Historisch Archief 1877-1940
No. 1744
DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
EOD aiyl roor iakloozeD.
De ?wereldsteden zijn, we weten het, de
middelpunten van de denkbaar grootste
tegenstellingen. Londen blijft, met al zijn
weelde.zün weelderig hotelwezen, zijn
schitterendfP-winkelstraten, en alles wat den
modernen vooruitgang kenmerkt, toch in
dit .opzicht .een zwarte vlek op het
weeldarige kleed dezer moderne beschaving
vertooneB, zoolang er duizenden in de metropool
dei nachts geen onderdak kunnen vinden,
en .onder de bruggen, in de parken, en op
de banken langs de Theems- n nacht
moeten doorbrengen.
In Weenen verblijven, naar ons oog niet
lang geleden ia een interessant geïllustreerd
gesohrift is medegedeeld geworden, nacht
aan nacht honderden en honderden mannen
en vrouwen onder de bruggebogen en in
de groote riolen, waar zij het zich in ware
koloniën zoo gezellig" mogelijk trachten
te maken.
En Parus en Berlijn, hoewel in veel
geringere mate dan Londen, kennen ook
het bezinksel der wereldstad", de
lompenproletariërs die nu eenmaal in de tegen
woordige maatschappij taaa el^e wereld
stad inhaerent schijnen.
Toen zal op den duur ook in onze groote
steden ernstiger dan tot nu toe het vraag
stuk onder de oogen moeten worden gezien,
wat de overheid zal hebben te doen, om
deze laagst-gezonkenen, zoowel uit
menschlievende als uit hygiënische overwegingen,
beter dan tot nu aan de meest afzichtelijke
ellende waaraan ze des nachts zijn over
geleverd, te onttrekken.
Zóó b. v. wat Rotterdam aangaat.
Het aantal personen, aan wie door be
middeling der politie nachtverblijf verschaft
wordt, vermeerdert snel. In 1906 bedroeg
het 14317, in 1907 bedroeg het 17906, in
1908 reeds 22056 en in 1909 was het reeds
gestegen tot 22646 personen. De gemeente,
zich louter en uitsluitend stellende op het
politionaire standpunt dat de gemeenschap
haar plicht doet, wanneer ze slechts zorgt
dat deze lompenproletariërs des nachts van
de straat blijven, laat de zorg dezer mie
rables over aan Jeruèl", die in een oud
gebouw aan den Boschhoek op de meest
primitieve wijze, tegen een uiterst geringe
vergoeding per persoon, aan de dakloozen
een slaapsteêverschaft. Het gemeentever
slag deelt ons over deze nachtkostgangers
der gemeente, die haar thans ongeveer
?9000 per jaar kosten, niets anders mee,
dan dat het aan het gemeentebestuur .ge
lukt" is, het tarief voor berging door
Jeruèl" nog eenigszins verlaagd te krijgen.
Niet uit het gemeenteverslag, maar uit
Brusse's Onder de menschen" hebben wy
meermalen omtrent de aangrijpende ellende
dezer paria's iets kunnen vernemen.
Toch is er, m.i., wel in hooge mate een
gemeenschapsbelang, en ook een
gemeeneoh&psplicht, by betrokken, ons mér om
deze laagst-neergezonkenen of
laagst-neergestootenen in de maatschappij te bekom
meren. Eiken morgen na hun nachtverblijf
begeven zy zich weder in de maatschappij,
verkeeren met andere menschen, bewegen
zich elk oogenblik met anderen; aan hunne
verheffing uit de poel vaa ellende, aan de
versterking van de restes gevoel van eigen
waarde, is een maatschappelijk belang ge
legen. En de aanblik van deze
medemenschen, saamgebraoht in een hok waar het
verblijf tegen alle gevoel van eigenwaarde
strijdt, is stuitend ook voor het menschelyk
gevoel. Wij mogen toch niet vergeten, dat
een groot aantal dezer ongelukkigsten der
maatschappij als slachtoffers der maatschap
pelijke verhoudingen zyn te beschouwen.
Onlangs is overleden de stichter van het
Berlynsche asyl voor dakloozen, Gustav
Thölde. En wat hij tot stand gebracht heeft
in gindsche wereldstad, is leerzaam en be
langwekkend genoeg om er kennis van te
nemen.
