Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1743
LOUIS BOUWMEESTER,
geteekend naar het leven door Johan Braakensiek, daags na Bouwmeesters terugkomst uit Indië, 17 November 1910.
Albnmblad van de hand van Louis Bouwmeester.
Louis Bouwmeester.
In De Amsterdammer van 2 Februari
1879 schreef Frank van der Goes over
den acteur Louis Bouwmeester, die door
de Amsterdamsche burgerij nog niet
ontdekt", in een klein theater Judels
en Bouwmeester" in rook en benauwd
heid speelde voor een publiek uit de
lagere volksklasse.
Het was voor de eerste maal, getuigde
later de heer Frank van der Goes, dat
in een orgaan, waarvan het toongevende
Amsterdam notitie nam, op ernstige wijze
gewaagd werd van den grooten artiest.
Aldus: buiten een handvol
intellectueelen waren het slechts, die men in
nauweren zin het volk noemt, welke
Bouwmeester hadden erkend: Ze ren en
dertig jaren kon hjj toen tellen, bijna
twintig jaren had hij geantichambreerd
voor de ontvangstzaal van een
kleinbevangen en al te onkunstzinnige bur
gerij.
Zijn roem heeft hij ingehaald!
Tusschen de betutteling en beprutteling van
een deel dier knusse voorgangers, die
ook op letterkundig gebied in die dagen
toonden dat zij slechts de navolging be
grepen en niet de levende kunst, heeft
hij zich baan gebroken en zijn baan ge
volgd als een immer stralender licht aan
onzen hemel.
Zijne erkenning is volkomen geweest.
Hij heeft een roem gekend, haast on
betwist. Toen hij vijf en twintig jaren
op de planken de mensohelijke ontroe
ringen had uitgebeeld, grooter dan iemand
ten onzent, omkranste hem met lauwe
ren een heel land.
Alberdingk Thijm, als mensch en als
tooneelkenner hooggeschat, dichtte hem
toe:
Wie in de kunst zal zegepralen?
Die 't werken der Natuur nauwkeurigst
gadeslaat?
Of die, in 't Rijk der Idealen,
Zich »p zijn arendsvlerk verlaat?
Wat raakt het U, die met uw eigen
stralen
Al wat U treft weet af te malen!
Bij d' aanblik van uw spel getuigen
alle talen:
Hij heeft NATUUR en heeft »ENIE te
baat."
Zwijgen zullen wij thans, bij de nade
ring van het feest, over de kleine ver
wikkelingen waarbij een groot
kunsteBouwmeesfer op 25 jarigen
naarschap aan Holland voor jaren ver
loren ging. 't Leek van kinderen, beneden
de jaren des onderscheids, een ruzieïg
ganzenborden. . . . met een schoonen edel
steen als inzet!
Wij gaan thans vieren Bouwmeesters
vijftigjarig jubileum.
De massa voelt reeds de geestdrift in
zich opkomen en de massa bedriegt
zich niet. Instinctief weet de menigte
te onderscheiden tusschen al het talent
volle en waardeerbare, dat haar aange
naam aandoet, en dat de kenners be
stempelen met de vele genuanceerde
namen der critiek, n de vlam van
het geniale, welke haar warmt, als
anders alleen de liefde de menschen doet
in de eerste uren van haar herkenning
en in den beeldenden rijkdom van een
onbereikbare hoop. Vervoering van
Liefde , vervoering in de groote
momenten der monumentale Kunst
hoe zeldzaam zij t gij voor ons menschen,
in ons leven van betamelijkheden en vele
plichten en saaie maatschappelijkheid
roode schoone wondre bloem aan den
kant der eeuwige brave lanen van altijd
groenende nuttigheid en dierbare, knappe,
uiterst-degelijke ai, ai, ai, verveling....
Het was een avond in een achteraffen
schouwburg, en Bouwmeesters
bijeengescharrelde troep, in zijn ballingtijd,
speelde L'Assommoir: De Kroeg", van
Emile Zola. Slechte bewerking van een
drama, slechte decors, slechte
tooneelspalers-omgeving: Bouwmeester nukkig:
bij uitstek taaie avond! De deernis wek
kende rommel, waarin de vlam van onzen
grootsten acteur nog eer scheen gedoofd
dan er te smeulen, bracht lederen fijn
gevoelige een stemming van triestige
horreur.
Toen scheen er leve a in Bouwmeester
te worden gewekt. Het was, zooals soms
ineens de zon komt van achter de wolken.
Hij naderde de scène van het delirium
tremens, waar hij de taak kreeg een
menschelijken hartstocht in zijn volheid
te verbeelden. Als een steen, die eerst
zachtjes rolt en dan ruwer en dan ein
delijk gansche rotsen met zich meesleurt,
trad hij en snelde hij en vloog hij in
Schoonheid over tot ademlooze verbazing
en bewondering.
Delirium-tremens! Zie Bouwmeesters
gezicht. Zie dat gezicht vertrekken in
vele plooien.... hoe breed is dit spel
maar spel nog! Zie hem zich in
spannen : Er komt iets geweldigs over
dezen acteur. Hij is onvergelijkbaar. Maar
zie, maar zie dan toch! Zie thans !
Uw woorden sterven op uw lippen, uw
adem gaat niet langer, uwen buurman
weet ge niet meer In dien
aoteurdaar gebeurde iets: het is geen acteur
meer, geen reproduceerder, het is geen
spel meer en het is geen werkelijkheid
meer, dit is dan de bezetene van de
Schoonheid", waarvan de Grieken al
wisten, de schepper", waarin gescha
pen wordt: geen dronken man voortref
felijk verbeeld, geen
delirium-tremenslyder realistisch" onnavolgbaar voorge
steld, geen volmaaktheid van actie, geen
grootschheid van opvatting wel j a dat
allemaal het beste van het beste!
maar mér, veel mér dan dat! Oneindig
anders! Want dit: het realisme plotse
ling omgeslagen in idealiteit, een drift
verhemeld, een menschelijke hartstocht
tot iets buiten- en bovenmenschelijks,
tot iets eeuwig-schoous gestempeld, ons
onontneembaar.
In de eerst als uitgedorde en bestorven
schouwburgzaal gingen nu de
vlinderwieken van het leven. Niet anders zou
er gebeurd zijn, indien een stoffig en
nooit-gelucht museum van gedroogde
planten zich zachtkens had omgeschapen
in een heerlijk ochtendlijk paradijs, met
vogelenzang en beparelde bloemen. Men
leefde als in een geleidelijk wonder. En
het was de rauwe wildheid, die het wonder
bracht.... Het was de verbeelding van
den dronken waanzin, die, als opperste
synthese gegeven, een venster opende
op de eeuwige Schoonheid.
* *
Minuten als deze leeft men in zijn
leren maar weinige! De kunstenaars, die
u ze schenken op het tooneel waar
die minuten geboren worden in de
hevigheid van het onmiddellijke zijn
uiterst zeldzaam. E a de keeren, dat die
zeldzame tooneelkunstenaars u zóó
betooveren, zijn niet alle dag Men is
gewend in Bouwmeester den acteur
te vieren, den reproduceerder. Wij blij
ven niet achter! Wij herhalen: voor
treffelijk is hij, en soms onvergelijkelijk.
De plastiek van zijn stem, de plastiek
van zijn gebaar, de veelheid van zijn
dikwijls eenvoudigste middelen: de
beheerschtheid van zijn doen, de grootsch
heid van zy'n conceptie hjj kan ze uit
kinderlijke gril of baldadige nukkigheid
soms veronachtzamen, hij héft ze en
weet er mede te werken!
Bouwmeester ! ge gaat het toonen, dat
ge ze hebt, als ge op de planken van
den schouwburg, waar men u weerde,
in Shylock optreedt! Laat eens zien wat
beeldend vermogen en wat onverwoest
bare kracht de laaiende zon van de tropen
niet heeft kunnen doen wegschrompelen
en uw onwaardige ballingschap aan u
gelaten heeft. Laat gij het haar zien, aan
dit Amsterdam, dat als geheel genomen
uw Kunstenaarschap niet waardig, toch
zoo honderden en zoo duizenden bevat,
die drommels goed weten dat gij, van
allen op de planken, Nederlands grootste
zoon zijt!
Louis Bouwmeester als beeldend
kunstenaar.
Stil en geheimzinnig zooals hij gewild
heeft is Louis Bouwmeester uit Ned.
Oost-Indiëdeze week in Nederland terug
gekeerd, eren na den ontvangst der Ned.
Indische dagbladen, waarin men leest over
de hartelijkheid van het afscheid, van de
hulde hem bij zijn vertrek naar het moe
derland gebracht, en van de reispenning
hem in den buidel gestoken.
Ook in Ned. Indiëheeft men in hem den
grootsten auteur van zijn tijd gezien.
De pennen in Indiërusten nu, in het
moederland zijn ze, een uur na zijn komst,
reeds over hem aan 't krassen gegaan.
Is er over Louis Bouwmeester dan nog
iets te zeggen ?
Neen, en ja.
Neen: want over zijn levensloop, over
zij H kunst, over zijn doen en laten, over
zijn eigenaardigheden, over zijn fantaisiën
is herhaaldelijk geschreven en alles gezegd.
Ja: want telkens laat hij zich van een
anderen kant zien. En telkens ontwaart
men, dat dit en dat aan hem en zijn kunst
oog ontging, aan hem, den man in duizend
gedaanten.
Op eene zijde van z'n talent is nog te
weinig licht gevallen, op het beeldende in
Louis Bouwmeester als jager.
z'n kunst. En juist het beeldende is bij
hem het grootst. Wanneer hij spreekt, boet
seert hij een mensch of houwt dien uit, en
schenkt op hetzelfde oogenblik aan dat beeld
leven. Hij zelf heeft me eens dit beelden
en dit bezielen duidelijk verklaard. Ik
bedoel" zeide hij er moet tusschen den
acteur en het beeld, dat hij vormt, als het
ware een onzichtbare spiegel zijn, zoodat
de speler zelf kan waarnemen wat hij doet.
Den eenen avond zal het beter zijn dan
den anderen.
Met het beeld hangen stand en gebaar
Bouwmeesters geboortehuis te
Middelharnis (Ie huis link?).
samen. Louis Bouwmeester staat steeds in
het karakter van zijn rol en naar den stand
regelt zich het gebaar. Dit beeldende heeft
hij te danken aan de studie van het treur
spel. Want het treurspel is zijn leerschool
geweest, ook het oud-Hollandsche blijspel
van F. Langen d ij k en het Franiche van
Molière; het oud-Hollandsche toch het
Louis Bouwmeester als Shylock.