De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 4 december pagina 2

4 december 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nö, 1745 deel *an het werk in het*Leiischelaboratozinm. Aan ieder, die het werk van dit laboratorium nagaat, zal het ia hetooe rallen, dat da denkbeelden van Van der Waals er steeds beschouwd zijn als eentooverstaf om experimenteel werk te wekken, en dat het oryogeen laboratorium zich onder den invloed van zijne theorieën heeft ontwikkeld. Met voorliefde be schouw ik die toepassingen als eene hulde aan den ontwerper der theorie door daden gebracht, e a in de beschrijving der bij de Leidsohe onderzoekingen verkregen uit komsten, hoe zakelijk ook, moet duidelijk te lezen zijn, dat die hulde komt uit het hart. Met de innige hoop, dat het onzen Yan der Waals nog lang gegeven moge zijn aan de verdere voltooiing van zijne theorieën in volle kracht te arbeiden, wenschen wij hem bij den tocht naar Stockholm, waar hem 10 December de Nobelprijs zal worden uitgereikt, een goeds reis en behouden thuiskomst toe. H. KAMERLÏNGH ONNES. Eet hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie. (Dit stuk is niet bepaald voor hen, die iets met Posterijen en Telegrafie te maken hebben, het is voor heel het Nederlandsehe volk). Dat we nog geen Drcyfaszaak hebben, dit komt omdat we geen Duivelseiland hebben." (2de Kamerrede T ai Mr. Marchand). Ia deze dagen zijn de oo?en van het beele land opengegaan voor de gevaren, waarmee een zoogenaamd hooghouden van het gezag, een hooghouden nl. a tort et a travers, de samenleving bedreigt en zoo is het misschien het psychologische oogenWik om voor een ander misbruik van gezag te waarschuwen, dat vandaag of morgen, door het een of ander treffend geval als de Papendrechtsche strafzaak, evenzeer de algemeene aandacht op zich zal vestigen. Ik ga hier eenige interes sante bi zonder heden meedeelen over de toest«den bij Posterijen en Telegrafie, btzonderhed'en over den rechtstoestand, vsatar'm verseheiden duizenden menschen in ons land verkeer en. Dit deze mensehen in heel bun openbaar en tengevolge daarvan voor een groot deel in hun bizonder leren, bij de berechting van al bus belangen, zonder eenig geschreven recht (en, zooals we straks zullen zien, zocd^r eenig hooger beroep) zij n o ver ge leverd aan een paar hoofdambtenaran : het hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafij is bekend, zij hebben immers geen geregelde rechtspositie. Tot welke toestanden echter zulk een middeleauwsehe gezagsverhouding leidt een enke!e maal lekt daar wel eens iets van Bit (men zie de hoofdartikelen in de Telegraaf van 4, 5, 8 en 11 Sept. 1908) maar in het volle licht getrokken is het, begrijpelijk, nog niet. Er hesrscht hier maar n wet, met n artikel: htt gezag hooghouden. Dat is een ijzeren tra ditie geworden. Het zou niet anders kunnen; het is het stelsel, een stelsel, dat als het gemakkelijkste, misschien het eenige mogelijke, ontstaan is, toen een paar hoofdambtenaren, bij gebreke van een administratieve rechtspraak, een voorloopigen rechtstoestand te creëeren hadden. Een ambtenaar, die verschil met zijn meerdere heeft, heeft ongelijk. Een jong ambtenaartje, die met een beetje onafhankelijken aard of een wat sterk rechtsgevoel bij het vak komt, raakt al spoedig in 't gedrang, tot het stelsel hem koest gekregen heeft en meteen misschien het beste, wat er in zoo'n jongen zat, heeft doodgedrukt. Natuurlijk gebeurt het ook wel eens, dat een inferieur, in het een of ander al te sterk sprekend geval, gelijk krijgt, ten minste geen onge lijk rechtstreeks gelijk krijgt hij nooit; we zullen straks zien hoe dat gaat maar dan is, van af dat oogenblik, die iiiiiiliiiiinlllliiiiiHHiiHiMimimiMimiiiniiMMiiimiiHiiiMimlHiMiiiii HST nsr DOOK A. MOE E SC O. I. En hoe gaat het nu, juffrouw? Bent u al wat sterker geworden?" vroeg Frederik, met een weemoedig meêwarigen blik naar het bleeke, versmalde meiejesgezichtje naast hem. O ja zeker," zei Anna, dat is te zeggen, ik weet natuurlek niet of ik wel sterker bén . . . Maar ik voel mg veel opgewekter en ik kan ook al langer wandalen dan in het begin." De lunch was geëindigd. Bijna alle patiënten waren reeds opgestaan om, naarmate het voorschrift van den sanatorium-dokter luidde, te gaan rusten, of zich te kleeden voor de middag- wandeling. Maar Frederik en Inna waren, als gewoon lijk, nog even blijven zitten napraten. Dit gebeurde zoo eiken morgen, onwil lekeurig. Züzaten bjj eiken maaltijd naast elkander. Zoolang de anderen erbij waren, nevelde een onbewuste schroom tusschen hen. Kaar zoodra de zaal leeg was geworden, kwam het spontaan bij beiden op hetzelfde oogenblik de behoefte om nog wat tot tot elkaar te zeggen, al was dit dan ook b^jna nooit iets anders dan een. van de banale opmerkingen, die men ala sanatorium patiënten met elkaar pleegt te wisselen. Frederik bleef een oogenblik peinzend kijken naar Anna'ïtengere figuurtje; het scheen hem toe, dat zij alweer magerder man gesignaleerd als een lastig mensch. Laat het hem niet overkomen, al is het jaren later, nog eens tegenover een meer dere zijn recht te willen hebben zrjn dossier wijst het nit: hij is die lastige man, die toen en toen ook al de heele boel op stelten gezet heeft." We hebben toch uw dossier," woidt iemand als iets verpletterende toegevoegd, of over hem sprekend: U zoudt zijn dossier eens moeten inzien." Het minste, wat gebeurt, brengt een berg van paperassen m zoo'n dossier: rapport van die, advies van die, geheime inlichtingen, persoonlijke oordeelen, vermoedens. Een studie van dagen is wellicht noodig om alles na te gaan; men neemt den schijn aan alsof er moorden en doodslagen uit zouden komen wie het positieve eruit op zou delven, houdt wellicht enkele onbenulligheden over. Het kan zijn, dat de openbare conduitestaten van dezen zelfden man, van den eersten tot den laatstee, onbe rispelijk zijn zij leggen in geen enkel opzicht gewicht in de schaal. Da Kamer heefc deze conduitestaten gewild, maar ze behooren in het stelsel niet. Men steekt dit niet onder stoelen of banken." Die conduitestaten kunnen me niet schelen," zei mij een der hoogste hoofdambtenaren, ze kunnen mijnentwege morgen afge schaft worden. Wij hebban onze eigen inlichtingen." Men meene niet, dat alleen de lagere ambtenaren van dit stelsel de dupe zijn, ieder heeft weer zijn superieuren boven zich en loopt mee ia 't gareel. Hij kan, als dat zijn aard is, trappen naar onderen, maar hij moat vriendelijk kijken raar boven. Alleen, het spreekt vau zelf, hoe hooger men komt, des te lichter wordt de druk. Er zijn maar weinig ambtenaren in den actieven dienst, die niet om het een of ander een verbittering met zich meedragen, wier leven niet eens een tijd bedorven is geweest, die niet hun botsing met het Hoofdbestuur hadden bijna altijd, als men er met een wat intiemer wordt, hoort men het ein of ander verhaal: ik ben ook nog; eens geschorst geweest, gepisseerd met een tractemeutsverhooging;, een directie maar langzamerhand wordt men ouder, wordt 't uitzicht ruimer, tot men vijf-en-zestig is en er uitgaat. (Ik wil niet zeggen, dat al die klachtea altijd rechtvaardig zij D, maar dat deze nvnschen nergens hun waar of vermeend recht konden zoeken, dat er geen wet of regel is, dat het hun overkomt als van een duistere micht <iaar zit de ver bittering, daar zit de fout). Een duistere macht. Niet alleen bij wat iemand overkomt in eens van boven af, van het Hoofdbestuur het heele stelsel brengt dit gebrek aan licht en lucht mee. Een superieur maakt rap port ik spreek hier nu niet van. ge heime rapporten en da ambtenaar krijgt dat rapport om zich te verdedigen; tot zoover is alles goed. Maar dia supe rieur heefc geregelden toegang, pleegt overleg met den n rang hoo?er ge plaatsten chef (die het rapport met zijn advies doorzendt en in de meeste ge vallen aldus de bsslissing geefc) en kan daar babbelen, zooveel hij wil. Voor den ondergeschikte, die zich tot dien hoogeren chef zou wenden, is dat een heele stap, want hij slaat een sport op den hi rarchischen ladder over, zijn bezoek is officieel. Waarom zou hij trouwens gaan, hij heeft zich verdedigd, wat daar later om heen gepraat is, weet hij niet. Van het oogenblik af, dat aet iacideatbagint, slaat hij in 't duister en blijft daarin, tot hij ia 't ongelijk gesteld is en in 't openbaar zijn straf krijgt. Want KOU hij eens in 't gelijk gesteld worden, dan blijft hij feitelijk nog in 't duister; de meerdere krijgt zij n reprimande geheim". En laat hij blij zijn, als ook overigens de zaak niet te veel in 't licht gekomen is, want dan is zijn verplaatsing zeker, ter wille van 't gezag van den ander. Dat wil zeggen, de man wordt uit zijn kring, uit het leventje, dat hij zich gedurende jaren opgebouwd heeft, naar de een of andere negerij misschien gestuurd, die IIIIIIIIIHIIIHIIIIMIIIIIIIHIItllllllMIIMIIIlllUIMMIIIMIIIlllllllllMtlllllllllll geworden was. Maar tegelijk met deze be vinding, schemerde er, heel eren, een zwakke sensatie ?an verwondering in hem op; ver wondering om het gevoel van smart, dat zjjn bevinding hem had gegeven. Waarom stel ik toeh zooveel belang in haar?" dacht hij. Hij begreep het niet. Hjj vonl haar niet mooi en niet geestig. En hij zag in haar geen van de andere uiterlijke eigenschappen, die, naar hij meende een vrouw moeit be zitten om haar aantrekkelijk te maken. De eenige oorzaak van hun betrekkelijk vertrouwelyken omgang lag dan ook dit wiat hij in de omstandigheid, dat zij landgenooten waren en beiden in Amsterdam woonden. Het was niet meer dan natuurlijk, dat zij elkander zochten te midden van Ait internationale sanatorium-gezelschap. Hoe kwam het dan, dat haar bleek vermagerd gezichtje hem op eens zoo smartelijk trof? Wat zjjn uw plannen voor vandaag, meneer van Maanen?" Haar woordklanken vielen plotseling als koele regendroppels door de zwoele atmospheer van zijn denken. M(jn plannen 1... Ik kry g vandaag waar schijnlijk bezoek. Een goed vriend van me en zijn zuster reizen hier in de buurt. En nu zouden zij een paar dagen hier komen om met mij samen te zyn. Dan gaan zij weer verder. Maar ze komen over een paar dagen terug. Het plan was eigenlijk, dat ik dan met hen mee naar Holland zou gaan. Maar daar valt natuurlijk nog niets met zekerheid van te zeggen... Het hangt heelemaal van den dokter af. Als die zegt, dat ik nog wat biijven moet, dan doe ik het ook. Maar gisteren zei hij, dat ik zoo goed ais genezen was. Ik denk dua wel, dat ik zal kunnen mee gaan. .." toevallig opea is. Verplaatsen nl. behoeft geen straf te zijn, iemands tractement blijft er hetzelfde door, hij weet nn een maal, dat hij disponibel is. Zie hier overigens een staaltje, waaruit, het stelsel eenmaal gegeven, duidelijk wordt, hoe er, zelfs bij den besten wil, niet aan te-ontkomen ia. Een ambtenaar had zich te beklagen o ver zij n Directeur, die hem graag van zijn kantoor ver plaatst zag en daarvoor allerlei minne middeltjes gebruikte; de man was voor dergelijke streken bekend en had er een bijnaam aan te danken. De amb tenaar, die eindelijk de hand had kun nen leggen op een van die streken, ging naar zijn Inspecteur, een welwillend marj, en vroeg om raad. Mijnheer," zei deze, u blijft zoo gaarne in X, ik zou u raden, laat die zaakloopen. Misschien is u heelemaal in uw recht, maar als er herrie komt, moet n van u beiden er uit en u begrijpt toch wel, dat ze een ouden directeur niet zoo gauw verplaatsan, 't zou een mooie boel worden." (Dit was inderdaad een goede raad, dien elk ander Inspecteur, als hij den klager wel gezind was, ook had gegeven zie hier ook de reden, waarom ik het geval ver tel). Mijn ambtenaar echter was nog niet voldaan en wendde zich tot een der hoof Jbestuurders, een zeer welwillend man. Mijnheer," zei deze, dit is geen feit, al kunt u bet bewijzen, gewichtig genoeg om een directeur te verplaatsen, ik zou u raden, als u ia X wilt blijven, laat die zaak loopen, enz." Ja, mijnheer," zei da ander, dit heb ik al begrepen, maar zoudt u hem daa ten minste niet eens een reprimande kunnen geven, opdat ik in het vervolg...." Mijnheer," ant woordde de ander ongeveer, om dat te kunnen doen, zou ik bewijzen moeten hebben, om bewijzen te krijgen, zou ik de zaak officieel moeten onderzoeken, maar als u dan gelijk kreeft, dan zou ik u moeten verplaatsen, want waar zou anders het gezag van uw directeur blij ven? Ei als u ongelijk kreegt, dan zou ik u, op zijn allerminst, verplaatsen, wegens oarecacm;ttig optreien tjgen uw directeur." Men. ga eens na, welke ervaringen zouden zijn opgedaan door een joag en infdrieur ambtenaar, die, in het volle vertrouwen op de rechtvaardigheid van zijn z*ak, direkt in zee gestoken zou zijn, die iaën niet eerst op deze wijze achter de schermen had laten kijken. Ziehier een aader staaltje dan. Een ambtenaar was door zijn chef beschuldigd van een ernstig vergrijp; hij had twee getuigen, die bij het feit tegenwoordig geweest waran en de beschuldiging;absoluut valsch noemden. De zaak was bekend geworden en raakte dus het gezag van den chef. De Directeur-Generaal zelf gelastte een onder zoek ; een hoofdinspecteur met een inspec teur fcwamen over en boorden de getuigen. Zij hoorden ze in tegenicoordigheid van den betrokken chef, die ook hun chef icas, buiten de tegenwoordigheid van den be klaagden ambtenaar, aan wien daarop door den hoofdinspecteur werd mede gedeeld, dat het getuigenis, waarop bij zich beroepen had, niet was afgelegd. Hevig ontroerd ging de man naar een der getuigen en vroeg hem: Waarom heb je de waarheid niet gezegd?" Ik had het willen doan", antwoordde de ander, maar ik heb er de gelegenheid niet toe gekregen. Er is aldoor om heen gevraagd en ik mocht alleen antwoorden op de vragen." Daarop giug de ambtenaar naar den Hoofdinspecteur het onder zoek was nog niet afgeloopen vertelde hem zijn gesprek en vroeg hem de ge tuigen alsnog te hooren, desnoods in tegenwoordigheid van den chef, maar óók ia de zijne. Aan dit verzoek u'erd niet voldaan en de man werd voor een strafverplaatsing voorgesteld. Op den hoogsten top van deze gezags stellage nu, troont het Hoofdbestuur en heerscht met onbeperkte macht. Het beeft alle machtsmiddelen, waartegenover de ambtenaar geen enkel verdedigingsmiddel stellen kan. Zijn plichten zij u omschreven: imiMiuiiimiiiiiiiiiMHimiMiiimi Wat heerlijk moet dat voor u zijn, meneer van Maanen ..." Ze zei het uit volle borst, met een klank van innige blijheid in haar stem. Maar hen «af haar uitroep eea pijnlijker schok ?an zelfverwijt. Wat was hij ongevoelig en ruw geweest, om tegeno7er dit arma zieke meisje als het ware te koop te loopen met zijn eigen pas herkregen gezondheid! Wat moest het haar zeer hebben gedaan, dat hij zoo onnadenkend en hard de klove had opangedekt, die er lag tusschen haar zwakheid en zijn eigan groeiende kracht! Miar zij oemerkte niets van hetgeen er in hem omging. Z'j schreef zijn peinzend zwij gen aan iets anders tos. Ea met den onbewusten drang in haar binnenste om hern altijd deelgenoot te maken van hare opkomende gedaahten, bracht zij naar onderstelling onmiddellyk in woorden. Misschien ziet u er wel een beetje tegen op, om weer terug te gaan naar Amsterdam, die saaie, duffe vervelende stad .. . Het is hier zod'n machtige barg-mituur ..." O, wat