De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 november pagina 5

20 november 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1743 DE AMSTERDAMMER W E E K B LA D V O O R N K D E R L A N D. HORMAALOHDEBfiOED (Fabrikaat W. BENQER SÖHNE, Stuttgart.) Hoolepót te AmMan O.DenscHeKALYERSTRAAT m Telefoon No. 5639. Se Geschiedenis van den haan Kantekleer, door BENJAMIN KABIBR, met rijmpjes van Marie Hildebrandt, bij de firma Van Holkema en Warendoif, te Am sterdam. Zóó moest de titel zijn van dit door een zér hoogstaand kunstenaar ontworpen pren tenboek. Maar neen?onze uitgevers zijn nog gewoon aan de oude fabrieksprodukten, waarvan de teekenaar niet eens genoemd werd. Dan was degene ('t waren meestal zachtzinnige dames, die zich met dit lieve" werkje belastten) die de praatjes büde plaatjes" maakte, de hoofdpersoon. 't Was maar voor de kinderen, en die zagen niet zoo oanw I Maar, on tegenwoordig onze beste artistèn zich niet te boog achten om voor kinderen te leekenen, nu dient niet alleen hun naam bet eerst op het titelblad te staan, maar ook moeten er heogere eisenen aan den tekst woiden gesteld, dan onze uitgevers veelal doen. BÜdit van friischen humor tintelende prentenboek hadden dito versjes behoord, óf, als dit te moeielyk bleek, een pittige prozatekst, in plaats van deze zenrige rijmen, die dikwijle niet eens rekening honden met de bedoelingen van den teekenaar, en zich van de heerlijkste momenten met een of andere banaliteit afmaken. Daar heb je b.v. de v|jf geestige plaatjes, waarop we zien, hoe Kantekleer een schommel, waarvan de zit plank aan den muur bevestigd i», losmaakt, om dien te doen glingerea tegen een ton met egels, zóó, dat deze omvalt en met haar opening vlak voor den ingang van het hogdenhok komt te liggen. De boerin komt de ton opzetten, maar de egels zijn er uit, en Bruine. Boon" de hond heeft blijk baar al met hun pennen kennis gemaakt. Hiervan weet Marie Hildebrandt niets andera te zeggen dan dat Bruine Boon" Kantekleer dikwijls geplaagd had en dat deze nu zin nend rond" liep, tot hjj een straf voor 't ondier vond" En verder: Hy gaat weer verder en al gauw Ziet hu den Bruinen Boon in 't nauw, Hjj kan zijn plan dus laten varen, De egels deden reeds het hare" ... Is daar nu iets in van het pétillante, dat bij deze plaatjes behoort? Ik zou nog veel andere voorbeelden kun nen noemen. Ook in het hoofdstuk De jour van het parelhoen" en de historie met den ratelslang, waaraan wel tien blz. vol schit terend mooie plaatjes zyn gewijd, blijkt Mej. H. den teekenaar absoluut niet te heb ben begrepen. Ik weet niet of de fransche tekst misschien aan ditzelfde euvel lijdt, maar dan had dit toch kunnen worden ver beterd l De firma v. H. en W. is royaal iiiiiiiiniiiiiiiiimHimiimiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiinniiimi UIT DE NATUUR. CDI. Fossielen verzamelen. Het komt er niet in de eerste plaats op aan, welke natuurproducten kinderen en jonge menschen verzamelen, als ze maar verzamelen, n orde en regel op hun zaakjes stellen. In het verzamelen zelf ligt voor een groot deel de opvoedende kracht, die waarde geeft aan den arbeid. Wie verzamelt al zyn het ook geen voorwerpen waar zoo veel kennis door verkregen wordt als door de naturalia heeft althans een onschuldige liefhebberij, en min stens een onschadelijke, als het niet tevens een nuttige is; en zulk een liefhebberij kan voor jonge menschen een zegen zijn. Ook al wordt later, zooals de regel met uitzonderingen is, het werk niet voortgezet, ook al geraakt ten slotte in drukke dagen de verzameling op zolder, of heelemaal zoek, wat onverstandige moedera en onkundige dienstmeisjes de vervelende Btofrommel van de jongelui noemden, heeft dan zy'n plicht al gedaan en kan kalm vergaan. Veel weten schappelijke waarde zat er in den regel niet in; en daar was het in het begin en in den grond van de zaak ook niet om te doen. Maar indertijd hadden de planten,de vlinders en kevers en steenen wel waarde voor den bezitter; het was de schat, de trots, meestal het eenige zelf verkregen, met moeite ver overd eigen bezit. Die voor ouderen en onwetenden of beterwetenden waardelooze zaakjes hadden de jongeren scherp leeren uitkijken, waarnemen en onderscheiden, hadden dat alles tot ge woonten gemaakt, die later op andere zaken werden toegepast en daardoor ongetwijfeld mee hebben gewerkt aan de opvoedingen. Als ik nog eens jonge kinderen op te voeden had, ik zou ze stellig weer aanzetten tot verzamelen, ondanks alle tegenwerpingen, die er te maken zijn, ondanks de bezwaren die ik allemaal goed ken, maar die by'lange-na niet opwegen tegen de voordeelen. Van de naturalia, die voor verzamelingen door jongelui in aanmerking komen, zijn planten en vooral bloemen de meest gewilde en de meest gebruikte. Toch is een plantenverzameling, als ze maar op een zeer beschei den herbarium zal lijken, in bet geheel niet gemakkelijk te maken Er komt veel handig heid en geduld by' tb pas; ook ia er nog wat zakgeld noodig voor het droogpapier, de inlegvellen en de portefeuilles, Nog iets moeilijker is het verzamelen van dieren; in den regel vlinders en kevers; dat is eigenlrjk al geen kinderwerk meer, daar moeten ouders of onderwijzers meehelpen. Veel gemakkelijker is het verzamelen van gesteenten en fosssielen; hierbij vervallen de meeste bezwaren, die gewoonlijk tegen het verzamelen van planten en vooral van dieren worden uitgebracht. Hier behoeft geen levend wezen, geen plant of dier gedood te worden; van beschimmelen door vochtig heid en het conserveeren door vergiften is genoeg, om hierin de bewerken van hun uitgaven de vry'e hand te laten. Overigens is het boek prachtig uitgegeven en de groote kunst van Rabier zal wel maken dat het opgang maakt, trots den stomperigen tekst. De Jongens de baat, door JOH. H. BEEN, geïllustreerd door Louis RAEMABKBBS. By Gebr. Kluitman, te Alkmaar. Hier kan ik, op enkele heel kleine foutjes na, gelukkig weer eens van ganscher harte prijzen. n de tekst, n de plaatjes, n de uitgave (behalve dat de band minder druk en onrustig had kunnen zijn) alles werkt mee, om dit boek tot een harmonisch geheel te maken. De auteur is waarlijk geen vreemde voor ons. Vele van onze beste kinderboeken danken we hem, vooral Baasje en Witkop," Verworpeling," en dan de twee wel wat heel fantastische, maar bijzonder aantrekkelijke: De tocht naar Paradysland," en Jan Vis en z|jn maat." Aan die Paradijaland"-historie dacht ik even, bij 't lezen van De Jongens de baas." Ook hier een schip met jongens en meisjes, dat door een roofichip wordt geno men. Maar hier is de jeugd rijper en de schrijver ook. Het moeiely'ke gegeven om twee troepen jongens van verschillenden stand, die in de oude wereld elkaar dood" ver klaarden, samen te brengen op een eenzaam eiland, waar ze, na veel strijd en moeite, eindeljjk de rechte harmonie vinden, is meesterlijk uitgewerkt. Hier heeft de schrijver z|jn soms wat al te wilde tantasie teugels aangelegd, en hieraan ontleent dit boek, dat niet minder boeiend is dan de anderen, een veel grootere waarde. Zoo nu en dan zich even laten gaan, n in avontuurlijk gebeuren, n in 't gebruik van niet .direkt salonfahige" woorden («raar hy vroeger ook wel eens te ver in ging|?dat geeft een eigenaardige bekoring aan het boek, en we hebben er den geestigen en zoo echt menschelyk voelenden auteur te liever om. Van een eigenlijke tendenz kan men niet spreken, maar de jonge lezers zullen door deze lekt uur zeker rijper en wijzer worden. Hetzelfde kan gezegd worden van: De Zwitsenche Rotrinton Cruioëof De met vrouw en kinderen gestrande predikant, door J. E. WIJBZ, vrij overgezet door H. BAKBLS, met tal van illustraties en twee kaartjes. Bij Van Holkema en Warendorf, te Amsterdam. Ook dit is een avonturenboek in den besten zin van het woord. Ik herinner mij nog zoo goed, hoe mijn moeder in vuur raakte, als ze er over sprak. Zelf las ik het nu voor 't eerst, en ook ik ondervond de wondere bekoring van dit meer dan 100 jaren geleden veaschenen boek. Eerst dacht ik: het zal vóór onze tegenwoordige jeugd niet geschikt zijn, omdat er nogal gesprekken geen sprake: een stofvry'e bergplaats is alles wat er noodig is. Daartegenover staat de moeilijkheid, om da voorwerpen machtig te worden; en als je ze hebt, om den juisten naam te weten te komen. Dat gaat bij planten en dieren, ook nog by' schelpen en schalen van thans levende soorten, veel gemakkelijker. Maar wat met moeite verkregen wordt, heeft daardoor alleen al meer waarde voor den verzamelaar zelf. over het geloof enz. in voorkomen. Maar die meening wij sigde zich geheel onder 't lezen. Integendeel, juist die gesprekken over allerlei onderwerpen zullen onze kinderen aan het denken brengen over veel dingen, die hun geestelijk leven kunnen verdiepen. Het is vooral de verhouding van de familieleden onderling; die opgewekte, moedige dominee met zijn lieve vrouw en vier kinderen, geheel verschillend van karakter die den lezer zoo'n gevoel van rustig vertrouwen geeft, zooals ik me dat haast van geen enkel ander boek herinner. Hoe natuurlijk, hoe doorleefd is alles! In de voorrede wordt ons verteld dat de schrijver in deze vier jongens zijn eigen zoontjes heef c geschilderd in de hoop, op die manier een sterkeren invloed op hun opvoeding te krijgen ze zich zei ven beter te doen begrijpen. En de lieve, dappere huismoeder is zyn tijen gestorven vrouw de moeder der kinderen. Geen wonder, dat alles in dit boek zoo leeft, dat er zoo'n sterke invloed van uitgaat, waar deze interessante stof, met zooveel avonturen en ervaringen, be handeld is door een kunstenaar in den volsten zin des woords. De Nederlandsche bewerker heeft er nog al iets in veranderd. Of dat goed is T In elk geval kon 't wel niet anders, of de toon der gesprekken moest voor onzen tjjd wat ge wijzigd worden; maar een nieuw slot er aan maken, en zelfs een nieuwe persoonlijkheid er in lateu optreden kan dat door den beugel? Vooral het laatste feit niet, zou ik zeggen, en om over het eerste te oordeelen, zou men 'c origineel moeten kennen. Maar de toewijding, waarmee de heer Bakels dit werk heeft volbracht, vergoedt veel. Tóch is en bly'ft dit opnieuw vertaalde werk een groote aanwinst voor onze kinder literatuur. De ondergang van een ouden burcht, door E. MOLT, geïlluatr. door J. H. ISINGS JE. By' Van Holkema en Warendorf, te Amsterdam. De heer Molt leverde ons al veel goede geschiedkundige verhalen. Vooral de eerste boekjes, die er van hem verschenen: Alewijn de ly'feigene", In de Wouden der Germanen" enz. behoorden tot de -zér goede soort. Maar allen ga begint deze schrijver zyn taak wat te gemakkelijk op te nemen. Dit nieuwe werk is ook weer vrij oppervlakkig behandeld, ook wat de verzorging van taal en stjjl betreft. Wat zegt men bv. van den volgenden uitroep van den ouden held Jan van Arkel, als hy zich opeens zwak voelt, midden in een razend gevecht: Helaas," sprak hij, de oude kracht begeeft mij. Vroeger was zoo iets maar een peulschilletje voor mij; helaas, mijn tyd is voorby'. Zou het waar zijn ? Zou Arkel ten oudergang neigen?" Stel je voor, zóó'n pero ratie te midden van 't strydgewoel! Neen, deze schrijver kan, als hij wil, heel wat beter werk leveren! De uitgave is goed, de plaatOnmogely'k is het bijeen brengen van een aardige verzameling gesteenten en fossielen in geen geval en nergens; ook niet in ons aau natuursteen schijnbaar zoo arme landje. Zonder ta gaan koopen of ruilen?wat jonge verzamelaais zelden of nooit moeten doen kan een jongmensch, dat er lust en plezier in heeft, al heel wat vinden voor een grond slag van een goede collectie. E?enalsby' het verzamelen van planten en dieren is uit stapjes maken in de natuur, in zomer en . Dentalfam st-ve, 2. entatioides. 3. u. 4. Pleurotomaria rotellaeformis, 5. expansa, "6. angUca. 7. palaemon, ,3, granulsta, 9. ebthrata, 10. speciosa. l! u. 12. Trochus imbricatus, 13. capitanéus,. -14. hiarmatus, 15. dupiicattis, 16. monilitectus. 17. Turbo cycloStüma, 18,. reticularis. 19. P&ludlna fluvioturn. .21). Pyrguüfera corrosa. 2f. Natica jgregaria,, 22, pulla. 23. Protcnerlta spirata. 24. Ampullarla gigas. 25. Ncrltopsis jurensls. 26. Delphinula funala, 27. tegulata. 28. Margarlta radlatula. 29. Chemnitzla ' '".'???' ?' ' .. obsolcta. 30. Pliasianclla Siriata. ' . ;. Een plaat uit De Petrefacten-sammler" van Fraas. j es uitstekend, en ze passen goed büden tekst. Jammer, dat ze ook alweer zijn in ge plakt, ea op glad papier gedrukt! N. VAN HlCHTÜM. llllllllllliiiitflillllllllllllllllllliliiliil Alt Ir E El Er E L Boa's. In afwachting van de koudere dagen, wan neer de bontmantels opgeld zullen doen, heeft ook dit zachtere weer van den herfst reeds de lichtere versieringen van bont uit hun sctmilhoeken geroepen. De boa heeft zich onder aan raking van den tooverstaf van madame Mode, tot buitengewone elegance ontwikkeld. In voorgaande jaren vergenoegde men zich met kleine poesjes met en zonder staarten, die echter doorgaans weinig verder reikten dan tot aan het middel. Thans hebben deze kleine bontkragen zich opgewekt tot een weelde, die zonder grenzen is. Hoe grooter de boa, hoe breeder en dikker de halskraag, hoe langer en zwieriger de staarten, des temeer plooit en slingert ze zich in harmonie met het tot een uiterste van slankheid geslonken wandelcostuum. Men heeft boa's van allerlei bontsoorten, maar bij voorkeur van de zeer langharigen. Met lossen zwier wordt de hoog opstaande kraag over den schouder geworpen, niet stijf onder de kin vastgehaakt, maar open gelaten De eene zijde hangt soms over den schouder af en de staarten drie a vier te gelijk aan elk uiteinde, wapperen aan eene zijde onder den arm door naar achteren. In gepaste losheid en assymetriek schuilt hier de hoogste gratie. Van alle bontsoorten komt het prachtige zilrervos wel het meest in aanmerking. * * * Moffen. Beusachtig als de hoeden en de boa's zyn ook de handmoffen. De kleine, ronde, kokervormige mofjes van vroeger lijken ons een parodie op de natuurlijke weelde van thans. Het schijnen geheele dierenvellen, die dubbel gevouwen zijn, en in hun ongecoupeerden vorm over de polsen gehangen. Toch chique, ook door de consequente losheid en natuur lijkheid dar dracht. Hier als bij de boa's zyn de langharige bontsoorten bizonder in de gratie; maar ook het donzige wit oermelijn verheugt zich in veler gunst. * * Bruidikleed. Het is een lastige en gewichtige taak om een bruidskleed te kiezen. Ziehier een recept, dat het bruidje niet gemakkelijker maken zal, haar keus te bepalen. Ik vond het in een bnitenlandsch tijdschrift en geaf het hier in getrouwe vertaling weer: Wie trouwt in het gr£s Wacht een zeer verre reis; Met een bruidskleed van zwart Roept ge lijden en smart; En wie huwde in 't rood Ware beter nog dood. Tegen alle fatsoen l Is een kleed van hard groen; Leed en schande zeer veel Volgt een brnidetooi van geel. Neemt ge een brninroode jurk Trouw dan liever een Turk; Doch wie 't lila bemint Gaat het vast voor den wind; En een bruidsjurk van blauw Spelt a liefde en trouw; En het zilvergrijs meldt O veel voorspoed en geld; Ook paon en cerise Dat moogt ge wel kiezen; En met zeegroen en crème Gaat het u tont de me