Niet lang voor zijn dood vertelde Thölde
over hetgeen hem tot het denkbeeld van
zijn stichting had aangespoord, en hoe hy
over dat onderwerp dacht:
Het was op den morgen van 28 Novem
ber 1868, toen ik met eenige heeren een
der hoofdbureau's van de Berlijnsche politie,
en het daaraan verbonden arrestantenlokaal
bezocht. Wat aanschouwden we daar! In
een donker vertrek, op banken zonder leu
ningen, zaten 60 a 70 mannen van allen
leeftijd, het gelaat gewend naar een politie
beambte, een op een verhevenheid zat een
PUP te rooken, zonder welke hij het in deze
ruimte niet kon uithouden. Een kruik met
water stond er voor aller gebruik, en dat
was alles aan levensmiddelen, hetwelk aan
de dakloozen gedurende den ganschen nacht
verschaft werd. Met de vrouwen was het in
een andere lokaliteit preeies zoo gesteld.
Zóó werden de dakloozen behandeld,
erger dan misdadigers!
Naar aanleiding van wat wij hier zagen,
werden een aantal invloedrijke en hoogge
plaatste burgers op eene vergadering bijeen
geroepen, en daar werden op 30 December
1868 besluiten genomen, die uitspraken:
1. dat het de plicht is der burgerij om
de ontzettende ellende dezer dakloozen zoo
veel mogelijk te verzachten, om
menschlievende en hygiënische reden;
2. dat in de naoht-asyls, door particulie
ren te stichten, de ellendigen de gelegenheid
zullen hebben, ongekend en zonder onder
vraagd te worden, te komen en te gaan;
en de politie deze nachtelijke verblijfplaat
sen niet zal hebben te betreden."
Op deze grondslagen werd een
vereeniging gesticht, en deze vereeniging heeft
getrouw woord gehouden.
Na jaren lang op meer primitieve wijze
in de behoefte aan behoorlijk onderdak voor
de dakloozen te hebben gezorgd, maar
van den aanvang of zonder inmenging der
politie is zy thans, sedert eenige jaren,
in het noorden van Berlijn, in het bezit van
een gebouw, door liefdegaven der burgerij
bijeen gebracht, hetwelk, voor dit doel, als een
model voor andere steden mag gelden. Het
instituut, waarvan de verschillende, voor
verzorging bestemde vertrekken alle gelijk
vloers gelegen zyn, biedt ruimte voor ber
ging op behoorlijke wijze van 882 mannelijke,
en 400 vrouwelijke bezoekers. Voor beide
sexen is een afzonderlijke toegang.
De nachtelijke bezoekers de inrich
ting is geheel naar geslacht gescheiden,
maar overigens voor beide gelijk komen
het eerst in een gezelschapszaal." Daarmee
in onmiddellijke verbinding staat een
badinrichting en een lokaliteit voor desinfectie.
Een andere deur geeft van uit de zaal
teegang tot de waschlokalen, waarvoor de
mannenafdeeling 60, voor de vrouwen 40
waschbekkens ter beschikking staan. Van
daar uit bereiken de asylisten de vertrekken
waar hun voedsel wordt verschaft. Daar
vinden de logé's", tevens de gelegenheid,
in een daarvoor aangewezen gedeelte van
het vertrek, hun kleeren te herstellen,
waarvoor garen, naalden, en oude, maar
gereinigde stukjes goed gratis te verkrijgen
zyn. Vandaar uit bereiken de bezoekers
de slaapplaatsen. De slaapplaatsen zijn niet
voorzien van deuren, en worden door boven
aangebrachte gloeilampen verlicht, zoodat
wachters en wachteressen zich voortdurend
pp de hoogte kunnen stellen van alles wat
in deze tlaapsteéen verricht wordt. Alle
vertrekken worden automatisch van versche
lucht voorzien en centraal verwarmd.
Voortreffelijk ingericht wijl voor deze
bezoekers van het grootste belang is de
wasscherü, waar dag aan dag de
slaapdekens en handdoeken gereinigd worden,
waardoor besmetting door middel dezer
voorwerpen onmogelijk wordt.
*?*
Zoo voortreffelijk als de materieele en
hygiënische inrichting dezer stichting is,
zoo be- achtenswaard zijn ook de principes
waarnaar z\\ werkt en helpt. Geen der zich
om onderdak aanmeldende personen iets te
vragen, en de grootste zuiverheid betrach
ten, zijm de hoofdprincipes, en daaraan wordt
met pijnlijke accuratesse vastgehouden. On
genoemd en ongekend mag de armoede hier
over den drempel komen, en althans de
nachtelijke uren in rust en in zuiverheid,
zonder ellende of koude, doorbrengen. De
ambtenaar die de statistiek bij houdt, mag
slechts vragen: Hoe oud zijt ge?" Hoe
dikwijls zijt ge reeds hier geweest?" Meer
niets. En niemand mag worden geweerd,
ten zy in dronkenschap verkeerende. Elk
die komt, ontvangt een bord soep en
een paar boterhammen. Zeker, de vereeni
ging loopt de kans, wel eens onwaardigen
te helpen. Doch ze aanvaardt die kans in
de zekerheid, dat daarnevens zeer velen
geholpen worden, die onschuldig, of door
allerlei ongelukkige omstandigheden, in el
lende geraakt zijn. En zij wenscht zich niet
als rechter over wie de hulp waard" is,
op te werpen, voor het toch maar weinige
wat ze hier ontvangen.
Den stichter van het asyl, Gustav Thölde,
die 10 October 1909 zijn 91ste levensjaar,
doch 10 Juli 1910 voor immer de oogen
sloot, komt de eer toe, te midden eener
wereldstad een stichting van waarachtige
menschenliefde gevestigd en tot grooten
bloei gebracht te hebben.
H. S.
L. E., Twee Leven». Amsterdam, Van
Holkema & Warendoif.
CTR. BUYSSE, Het Etelken." Wat niet ver
geten was. Bnssuoa, C. A. J. van Dishoeck.
PIET VAN ASBCHK, Hagelinde. Antwerpen,
Vlaamsche boekhandel Lodewjjk Opdebeek.
J. EVBBTS, Proza. Bnssnm, C. A. J. van
Dishoeck.
BEBNABD VEBHOEF. Schoolmanntn.
A«steidam, Schellens & Giltay.
ELLEN, Een Vriendtchap. Amsterdam, Schel
tema en Holkema's boekhandel.
Mevr. E. OVBRDUIJN-HEIJLIQERS, Alt de
Sennah's bloeien. Amsterdam, L. J. Veen.
J. 6. VAN DER HAAK, Het levend verleden.
(Gedichten), 'g Gravenhage, Van der Haar
& Van Ketel.
COEN HISIINE, Louis Bouwmeester.
Shylockcreatie, bij Boawmeester's 50 jarig jubileum.
Uitgegeven door het Dramatisch Jaarboek bjj
de Loscp te Amsterdam.
Twintig opnamen uit mijn Carico-Plane, door
Louis EAEMAKKEBS. Amsterdam, Scheltema &
Holkema's boekhandel.
HELEN KELLEE, I)e Wereld waarin ik leef.
Uit het Engelsch vertaald en met een inlei
ding voorzien door Lomas STDABT (met illu
straties). Utrecht, J. G. Broese.
OLIVK CHB. MALVEBY, In de modder der
Wereldstad, vertaald door G. W. ELBBBTS
(met platen). Amsterdam, H. Meulenhofi.
Dr. C. K. v. D. POLL, De aanstaande Moe
der. Wenken «n inlichtingen. Amsterdam,
Scheltema & Holkema's boekhandel.
M. C. KOOIJ-VAN ZEGGELEN, De
Holland»che Vrouw in Indtë. Scheltema & Holkema,
Amsterdam.
Wat volwassen jongens wel eens mogen weten,
Naar het Franscb., van prof. \LFRKD FOURNIEB,
met toestemming van den schrijver, bewerkt
door dr. STEPHAN, 4e druk. Amsterdam, Schel
tema & Hol erna's boekhandel.
mevr. J. M. J. CATENUS-V. D. MBIJDBN, Gids
voor het Nederlandsen dienstmeisje, tevens
practisch Kookboek. Den Haag, C. Bredée.
Indrukken van een Zwervelinge. Amsterdam,
Scheltema & H eikema's boekhandel.
WAEENDOBF'S Geïllustreerde Familiekalender,
1911, met 2 premiéo. Amsterdam, Van Hol
kema & Warendorf.
W. BÖLSCHE, Kijkjes in het Heelal. Haarlem,
P. Visser Azn.
Dr. G. C. A. VALEWINK, Populaire
Kometografie. Haarlem, P. Visser Azo.
HniiiiiiiMiimiiiiiiMiiimiiiiiiiiMiitiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiMiiiiiii
D&6.T ie oude Teuntje l" roept broer l ui i,
En slooft zich straïjes dapper uit
Om water voor haar te gaan halen I
Helaas, dat moet hy duur betalen!
St. HicolEUftnt op de Lagere Sciiool.
't Is weer zoo St. Nicolaas!
Op de scholen wordt er onder de onder
wijzers en onderwijzeressen al druk over
gesproken. Reeds worden er voorbereidende
maatregelen genomen! Heerlijke tyd!
W\j hadden 't er verleden week nog over.
Wij, d. w. z. een paar onderwijzers van
School 91, en ik, die aan die school langen t u d
.werkzaam geweest ben als hoofd. En on
willekeurig terwijl we er over spraken
raakten we in vuur zulke heerlijke, eenig
leuke feestjes als we daar den kinderen
hebben bereid. Lang vóór Sinterklaas was
't al of de school geëlectriseerd was! Er
was zoo iets levendigs, zoo iets opgewekt s,
meer nog dan anders! Er dreef bovendien
iets geheimzinnigs door de geheele
sohoplatmpsfeer. De kinderen voelden het by in
tuïtie ... 't zat overal,... doch waar 't van
daan kwam wisten ze niet.... Maar al gauw
kregen ze in de gaten dat 't speellokaal,
't lokaal waarin lederen dag voor schooltijd
bijna alle onderwijzers en onderwijzeressen
bij elkaar waren ... dat dat het stralend
middelpunt" was der geheimzinnigheid.
Daar hoorden ze vóór en na schooltijd, als
ze er toevallig in de buurt kwamen, allerlei
ongewone geluiden: daar werd gehamerd.. ?
gezang en gelach, van luide vroolijke stemmen
weerklonk er En onder schooltijd zat
de deur van dat lokaal op slot. Dat was
heel verdacht! Anders mochten de kleintjes
van klas I dóór 't speellokaal heen naar
hun klas, nu mocht dat in eens niet meer!...
Druk, druk, was 't op school in zulke
dagen De voorbereiding van 't feestje
pikte iedereen aan Op de zanguren
klonken er Sinterklaasliederen. (Eenheid in
den volkszang wai 't parooll) Geheimzinnige
uitverkiezingen hadden er plaats uit de
middelklassen van kleine gewikste kereltje»,
die opgenomen werden in de samen zwering,
waarvoor de eerste voorwaarde was: zwijgen,
zwijgen als 't graf over alles wat je in 't
speellokaal hoort en ziet. Komiek was 't hoe
sommigen daarvan hun gewicht voelden
ze droegen hun geheim of ze een baard
gekregen hadden.
' En verklappen deden ze niets, maar ze
gaven toch soms het heele geheim prijs of
op een uitdagend minachtende zet van een
makker omtrent de waarde ervan of op
een- gemoedelijk vertrouwelijke speech van
een nieuwsgierige, die sloot met een innig:
Kom Keisie, seg 't nou, ik zei toch me
mond wel houen, hè?"
O die heerlijke geheimzinnigheden! Die
blikken van verstandhouding van
wy-weten't wei-samen, die de uitverkoren me
dewerkers je soms konden toewerpen l
De spanning vermeerderde tegen St.
Nikolaas met den dag! Eindelijk
was dan de avond daar...
De kinderen kwamen 't speellokaal
binnen... dat herschapen was ineen
tooneelzaal l
O!!"
En dan... ik zie 't weer voor me, zooals
ik 't zag toen ik 't versje schreef S t. Nico
laas f eest op school.
ST. NICOLAASFEE3T OP SCHOOL.
In lange rijen zitten de kind'ren;
Somm'ge met Zondagsche pakjens aan,
Maar ook echoreme stakkers in poovereplunje,
Kind'ren van d'armsten, die er bestaan l
Maar hun oogen lachen na, zorgeloos!
En ze zijn zich geen armoe bewust:
De fee der Verbeelding heeft d'armlijke kleinen
De bleeke wangetjes rood gekust I
En ze zien als in levend prentenboek,
Bij 't luist'ren naar 't wonderverhaal,
Telkens de beelden der faablende stem,
Op 't tooneeltje aan 't eind vau de zaal.
Ze voelen de sfeer van het goede ooi zich
En de raking van 't hoogere leven;
Ze voelen, al zyn ze 't zich onbewust,
Z'ch vel, door er zich aan te geven.
En als ze eind'lyk St. Nicolaas zien,
Barst los een kreet van uitbundig plezier;
D'r is op de wereld geen lesd of verdriet,
't Is allemaal weelde hier!
In lange rijen zitten de kind'ren
Ze zingen bun lied'ren daav'rend!
D'r is feest op school! D'r is feest op school l
De armen zfln rijk van-a vond l
Ja KIJK waren ze KIJK met 't een
voudige verhaal maar dat met liefde,
met toewijding werd verteld en dat werd
geïllustreerd door levende beelden op een
TOONEEL.
Dat tooneel: 't was gemaakt van planken,
die we gekregen hadden 't was gemaakt
onder leiding van een der leden van 't per
soneel, die, als Jan Hinnerk up de
Lammerstraat, waarvan S ven Scholander zong in
't oude Hamburger lied,kon maken wat hèwil.
Swyg man j timmer, jiimmer stilll
De coulissen waren mét elkaar getim
merd en door dien eenen geschilderd, neen
maar!
O, wat echt, wat echt!" riepen de
kinOp, kabouters, 't wordt al nacht,
't Is nu tjjd van dwalen I
Menschen zyn in slaap, en zacht
Blinken manestralen!
Hier ziet ge hoe vol angst en beven,
De moeder vreest dat broer zijn leven
Daar in den put had moeten latent
Hoe zy hem riep, het mocht niet baten l
deren toen 't scherm voor 't eerst opging.
Ja 't WAS echt! 't Verhaal speelde aan
den rand van een bosch. Ach lezer,...
't was maar een simpel verhaaltje met de
elementen van alle kinderverhalen en
sprookjes erin ... maar... verteld 's avonds
in school ik weet niet of u daar de heer
lijkheid van kunt voelen.
Aan den zoom van een bosch dan stond
een bosch wachtershuisje. Daar woonde de
held van 't verhaal, Broer door zijn vader
en moeder genoemd. Zijn grooter zusje was
naar school, zyn kleiner dito lag nog in de
wieg. Broer speelde alleen buiten.
Daar ging 't gordijn open en de kinders
zagen alles voor zich: 't bosch, de bei...
't buitje, kleine broer.
Ook den grooten waterput, dicht bij 't huis
waarvoor Vader zijn zoontje waarschuwde.
U kunt, kunstzinnige lezer, een zwakke
afbeelding van eenige der vertoonde
tafereelen zien op de hierbij gereproduceerde
kiekjes, maar u zult begrijpen nee maar,
zoo echt" als 't was, daar heeft zoo'n
photo geen hand water bij!
Dan ging 't verhaal weer verder... en
't gordijn weer dicht. Broer heeft liefde
voor dieren, redt een vogel van de kat en
verbindt met moeder's hulp een aangeschoten
haas l Ja h t was ook al een
tendenzstuk dat vertoond werd. Zeker, zeker, de
tendenz zat in veel hoekjes verscholen, dat
doen de paedagoogjes meer, daar zijn zij
paedagoogjes voor. Maar 't zat er nerge is
dik op,... en 't was nergens opruiend
integendeel er viel een beminnelijke
zucht naar 't kweeken van christelijke en
maatschappelijke deugden in waar te nemen,
die zoo ongemerkt liet voelen wat er wel
van een aardig flink kind verwacht wordt
Doch van haer latic nu die tale" zou de
Middned. dichter zeggen, van die tendenz
n.l Ik vertel u liever in 't kort verder
hoe broer, gedreven door zijn goedhartige
behulpzaamheid, toch zijn vaders waarschu
wing vergeet, en in den put valt toen hy
voor oude Teuntje, een bedelvrouw, wat
water wilde scheppen.
Niemand was er bij toen 't gebeurde dan
't oude doove mensch, dat bovendien slecht
zag.... Zy had gedacht dat broer in huis
zou gegaan zyn om water voor
haar te vragen Ze had noch
den plons, noch den gil van den
jongen gehoord ... noch zijn bui
teling gezien Ook de Moeder
had niets gehoord.
Als die kort daarop buiten komt
wordt broer vermist. Zij ylt naar
den put maar... broer is nergens
te vinden. Broer is weg... Groote
droefenis in 't kleine huis
Maar onder den grond wonen de kabouters
en juist door den put loopt, natuurlijk boven
den waterspiegel de weg... van die kleine
mannetjes naar de oppervlakte der aarde.
Fen paar van hen hebben den plomp ge
hoord ... Zij redden Broer uit het water
en brengen hem in de Kabouterwoning.
't Zou u te veel ophouden als ik u ver
telde, wat Broer daar meemaakte. Hoe hij
bewusteloos wordt binnengebracht op een
kleine baar door vier kabouters gedragen ...
Hoe hij ten slotte zelf, onder luide toe
juiching der kleine toeschouwers, een
kabouterpak aankrijgt, enz. enz.
Ten slotte, terwijl de moeder voor den
tweeden keer 's avonds bij 't ledige bedje
van haar lieveling zit en niet gelooven
kan dat hij voor altijd weg zal zy'n, terwyl
zij moegeweend indut en droomt van haar
kind en zij in dien droom omruischt wordt
door 't slaapliedje, waarmee zij hem vroeger
in slaap placht te zingen, schrikt zij
vlotseling wakker ... en ... daar ligt broer weer,
stilletjes teruggebracht door de kleine
mannetjes En luide j ubelt het verborgen
koortje van meisjesstemmen'. Weerom!
weerom!
Hè!... En is 't nou uit ?" . .. vroeg er
dan dikwijls een van de kleinen. Ja nou
was 't uit. Maar er kwam nog meer. Nu
volgde een heerlijke traktatie in eenander
lokaal. De kinderen konden eens opataan...
er werd wat gezongen enz. en als allen
verkwikt waren, dan ... kwam Sinterklaas
zelf! in hoogst eigen persoon met zijn
zwarten knecht!
Werkelijk, op zoo'n feestavond was er
op de wereld geen leed of verdriet, 't was
allemaal weelde hier!
Geen verdriet? Ja, toch wel! er waren
wel kleine gewetens die klopten als de
eerwaardige Sint verscheen, maar we had
den in den regel nogal Sinterklazen, die
veel geloof en goed vertrouwen toonden in
de goede voornemens tot beterschap van
kleine tekortschieters in geweldige school
plichten. Zoo b.v. in die van kleine Piet
Smeerpoes, die altijd zonder zakdoek kwam
en dan maar de mouw van zyn hes ervoor
substitueerde, doch nu onder tranen beter
schap beloofde; of in die van Jantje Zeur,
die eeuwig te laat kwam en dan stereotiep
er een bakker of een klok voor aan de
galg wilde helpen; of in het diep berouw van
een ander, die volmaakte minachting voor
een sponsedoos koesterde.
Ten slotte: alle lof en blaam verklonk
in vroolijk, dankbaar, dartel kindergezang,
dat zoo ongedwongen uit het hart kwam,
dat de spinnen uit de hoeken kwamen om
te luisteren. Daarna volgde nog een keer
chocolade en dan met een groote
speculaaspop en wat suikergoed naar huis.
Lezers, wat dunkt u van zoo'n feestje?
Zoo werden er vele gevierd op school 91.
En zoo werden en worden er met allerlei
variaties op de meeste vroegere z.g.n Ie klas
scholen in Amsterdam gevierd. Is 't niet
iets heerlijks juist voor de kinderen die
thuis dikwijls zoo weinig hebben? Ik geloof
dat de herinnering aan zoo'u feestje een
weldaad is voor 't heele leven van 't kind.
't Blijft hem bij. 't Is my meer dan eens
gebeurd, dat na jaren de kinderen 't kabou
ter mar sch j e, dat in 't verhaal voorkomt,
nog zongen en steeds weer genoten by de
herinnering aan dien eenen avond.
Eu laatst nog zei een meisje dat al lang
van school af is: He, mijnheer, wat
heerly'k was dat toen toch; weet u 't nog van
dat Sinterklaasfeestje! Gebeurt dat nu nog
op school ?" Ze zou lust hebben nog eens
te komen kyken geloof ik, ofschoon ze al
een vrijer heeft.
Ik heb 't bovenstaande geschreven op
verzoek van de Eedactie van 't Weekblad.
Gaarne wil ik met haar samenwerken u
op te wekken om, wanneer uw geldelijke
bijdragen gevraagd worden voor 't Sinter
klaas-feest op de scholen voor gewoon lager
onderwijs, u eens even in te denken wat
zoo'n feest voor die kinderen is.
Ik houd mij overtuigd dat gy daarna
niet verzuimen zult uw bijdrage groot of
klein te zenden aan het adres:
Mej. LUYKX, LeidschegracU 58.
Dat zij zoo!
A'dam, 7 Nov. '10. G. C. YAX 'T HOOG,
Ex-hoofd van School 91.