diit betreft, juflrouw," antwoordde hy «nel, bly dat hij op een ander onderwerp kon overgaan, wat dat betreft, zal het nog wel schikken. Ik vind het leven in zoo'n sanatorium allerakeligst,.. Niet zoozeer om de menschea of om de leefwijze, die je er moet volgen, als wel om het milieu. Je kamer is van te voren de kamer geweest van wie weet hoeveel acdare, vreemde menschen. En als je weg bent, zullen er weer anderen komen. In zoo'n kamer kun je je nooit thuis voelen. Je woont er niet in... Je bent er raaar op visite. En in de conversatiezaal ben je eerst recht op visite. Je denkt den heelen tijd aan je eigen huis, waar je beat opgegroeid en waar de ding«n, de meubelen in de kamera en de booman in den tuia, een stuk vau je de ambtenaar behoort... de ambtenaar heeft te doen of te laten zij n rechten: men kan den ambtenaai, onder die of die omstandigheden, verhoogen, ver goeding geven, enz. Als hij verplaatst wordt, dan zijn de gevallen omschreven, waarin hij geen vergoeding krrjgt: strafyerplaatsing, verplaatsing op verzoek... in de overige gevallen kan den ambtenaar vergoeding worden toegestaan, d. w. z. restitutie worden gegeven van het geld, dit hij, renteloos, aan het rijk voorge schoten heeft. (Zie Kon. Besluit van 23 Oct. 1908 no. 46). Men zal vragen: krijgt hij het dan wel eens niet? Het antwoord is: Het Hoofdbestuur kan naar goed dunken een verplaatsing beschouwen als strafverplaatsing of niet. Dit behoeft den man niet eens officieel medegedeeld te worden, zoodat bij een omschrijving van zijn schuld zou kunnen vragen; hij krijgt, als antwoord op het indienen van zijn verhuiskosten, een brief, waarvan de geijkte vorm luidt: dat da redenen, die tot deze verplaatsing geleid hebben, een vergoeding in den weg staan". Nu is het begrip: schuld, in den dienst nergens omschreven (zoomin als het begrip: bewijs, zoo als ik hierboven heb laten zien) dat hangt van het inzicht van een hoofd ambtenaar af (indertijd werd door een vroom hoofdambtenaar een postcommies zoowat om de maand verplaatst, omdat hij ia vrij huwelijk leefde. Dit was niet een obscure liaison, 't was met een vrouw van zijn eigen stand, maar die niet, of nói niet, gescheiden was; de commies zelf was ongehuwd. Zij ging natuurlijk met hem mee en zoodra ze hun woning ingericht hadden, werden ze weer ver plaatst ; op 't laatit huurden ze waar schijnlijk per maaud, zonder opzeggen. Een liberaal minister maakte aan dezen strijd tusschen de liefde en een hoofd ambtenaar een eind.) Dit is het ergste, dat door het verplaatsen, hetwelk aan geen enkelen regel onderworpen ia, door passeeren voor benoemingen, waarbij, zelfs voor gewone plattelandskantoren, geheel afgezien van dienstvervulling of cpaduitestatea, het Hoofdbestuur naar eigen inzicht handelen kin (?hij had de maat niet" is de ouder ambtenaren ge bruikelijke uitdrukking) men de macht heefc een ambtenaar, zouder dat er ooit een beschuldiging tegen hèm behoeft te zijn bewezen,zóó tt donderen", of zich op hem voor een al te vrij optreden, een in hooger beroep gaan, of wat ook, te wreken, tot hij geen leven mjer heeft. Men zal zeggen: hoofdambtenaren behoeven toch niet per se slechte menschen te zijn? Ik vraag: een hoofdambtenaar is toch niet per se een goed mensch? Esn nobel en sterk, vooral een sterk man, als Direc teur-Generaal, kan ongetwijfeld veel goed maken, als daarentegen dit onbeperkt gezag niet meer in n hand is, hoe treurig ziet het er dan voor de ambte naren uit! Maar ten slotte is het de inrichting zelf, deze macht in den staat, naast de geordende en wettige machten, deze macht, die over den ambtenaar zonder beroep heerscht, dit despotisme, dat, welke menschen het gezag ook dragen, zijn eigen verderfelijke sfeer meebrengt: angst, kruiperigheid en ver bittering aan den eeaen, geestelijke top zwaarheid aan den anderen kant. Ik zei daar: zonder beroep. Drie wegen schijnen den verongelijkten ambtenaar opea te staan, maar het is niet meer dan schijn. Hij kan de-instelling vragen van een commissie van onderzoek en advies en de Directeur- Generaal kan hem (alweer kan. Zie beschikking 20 Febr. 1905 No. 3438, art. 2) dit verzoek toe staan. Als 't hem wordt toegestaan, dan volgt een paskwil op wat men een be hoorlijken rechtsgang zou kunnen noemen. Man lette op. De man is niet tevree met een maatregel, door het hoofdbestuur tegen hem genomen, een gezagskwestie dus. Nu wordt het gezag in deze com missie vertegenwoordigd door twee leden, door het hoofdbestuur te benoemen; ge woonlijk zij a dat een hoofdinspecteur en een inspacteur, de hoofdinspecteur is leven uitmaken... En waar alles gsmakkelijk is en ruim en wijd ..." U wjout immers nog bij uw ouders l" vroeg zij. Ta," antwoordde hij ietwat verwonderd. Ea w&dr woont u in Amsterdam?" Op da Keizersgracht bij de Laidachestraat." Er was weer zwijgan tusschen hen beiden. Hij, na de even-verwondering bij haar eerste vraag, liai zich verdiept in herinneringen aan zijn huia. Ku ook zij dacht aan het groote huis op de Keizersgracht, waar hij woonde met zijn ouders. Zij wist nu, wat zij al zoo lang had meenen op te merken uit heel zyn maniervan- ijn: dat hij eea gelukkige was, een verwend en vertroeteld zoontje van rijke menschen. Zy keek naar hem, met, in haar binnenste, een vreemd verward geyoel, waarvan alleen de gecompliceerdheid vagelijk in haar denken kwam. Er fluisterde een stem in haar, dat z| zich voor het oogenbiik niet moest verdiepan in de ontleding van dat gevoel. Zij moest zich nu maar laten gaan op de be koring van Frederiks dichte nabijheid. Ja", zei rederik eensklaps, eu het klonk als het besluit op een lange reeks van ge peinzen: Ik zal toch. wel blij zijn, als ik weer rustig in mijn eigen huis zit." Hij stond op. Ik ga nog een uurtje lezen op mijn kamer" vervolgde hij. Maar... wat ik zeggen wou... juffrouw Brakeia... als de luidjes vanmiddag komen, zou U er dan iets tegen hebben, dat ik U aan hen voorstel en dat we dan met ons vieren ean wandeling doen?". Ken enkele saconde wachtte zij met haar antwoord. Weer was er dat gecompliceerde gevoel in haar. Nu echter was het intenser en met een duidelijk accent van angat. voorzitter, want het hoofdbestuur benoemt den voorzitter. De man zelf kiest twee leden, een van zijn eigen rang, maar de ander moet hooger in rang zijn dan hij. Hoe komt men aan e»n vijfde lid ? Wei, dat kiest, liberaal genoeg! de ambtenaar eveneens, maar uit een drietal, hem door het hoofdbestuur opgegeven. Men denke zich hier eens in. De man ageert tegen een maatregel van het hoofdbestuur, de voorzitter van zijn rechtbank, lid van het hoofdbestuur, is dus tegelijkertijd partij in de zaak. Gewoonlijk, zeg ik, is het een hoofdinspecteur, en dan van zrjn eigen dienstvak, die dus zelf den maatregel tegen den ambtenaar voorgesteld heeft. De andere leden van deze zonderlinge recht bank zijn ondergeschikten van dezen voorzitter, voor heel hun verdere positie, promotie enz. van hem afhankelijk. De getuigen hebben aan de eene zij een armen drommel, die alreeds met allebei zijn beenen in de misère staat, plus hun eerlijkheid, aan den anderen kant het gezag, waartegen hun getuigenis vóór den beklaagde ingaat. En nu loopt uit den aard der zaak zoo'n onderzoek veel minder dan in een gewone strafzaak over feiten, dan wel over appreciaties, indruk ken, opvattingen enz. Werd ooit die eer lijkheid op zwaarder proef gesteld? Welnu, het is gebeurd, dat een inferieur ambte naar, die in 't voordeel van den beklaagde getuigd had, een getuigenis dat tegen zijn chef inging, op zjjn vraag aan het slot: Mijnheer, ik hoop toch dat dat me geen kwaad zal doen?" van den voor zitter ten antwoord kreeg: Daar kan ik u geen antwoord op geven, u zult daar wel nader van hooren.''' Deze voorzitter staat bekend als een eerlijk en welwillend man en ik ben overtuigd, dat hij dat ook werkelijk is. Ter verklaring, zie de Papendrechtsche zaak of de Dreyfusaffaire. En nu boude men in 't oog, dat als iemand aan een dergelijke com missie toe is, het door de bank geen kleinigheid geldt. De buitenwereld merkt er niets van, er komen geen verslagen van in de courant, de man gaat de gevan genis niet in. Maar even groote en grootere belangen, worden in de stilte hier bedisseld een uitslag, die voor zijn heele leve-n den man een nekslag geven kan, hier voorbereid, als in zeer gerucht makende en de couranten vullende rechts zittingen. Maar, zal men zeggen, boven het Hoofdbestuur staat toch de Minister en we hebben toch ook nog onze Tweede Kamer. Inderdaad, er zijn nog twee wegen; waarvan de eerste naar den Minister gaat. Als men dezen, bij zijn gewichtige bezigheden, voor zulk een persoonlijke zaak gaat lastig vallen en ik zou het niemand aanraden, want dat gaat- tegen het Hoofdbestuur in, waarmee men nog zijn heele leven te doen heeft wat kan de Minister anders doen, dan den klager welwillend aanhooven en opheldering en advies vragen aan zijn hoofdambtenaren? Die geven dat, des noods heeft er ook mondeling overleg plaats. De klager zelf is vijftien minuten op audiëntie geweest of heeft zijn rekwest ingezonden. En wordt niet opgeroepen, om nóg eens gehoord te worden, over wat nader weer tegen hem ipgebracht is. Men begrijpt wat het uithaalt. Ea de tweede weg de Kamer? Men ga eens na de geschiedenis van al de verschillende klagers, die zich in de laatste jaren tot de Kamer gewend hebben. Wie heeft er wat gedaan gekregen ? Hoe zou het kunnen ? De Minister geeft inlichtingen en wat kan men dan verder. 't Gaat als bij de klacht aan den Minister rechtstreeks, die zijn inlichtingen ook weer van zijn hoofdambtenaren hebben moet. Aan weken kant j e't open maakt, het duve'tje komt uit het doosje. Een andere manier is, dat een Kamer lid zich persoonlijk voor de zaak interes seert. Hij wordt met een kluitje in het riet gestuurd, tenzij hij nog voor den gek gehouden wordt óók. Een ambtenaar moest binnen acht dagen verhuizen naar een negorij aan het andere eind van het iiimiMmmiiimmiiMiimiimiiimiilmiiiimiimiiimMiiiiiHiiiiinniiii Miar zij begreep, dat zij antwoorden moest en ze zei: O zeker, zeker, heel graag... Het zal me heel aangenaam zyc..." Tot straks dan juffrouw.. we vinden elkaar wel in de kleine salon". II. Anna vleide zich neder in de wyde crapeaud, die zij dicht had aangeschoven by den grooten haardkachel, waarin het hout rnur zacht knetterend brandde met een geel-rossige vlam. Het was het aangenaamste hoekje in het sanatorium, daar, in dat kleine vierkante salonnetje, niet groote openslaande ramen aan weerskanten en een tuindeur in het midden. De meubelen waren van donker mahonie, zwaar en toch smaakvol, solied en toch van een niet-opzichtige, moderae vormver fijning. Er waren zware gordijnen van zacht bronskleurig fluweel, eu er lag een dis bronskleurig tapijt, waarin de voetstappen geluidloos versmoorden. Een gemakkelijke sofa en een overvloed van crapauds en fauteuils deden gezellig en intiem, en brachten in de kamer een atmospheer van soezend droomleven. Het mocht eigenlijk niet in een sanatorium voor longzieken zoo'n salonnetje, vol met meubelstoffen en gordijnen, die stof opzamelen konden. Maar het was het eenige plekje in het heele gebouw, dat op daze wijze gemeubeld was, met die zacht-bekorende intieme weelde. En Anna herinnerde zich, wat de dokter haar van dit hoekje hal gezegd. Hij had het zoo laten inrichten opdat de patiè'aten er onder de bekoring van de rustige kalmte zouden komen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl