De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 27 november pagina 9

27 november 1910 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1744 DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. EOD aiyl roor iakloozeD. De ?wereldsteden zijn, we weten het, de middelpunten van de denkbaar grootste tegenstellingen. Londen blijft, met al zijn weelde.zün weelderig hotelwezen, zijn schitterendfP-winkelstraten, en alles wat den modernen vooruitgang kenmerkt, toch in dit .opzicht .een zwarte vlek op het weeldarige kleed dezer moderne beschaving vertooneB, zoolang er duizenden in de metropool dei nachts geen onderdak kunnen vinden, en .onder de bruggen, in de parken, en op de banken langs de Theems- n nacht moeten doorbrengen. In Weenen verblijven, naar ons oog niet lang geleden ia een interessant geïllustreerd gesohrift is medegedeeld geworden, nacht aan nacht honderden en honderden mannen en vrouwen onder de bruggebogen en in de groote riolen, waar zij het zich in ware koloniën zoo gezellig" mogelijk trachten te maken. En Parus en Berlijn, hoewel in veel geringere mate dan Londen, kennen ook het bezinksel der wereldstad", de lompenproletariërs die nu eenmaal in de tegen woordige maatschappij taaa el^e wereld stad inhaerent schijnen. Toen zal op den duur ook in onze groote steden ernstiger dan tot nu toe het vraag stuk onder de oogen moeten worden gezien, wat de overheid zal hebben te doen, om deze laagst-gezonkenen, zoowel uit menschlievende als uit hygiënische overwegingen, beter dan tot nu aan de meest afzichtelijke ellende waaraan ze des nachts zijn over geleverd, te onttrekken. Zóó b. v. wat Rotterdam aangaat. Het aantal personen, aan wie door be middeling der politie nachtverblijf verschaft wordt, vermeerdert snel. In 1906 bedroeg het 14317, in 1907 bedroeg het 17906, in 1908 reeds 22056 en in 1909 was het reeds gestegen tot 22646 personen. De gemeente, zich louter en uitsluitend stellende op het politionaire standpunt dat de gemeenschap haar plicht doet, wanneer ze slechts zorgt dat deze lompenproletariërs des nachts van de straat blijven, laat de zorg dezer mie rables over aan Jeruèl", die in een oud gebouw aan den Boschhoek op de meest primitieve wijze, tegen een uiterst geringe vergoeding per persoon, aan de dakloozen een slaapsteêverschaft. Het gemeentever slag deelt ons over deze nachtkostgangers der gemeente, die haar thans ongeveer ?9000 per jaar kosten, niets anders mee, dan dat het aan het gemeentebestuur .ge lukt" is, het tarief voor berging door Jeruèl" nog eenigszins verlaagd te krijgen. Niet uit het gemeenteverslag, maar uit Brusse's Onder de menschen" hebben wy meermalen omtrent de aangrijpende ellende dezer paria's iets kunnen vernemen. Toch is er, m.i., wel in hooge mate een gemeenschapsbelang, en ook een gemeeneoh&psplicht, by betrokken, ons mér om deze laagst-neergezonkenen of laagst-neergestootenen in de maatschappij te bekom meren. Eiken morgen na hun nachtverblijf begeven zy zich weder in de maatschappij, verkeeren met andere menschen, bewegen zich elk oogenblik met anderen; aan hunne verheffing uit de poel vaa ellende, aan de versterking van de restes gevoel van eigen waarde, is een maatschappelijk belang ge legen. En de aanblik van deze medemenschen, saamgebraoht in een hok waar het verblijf tegen alle gevoel van eigenwaarde strijdt, is stuitend ook voor het menschelyk gevoel. Wij mogen toch niet vergeten, dat een groot aantal dezer ongelukkigsten der maatschappij als slachtoffers der maatschap pelijke verhoudingen zyn te beschouwen. Onlangs is overleden de stichter van het Berlynsche asyl voor dakloozen, Gustav Thölde. En wat hij tot stand gebracht heeft in gindsche wereldstad, is leerzaam en be langwekkend genoeg om er kennis van te nemen. Niet lang voor zijn dood vertelde Thölde over hetgeen hem tot het denkbeeld van zijn stichting had aangespoord, en hoe hy over dat onderwerp dacht: Het was op den morgen van 28 Novem ber 1868, toen ik met eenige heeren een der hoofdbureau's van de Berlijnsche politie, en het daaraan verbonden arrestantenlokaal bezocht. Wat aanschouwden we daar! In een donker vertrek, op banken zonder leu ningen, zaten 60 a 70 mannen van allen leeftijd, het gelaat gewend naar een politie beambte, een op een verhevenheid zat een PUP te rooken, zonder welke hij het in deze ruimte niet kon uithouden. Een kruik met water stond er voor aller gebruik, en dat was alles aan levensmiddelen, hetwelk aan de dakloozen gedurende den ganschen nacht verschaft werd. Met de vrouwen was het in een andere lokaliteit preeies zoo gesteld. Zóó werden de dakloozen behandeld, erger dan misdadigers! Naar aanleiding van wat wij hier zagen, werden een aantal invloedrijke en hoogge plaatste burgers op eene vergadering bijeen geroepen, en daar werden op 30 December 1868 besluiten genomen, die uitspraken: 1. dat het de plicht is der burgerij om de ontzettende ellende dezer dakloozen zoo veel mogelijk te verzachten, om menschlievende en hygiënische reden; 2. dat in de naoht-asyls, door particulie ren te stichten, de ellendigen de gelegenheid zullen hebben, ongekend en zonder onder vraagd te worden, te komen en te gaan; en de politie deze nachtelijke verblijfplaat sen niet zal hebben te betreden." Op deze grondslagen werd een vereeniging gesticht, en deze vereeniging heeft getrouw woord gehouden. Na jaren lang op meer primitieve wijze in de behoefte aan behoorlijk onderdak voor de dakloozen te hebben gezorgd, maar van den aanvang of zonder inmenging der politie is zy thans, sedert eenige jaren, in het noorden van Berlijn, in het bezit van een gebouw, door liefdegaven der burgerij bijeen gebracht, hetwelk, voor dit doel, als een model voor andere steden mag gelden. Het instituut, waarvan de verschillende, voor verzorging bestemde vertrekken alle gelijk vloers gelegen zyn, biedt ruimte voor ber ging op behoorlijke wijze van 882 mannelijke, en 400 vrouwelijke bezoekers. Voor beide sexen is een afzonderlijke toegang. De nachtelijke bezoekers de inrich ting is geheel naar geslacht gescheiden, maar overigens voor beide gelijk komen het eerst in een gezelschapszaal." Daarmee in onmiddellijke verbinding staat een badinrichting en een lokaliteit voor desinfectie. Een andere deur geeft van uit de zaal teegang tot de waschlokalen, waarvoor de mannenafdeeling 60, voor de vrouwen 40 waschbekkens ter beschikking staan. Van daar uit bereiken de asylisten de vertrekken waar hun voedsel wordt verschaft. Daar vinden de logé's", tevens de gelegenheid, in een daarvoor aangewezen gedeelte van het vertrek, hun kleeren te herstellen, waarvoor garen, naalden, en oude, maar gereinigde stukjes goed gratis te verkrijgen zyn. Vandaar uit bereiken de bezoekers de slaapplaatsen. De slaapplaatsen zijn niet voorzien van deuren, en worden door boven aangebrachte gloeilampen verlicht, zoodat wachters en wachteressen zich voortdurend pp de hoogte kunnen stellen van alles wat in deze tlaapsteéen verricht wordt. Alle vertrekken worden automatisch van versche lucht voorzien en centraal verwarmd. Voortreffelijk ingericht wijl voor deze bezoekers van het grootste belang is de wasscherü, waar dag aan dag de slaapdekens en handdoeken gereinigd worden, waardoor besmetting door middel dezer voorwerpen onmogelijk wordt. *?* Zoo voortreffelijk als de materieele en hygiënische inrichting dezer stichting is, zoo be- achtenswaard zijn ook de principes waarnaar z\\ werkt en helpt. Geen der zich om onderdak aanmeldende personen iets te vragen, en de grootste zuiverheid betrach ten, zijm de hoofdprincipes, en daaraan wordt met pijnlijke accuratesse vastgehouden. On genoemd en ongekend mag de armoede hier over den drempel komen, en althans de nachtelijke uren in rust en in zuiverheid, zonder ellende of koude, doorbrengen. De ambtenaar die de statistiek bij houdt, mag slechts vragen: Hoe oud zijt ge?" Hoe dikwijls zijt ge reeds hier geweest?" Meer niets. En niemand mag worden geweerd, ten zy in dronkenschap verkeerende. Elk die komt, ontvangt een bord soep en een paar boterhammen. Zeker, de vereeni ging loopt de kans, wel eens onwaardigen te helpen. Doch ze aanvaardt die kans in de zekerheid, dat daarnevens zeer velen geholpen worden, die onschuldig, of door allerlei ongelukkige omstandigheden, in el lende geraakt zijn. En zij wenscht zich niet als rechter over wie de hulp waard" is, op te werpen, voor het toch maar weinige wat ze hier ontvangen. Den stichter van het asyl, Gustav Thölde, die 10 October 1909 zijn 91ste levensjaar, doch 10 Juli 1910 voor immer de oogen sloot, komt de eer toe, te midden eener wereldstad een stichting van waarachtige menschenliefde gevestigd en tot grooten bloei gebracht te hebben. H. S. L. E., Twee Leven». Amsterdam, Van Holkema & Warendoif. CTR. BUYSSE, Het Etelken." Wat niet ver geten was. Bnssuoa, C. A. J. van Dishoeck. PIET VAN ASBCHK, Hagelinde. Antwerpen, Vlaamsche boekhandel Lodewjjk Opdebeek. J. EVBBTS, Proza. Bnssnm, C. A. J. van Dishoeck. BEBNABD VEBHOEF. Schoolmanntn. A«steidam, Schellens & Giltay. ELLEN, Een Vriendtchap. Amsterdam, Schel tema en Holkema's boekhandel. Mevr. E. OVBRDUIJN-HEIJLIQERS, Alt de Sennah's bloeien. Amsterdam, L. J. Veen. J. 6. VAN DER HAAK, Het levend verleden. (Gedichten), 'g Gravenhage, Van der Haar & Van Ketel. COEN HISIINE, Louis Bouwmeester. Shylockcreatie, bij Boawmeester's 50 jarig jubileum. Uitgegeven door het Dramatisch Jaarboek bjj de Loscp te Amsterdam. Twintig opnamen uit mijn Carico-Plane, door Louis EAEMAKKEBS. Amsterdam, Scheltema & Holkema's boekhandel. HELEN KELLEE, I)e Wereld waarin ik leef. Uit het Engelsch vertaald en met een inlei ding voorzien door Lomas STDABT (met illu straties). Utrecht, J. G. Broese. OLIVK CHB. MALVEBY, In de modder der Wereldstad, vertaald door G. W. ELBBBTS (met platen). Amsterdam, H. Meulenhofi. Dr. C. K. v. D. POLL, De aanstaande Moe der. Wenken «n inlichtingen. Amsterdam, Scheltema & Holkema's boekhandel. M. C. KOOIJ-VAN ZEGGELEN, De Holland»che Vrouw in Indtë. Scheltema & Holkema, Amsterdam. Wat volwassen jongens wel eens mogen weten, Naar het Franscb., van prof. \LFRKD FOURNIEB, met toestemming van den schrijver, bewerkt door dr. STEPHAN, 4e druk. Amsterdam, Schel tema & Hol erna's boekhandel. mevr. J. M. J. CATENUS-V. D. MBIJDBN, Gids voor het Nederlandsen dienstmeisje, tevens practisch Kookboek. Den Haag, C. Bredée. Indrukken van een Zwervelinge. Amsterdam, Scheltema & H eikema's boekhandel. WAEENDOBF'S Geïllustreerde Familiekalender, 1911, met 2 premiéo. Amsterdam, Van Hol kema & Warendorf. W. BÖLSCHE, Kijkjes in het Heelal. Haarlem, P. Visser Azn. Dr. G. C. A. VALEWINK, Populaire Kometografie. Haarlem, P. Visser Azo. HniiiiiiiMiimiiiiiiMiiimiiiiiiiiMiitiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiMiiiiiii D&6.T ie oude Teuntje l" roept broer l ui i, En slooft zich straïjes dapper uit Om water voor haar te gaan halen I Helaas, dat moet hy duur betalen! St. HicolEUftnt op de Lagere Sciiool. 't Is weer zoo St. Nicolaas! Op de scholen wordt er onder de onder wijzers en onderwijzeressen al druk over gesproken. Reeds worden er voorbereidende maatregelen genomen! Heerlijke tyd! W\j hadden 't er verleden week nog over. Wij, d. w. z. een paar onderwijzers van School 91, en ik, die aan die school langen t u d .werkzaam geweest ben als hoofd. En on willekeurig terwijl we er over spraken raakten we in vuur zulke heerlijke, eenig leuke feestjes als we daar den kinderen hebben bereid. Lang vóór Sinterklaas was 't al of de school geëlectriseerd was! Er was zoo iets levendigs, zoo iets opgewekt s, meer nog dan anders! Er dreef bovendien iets geheimzinnigs door de geheele sohoplatmpsfeer. De kinderen voelden het by in tuïtie ... 't zat overal,... doch waar 't van daan kwam wisten ze niet.... Maar al gauw kregen ze in de gaten dat 't speellokaal, 't lokaal waarin lederen dag voor schooltijd bijna alle onderwijzers en onderwijzeressen bij elkaar waren ... dat dat het stralend middelpunt" was der geheimzinnigheid. Daar hoorden ze vóór en na schooltijd, als ze er toevallig in de buurt kwamen, allerlei ongewone geluiden: daar werd gehamerd.. ? gezang en gelach, van luide vroolijke stemmen weerklonk er En onder schooltijd zat de deur van dat lokaal op slot. Dat was heel verdacht! Anders mochten de kleintjes van klas I dóór 't speellokaal heen naar hun klas, nu mocht dat in eens niet meer!... Druk, druk, was 't op school in zulke dagen De voorbereiding van 't feestje pikte iedereen aan Op de zanguren klonken er Sinterklaasliederen. (Eenheid in den volkszang wai 't parooll) Geheimzinnige uitverkiezingen hadden er plaats uit de middelklassen van kleine gewikste kereltje», die opgenomen werden in de samen zwering, waarvoor de eerste voorwaarde was: zwijgen, zwijgen als 't graf over alles wat je in 't speellokaal hoort en ziet. Komiek was 't hoe sommigen daarvan hun gewicht voelden ze droegen hun geheim of ze een baard gekregen hadden. ' En verklappen deden ze niets, maar ze gaven toch soms het heele geheim prijs of op een uitdagend minachtende zet van een makker omtrent de waarde ervan of op een- gemoedelijk vertrouwelijke speech van een nieuwsgierige, die sloot met een innig: Kom Keisie, seg 't nou, ik zei toch me mond wel houen, hè?" O die heerlijke geheimzinnigheden! Die blikken van verstandhouding van wy-weten't wei-samen, die de uitverkoren me dewerkers je soms konden toewerpen l De spanning vermeerderde tegen St. Nikolaas met den dag! Eindelijk was dan de avond daar... De kinderen kwamen 't speellokaal binnen... dat herschapen was ineen tooneelzaal l O!!" En dan... ik zie 't weer voor me, zooals ik 't zag toen ik 't versje schreef S t. Nico laas f eest op school. ST. NICOLAASFEE3T OP SCHOOL. In lange rijen zitten de kind'ren; Somm'ge met Zondagsche pakjens aan, Maar ook echoreme stakkers in poovereplunje, Kind'ren van d'armsten, die er bestaan l Maar hun oogen lachen na, zorgeloos! En ze zijn zich geen armoe bewust: De fee der Verbeelding heeft d'armlijke kleinen De bleeke wangetjes rood gekust I En ze zien als in levend prentenboek, Bij 't luist'ren naar 't wonderverhaal, Telkens de beelden der faablende stem, Op 't tooneeltje aan 't eind vau de zaal. Ze voelen de sfeer van het goede ooi zich En de raking van 't hoogere leven; Ze voelen, al zyn ze 't zich onbewust, Z'ch vel, door er zich aan te geven. En als ze eind'lyk St. Nicolaas zien, Barst los een kreet van uitbundig plezier; D'r is op de wereld geen lesd of verdriet, 't Is allemaal weelde hier! In lange rijen zitten de kind'ren Ze zingen bun lied'ren daav'rend! D'r is feest op school! D'r is feest op school l De armen zfln rijk van-a vond l Ja KIJK waren ze KIJK met 't een voudige verhaal maar dat met liefde, met toewijding werd verteld en dat werd geïllustreerd door levende beelden op een TOONEEL. Dat tooneel: 't was gemaakt van planken, die we gekregen hadden 't was gemaakt onder leiding van een der leden van 't per soneel, die, als Jan Hinnerk up de Lammerstraat, waarvan S ven Scholander zong in 't oude Hamburger lied,kon maken wat hèwil. Swyg man j timmer, jiimmer stilll De coulissen waren mét elkaar getim merd en door dien eenen geschilderd, neen maar! O, wat echt, wat echt!" riepen de kinOp, kabouters, 't wordt al nacht, 't Is nu tjjd van dwalen I Menschen zyn in slaap, en zacht Blinken manestralen! Hier ziet ge hoe vol angst en beven, De moeder vreest dat broer zijn leven Daar in den put had moeten latent Hoe zy hem riep, het mocht niet baten l deren toen 't scherm voor 't eerst opging. Ja 't WAS echt! 't Verhaal speelde aan den rand van een bosch. Ach lezer,... 't was maar een simpel verhaaltje met de elementen van alle kinderverhalen en sprookjes erin ... maar... verteld 's avonds in school ik weet niet of u daar de heer lijkheid van kunt voelen. Aan den zoom van een bosch dan stond een bosch wachtershuisje. Daar woonde de held van 't verhaal, Broer door zijn vader en moeder genoemd. Zijn grooter zusje was naar school, zyn kleiner dito lag nog in de wieg. Broer speelde alleen buiten. Daar ging 't gordijn open en de kinders zagen alles voor zich: 't bosch, de bei... 't buitje, kleine broer. Ook den grooten waterput, dicht bij 't huis waarvoor Vader zijn zoontje waarschuwde. U kunt, kunstzinnige lezer, een zwakke afbeelding van eenige der vertoonde tafereelen zien op de hierbij gereproduceerde kiekjes, maar u zult begrijpen nee maar, zoo echt" als 't was, daar heeft zoo'n photo geen hand water bij! Dan ging 't verhaal weer verder... en 't gordijn weer dicht. Broer heeft liefde voor dieren, redt een vogel van de kat en verbindt met moeder's hulp een aangeschoten haas l Ja h t was ook al een tendenzstuk dat vertoond werd. Zeker, zeker, de tendenz zat in veel hoekjes verscholen, dat doen de paedagoogjes meer, daar zijn zij paedagoogjes voor. Maar 't zat er nerge is dik op,... en 't was nergens opruiend integendeel er viel een beminnelijke zucht naar 't kweeken van christelijke en maatschappelijke deugden in waar te nemen, die zoo ongemerkt liet voelen wat er wel van een aardig flink kind verwacht wordt Doch van haer latic nu die tale" zou de Middned. dichter zeggen, van die tendenz n.l Ik vertel u liever in 't kort verder hoe broer, gedreven door zijn goedhartige behulpzaamheid, toch zijn vaders waarschu wing vergeet, en in den put valt toen hy voor oude Teuntje, een bedelvrouw, wat water wilde scheppen. Niemand was er bij toen 't gebeurde dan 't oude doove mensch, dat bovendien slecht zag.... Zy had gedacht dat broer in huis zou gegaan zyn om water voor haar te vragen Ze had noch den plons, noch den gil van den jongen gehoord ... noch zijn bui teling gezien Ook de Moeder had niets gehoord. Als die kort daarop buiten komt wordt broer vermist. Zij ylt naar den put maar... broer is nergens te vinden. Broer is weg... Groote droefenis in 't kleine huis Maar onder den grond wonen de kabouters en juist door den put loopt, natuurlijk boven den waterspiegel de weg... van die kleine mannetjes naar de oppervlakte der aarde. Fen paar van hen hebben den plomp ge hoord ... Zij redden Broer uit het water en brengen hem in de Kabouterwoning. 't Zou u te veel ophouden als ik u ver telde, wat Broer daar meemaakte. Hoe hij bewusteloos wordt binnengebracht op een kleine baar door vier kabouters gedragen ... Hoe hij ten slotte zelf, onder luide toe juiching der kleine toeschouwers, een kabouterpak aankrijgt, enz. enz. Ten slotte, terwijl de moeder voor den tweeden keer 's avonds bij 't ledige bedje van haar lieveling zit en niet gelooven kan dat hij voor altijd weg zal zy'n, terwyl zij moegeweend indut en droomt van haar kind en zij in dien droom omruischt wordt door 't slaapliedje, waarmee zij hem vroeger in slaap placht te zingen, schrikt zij vlotseling wakker ... en ... daar ligt broer weer, stilletjes teruggebracht door de kleine mannetjes En luide j ubelt het verborgen koortje van meisjesstemmen'. Weerom! weerom! Hè!... En is 't nou uit ?" . .. vroeg er dan dikwijls een van de kleinen. Ja nou was 't uit. Maar er kwam nog meer. Nu volgde een heerlijke traktatie in eenander lokaal. De kinderen konden eens opataan... er werd wat gezongen enz. en als allen verkwikt waren, dan ... kwam Sinterklaas zelf! in hoogst eigen persoon met zijn zwarten knecht! Werkelijk, op zoo'n feestavond was er op de wereld geen leed of verdriet, 't was allemaal weelde hier! Geen verdriet? Ja, toch wel! er waren wel kleine gewetens die klopten als de eerwaardige Sint verscheen, maar we had den in den regel nogal Sinterklazen, die veel geloof en goed vertrouwen toonden in de goede voornemens tot beterschap van kleine tekortschieters in geweldige school plichten. Zoo b.v. in die van kleine Piet Smeerpoes, die altijd zonder zakdoek kwam en dan maar de mouw van zyn hes ervoor substitueerde, doch nu onder tranen beter schap beloofde; of in die van Jantje Zeur, die eeuwig te laat kwam en dan stereotiep er een bakker of een klok voor aan de galg wilde helpen; of in het diep berouw van een ander, die volmaakte minachting voor een sponsedoos koesterde. Ten slotte: alle lof en blaam verklonk in vroolijk, dankbaar, dartel kindergezang, dat zoo ongedwongen uit het hart kwam, dat de spinnen uit de hoeken kwamen om te luisteren. Daarna volgde nog een keer chocolade en dan met een groote speculaaspop en wat suikergoed naar huis. Lezers, wat dunkt u van zoo'n feestje? Zoo werden er vele gevierd op school 91. En zoo werden en worden er met allerlei variaties op de meeste vroegere z.g.n Ie klas scholen in Amsterdam gevierd. Is 't niet iets heerlijks juist voor de kinderen die thuis dikwijls zoo weinig hebben? Ik geloof dat de herinnering aan zoo'u feestje een weldaad is voor 't heele leven van 't kind. 't Blijft hem bij. 't Is my meer dan eens gebeurd, dat na jaren de kinderen 't kabou ter mar sch j e, dat in 't verhaal voorkomt, nog zongen en steeds weer genoten by de herinnering aan dien eenen avond. Eu laatst nog zei een meisje dat al lang van school af is: He, mijnheer, wat heerly'k was dat toen toch; weet u 't nog van dat Sinterklaasfeestje! Gebeurt dat nu nog op school ?" Ze zou lust hebben nog eens te komen kyken geloof ik, ofschoon ze al een vrijer heeft. Ik heb 't bovenstaande geschreven op verzoek van de Eedactie van 't Weekblad. Gaarne wil ik met haar samenwerken u op te wekken om, wanneer uw geldelijke bijdragen gevraagd worden voor 't Sinter klaas-feest op de scholen voor gewoon lager onderwijs, u eens even in te denken wat zoo'n feest voor die kinderen is. Ik houd mij overtuigd dat gy daarna niet verzuimen zult uw bijdrage groot of klein te zenden aan het adres: Mej. LUYKX, LeidschegracU 58. Dat zij zoo! A'dam, 7 Nov. '10. G. C. YAX 'T HOOG, Ex-hoofd van School 91.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl