De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 november pagina 7

20 november 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1743 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Louis Bouwmeester in de hoofdrol van Fabricias' tooneelspel: Met den handschoen getrouwd". meest en het best. Zie, alleen om wat stand en houding ea gebaar aangaat en dat hier in het komische de afbeelding van hem in het karakter van Sanche Fanza in F. Langendyk'g blijspel Don Quichot,1' en daar tegenover die van de rol in Shakespeare's Winteravondsprookje." Fantaisie schenken aan beide beelden leven. De beelden uit het treurspel dragen den stempel van het klassieke, zoowel Oedipus «Is Ereon. Bouwmeester niet groot, doet zyn kleine gestalte vergeten, door houding. strenge lijn, heffing van het hoofd, stand ?der beenen en strekking van den arm. Dit was naar mr. Kneppelhont (Elikspaan) my eens vertelde ook het geval met Mad. Kachel, de grootste Fransche treurspel speelster der vorige een w en na haar met Madlle Agar, haar opvolgster. Gaat nu Bouwmeester spreken dan zijn toon en geluid in overeenstemming met stand en gebaar. Het klassieke bij Bouwmeester is niet dood, h\j blaast het leren in. B\j iedere, vooral by eene grootsche schepping, volgt hu het leven, de natuur na. En dat zijn volgens oud-vader Vondel de slechtste kunstenaars niet. De natuur, het leven, volg dat altijd na!" raadt Bouwmeester, wien hem om raad vragen steeds aan. Wees in je rol en sta er buiten. Zie en hoor: hoe en wat je doet, en wees steeds meester van je zei ven. Louis Bouwmeester gevormd door het treurspel! Zijn vader heeft aan hem, aan zijn in Indiëoverleden broer Frits, evenals hy groot kunstenaar, ' en aan zijn zuster Boortje nu sedert lang heel deftig Theo het zeggen van het treurspel onderwezen. Heel jong moesten zij menigen ochtend een moeielyke alleenspraak uit het uit 't Fransch door Mr. Willem Bilderdijk vertaalde treurspel Sylla", de groote en hoogst moeilijke alleenspraak zeggen. De oude heer liet niets onopgemerkt, lette vooral op het natuurlijke, het schilderachtige van het zeggen, op het breede, op den stijl en «p het pointeeren. In dit huiselijk mor gen-onderricht werd ook en ter dege op het al of niet noodige van een gebaar, op den stand, op de houding van het hoofd, en op het mantel-werpen" gelet. Bouwmeester ah Autolycus in Shakespeare's Winteravondsproohje". Het mantel-werpen" is een moeilijke kunst. Om dat waardig, met beteekenis, indruk wekkend te doen, om te zorgen voor mooie plooien wordt bijzondere begaving vereischt. De oude tooneelisten van omstreeks de helft der vorige eeuw moeten er knap in geweest zijn. Zoo wordt verhaald dat zelfs een der gebroeders Grader van de Salon op de Schans", een verdwenen Amsterdamsen volkstheater, er in uitmuntte en er gaarne les in gaf. Bouwmeester'» vader sloeg Louis of zijn broer Frits om het mantelwerpen te leeren een groot keukenboezelaar om het lijf, om daarmee de kunst te leeren. De oude heer liet daar Louis en Frits ?oma om goed te zien hoe zühet deden, Louis Bouwmeester als Shylock, vóór 20 jaar, in Shakespeare's Koopman van Venetië". op een tafel staan. En zoo met een bontblauw keukenboezelaar om stelden zij een Romeinsch vorst voor en gaven hunne wereldbeheerschende bevelen. Louis' en Frits' vader wees hun hoe Andries Snoek het gedaan had, daarbij tevens herinnerende hoe Snoek speelde, stond, gebaarde, maar bovenal hoe schilderachtig, hoe geweldig grootseh zijn zeggen was. Hij zelf vermoedelijk ook, maar in ieder geval zijn vader dus Louis' grootvader had vaak met Andries Snoek gespeeld. Eens gebeurde het hem, dat hij door Snoek's indrukwekkend zeggen, diens houding en oogopslag zóó verpletterd werd, dat hij stom van ontzetting, niet spreken kon, de repliek de repliek liet en van angst tusschen de schermen vloog. "Wie treurspel en het hoogere blijspel kan spelen, speelt alles. De Bouwmeesters zijn er het bewijs van. Wat het zitten aangaat, zelfs ia een modern stuk, hebbe men op Louis Bouw meester te letten, als hij in dergelijk werk aan ee» tafel zit, op het strekken van de beenen, de houding van het lichaam, het leggen van den arm op tafej,. Dat alles is groot en goed van lijn, en ge hebt hem zóó zittende slechts in het Komeinsch kos tuum te denken en het evenbeeld van Andries Snoek zooals hij, geschilderd in een klassieke rol, hangt in het trappenhuis van den Stadsschouwburg, ziet ge in levenden lijve voor u. Thans zijn Louis Bouwmeester met zijn zuster Theodora Mann?Bouwmeester de eenige die weten wat plastiek is en er wonderen mee doen. Een enkele als Schoon hoven heeft er soms bevlieging van. De overige tooneelisten kennen tot hun schade die kunst niet. Louis Jacques Veltman was ook een groot voorstander van plastiek, hij had die geleerd van den schilder en teeke naar Jelgershuis, schrijver van Lessen in gesticulatie en mimiek", tooneelspeler aan den stadsschouwburg, tijdgenoot en vriend van Andries Snoek, grootvader van mevr. M. I. Kleine?Gartman, P. A. Morin. Het beeldende in Louis Bouwmeester's kunst heeft het schilderachtige in het ge volg. Wat dat laatste betreft hebbe men Koning Oadipus (laatste tafereel.) ook te letten op het personeeren" van hem, d.w.z. hoe en in wat kleur, en in wat stijl hu zich kleedt en hoe hij zyn kop maakt. Minder goede tooneelisten gingen vroeger in het personeeren" te ver. Als een meisje bedroefd zou worden, kwam ze op in 't zwart, en als ze zou blijken de onschuld zelf te zyn, kwam ze reeds, nog beschuldigd zwart van wege de zonde te wezen, in het wit op- Wanneer minder soort acteurs een verleidersrol te creperen hadden, verschenen zjj onverbiddelijk in een appelbloesemkleurige pantalon. Als Louis Bouwmeester zich zyn kop maakt, heeft hy liefst zijn kleedspiegel tusschen twee kaarsen om het mooie licht. Een klein porlertjespannetje staat op een lichtje er tusschen. In de diepten voor poft'ertjes bestemd, heeft hy vleeschkleurige?schminck" in verschillende tint. Rap gaat de hand van het eene poffertjesputje in het andere om verschillende tinten op zijn gezicht te brengen, nadat hij het reeds egaal, in n kleur geschminckt" heeft. Met zwart en grijs wordt het gezicht verder geteekend. Zoo noodig schminkt" hij ook armen en handen, zelfs tanden. Als de pruik op is, en het costuum aan, staat hij op en kijkt ter dege hoe hy' er uitziet, of hij zich goed gepersoneerd" heeft. De verschillende karakters personeert Louis Bouwmeester yliegens vlug, op het gevoel af. Hy weet precies hoe hij het doen moet, evenals hij onmiddellijk de op vatting van een rol vastgesteld heeft, ten minste als er in de rol wat inzit. De rol heeft hem dan te pakken en leeft in hem. Evenals Weissenbruch slechts goed schil deren kon, ah de natuur zooals hij het uit druktj hem den klap had gegeven. Hebben de Bouwmeesters dien klap" dan beeld houwen en schilderen zij. Daarom staan zij by de beeldende kunstenaars zoo hoog in aanzien. Deze zijn eigenlijk de werkelijk be voegden tot oordeelen. Aan enkelen hunner is daarom hun oor deel over Louis Bouwmeester als kunste naar gevraagd. De antwoorden van enkelen hunner, hieronder volgende, zullen zeker met belangstelling vernomen worden. Het eerst wordt het woord aan de dames gegeven bij de vermelding: HOE BEELDENDE KUNSTENAARS OVER LOUIS BOUWMEESTER s KUNST DENKEN. 't Is nog ffioey'elyker geloof ik, een portret te schry ren dan te schilderen, vooral als men Fhidias" in Marmeren beelden, ijskoude harten. B.'s eerste succèsrol. met weinig woorden eene gelijkenis moet maken. Onze Bouwmeester is D E eminente kunstenaar, altijd DE meester in welke rol ook, classiqne ofjmodern, moegelijk te zeggen waar hij 't meest treft. In zyn hartstocht geweldig, groot, schilder achtig vol kleur en gloed (ik denk hierby' aan Shylock Ricbard III), iets Rembrandtieks, en toch treft hy mij 't meest in zyn teederheid, in zijne aandoenlijke gebaren, zijn omfloersden blik, de ingehouden traan, de heesche stem van echte smart getuigend, Louis Bouwmeester, als Bichard IIT, wanneer tnm 's nachts in zyn tent de geesten zjjner slachtoffers verschijnen en hem komen aanklagen. dan is hu 't soberst, en voor my'n gevoel het grootst. THBBÈSB SCHWAETZB?VAN DUYL. * ? * Voor my was het spel van Louis Bouw meester een weergeven van de werkelijk heid. Een groot meester. GEOHGINA SCHWARTZE. * * » Wij gaapten of sliepen by'na, maar opeens waren wij klaar-wakker, zaten rechtop en hielden den adem in; bet leven was weer kleurig en ry'k alles was op-eens belang wekkend geworden... Louis Bouwmeester was opgekomen en had een woord gezegd. LIZZY AKSIKGH. * * * Bouwmeester heeft het mij dikwijls moeily't gemaakt om in de comedie rustig te blyvea zitten; zijn spet had op my zulk een aan grijpende werking, dat ik soms vreesde my niet goed te kunnen houden. Eens speelde hu den ouden knecht in Niemand sterft van blijdschap" en hij deed dat voor mij zoo aanschouwelijk, dat ik opstond, omdat ik de komst van den zoon des huizes niet durfde aanzien; maar toch behield de nieuws gierigheid de overhand en ik bleef; doch toen het gordijn viel, moest ik dadelijk naar de koffiekamer en een steyig glaasje rumgrog bracht my' weer in orde. JOZEF ISEAELS. * * * Aan Louis Bouwmeester. Met een schoon verleden keert gij heden tot ons terug. Behoudt nog Tang de hooge plaats die gy zoovele jaren hebt ingenomen op het gebied der Tooneelspeelknnst en waarop gy' zoovele lauweren hebt geplukt. H. W. MESDAG. * * * Bouwmeester is een groot tooneelspeler, geboren artist, weet zyn kunst in al hare finesses. Wij mogen trotsch zyn hem te be zitten." ALBERT NEUIIUIJS. De kunst van Louis Bouwmeester heeft my'n groote bewondering. De plastiek, die hy ons vanaf het tooneel te zien geeft, is evan hevig op onze verbeelding werkend als al wat ons het dadelykst treft in het echte leven. Hy' boeit daarom ook het meest degenen die bet meest met dergelijke dadelijke uitingen ver trouwd zyn. Bovendien is er voor schilders telkens wat in zyn kunst te waardeeren; hy gebruikt zyn middelen als zy de hunne; het is een lust, om iets te noemen by voor beeld, boe juist hy in de Shylock het lak van den schuld-brief aan zijn lichaam doet spreken. Ik laat het hier bij; het is niet zoo gemakkelijk zyn machtige persoonlijkheid in een paar woordjes te zeggen. Ik zag hem verleden jaar nog in onverzwakte kracht. JAC. VAN LOOY. «*, Het breede, spontane in Louis Bouw meester's vertolking bracht ook my' vaak onder den indruk van zyn spel. Het karak teristieke van zyn gebaar is een kant van zyn kunst, die ik vooral als beeldhouwer waardeer. CHARLES VAN WIJK, Ik vind Louis Bouwmeester de grootste tooneelspeler van ons land. FBED. J. DU CHATTEL. Louis Bouwmeester is, naar my'n oordeel, voor de Nederlanders wat Possart voor de Duitschers is: een Reus. HOBBB SMITH. * * # Waar de Nederlan Ische Staat weinig of geen blyk geeft te begrijpen welke plaats de kunst inneemt in het samenstel der krachten, die den Staat uitmaakt, zijn de kun stenaars hier in de eerste plaats aangewezen op de waardeering van het volk zelf. Laat het Nederlandsche volk zich nu niet onbe tuigd laten om een groot kunstenaar te eeren die in de laatste jaren niet door het lot werd gezegend en hem nu op ondubbelzinnige wijze laten voelen dat Hij als kunstenaar op hoogen prijs gesteld wordt. SIMON MAEIS. Nog is er niets gezegd over het decora tieve van Louis Boawmeester's talent. Die met nog oordeel van andere beeldende kunstenaars, a.s. week, in het slotartikel. J. H. R53SING. in memoriam Alti. Bntteling. Wanneer soms een weifeling ons overviel, of ook nu nog in dezen tijd de kunst een leven geheel en al schoon en licht kan maken, dan dwaalden de gedachten zoo vaak troost zoekend naar een bekend ziekbed, waar een jonge dichter jaren lang streed met een kwaal, die telkens meer zyn lichaamskracht sloopte. Want in de enkele uren, die de dagelijksche koorts zyn geest vrij liet, was er maar n enkel verlangen om de schoon heid te zoeken en haar te dienen mét zijn uiterste krachten. En ondanks zijn pijn, ondankt zijn verlatenheid, was er ?nimmer moedeloosheid, nimmer twijfel, dat de dichter een heerlijke, een voor allen benijdbare taak vervulde. Hoe sterk moest het licht zijn dat hem zoo'n kracht, en zoo'n vertrou wen schonk. Want kort was zijn tocht door onze hollandsche wereld, en vele waren de teleur stellingen die weg namen wat voor zyn schoonheidsgevoelige opgen hooge genietin gen geweest zouden zyn. Toen de 15 of 16 jarige Alex. Gutteling nog op de schoolbanken te Noordwyk in de schaarsche vrije uren die een examen studie vrij lieten, de verzenbundels der nieu were dichters geneot, en vooral die van den dichter wonende hoog op dat nabije duin, ont look in hem het dichterschap met een rijk en lenig talent.. Hij genoot de wereld om hem heen zoo diep en zuiver, dat zy' hem in dank een schat van beelden schonk, die door de klankrijke en lichte rythmische taal van zijn natuurlijke stem werden opgenomen, als lichte wolkjes, die een zacht blauwen hemel schakeeren. Maar wat hij bovenal diep in zich zelf bezat, dat was de macht van den droom, zooals zijn geliefde dichter die noemde, dat is de macht om een nieuwe schoonheid te scheppen door de genoten beeldenrykdom te rangschikken in een eigen ianerlijk gezien verband van zuiverder schoon, dan de natuur kan geven. Niet alleen de dichter, aan wien hij eerst met schroom, later met genegenheid en nog later in groote vriendschap zijn gedichten toonde, maar ook het publiek dat zyn Orfeus en Eurydice" las, erkenden dat veelbelovende, zonnige dichterschap. De noodzaak van een akademische studie dwong hem een richting op, die afweek van den weg naar de schoonheid, zoo scherp en verlokkend voor hem gebaand. Doch nauwlijks gekomen in de vrijheid van het Amsterdamsche studentenleven, greep hem de kwaal aan, die hem bracht bij de stille yeldelijke rust van Driebergen. Hoe pijn lijk ook de oorzaak van die verandering was, toch voelde hy', dat daarmee de mooglijkheid ontstond zich geheel aan zyn dichterschap te wyden. Nog verlokkender werd die toekomst door de gedachte dat een geliefde hand hem mede behulpzaam zou zij D, de gezondheid te herwinnen en een leven te beginnen van een zonnige rust en heerlijke toewijding aan zyn dich terschap. De Asfodillen" die hij moest plukken onder de eerste bedreiging van zyn kwaal, vol sombere gedachten aan een jongen dood, werden opgevolgd door Mijn Dropmen", waarin het gevoel van zyn dich terlijke kracht zich voluit wist te ontplooien. Doch de kwaal liet niet los. Zeldzamer en zeldzamer werden de dagen, dat de dichter in de natuur de oogen vol dronk aan beelden, die hij zoo diep behoefde. Meer en meer werd zijn kamer, werden platen en vooral boeken de wereld, waarin hij leven moest. En toch overal zocht hij de schoonheid. Een enkele plaat, zelfs eenmaal een eenvoudige mattenklopper waren hem een oproep om zijn hart te richten naar de schoonheid, die hij aldoor begeerde en die al zijn uren vervulde. O veral zocht hij. Hoe moet ik nu denken aan dat heerlijke aandoenlijke gedicht, waarmede hij den vriend zocht, die pp een der Indische eilanden het vuur richtte tegen de in 't wit gekleede ten dood gewijde inboorlingen. Hij studeerde ook. Kritische studiën waarvan enkele in dit Weekblad getuig den van zijn warme liefde voor de dicht kunst der verbeelding, een liefde die aldoor heenscheen over de scherpe vormen waarin hij zyn oordeel soms uitsprak. Zoo warm was die genegenheid, dat de hoon, die hij in een Eembrandt- en Fotgieterschijnhulde aan de schoonheid aangedaan wist, hem twee gedichten deden schrijven van een voor hem ongewone kracht. Doch ook andere wegen kon zijn studie gaan. Daarvan getuigde het breed opgezette stuk over De Oden van Klopstock. Toch zocht zijn dichterschap onophoude lijk naar de klankrijke verbeelding, waar zijn rijk talent, en zijn innerlijke bewogen heid naar moesten smachten als een dorstige in de woestijn. Hoe gelukkig bracht hem zyn studie toen tot de vertalingen. Want arm was zyn kamer in de stille velden aan de beelden, die natuur en wereld den gezonden dichter in onophoudelyken stroom kunnen aan voeren. Wat werd zyn greep toen weer krachti ger, toen hij in de vertalingen een kans zag zijn groote blyde vereering te uiten. Want zijn vertalen was zingen, was eerst luisteren en stil inwendig zien, en daarna uitstorten met eigen stem en in eigen taal de ondervonden en weer geziene verbeel dingen. Hölderlin eerst, met dat grootsche ge dicht De ArchipelagUB. Doch daarna durfde hij, de zieke en zoo jammerlijke zwakke het aan, dat breedste werk der vorige eeuw, waarin de hoogst geïnspireerde, en de meest moderne geest zijn dichterlijke opstandigheid uitstortte. Shelley's Promo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl