteld
Twintig Vlaameehe Koppen", gerangschikt
worden. En nu moet ik, vol ootmoed, myn
schande bekennen: een maand geleden wist
ik nog niet hoe het slagveld van Waterloo
er uitzag; en eerst verleden week las ik het
sinds jaren verschenen werk van den eer
waarden en vermaarden heer pastoor Verriest.
Over Waterloo kan ik kort zyn. Ik heb
den heldengrond betreden, den leeuwenberg
beklommen en onder de beschermende,
psendo-bronzen vacht van ons nationaal sym
bool, voor een echte stortbui van ons liefelijk
nationaal klimaat geschuild. Ik heb de knoopen
der oude-garde bevoeld, een pas nit 't slag
veld opgedolven arendje van een huzarenhelm
in myn band gewogen en was misschien wel
de trotse h-gelukkige eigenaar van die beide
gewaarborgd-historische relikwieën geworden,
zoo niet een paar E n gel se hen of Amerikanen
met hoog geld tegen mijn bescheiden beurs
hadden opgeboden. Zij waren de fiere be
zitter» van het onschatbaar kleinood en
trokken er als overwinnaars mee vandaan.
Toen ik, beneden gekomen, nog meer van
die historische wonderen in de handen van
de gidsen zag, begreep ik dat de
AngelSaksuchen nog dagelijks zulke zegepralen
over de Franschen kunnen vieren. Toen was
ik voldaan: ik bad althans het wereldberoemd
slagveld gezien l
***
Een week later was het, dat mij het tweede
.geluk: de kennismaking met het weik van
pastoor Hugo Verriest te beurt viel.
Twintig Vlaameche koppen....! Laat ik nu
maar eens heel onrecht en desnoods heel
onbescheiden zijo. Ii had veel over dat boek
is opeengehoopt. Allén het grauwe
boevenpak, de lijkhleur en het gemillimeterde haar
gaf er een eigenaardig cachet aan.
Ik trachtte den indruk te speuren, die het
woord op de luisteraars maakte. Maar ik
besefte te goed, dat dit voor mg niet meer
dan luien kon zijn.
Toen ik eenigen tijd had gesproken, ver
schrikte mij onder de diepe stilte eensklaps
een halfluide grimlach, en za(?ik, mijn oogen
wendende naar 'c geluid, in een cel aan den
uitersten kant, een akelige gryns grimas. Was
het spot of vertwijfeling, of wroeging o) een
aanval van machtelooze woede?
Toen ik keek, dook de man weg achter
zijn handen, en drukte zich voorovergebogen
tegen den wand van zijn cel, en is in
deze houding het heele uar voor mij ver
scholen blijven zitten.
Echter betrapte ik vaker, nu hier dan daar,
een gelaat met dienzelfden akelig-droeven
grynslach, doch fluks trok het z'.ch tel
kens in de gewone gtarie plooi.
Daar ze elkander niet zagen, en mekaar
dus niet konden toelacien, doch ieder
van hen in zijn hokje met mij onder vier
oogen was, moest deze gryns wel een zuivere
terugsla? zijn op het gesproken woord, waar
voor naar vanzelf spreekt, velen hunner niet
ontvankelijk zullen zijn geweest.
Esns bij zoo'n fluks door dressuur van de
vrees weer verdwenen grijns speelde een gekke
vergelijking mij door 't hoofd. Ik dacht aan
de wildebeesten-hokken in Artie, en aan de
in soevereine minachting opgekrulde lip, die
het gevangen en getemde roofdier soms kan
trekken tegen een eerzamen kruidenier,
wanneer deze hem met lieve naampjes aller
teederlykst beklaagt om zyn jammerhartig
lot van daar opgeilotea te zitten in een
traliekooi.
Dit supreme gevoel van meerderheid zal
ook déze gevangen roofdieren tot grijnzen
hebben gebracht, omdat zij, met hun bit
tere minachting voor kerk en vromigheid,
daar nu noodgedwongen moesten luisteren
naar ... een preek!!
Dat zelfs in zulk een somber droeve omge
ving en in een uur van ernat en wijding de
spotvogel van den humor nog niet nalaten
kan, ons op het komische attent te maken l
Want even moest ik myn lach-zenuwen
onderdrukken bij het toevallig letten op het
gekke gezicht van een man, met zóó eerzaam
en eerbiedwaardig voorkomen, dat het een
allerdwaast contrast maakte met zyn misda
digersomgeving.
Deze man was in gestalte en voorkomen
bet zuivere type van die dikbuikige,
gladgehoord, en, zonder t* weten wat «r zoo al
in stond, gehoopt, ja, ik durf er rond TOOI
uitkomen, dat ook myn Kop te die glorie
rijke verzameling zon prijken.
't Zijn immers litteraire koppen, en twintig
litteraire Vraamsche Koppen, zelfs van niet
al te voorname beteekenis, liggen zoo maar
niet voor 't grijpen op den hedendaagschen
Ylaamschen bodem. Ik las en zocht dus en
vond nȟweldra bitter teleurgesteld. Weihoe l
Daar stonden de Koppen van zulke wereld
beroemde Vlaameche dichters en schrijvers
als Fieter Eusschaert, Alfons van Hee,
Constane Lieven?, Alfiied Weustenraad, Amaat
Vijncke en nog vele anderen van geen ge
ringer waarde, en m ij n Kop was er niet by l
Ik werd eensklaps woedend, ik waande my
op een Kermi', bij een poppenkast, vóór een
van die Maasacres des Innocente," waar de
levensgroote peppen op drie rijen naast
elkaar staan: Ik greep naar de ballen en
gooide er maar in blinde razernij op los,
zoodat er eindelijk een omkegelde: pop
nummer 15, gemerkt Karel van de Putte I
Ik beb nooit het genoegen gebad persoonlijk
met den eerwaarden pastoor Hngo Verriest
kennis te maken; maar fk heb alom van
hem gehoord, dat bij een charmeur is met
het woord, en ik weet dat hy garegeld Zuid
en Noord Nederland doorreist, om de Vlaam
eche letterkunde aan het volk bekend te
maken. Uit een onlangs in De Week ver
schenen artikel van Ary Delen ieer ik, dat
by dit nog al op nzijdige wijze doet. Hij
spreekt alleen over zijn vriendjes en nooit
over my en de mijne. Dat vindt is niet
aardig. Dat vind ik grievecd-onrechtvaardig
en, aangezien hy my de plaats niet toekent
waarop ik toch meen recht te hebben, ga
ik die zelf, desnoods met inw geweld en
krasse onbescheidenheid, trachten te ver
over er.
Ik vraag, ik eisch mijn , Kop" in de litte
raire Poppenkast van Hu<o Verriest's
Panopticnm. Wat al de andere, door den
eerwaarden pastoor doodgezwegen en mis
kende Vlaamsche letterkundigen als Virginie
Loveling, Pol de Mont, Lode Baekelmans,
Maurits Sabbe, Gustaaf D'Hondt, Ary Delen
en nog veel andere er over denken, kan mij
in 't geheel niet schelen: ik verdedig myn
p'aatp, en zij, op hun beurt, moeten ook hun
pop maar uitkiezen en er naar slaan met
bollen; ik vraag, ik eiach, ik wil mijn Kop
in het Panopticum,den vijftienden Kop boven
op het voetstuk van den ocmeedogend en
zonder den minsten eerbied noch gewetens
wroeging door mij omgegooiden Kop van
den my niet genoeg bekenden dichter Karel
Van de Putte, tusschen de wereldberoemde
Koppen van Alfried Wenttenraad en Amaat
Vy'ncke l
'k Geef toe: 't ia grof, 't is ruw,'t is bruut,
't is wreed onhebbelijk en ploertig
onbescheiden, maar 'k doe het toch, 'k wï'.
op die (ereplaats, 'k Vraag hulp en steun
aan mijn miskende confraters om er mij
stevig op te honden, en zal dan op mijn
beurt ook wel ten hunnen bate een handje
helpen, om nog wat van die andere Koppen
om'te gooien.
Als ik maar eerst myn Kop" krijg in 't
Panopticnm l
Ik hoop en wacht....
CYRIKL BUYSSE.
(Met toestemming ton den Schrijver over
genomen uit De Week", weekblad te Antwerpen.)
Berichten.
EEN SOCIOLOGIE VAN HET DACBLADWEZEN.
Onder de grootere werken, welke het duitsche
Sociologische Gesellscbaft" in voorbereiding
heeft,staat een sociologie van het dagblad wezen
bovenaan.Op den eersten Duitschen
sociologendag, onlangs te Frankfort 8 J Main gehouden,
deed Prof. Max Weber uit Heidelberg nadere
mededeelingen hoe deze omvangrijke, alleen
iiitiiiiiiitimiiiiiiiiiiiiimiHiiiimiiiiiiiimiiimmiiMHiii
geschoren, vette en genoe^lyk-glimmende
burger?, die ten allen tyde het voorbeeld
zyn van braafheid, fatsoenlijkheid en tevre
denheid, die leven en leven laten, en
van wie steeds weer tot hun eer gezegd
wordt, dat ze zulke goede, hartelijke men
echen zijn, die geen vliegje kwaad zonden
kunnen doen.
En nu daar op eens zulk een
kinderlijkonschuldig man in den vollen glans van zyn
eerzaamheid en braafheid .., te zien zitten,
in het grauwe boevenpak, gesloten in een
ce', achter een yzergaaeje en met een num
mer boven zijn hoofd! En te letten op de
waardige gelatenheid, waarmede hy, immer
rustig en recht-op van hoofd, met stil ver
wijt in zijn goedige oogen, zijn grievende
bejegening geduldig draagt, maar zich
geneert, dat een ander fatEconly'k burger
hem Mar nu net moet zien zitten!
Maar dit was maar weer een van die
vltüjjes, die soms door menschen-hersenen
gaan op de meest ongeschikte momenten,
die hem doen lachen op een begrafenis en
schreien by een prijs-uitdeeling.
Deze stoornis van stemming duurde geen
sekonde, want téveel wa3 ik bez'g ver
wantschap te zoeken en voeling te vinden
met die enkelen, die ik misachiea een beetje
troost zou kunnen geven.
O als ik me even indacht in de onpeilbare
troosteloosheid van deze plaats!
En wér kreeg ik een vizioen.
Ik was in mijn tuin, en zat op een zonnigen
zomerdag droomend te staren op myn bloemen.
Tegen doorzichtig-blauwe lucht stonden pa
pavers in heldere kleuren; elegant wiegden
zich op ranken stengel de teere bloemblaadjes,
fijn en subtiel als van zijde-papier en geregen
in stijfdtaande plooitjes, gracieus als het
avond-toilet van een welbewuste coqustte.
In tintelende felheid van kleuren prijkten
ze daar boven het groene gewas, zich wel
bewust van heur voorname schoonheid,
en de zon overgoot het pralende perk met
warmte, leven, liefie.
En om haar waren de vlinders, even
gracieus als zij en vol distinctie in hun lichte
pakjes van roomkleurig flanel, met een nkel
stipje geposeerd zwart of een luchtig vlekje
stroo-geel.
Zs fladderden in keurige kringetjes rondom
de bloemen, die behaagziek zich wiedden en
lokkend hun heerlijke kleuren uitstalden.
Ze wiekten op blanke zeilen door de blauwe
luchtzee, en lieten zich neer te midden der
k leuren weelde, sloegen geluidloos hun
fijne wiek j es tegen elkaar, en zaten met
trillende kopjes de statelijke bloemen te
nit wetenschappelijk oogpunt ondernomen,
publicatie gedacht is. Zoodra de noodige mid
delen beschikbaar zyn, cal met het werk be
gonnen worden. Aan de hiervoor geraamde
kosten van 25,000 mark ontbreken op 't
oogenblik nog 5000 mark.
Van de vele vragen die volgens prof. Weber
te beantwoorden zyn, komt inde eerste plaa's
aan de orde bet onderzoek hoe zich de ver
houding van de advertentiën tot den tekst
gewijzigd heef r, en welke veranderingen ook
de inhoud der advertentiën gemaakt heeft.
Verder zal onderzocht worden, hoe het plaat
selijk nieuws zich gewijzigd heeft in verhou
ding tot het politieke, wetenschappelijke en
letterkundige deel, terwijl ook de verandering
van de wijze waarop het nieuws wordt ver
kregen, zal onderzocht worden. Een belangrijk
deel van bet onderzoek zal oek bevatten de
betrekking van de courant tot de adverteer
ders en de lezers, waarbij o. a. zal worden
nagegaan, op welk tijdstip voor den uitgever
van een groot blad ie Ier nieuw abonnement
niet alleen geen voordeel, maar een wezenlijk
nadeel beduidt, omdat alleen de onkosten van
het papier grooter zyn dan de abonnements
prijs1. Een bijzonder onderzoek zal gewijd zyn
aan de vertrnsting van het krantenwezen en
over de schommelingen van het daarin ge
stoken kapitaal. Natuurlijk zullen ook de
verhoudingen van redakteuren en medewer
kers onderzocht worden, terwijl ook zal wor
den nagegaan om welke redenen in
Dnitschland en Engeland de bijdragen in d e kranten
steeds anoniem verschijnen, terwijl zij in
Frankry'k onderteekend worden en zal ook
de maatschappelijke positie der journalisten
onderzocht worden.
Kiene
FRIEDRICH NIETSCHE, Ecce Homo, vertaling
van E. COBNRAADS, met een studie van Is.
QUERIDO. Amsterdam, Erven Martin G. Cohen.
De Vrouwen-peerle, ofte dryvondighe
historie van Helena de Verduldighe,
Grisildis de Saeght moedige, Fiorentine de Getrouwe:
Alle dry aeneienlyck in vele deughden, maer
meest in Jydtsaemheydt die zij in
teghenspoedt, overlast, ei de beproevingheghethoont
hebben. Ghenomen uit de oude Historiën ende
nienwelyckx tot profijt der Jonckheydt
oversien.byeen vergadert ende seer verbetert.
Nieuwelyckx gheprint door Joh. Enschedéende
Sonen te Haerlem, gelyck aen de uytgave
van Martinus Verdussen, Boeckdrucker ende
Boeckvercooper, woonende op de
Schoenmerckt in het Vogelhnys t'Antwerpen uyt
den jaere 162L: voor den uitgeever C. A- J.
van Dishoeck te Bussum, ten jaere MCMX,
JOOST VAN DEN VONDEL, Lucifer, treurspel
in 5 bedrijven, in), en aant. van L. SIMONS.
ANNA VAN QOOH-KAULBACII, Eigen Haard.
3. A. SIMONS-WEES Vóór het dintr.
Voorstnkje in een bedrijf 188y.
WILLIAM SHAKESPEARE, Julius Caesar.
Metrieche vertaling van dr. EDW. B. KOSTER.
Alle te Amsterdam b. d. Mij. voor Goede tn
Goedkoope Lactnu r in de Tooneelbibliotheek.
Uit Nederlands Woordkunst. Latterkundige
boekenreeke, I: Joott van Vondel'» Lucifer,
met inl. en verklaringen, door dr. H. W. E.
MOLLES. Amsterdam, E. v. d. Vecht.
ALBERTINE DE HAAS, Engagementen.
Amsterda-n, Van Holkema & Warendorf.
STIJ.X STREUVELS. Dt, Mourlons. Koroaa nit
het Walenland. B swerkt naar het Fransen van
FERDINAND BOUCIIÉAmsterdam, L. J. Veer.
L HAMME, Wohen in Menschengedaante.
Roman uit het woekeraarsleven. Met een
voorrede van mr. Joit J. BEUXFANTE Voor
zitter van de Nationale Vereeniging tot Be
strijding van dan Woeker. Rotterdam, W. L.
en J. Brusse.
LEO BALKT, Jamt». Bassom, G, A. J. TOB
Dishocek.
NOIWAN AKGBLE, If« groote illusie. Geauto
riseerde uitgaaf, vertaald onder toezicht van
dr. L. A. J. BmtQïHSurjK Jr. Leiden, A W.
Sy'thoffa Uitgevers My.
Tom'êDagboek. Een gedieht door W. L,
PENNING Jr. Amsterdam, W. Verdors. .
HBNRTK SIKNKIEWICZ, Sero Molunt. Amster
dam, Schellens & Giltay.
JBBOME K. JEROM&, Zij en ik. Amsterdam,
Schellens & Giltay.
Bihliographie der Neder). Taal- en Letter
kunde, door Louis D. PKTIT, deel u, de lite
ratuur bevattende, verschenen van 1888
19U'. Leiden, Boekhl. v/b. E. J. Brul.
P. D. CHAKTEPIE DS LA SADSSAY, Set
Christelijk kven. Haarlem, De Erven F. Bobo.
C. M. VresERisa, De kutt van Smaragd.
Haarlem, De Erven Bobr>.
J. C. VAN WIJCK CZN., Wereldknte. Roman
van hedendaa*eche christelijke moraal. Rot
terdam, W. L. en J. Brusse.
MABJORIB M. TIJBKBG, Het werk der Vrouw
in de Tneosophie. Uitgave v. d. Univ. Broe
derschap en het Theop. Gen. Groningen.
I» God dood f De Wereld. Hos it zij
o««ttaan? Baarn, Hollandia drukkeiy.
W. BÖLSCHE Op de Mcnsch nster, bewerkt
door dr. B. C. GOUDSMIT. Zntfen, W. J.
Thieme & Cie.
Fraai uitgevoerde Wandkaknder, door
MATTH. WIEGMAN. Uitgegeven door de firma
Frans Buffa & Zonen, kunsthandel te Am
sterdam.
Dr. H. F. HELMHOLT, Wereldgnchiedeni»,
afl. 31. Amsterdam. Uitg. My. Vivat."
J. R. Wusz, Dv Ztuitëersche Robinton Crutc
of de met vrouw en kinderen gestrande predi*
kant. Voor de jongens en meisjes onzer dagen
vrij overgezet door H. BAEELS, met tal van
illustraties en twee kaartjes. Amsterdam,
Van Holkema ?& Warendorf.
MABIE HILDEBRANDT, Geschiedenis van den
haan Kantekleer, met platen van BEKJAMIH
RABIEB. Amsterdam, Van Holkema & Wa
rendorf.
CHB. VAK ABKOUDE, Tim (n Torn, met 50
platen van Louis RAEMAIKEES.
Jon H. BEEN, De, jongens de baai! (En de
meitjts niet te vergeten), geïllustreerd door
Louis RABMAEKERS. Alkmaar,Gebrs.Kluitman.
Het A. B. C, door mevr. VAN OSSELEN
VAN DELDEN, naar teekeningen van Louis
RAEMAEKERP. 3e druk. Amsterdam, L J. Veen.
E-n Hef.len D.tg Buiten, door DIETZ &
LEOPOLD. (Oas-Töuis-Serie) Geïllustreerd. Am
sterdam, L. J. Veen.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiii
«e
BOUWT te JfUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbnrean Arti",
aldaar.
Koopt UITSLUITENI> BOTEB OBTDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT O AR AND EERT V een OUTVERVALSCHT product,
Boterhandel ZUID I, A RE N", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
bewonderen totdat zij het waagden met hun
beweeglijke sprietjes ze te gaan nazien.
Zóó speelden ze hun spel vol bevallige
fl'rtation, en in de purperen kelken der kers
verscholen, bromden de hommels hun bas
en zoemden een lied, zwaar van lief ie.
Ei terwijl ik van het gracielijk schouw
spel genoot, en dat bloemen-en-vlinderleven
benijdde, richtte mijn verbeelding zich
eensklaps op een aader stadium ia het
vlinder beslaap.
Ife zag op een plank in een donkere kast
een spanen doosje, stoffig van 'c lange staan.
En ia dat doosje waren gaitjes geprikt,met
een speld, om j uist genoeg lucht om te leven
te geven aan den grauwen, leelyken cocon,
die de jongens daarin hadden gestopt, en
die daar nu lag, verloren en vergeten, in de
donkerheid van de muffe kast.
Dit vizioen met zijn schijnende tegenstelling
werd bij my gewekt door 't gezicht van
een jongen gevangene, die, 't fljnbesneden
gelaat op zijn hand geleund, met
weemoedig-donkere violen-oogen soezend te
luisteren zat. Weggerukt uit een leven vol
romantiek, gracie en distinctie, om nu zijn
dagen te sly'ten in 't grauwe boevenpak
achter het gaas van de cel!
Uit een wereld van zon en vlinders en
bloemen gegrepen en gestopt als de grauwe
coeon in 't doorprikte doosje in de donkere
kast l
Ik kon hem niet zien zitten, 't was of
mijn ziel verscheurd werd van weedom l
O, de onpeilbare troosteloosheid van 't leven
dezer menschenverzameling hier!
Zou ik er een hebben kunnen opbeuren,
al was 't maar voor n oogenblikje? Zou
ik troost hebben kunnen schenken, al was
t maar aan n enkele?
Viak vóór mij zat in zijn cel een jongetje,
een klein tenger ventj 9 van zeker nog geen
twintig jaar.
Wat doe jij hier l", dacht ik zoodra ik
hem ontwaarde, en de tranen schoten me
haast in de oogen. Want hij leek zoo echt
een verwend moederspopje, met zijn handjes
min en mager, en zijn fijn-bleek gezichtje
onder 't vunrroode millimeter-haar. Waterige
blaasjes ringden onder zijn lichtblauwe oogjes,
die onrustig achter rosie wimpers loerden.
Dit zielige jongetje hier te zien opgesloten
tusschen al die zware misdadigers, als een
klein maar gevaarlijk dier in een cel, die
hem, jongetje, vél te ruim wa», en zyn
schuwe oogjes te ontwaren achter het gaas,
als de angstige oogjes van een klein muisje
in een zwaar-betimmerden val,?dit gat een
gevoel van oniegbare ontroering.
En by keek naar me op, a's of hy van mij
iiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiij
redding verwachtte, zyn bloedlooze lipjes
wijd van elkaar, en 't was, als ik naar
hem keek, dat ik spreken kon, dat ik me
bezield voelde, bewogen door diepe deernis,
en dat ik die ongelukkige wou toeroepen,
toeroepen, om toch den moed niet te ver
liezen, om toch op redding te hopen, om
toch te vertrouwen op den Hemelschen Vader,
die 't hun ten slotte toch goed zou doen zijn l
Mijn klein roodharig ventje, mijn zielig
jongetje, was ik je moeder maar, om je
te troosten!
Maar ik ver k w i it e hem, o hoe hij hing
aan myn lippen, en hoe by zong, zyn
blaiwe water-oogjes smeekend ten Hemel
geslagen:
Eindloos houdt Gods liefde stand!
Ach wy struik'len, ach wy vallen,
Maar der liefde zachte hand
Biedt geuaa'd en vree'd aan allen;
Kwyt de schuld, schenkt nieuwen moed,
Hemelkracht en levensgloed."
Later vernam ik, dat dit zielige jongetje,
dat müin 't bijzonder geïnspireerd had,
heelemaal geen zielig jongetje was, maar
de meest doortrapte, sluwste en brutaalste
onder heel de schare. En hoe zijn oplettend
heid voortsproot nit het vermaak, dat hy
zich straks zou scheppen in het parodieeren
van den prediker, waarin hij een meester
scheen te zyn.
Zoo kan een mensch zich vergissen.
Doch gelukkig wist ik dit alles nog niet,
toen ik de plechtigheid sloot, en een laatsten
blik werpend over de gruwelkamer, het ver
blijf der ellende verliet.
Want by het afscheid nemen van al die
droeve gezichten op mij gericht, voelde ik
me de tranen in de oogen komen. Ik ging
terug naar het leven, met zijn kleur en flaur
en zomereche schoonheid, en zij... zouden
daar straks weer teruggeleid worden elk naar
zijn duffe en duistere cel, waar de ne dag
in alles gelijkt op den vorige, en men niet
merkt, of 't zomer is of winter. Tot de
volgende Zondag hen hier weer hun
wekelijlSEch nnr van ontspanning zou bieden,
en de volgende, en de volgende
eindeloos....
Voor mij was dit uur een levensgebeurtenis
geweest, voor hen ... slechts een brok leef
regel, periodiek terugkeerend vijf jaar,
tien jaar, levenslang,