Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M E'U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1744
Kameelen.
Ooaterache Jonge schoone.
Onder het Teeken van den Islam.
Reisherinneringen door Jos. M.
N. PH. v. WATERSCHOOT v. D.
GEACHT. Amsterdam, v. Holkema
en Waremdorf. ?4.90 en ?5.90.
Oriënt! Oriënt,l ton myiière me captive l
F'Een keurig boek, werkelijk mooi ge
llustreerd door een artist. De plaat
(p. 57) met het Silhouet van den bid
den den Arabier en den soezenden kameel
in de eenzaamheid der woestijn, benevens
het leuke schetsje (p. 82) van een Arabisch
schooltje op het terras eener woning,
getuigen van kunstgevoel. Ook het vignet
van den kameel (p. 52), dat onmis
baar dier in die dorre vlakten, dat steeds
afgebeuld en voortdurend gemarteld, be
stemd is om geslacht te worden of lang
zaam te verhongeren op 'n verlaten
struikduin is een genot voor de oogen.
Met wilde verlangens" gelokt naar
de wildernissen der aarde" om het
mooie der wereld" te zien, voelde de
schrijver wat er goeds was in vreemde
landen en onder vreemde menschen, en
nam het kwade in den koop tee." Doch
hij bleef te veel schilder en bleek te
weinig kenner van land en volk; hij zag
het ge wriemel aan de oppervlakte, doch
voelde niet wat daaronder omging, in des
menschen hart en leven. De stijl is nu
en dan wel wat gekunsteld; te veel
kleuren worden genomen op het palet,
en soms is de heele verfdoos noodig om
een zonsondergang in de Sahara te
schilderen....
Waarschijnlijk misleid door zijn gidsen,
ware virtuosen op dit gebied, overschat
hij de gevaren zijner tochten,
grootendeela door mij persoonlijk en nog wel
meer dan eens gemaakt. Om deKasbah
van Algiers te bezoeken is het werkelijk
niet noodig, z'n pet met een band om de
kin vast te maken, in de ne zak een
boksijzer, in de andere een revolver mee
te sleepen, met een flinken stok in de
hand" (p. 15), om er weer levend uitte
komen, dan wel alleen zich door het
meest drieste optreden te redden." Ook
die bange uren" gedurende dat vrij
willige hondenleven," waren nu niet zoo
heel verschrikkelijk te noemen, evenmin
als dat verblijf in de armere buurten
van Tougourt; men went spoedig aan
dat alles.
Deze ronde opmerking doet niets af
aan de waardeering van het boek, en van
het streven van den reiziger om zich in
te denken in de gedachten dier menschen
met bruine gelaatskleur met gedachten
zoo onberekenbaar vér van de zijne!"
Hjj voelt de haast onoverkomelijke
moeielijkheid om het zieleleven van den
Mohamedaan te begrijpen;" dat raadsel
der sfinx dat elk reuiger in het Oosten
beklemt. Het geheele volk is voor ons
als die gesluierde vrouwen met dien
wonderen blik in die zachte vuuroogen,
tintelende van liefde en haat. Ook hij
heeft, als zoo vele anderen, te vergeefs
getracht te ontcijferen l'ame Arabe."
Ook hij heeft geheimzinnigheden waar
genomen, vreemde krachten door stille
tooverwoorden ontketend," wondere roer
selen in 't wild Nomaden hart. Het was
hem, en terecht, als hoorde hij menschen
spreken van 'n andere, wondere wereld,
'n wereld vol geheimen, die zoo vér, zoo
eindeloos ver (van de onze) ligt."
Wat kan wel de reden wezen dat
beide rassen, naast elkander wonende,
toen in denken en voelen zoo hemels
breed van elkander staan ; dat steeds die
kloof bestaat schijnbaar niet te over
bruggen? Die het weet moge het zeggen;
ook deze schrij ver heeft daarnaar vruch
teloos gezocht en de afscheiding diep
gevoeld.
Geen rassen-hoogmoed was bij hem een
beletsel; integendeel, hij had ze lief ge
kregen die donkere kinderen der
onmetelijke vlakte, en wees op den demorali
seerden invloed der blanke overheerschers,
met de bloedbedropen handen en
kwasiechristelijke moraal op de lippen, die al
wat rot is in de moderne cultuur den
overwonnene hebben aangeboden." Het
Stthara-leven daarentegen, aldus een uiting
van zijn geleider Joussef, maakt een
mensch weer goed en godsdienstig."
Zou het dan het verschil in godsdienst
zijn ? Ook daarin houdt de schrij ver zich
vrij van den dwazen hoogmoed waar
mede vele naam-Christenen neerzien op
den Islam, waarover steeds zooveel ge
fabeld" wordt, daar men hem beziet in
het licht der misslagen van zijn aan
hangers. De droom van een mensch,"
van Mohamed zou eeuwen beheerschen,"
en de Islam doorloopt in onze dagen een
evolutie, die louterend optredend, hem
een nieuwe toekomst waarborgt. Ook de
poëzie van den, in zoo vele op'ichten
moedwillig miskenden, Islam heeft schrij
ver onder de ruischende cypressen van
het kerkhof te Scutari leeren kennen.
Bij een dieper gaande studie van dezen
Negerkinderen.
wereld-godsdienst, met meer aanhangers
dan het Protestantisme, zou zijn
waardeering van het goede, de kprn van waar
heid die óók de leer van Mohamed be
vat, nog vaster verhoudingen aannemen.
Het is hier de plaats niet daarop verder
in te gaan.
Over zijn beschrijving van
Cpnstantinopel, reeds zoo vaak door reizigers ge
schetst, slechts een enkel woori. Die
reeks van tegenstrijdigheden" had ook
mij getroffen; zijn indruk van die bonte
scharen van allerlei nationaliteiten die
over de brug van den Gouden hoorn
trekken, is Ievemdig: geschetst; die indruk
daar is werkelijk overweldigend. Aan de
afzetterijen der winkeliers van deBöjük
Tscharschi zijn slechts weinigen ont
komen ; het uitvaagsel dat langs de kaden
van Galata slentert verdient zijn blaam.
En staande onder de machtige welving
van den forschen koepel der AyaSophia
betaalt men gaarne, in de fraai gekozen
woorden van den schrijver, zijn tol van
eerbied en ontzag:. Zal nog eenmaal de
sage van den Christen-priester bewaar
heid worden en deze het dicht gemetseld
poortje verbrijzelen om het onderbroken
M i s-off er te hervatten ?
Doch werkelijk uit het hart gegrepen
waren mij de woorden van gloeiende
verontwaardiging in zjjn hoofdstuk Iets
over de Armeniërs en de gruwelen van
1896 geuit, waaraan 100 000 menschen
ten offer vielen. Forach is zij n aanklacht
?van den toenmaligen Sultan Adul Hamid,
die deze slachting heeft bevolen en door
een gegeven teeken weer deed ophouden,
toen zijn moordlust tijdelijk verzadigd
was. Voor dergelijke uitingen van een
o verkropt gemoed werd op last van dezen
gruweldader op den Turkschen Troon",
in 1898 een proces tegen mij aangebon
den; thans is de tyran gevallen en zijn
dood nabij. Sic transit..."
Moge dit boek van den heer
Waterschoot v. d. Gracht door velen worden
gelezen, en menigeen aansporen den
zwerverstaf op te nemen voor een tocht
naar die mooie, die wondere en
onmetelij ke Sahara, om die steeds met heim
wee te herdenken. Want veel meer dan
van de zee gelden van haar de woorden
van den schrijver: "Wien zij eenmaal
gedrukt heeft in haar sterke armen, dien
laat zij nooit weder los."
H. VAN KOL.
Louis Bouwmeester als beeldend
kunstenaar.
(Slot).
Louis Bouwmeester doet decoratief. HU
vindt steeds een achtergrond, waar tegen
hu uitkomt. Glad, effen kostuum lukt
hem een gruwel. Er moet leven en bewe
ging in zün. Een Shylock moet ook in kleedij
bu hem breed-uitgaan in kleeding. Een
breede, groote bonte kraag aan den mantel
over den kaftan. Dan komt de kop van
hebgier beter uit. L)e kaftan van boren
open, het hemd er onder in frommels
om te doen leven en straks weggereten
om op de bloote borst te slaan. In Lodewijk
XI, in Kichard III in het droomgezicht
van den laatsten nacht, als het licht blauw
brandt en alle verschrikkingen der hel hem
kwellen, ook het gewaad, ruim. In Narcis"
is het decoratieve bij hem sterk in de opkomst
met het tukje in de hand waarmee hu half
wanend roLdgaat. Een der grootste praestaties
zijner kunst. Boor het decoratieve van hem
is het tooneel altijd als vol, al staat hu er
alleen.
Het decoratieve in en aan hem houdt
verband met zijn zin voor de romantiek.
In den tijd, dat hij nog jaagde, ging hij
graag door voor een gewelaig jager. Onbe
wust kleedde hij zich voor het gaan op
kleinen jacht, alsof hu door moerassen en
wildernissen moest gaan en op voorwereldlijk
wild zou lostrekken. Dit decoratieve vindt
oorsprong in zijn wil om het karakter
en den kern van iets, scherp te toonen, te
laten uitstralen. Voor uitnoodigingen als:
Mijnheer de graaf is zoo pas vertrokken
en wenscht u te spreken", gevoelt hu niets,
maar alles om te zeggen: Mijn antwoord ?...
Kom het halen op de punt van uwen degen!"
Het aeooratieve schuilt al mee in zijn
gruoten zin voor mystiek. Geheimzinnig
te gaan door de droge gracht van Caylus,
in de duisternis te houren het telkens
zwakker geroep: Wachten van het Paleis
waakt!" doet hem alsof hij het doorleeft,
verder sluipen.
Sigaretjes rooken op het tooneel, met den
rug naar het publiek staan, om zoogenaamd
modern te zijn, Bouwmeester moet er
niets van hebben. Acteurs die dat doen
ten minste onnoodig en te veel bij herha
ling kunnen niet spelen, ze weten geen
raad met hun figuur, en dan maar 'n sigaretje!
Met den rug naar het publiek ... omdat zij
de mimiek om smart uit te drukken noch
kennen noch kunnen. Daarom slaan zy de
handen voor het gezicht, en noemen dat
modern, zeer modern. Maar wat
duivel" zegt Bouwmeester in kunst
is er geen moaern en geen oud, er is kunst
goede of slechte, en als ik smart wil uit
drukken, laat ik mijn rug niet zien, en sla
mijn handen niet voor het gezicht, neen,
juist bloot dat gezicht, en het gezicht ge
toond, maar met de trekken der smart om
de mondhoeken, en in je heele body de
smart.
Het decoratieve heeft Bouwmeester ook
in het leven.
In zijn romantische jaren sloeg hij in zijn
tuin een tent op. Daar zat hij als Bedoum,
met groot geweer en vreemde
krijgstoerusting. Dat viel saam met den tijd, dat
hu De Afrikaan" speelde.
Om Bouwmeester recht in het decora
tieve te bewonderen, moet men tot zijn
vertrouwden bebooren, aan wien hij naar
hartelust vertellen kan. Dan wordt zyn
verhaal een panorama en leven alle per
sonen. In zijn vertelkunst heeft hu groote
uitstraling. Al zittend, laat hij door het
schilderende en decoratieve in het ver
tellen een heel treurspel afspelen, of, als
de stof er naar is, een blijspel.
Omdat hij breed-uit wil, decoratief wil
zijn, houdt hij van drama en treurspel, en
zag Koning Willem III, die scherp kunst
gevoel had, vooral den treurspel- meer nog dan
den drama-speler in hem, en zei ter audiëntie,
op welke hij Zijne Majesteit k wam bedanken
voor de groote gouden medaille voor kunst
en wetenschap: Bouwmeester, zeg aan de
heeren (Raad van Beheer, Kon. Ver. het
Nederlandsen Tooneel) dat je het treurspel
spelen moet." Kort er na noodigde de Ko
ning den heer H. J. Schimmel ook uit om
voor B. een treurspel, door Z. M. aange
wezen, te vertalen.
Decoratief is Bouwmeester in alles, in
zitten en staan, doch ook in het zeggen.
Eén enkel woord kan hu zeggen met
een uitstraling, dat er een geheele be
schrijving uitspreekt, die als beeld voor
den toeschouwer staat, want hij maakt
woorden tot beelden. Als Sbylock zegt hij
om al zijn haat te luchten, het woord
Nazarener" op een manier, met een knar
sing van r's, dat hij z\jn aartsvijand er
als mee verbrijzeld.
Dat heeft Bouwmeester te danken aan
de studie van het treurspel, niet van het
drama. Wunt hij is zulk een groot
dramaen melodrama-ijjeler, omdat hjj zoo groot
is in het treurspel. Niet omgekeerd.
Door n woord, door n
smartuitdrukking, door n enkele houding ontroert hij
een geheele zaal. Dit deel zijner kunst
maakt hem juist bjj schilders en beeldhou
wers tot een voorwerp van bewondering.
Vreemd mag het heeten, dat geen enkele
sohilder,zelfs Jozef Israëls niet, hem nooit ge
schilderd heeft in het karakter van Shylock.
En toch, hoe erkennen zy die gaven in
hem l Du hieronder volgende nagekomen
oordeelen over zijn kunst door schilders
en beeldhouwers bevestigen het zooals
hunne kunstbroeders de vorige week.
Aan hen het woord.
Als schilder gevoel ik in het spel van
Bouwmeester zijn ernstige liefde voor 't
métier. Oidanku zijn zorv, besteed aan de
minste détails, blijft de groote lijn behouden,
m zjjn spel is het meeaterechap over 't licht
en bruin en altijd n mooi groot geheel.
JAN VAN ESSEN.
* * *
Ook om Louis Bouwmeester in een slecht
stak te zien spelen is soms zeer belang
wekkend, wanneer hij onder schitterende
vondsten van gebaar en mimiek er het
leelyke van tracht te bedelven."
P. COENKLIS DE MOOB.
* *
*
Louis Bouwmeester een acteur taille i
coups de hache", norech en forsch van bouw.
Zijn doen by hem geen aangeleerde
schoonheid zoomin als bij een koningstyger;
maar als deze mooi ook in zijn felste a
hartstocht; juist dan.
En toch, datzelfde corpus, datzelfde gelaat,
diezelfde steaa wél trillend TAB de
aangrijpende weekheid! ? ?
Er zyn genres waarin Bouwmeester niet
zon ezcelleoren ik vind er een leeuw niet
minder om als hy geen Mloa-koggtje» kent.
Louis BABMABEBKS.
*** ?:. ?
?-'?Hy was voor my altyd de kunstenaar"
die in zg'n rol" den mensch" zocht... den
krachtigen mensch, die ten tooneelegedron
gen werd door den tooneolartist par la
grace" etc. Hy behoort, vind ik, met s'n
zuster, tot die begenadigden, zooals wy' ze
in onze schilderswereld ook kunnen aanwy w,
die nu eenmaal van huis uit, het beste geven,
wat men, uit 'n artistiek oogpunt, wenachen
kan.
In hen is de kunst ingeboren en ingeroest.
WM. STBKLINK.
* *
*
Ook gezien van het standpunt van den
beeldhouwer is Bouwmeester door gebaar
en actie de uitbeelder zonder weerga, van
net hoogste en machtigste wat de
menschely'ke geest in de loop der eeuwen hoeft
voortgebracht.
A. HESSELINK.
*
* *
Myn oordeel over Louis Bouwmeester,
nu waarom niet? Een acteur by Gods
genade, een Bembrandt in de
tooneelspeelknnst. Wat is Bembrandt niet voor my',
hoe heb ik 'm lief, met welk een innige de
votie buig ik my voor dezen kolos dezen
mensch-god. Hy is in de eerste plaats een
rasschilder zooals Bouwmeester is een
rastooneelspeler; van sy'n eerste kreet tot zyn
laatste snik zal hy dat blijven. Ik vermoed
dat hy kort na zijn geboorte toen hy goed
en wel ingebakerd was, zyn duim in zyn
armsgat stak en zyn bakertje dwars op zyn
kop, zich de bonding aanmatigde yanwylen
Napoleon, dat hy toen nitdagend zyn moeder
bekeek en stilzwijgend uitriep: Hier ben
ik, zie nou maar dat je my weer kwy't
raakt!" Dat hy er was en dat bij dit op
alle mogelijke manieren toonde, wie zal het
betwijfelen; een lief jongentje zal ie wel
nooit of te nimmer geweest zyn, als er bloed
in je corpus golft dan ben dat je per eéniet,
maar dat heeft Hildebrand reeds verteld en
ik kan 't niet beter, helaas!
Ik stond nu lange jaren geleden voor het
geopend graf van myn vader, wy hadden
lange maanden van ontzettend lyden
dooren mee-gamaakt, er wrong iets in myn keel
en ik stond byna wezenloos en een duizeling
nabij; er werd gesproken,... woorden, woorden,
plots kromp ik in elkander en barstte in
snikken uit. Bouwmeester sprak. Miaechien
heeft hy gezegd T tnyn goeie brave
confrater," misschien heeft hij wat anders gezegd,
weet ik 't, hy greep diep in myn ziel en
ik zakte als een ouwe lap in elkander.
Voor al die nieuwsgierigen, voor die mede
lijdende en soms wreed brutale blikken van
omringenden had ik my goed willes houden,
Bouwmeester raakte my evenenbeheericbing
versmolt als waa in de zon. Zie, wie dat
kan, met a woord, met n trilling in de
stem, is meer dan tooneelspeler allén, zooals
Bembrandt meer was dan de-titan schilder.
Ik wil nu maar een stuk noemen uit de
velen die Bouwmeester tot schepping ver
werkte, waarby men verstomd en lam ge
slagen terneer zat, bleek en sidderend. De
Fabrieksbaae, een renzendraak! Wat hy' er
van gemaakt heeft? wie weet dat niet.
Toen hy aan 't zwerven ging wat heb ik
toen met hem geleden, ik dactt aan den
kluizenaar Bembrandt in zyn stille afzonde
ring.
Zoo is het nu eenmaal en zoo zal 't
voorloopig wel blyven. Later zegt men heel wfli,
hoe was het mogelijk dat tydgenooten en
menschep, die moesten weten en knnnen
waardeeren, zich vroolyk vermaakten met
spelevaren in het Ie ven, terwy l goden en half
goden maar op hun eigen handje moeiten
zien hoe zy dit ondermaansche met stillen
trom konden verlaten. Er heeft iemand
geleefd in uw midden, wist gy'dat? er heeft
iemand gemarteld en gestreden, wist gy dat ?
er heeft iemand gezongen zyn schoonste
liederen, weet gy dat?... Gy hebt 'm laten
versmoren alleen, verlaten; Weet 't dan
nn voor alle tijden.
C. SPOOK.
In al de kracht van het kunnen, ook en
vooral in het beeldende en decoratieve, in
het figuur- en karakterteekenen heeft Louis
Bouwmeester bij de viering van zijn gouden
jubileum, zich ah Shylock" op nieuw doen
bewonderen en een jong acteur met echten
kunstzin, de heer Johan Brandenburg in
geestdrift tot hem doen zeggen:
Een rots, een vuurorkaan z\jt gü,
een berg van licht!
Een reus 't al overschouwend;
die 't al ontwricht,
gu,
gij staat, een boom, kolom van kracht,
hoog voor ons uit!
Wij staan geslagen door de macht
van Uw geluid.
Uw ipel ontstelt ons altijd meer,
maakt ons verward,
een vuurdoop sprankelt op ons neer,
ontroert ons hart . . .
Wüzien naar U! naar 't hoogste doel!
wij, jong'ren schaar.
Wij zien naar U! met 't trotsch gevoel:
óns voorbeeld daar!
Een ander jong en begaafd acteur, nu
meer literator, Coen Hissick, heeft
Bouwmeester's Shylock gedreven tot een
lezenswaarde studie over deze creatie om aan te
toonen de eenheid der innerlijke visie en
uiterlijke beelding.
J. H. RöSSING.
Kalenders, enz.
De moderne wandkalender is een voorwerp
van geriefelykbeid, dienstig gemaakt aan de
opsiering van het woon rertrek, van het werk
lokaal. Het is een artikel geheel van onzen
tijd, een esthetisch product van onze bur
gerlijke beschaving in een kamer naar
ondhollandechen stijl gemeubeld zon bet mis
staan, in een boerenvertrek zon het verdwaald
schijnen. Er valt by dit artikel op te merken,
dat beurtelings twee utiliteitsgronden over
wegend zyn. Voor den een is het aller
eerst défeillooze inlichter in zijn syste
matische rangschikking van maanden, weken
en da<en, voor den ander is dezo praktische
kant een motiveering tot het verlevendigen
van een leego plek aan den wand, het