me; Maar nog nooit heeft berouwd Wie in 't wit is getrouwd. * * * Nieuwe postzegel. Men berekent, dat om te voldoen aan de vele aanvragen voor de nieuwe Engelsche postzegel met de beeldenaar van Koning George, er gedurende een jaar elk uur van den dag n millioen exemplaren van gedrukt zouden moeten worden. Er zullen dus in dat eerste jaar voor verzamelaars en briefschrijvers mee* dan 414 millard postzegels worden ge kocht en den verkoop zal het Engelsche postwezen dus zeker niet ver van de 2000 millioen gulden in 't laadje brengen. « * Slavenhandel. In het donkere binnenland van China treft men somtijds nog ongeloofelyk barbaarsche toestanden aan. Te Yunnan is de slavenhandel nog een^ in 't openbaar uitgeoefend bedrijf. In n jaar werden drie honderd kinderen uit deze stad en zyn omgeving verkocht, als kippen en konijnen in manden verpakt en zoo naar de verschillende klanten van de handelaars vervoerd. De prijs, die ?oor deze arme kleine wezentjes betaald wordt, varieert tusschen drie en vy'f gulden. De geboorte van veel dochters wordt in een chineesch huishouden als een straf des hemels be schouwd en het zijn dus vooral de kleine meisjes, die door de barbaarsche ouders worden van de hand gedaan. Dure appel. De duurste appel, die ooit aan de markt kwam, werd onlangs verkocht op een frnitveiling te Londen. Het was een fijne tafelappel van buitengewone grootte. Ze was l2}xj c.M. hoog, 45 e.M. in omtrek en woog niet minder dan 27 Engehch ons. De eige naar van den boomgaard te Heresford, die dit wonder uit het plantenryk aan de markt bracht, maakte bekend dat de geheele op brengst van dezen koop zou worden gestort in de kas van Charing Cross Hospital. Dit besluit had vermoedelijk wel eenigen invloed op den prijs, want de vrucht werd voor 14 pond sterling (168 gulden) het eigendom van den heer A;ams, dia nu zeer dure appelmoes eten kan. ALLEQRA. winter, by' alle weer en wind, een eerste vereischte, en dat is tevens een voordeel en niet het geringste. Het is bovendien het beste, zoo niet het eenige middel, om je land en je volk te leeren kennen. Wie 's omers ook een enkelen keer een buitenlandsch reisje maakt, an in korten tijd een schat van gesteenten en fossielen machtig worden; maar ook wie binnenslands moet bly'ven, heeft op ons diluvium gelegen heid genoeg, om een flink begin te maken. Tot dicht by Amsterdam hebben de reus achtige gletschers van den ijstijd allerlei gesteenten uit de Noordsche gebergten een ont aglijk aantal groote en kleine steenbrokken aangeroerd. Wie graniet en gneis alleen by name kent, kan overal op onze hooge gronden mooie brokken vinden, gaaf en in alle stadia van verweering; en behalve zulke onderaardsch gestolde dieptesteenen liggen er voor het oprapen byna alle soorten van uit bezinksel of door samenkitting ontstane steensoorten: zand- en lei steen, kalk- en kry'tsteen van oude Oostzeegebergten, soms met een mooi fossiel er in. Ik heb uit Drente en Overijsel al menige mooie fossiele zeeëgels en zoogenaamde donderkeilen gekregen; windkeien of driekanters, puddingsteenen, ijzerkogels of klappersteenen zijn heelemaal niet zeldzaam ia de zand- en grintgrond van Gelderland, Utrecht en NoordHolland. Dat zijn allemaal verplaatste en meestal gerolde steecen. In Zeeuwsch- Vlaanderen en in Limburg vooral kan de verzamelaar uit den grond mooie dingen gaan graven, die nog op de oorspronkelijke plaats aanwezig zijn. De St. Pietersberg is ook buiten ons vader land beroemd om zijn fossielen; wat verder naar de Belgische grenzen, tusschen Gulpen en Aken ligt een groot terrein, waar uit alle vier hoofdtydperken van de geschiedenis der aarde, van primair tot quaternair,steenstaaltjes of fossiele resten zijn op te graven, of tus schen de steenboopen aan den weg ?ijn uit te zoeken. Elk stukje van zoo'n collectie kan zijn nut hebben, door aan bekende woorden en veel gebruikte termen inhoud te gever; en vele zijn voor de kennis van de aardge schiedenis, wat de archieven en documenten zijn voor de geschiedenis der menschheid. De eenige moeilijkheid bij zulk verzamelen is te weten, wat de moeite van het meenemen waard is, of althans van het bewaren. Wie niets of weinig weet van de gesteenten, van hun ontstaan en vergaan, en ook niets van de levenswijze der plant- en diersoorten waar van de overblijfselen in de steenen worden aangetroffen, of in steen zijn veranderd, die verzamelt uit den treuren en die houdt het niet lang vol; de belangstelling komt eerst voor goed met de kennis, en daarmee het nut van het bijeenbrengen. Nu zijn de namen van de gesteenten, zoo lang men nog niet op de variëteiten gaat letten, nog al gemakkelijk te weten te komen; er zijn maar weinig hoofdsoorten die niet in de techniek worden gebruikt; technici en misschien steenhouwers kunnen u denamen en de herkomst in den regel wel zeggen,vooral wanneer een hoekje geslepen of gepolijst is. Maar met de fossielen heeft een beginner meer last, zooals ik al zeide. Om die te kunnen determineeren is meer noodig; daartoe be hoort behalve wat kennis van de tegenwoor dige planten- en dierenwereld, een groote ervaring in het opmerken van kleine ver schillen. Zonder goede plaatwerken ij het voor een leek in de palaeontologie een onbe gonnen werk; en de bruikbare plaatwerken waren tot voor kort zeer duur. In den laatsten ty'd evenwel zijn er goedkoope en zeer goede werken en werkjes op dit gebied verschenen. Een van de beste en tevens goedkoopste is wel, dat van Fraas : Der Petrefacten-eammler. Het is uitgegeven door de Deutsche Lehrerverein en het bevat, be halve 250 blz. geïllustreerde tekst en beschrij vingen, 72. bijzonder mooie en duidelijke platen. Daarmee zyn lang niat alle, maar toch een groot deel van de fossielen wel te deter mineeren, die een beginner in ons land of in Dnitschland zal vinden. Komt men in het eerst niet tot de soort, het geslacht of de familie is ook al goed. Indien de vinder maar nauwkeurig de vindplaats en de grondsoort er bij aanteekent, kan dat nanwkeurigop-naam-brengen altijd nog gebeuren. Wat bij het fossiel en-verzamelen vangroot belang is, dat is de wetenschap, waar men moet zoeken en graven met hoop op, succes en waarnaar. Op het laatste geeft een boek als van Fraas het beste antwoord. De goede en ry'ke vindplaatsen staan er ook wel in, maar niet nauwkeurig genoeg omschreven; daarin voorzien voor een deel de geologische gidsen, die tegenwoordig voor bijna elke aan fossielen ry'ke, of door zijn gesteenten merk waardige streek zijn te krijgen. Ook de gewone reisgidsen, zooals die voor den Eifel, het Schwarzwald, den Harz, Thüringen, de Vogesen, geven al enkele bijzonderheden. Voor ons land zyn de diluviale gronden de vindplaatsen van Noordsche gesteenten, het Gooi, de buurt van Gasselte en meer in het bijionder Gieten, Berger, alle Hunne bedden-buurten en de Velu we-Zoom. Voor kry'tvormingen, ook fossielen, ligt in Oost-Twente en de Graafschap nabij de grenzen een ter rein; ook Oost-Zeen wsch Vlaanderen by' Hulst en de Kauter; verder geheel Limburg; voor het Zuidelijk deel er van met kolenleisteen, krijt en veel vuursteen-vormingen, is Epen de aangewezen plaats. Toch bly'ft Qet vinden van een fossiel op de plaats waar het dier of de plant leefde in ons land, altijd een tref. Wie eens een terrein wil zien, waar fossiele dieren, voor ieder die er ijverig naar zoekt, voor het grij pen liggen al zyn het dan maar zelden bij zonder mooie en gave exemplaren die moet een eindje over de grens. Hiervan een volgende keer, daartoe gaan we samen eens weer naar den Eifel. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl