De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 4 december pagina 3

4 december 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1745 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. land, omdat hij omging; met roeialiaten: 't wei ia dw staknce$d en in de negor& waar hjj keea meet, waren die niet. Hij kreeg eeaii Yennpeden, klaagde zijn nood bij een vrq zinnig-democratisch kamerlid, want, let wel, de man was Biet eens soci list. Het kamerlid, thans seen lid meer, wendde zich tot het hoofd bestuur, waar hij van den hoofdambte naar, die de overplaatsing gelaat had, te hooren kreeg: Maar die mijnheer ver gist zi h heelemaal, wij hebben daar in X (naam van de negorij) een flink amb tenaar noodig en toen is ons oog op mijnheer Z. gevallen". Welken indruk kreegt u?'' vroeg de heer Z. aan het kamerlid, toen die hem het antwoord ?eedeelde, was het werkelijk gemeend?" Ja," antwoordde de ander, het werd net zooveel oprechtheid gezegd en zóó firekt, dat ik er niet aan twijfelen kan." Benige jaren later hoorde de heer Z. Ut den mond van denzelfden hoofdambtaaaar, zich bij de opsomming van andere grieven toevoegen: Wij hebben u torn ook nog naar X. moeten verplaatsen, otn~dat u zooveel met die socialisten omgingt." Er zijn evenwel een paar ministers geweest, de heeren Krans en Bevers, ave het ' oodig gevonden hebben hard handig in te grijpen, die de ingekomen klachten door de ambtenaren van hun Departement lieten onde z eken, de kla£r zoo noodig herhaaldelijk hooren, o"' n naar gewone rechtsbeginselen de caak te berechten. Dat ia een tijdperk van verwoeden strijd geweest. Wat zich toen al tusschen Departement en Ho fdt est uur heeft afgespeeld in een reeks r«n artikelen in De Telegraaf van ^, 5, 8 en U September 190J, artikelen door minister Bevers in de Kamer ter sprake geb acht t n die ik al meer hier aan haalde, heeft de schrijver, iemand, die zich bi zonder bezorgd maakte voor de positie van den administrateur bij het Hoof dbestuur, den heer De Bloeme, en die bljjkbaar.tot de bronnen toegang had een en ander hiervan geopenbaard. Uit d ze hevig op minister Krans vertoornde stukken, blijkt, dat de tnsschenkomst van .i^t.Departement in dien tijd irerschillënoe ménschen van f en finalen ondergang b eft gered. Zóó een postcommies (die in een 'ater ingezonden atuk door een cölega, die zegt de toe dracht dezer zaak in zijn geheel te heb bed bijgewoond'', genoemd wordt iemand om zijn werkkracht, plichtbesef en hu maniteit bekend") door het Hoofdbestuur Toor ontslag voo'gedragen na onder zoek der zaak vindt de Minister geen termen den man eenige straf op te leggen; het ontslag van een besteller door den Minister gecasseerd; het voorstel tot ontglvg van een Directeur, door den Minister finaal afgewezen zonder eenige straf op te leggen. Ik haal aan uit het stuk zelf hoevele van dergelijke gevallen er alleen in dien tijd geweest zijn, is mij onbekend, de schrijver geeft, zegt hij, enkele staaltjes". Ook kan ik natuurlijk niet uitmaken, wie gelijk had, het Hoofd bestuur of de Minister. Het feit is dat de Minister al deze menschen onschuldig vond en ze redde van den ondergang. Dit is het feit, dat deze zoo voor het Hoofd bestuur geporteerde schrijver in zij a bittere boosheid tegen minister Krans en diens secretaris-generaal daar zoo na velijk neer s tel r. Is er beter rechtvaardiging van dr mijn schrijven denkbaar? Hier zijn twee achtereenvolgende ministers, de een liberaal, de ander katholiek, die zich gedrongen gevoelen een dergelijken strijd met hun eigen h ofdambtenaren te voeren. Op Minister Beiers is echter Minister Regout gevolgd, man van het gezag", en op nieuw regeert het hoofdbestuur. Misschien heeft de Minister gelijk, is een verhouding tusechen hoofdbestuur en departement als onder de heeren Kraus en Bevers onhoudbaar men kan als leek daar zoo niet over oordeelen. Ik heb alleen willen aantoonen, dat de toestand 'zóó niet voort mag duren. Ik heb niemand aangevallen, ik geef niemand schuld. Ik heb eenige feiten moeten meedeelen iiiHniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiiHitii Het was niet alleen het lichaam, maar ook de ziel, die by wilde genezen, de arme hulpbehoevende ziel, die verkommerd was van bet verdriet om de verloren levens kracht. Anna staarde door de groote ramen naar het besneeuwde berglandschap. De dennenbogchen op de berghellingen waren stil, ver- j winterd in ragfijne besneeuwing. En overal was het pijnzende zwijgen van de rustende natuur. Het was haar of zy hier haar thuis ge vonden had, voorgoed. Hier was zij opgeleefd, na al de ellende van haar ziek-zyn in de moeilyke, bekrompen omstandigheden van haar dagelijkschen arbei i. En met schrik dacbt zy terug aan het kamertje in Amsterdam, in een trieste buitenwjjk, waar zy' woonde by' een onderwy'zerswednwe, die een pension hield. 's Morgens om half negen ging zij, door weer en wind, naar haar kantoor; zy was daar typiste en correspondente in drie talen." O, de saaie eentonigheid, de akelige leeg heid, de hopelooze triestheid van dat dagelijkfche kantoorbestaan! Zy voelde er zich verdrogen en versuffen in de weeheid van den eeuwigen sleurgang, in de verveling van haar bezigheden, die eiken dag terugkwamen, altyd op hetzelfde uur, in dezelfde volgorde, met dezelfde gewichtige onbeduidendheid. En als zy 'g avonds, meegewerkt, door de stra ten en op de grachten liep van de groote instelooze stad, dan voelde zy, hoe zij een vreemde was te midden van al die menec aen, die een levensdoel hadden en een thuie. Achter de verlichte ramen lied zy de gezelligheid en het intieme familie-leven; het leven in den huhely ken kring, bij elkaar ter illustratie. De feiten zijn naar waar heid meegedeeld, als ze vanwege bet Hoofdbestuur ontkend mochten worden, gal ik namen noemen en mijn stuk onderteekenen, om gelegenheid te geven tot een klacht wegen* beleediging. 1) Maar om die feiten is het niet te doen; ieder voelt, dat het ttelsel zelf, tot zulke feiten aanleiding geven moét. Da oorzaak is hier blootgelegd van een toestand, dien vele Kamerleden door allerlei klachten Tcenntn. Wat zal de Kamer nu in dezen doen ? Tegenover individuëele klachten staat ze machteloos, bij individuëele be moeiingen wordt ze voor den gek ge houden. Zal ze deze macht in een staat naast de gevestigde machte*, die zich aan haar toezicht ten eenenmale ont trekt, aldus blijven dulden ? Wat kan hier worden gedaan? Op de invoering eener volledige administra tieve rechtspraak kan niet gewacht; er dient een voorloopigen maatregel genomen te worden. Het lijkt mij dat de instel ling vaa een permanente commissie voor geschillen, samengesteld ongeveer op de wijze als in het ontwerp tot regeling van den rechtstoestand der gemeente ambtenaren te Amsterdam, samengesteld uit menschen buiten het vak of althans onafhankelijk van het Hoofdbestuur ge maakt, en aan wier uitspraken een bindend gezag zou moeten worden ge geven het bureaucratisch beest althans zijn ergste tanden uit zou breken. Het zou in deze duistere benauwde atmosfeer een venster openen op het recht. Laag moet weten, hoog moet voelen, dat er ten slotte recht te krijgen is, de weten schap hiervan alleen, zou al de toestanden veranderen. Het is maar een idee. Er zijn knappe menschen genoeg in de Kamer om hier raad te schaffen; de Minister zelf, man van orde en gezag, zal een geregelden en wetmatigen toe stand wenschen. X. Naschrift. De Standaard, wijzend op de onrust, onder het personeel van Posterijen en Telegraphie, blijkend uit de vele klachten bij de Kamerleden, maakt melding van een maatregel, die hierin zou bestaan, dat het technische, het administratieve gedeelte en het per soneel elk onder een, eigen hoofd zouden komen. Dit 'is een heel mooi plan voor eerzuchtige hoofdambtenaren zelf. Het personeel echter heeft geen mutaties binnen het bestaande stelsel, het heeft iets heel nieuws noodig: een behoorlijke rechtsordening, van buitenaf hier inge bracht, om het stelsel zelf te wijzigen. 1) Hiervan is uit den aard der zaak het geval van den telkens verplaatsten postcommies uitgezorderd, dat ik trouwens ook niet van den betrokkene zelf he*>. HIIMIIHIIHIHtllllimmilllllltHIIIIIHHIIIMIMIIIIIIMtHIIIII BICIIARD WAGXER, Het Rijngoud. Metriecoe bewerking van Willem Kloos. Plattn v»n Arthur Rackbam. Van Holkema en Warendorf, Amstd. 1911. Dit boek is in de eerste plaats illustratie, illustratie van den Engelgchmsn Rackham. Ons Hollanders navrwant, ia de Engelscha geeat ons lojh een vre< inde! Deze geest ia iets, dat wg zeker beter doorvoalen dan de lieden van bijv. het Littjneche IBP, maar watr wy' toch buiten en soms tegenover staan. Backbam i on nergens uit stammen dan uit het rnlk met zijn gedistingeerde, ietwat drooge gratie, de Eogelactten : bewonderaars en beotf^naara van de zeer verzorgde uiter lijkheid. Gelijk het een lust voor de oogen is in Londen een fetërie op een weelderige scène zich te zien afwikkelen, en een lust voor de oogen de magere en slanke beau monde dier rijke wereldstad in de pauzes te zien paradeeren, zoo ia het een fijne vreugde met een van hun meest eigene teekenaars, als dezen Rackham, die nu Wagner illustreerde, kennis te maken. Ik zal geen critiek op Rheingold van den en voor elkaar, waar men op elkander steunde, en waar men uit elkander's omgang kracht putten kon voor den da^elykschen levens strijd daarbuiten. Zjj stond buiten dat leren, zij, die al zoo vroeg haar ouders verloren had en opgevoed was door een ouie nicht, in de eenzaamheid van een Zuid-Hollandsch dorp. Zij had geen vriendinnen en geen vrienden; zy had slechts kennissen van hel kantoor, die haar niet aantrokken in hunalledaagschheid van s'.eurmensehen Zoo was haar leven versomberd in een wanhopige verlatenheid, in een voortdurend smachten naar kleur en naar licht; als eer. bloem, wier blaren in een donkeren kelder verbleekt zijn. Zij waa weggekwijnd door heimwee naar een doel, waarvoor zij leven, waaraan zij zich heelemaal geven kon, En zoo had, langzaam en ongemerkt, de ziekte haar beslopen. Toen zij er zich voor het eerst van bewust werd, was het een oogenb.ik van donkere vertwyfeling voor haai geweest. De gedachte aan een spoedigen dood had door haar heen gesidderd als iets onpeilbaar afgryselyks. Jong te moeten sterven, nu zy het leven, met zooveel kracht mei da kracht der feljagende koorts door zich heen voelde bruisen, dat was iets, waar haar gedachten tei?en aanbotsten als tegen een muur van graniet; het wae niet te omvatten met haar arm, klein-menechelyk begrip. Men had haar aangeraden naar een sana torium te gaan in de bergen indien zij er tenminste het geld voor had. Maar als zij geen geld had, dan hinderde het toch ook niet veel, want je kan ook in Dnitfchen dichter, noch op Bheiugold van den Duitschen componist geven en Klooa' metrische bewerking, die my correct schijnt, een enkel maal schoon, maar vaak wel stroever, dan de lenige Wellgunde en Woglinde zyn in het vloeiende Rijnwater buiten uitvoerige bespreking laten. Het gedicht bleef een gedicht en het werd prettig leesbaar gedrukt. Maar het werd uitne mend geïllustreerd. Zoo fijn van uitvoering zyn de p aatjes van Rackba-n, dat men het procédévan den kleurendruk met moeite onderkent. Steeds betreurt men bij uitgaven als deze dit kan nooit genoeg worden herhaald de disharmonie tusschen de volmaking van een Rackham (om niet te spreken van Wagner en Kloos) en de onvolmaakte wijze van uit gave. De roode r and lijnen op de pagina's van dit Wagner-boek kan men nu wel niet leelyk noemen of stuitend, als al te dikwyls wél kan by z«lke moderne" uitgaven, die onder den invloed der moderne, liefst Duiteche kwalijk begrepen eenvoudigheid, worden opgesierd, maar mooier, fijner, meer in de lyn van Backbam zelf kon de kleur gekozen zyn. Meer Rackham en Wagner waardig kon de wel paasabele maar geenszins mooie band wezen. By' een uitgave wordt vaak te weinig bedacht, dat een boek als kunstwerk een eenheid is, niet straffeloos «amen te stelle*" door niet-vakkundigec, hier: niet-knostenaars. Zeg het en men zal u antwoorden : dan moet g» het duurder betalen. Ik geloof het met. En al nam ik het aan, in die overweging steekt geen argiment. Rackham toovert u overigens deze en dergely'ke gedachten we?. Hij is zeker zoet en droog daar zit mijn persoonlijk verzet in tegen de'.en uitstekenden teekenaar?maar hij is zoo zoet en zio droog... als gindsche lady, die in een bansom geztten met esn bleek-violette orchidee aan haar effen corsage, langs haar fijnen neus over bet proza der wereld heenziet. De lady is welgekleed. Zij is als haar groom, als haar appartementen, als haar innerlijk leven, in hare verscbyning een kostbaar en smaakvol arrangement: zoo is Rackhams kunst. Ds lady fchijnt zóó correct, zóó afgepast fchoon en uitnemend, dat ZP, een engel zijnde, soms van een ideale*' houten engel iets heeft: Rackhams teekeningeu hebben hetzelfde. De lady droomt op uiterst gepaete w ij se, en zei f j hie.in met Bnge'schen chie, van liefde en zoete overwin ning : het is wederom Rackham die zulke droomen in lijnen-dichtmaat zet, en die er als zeepbellen zyn veelkleurige fantasieën uit op-blaast, dat er de prenten liefelijk van vol zyn. Backham maakt van de n'mfen visschen en van de dwergen worteltakken: de natuur en de goden schijnen van dezelfde zeer materieele materie: zy wandelen als glazen spierwerelden op een wereld van keisteenen en vloeiend water. Zie de Rijnmeipjes, met de rosbarige Flosuhilde vooraan, naar Alberik neerschieten in de diepten des etrooms: heur lange haren slierten als ontzaggelijke rug vinnen tot ver achter bare wegbleekei de voeten haar na en laten een lichtend spoor van blauwige luchtbellen over, als een komeet zyn pluim van verre glanzen. Reckham teekent wolken als paravents: wolken teskent hij enkel om da lust van de lijnen ? of om u te zeggen dat sy vertoeft in een hemellandscbap van zijn onbeoor deelbare fantazie ? Hij teekent Freia bij den boom met jeugdgevende appels, zelve met haar teere lichaam als ware zij de bloeiende stam van dien boom des levens: welk een figuurtje, iijn als het porcelein waar menige brosse Engekche ziel van gemaakt schynr,.. VAN DEN EECKHOIT. Ideeën oyer Literatuur, LEO NIKOLAJBWITSJ ToLsxoi. (Vertaald door Frederik van Monsjou). Ik ben van meening, dat men ten eerste Biecht8 dan moet schrijven, wanneer de gedechte die mea uitdiukken wil zóó hard nekkig geworden is, dat men haar niet eerder kwy't kan worden vóór men haar, zoo goed het gaat, neergeschreven heeft. Alle andere beweegredenen echter, die der eerzucht en vooral de walgelijke pecuniaire, zelfs wanneer zij in samenhang staat met de hoofdbeweegreden, zyn de waarachtigheid en waardigheid van het geschrevene hinderlijk. Men moet daarvoor zeer op zijn hoede zijn. Wat in de tweede plaats bizonder veel voorkomt en waartegen, zooals het schijnt, juist de letterkundigen van onzen tgd dikwijls zondigen (de heele décadence baseert daarop), is de w ent c h om eigenaardig, origineel te zijn, de wensen den lezer te verbazen, te verbluffen. Dit is nog nadediger dan de bijkomende overwegingen waarvan ik hier boven gesproken heb. Dat sluit de eenvouje eigen huis wel beter worden, als je je maar goed voedde en soigneerda... IQ het eerst, tad zij, in de sloffe onverschüligaeid van haar wanhoop, al deze raadgevingen over zich heen la: en gaac. Wat kwam het er op aan, waiir zy stierf? Op haar trieste, eenzame kamer, of in een of ai der ziekenhuis? Een ziekenhuis, waar het niet zoo eenzaam was, maar waar het door de drukte en het menschenbeweeg nog veel triester en hopeloozer Bcheen, omdat dat alles de uiting waa van een menschelijke ellende, van heinde en verre verzameld ? Maar allengs was de wanhoop van haar geweken, uitgedoofd als een vuur, dat zich zelf had verteerd. Et was langzamerhand een begeerte in haar ontkiemd, om haar tegenwoordige om geving te ontvluchten: om, al was het dan maar voor korten tijd, iets anders te zien, dan haar sombere kamer, en haar vuns kantoor, en iets anders te hooren dan de dagelij ksche saaie gesprekken over haar eentonigen arbeid. En onder de koesterende warmte van deze begeerte, was, als een toere plant, de hoop op een mogelijk herstel ontkiemd, Ze hadden het haar zoo dikwijls gezegd en herhaald, dat haar ziekte best te genezen was, als men ze maar niet te lang had ver waarloosd. En had zij niet van een aantal gevallen gehoord die gunstig waren verloopen? Had zij niet gesproken met een jonge vrouw van haar eigen leeftijd, een nichtje van een collega op het kantoor, dat heelemaal beter was geworden en dat er nu stevig en flink uitzag? O, als zij maar den moed had om dóór te tasten, om heen te gaan, weg, ver weg, naar digheid uit. De eenvoudigheid echter is het onont Deerlijke beding van het schoone. Het eenvoudige en ongekunstelde behoeft niet goed te zyn. Het opgesmukte en gekunstelde kan echter niet goed zijn. Ten derde: de haast der schrijver». Zij is niet allen schadelijk, maar tevens een bewijs er voor, dat een echte drang, om een be paalde gedachte uit te drukken, niet voor handen if. Want indien een zoodanige drang voorhanden zon zyn, zou de schrijvende voor moeite noch tijd schroomen om zijn ge dachte tot volmaakte klaarheid en juistheid te brengen. Ten vierde: de wensch o in den smaak van de majoriteit van het lezend publiek tege moet te koman. Deze is bizonder nadeelig en vernietigt reeds by voorbaat de geheele beteekenii van hetgeen geschreven wordt. De beteekenis van elk letterkundig werk ligt immers uitsluitend daarin, dat het niet juist doctrinair is, gelijk een preek, doch dat het eerder de menschen iets nieuw» openbaart, iets wat hun onbekend was en meestal juist het tegenovergestelde is van wat by het groote publiek voor ontwijfelbaar gehouden wordt. EEN BIBLIOTHEEK OVER DEN NlAGAEA-VAL. Eene der eigenaardigste bibliotheken, die tegenwoordig in de oude of de nieuwe wereld bestaan is ongetwijfeld die van den heer P. A. Porter te Niagara-Falls in den Staat Ne w-York, en wel omdat zy haar ont staan dankt aan den Niagara waterval zelf. Vóór ongeveer 18 of 20 jaren maakte de heer Porter, door een geschenk daartoe ge bracht, een begin met de se verzameling, welke zich sedert tot een der grootste bibli otheken van bare soort in de Vereenigde Staten ontwikkeld heeft en, nadat zij on langs in het bezit is gekomen van een tot nog toe niet genoemden boekhandelaar te New York, nu waarscbynlyk binnenkort weder verspreid zal worden, wanneer ten minste de geheele collectie niec door een der amerikaansche boekenliefhebbers in zijn geaeel wordt aangekocht. Het eerste boek waarin van den Niagara-waterval gewag wordt gemaakt, is een klein werkje De» sauvages genaamd, van den Franschen reiziger Champlair, en in 1603 verschenen. In dit boekje, dat tegenwoordig meer dan zjjn gewicht aan goud waard is, wordt gesproken van een waterval tusschen twee groote meren, waar door de Indianen verplicht zijn hunne booten een eindweegs te dragen, omdat de stroom onderbroken wordt. Hetzelfde boekje bevat oofc een gedicht waarin over een waterval gesproken wordt, en waarmee waarschynlijk eveneens de Niagara bedoeld wordt. De tweede en derde gedrukte vermelding van den Niagara-waterval, bevinden zich ia de berichten der Jeznïten over het nieuwe land en wel in een tweetal brieven van 1649 en 1653. Ook op Champlain's kaart van 16S2 is da Niagara waterval aangegeven, maar zonder naam. De eerste kaart met dien naam, welke de heer Porter ontdekken kon, bevindt zich in een atlas, welke de parijsche kaartenuitgever Sanson in het jaar 1657 uitgaf, en waarin de naam is gespeld Ongar'a Sinlr." De eerste beschrijving van den waterval door een oog getuige bevindt zich in een in 1683 tePaiys verschenen werk van pater Hennepin ,,Description de la Louisiana," waarin hij voor't eerst met den tegenwoordigen naam Le gran sanlt deNiarara" wordt vermeld. De eerste gedrukte afbeelding van den waterval wordt aange troffen in Htnnepin's tweede, in 1697 in Utrecht verschenen boek Nouvelle d couverte d'nn tres grand pai9.!' Bebalve deze beide boeken is v»n Hennepin nog een derde bekend onder den titel Nouveau voyage d'un pais plus grand que l'Europe," in 1698 te Utrecht bij Errestus Voeknyl verschenen. Deze drie boeken werden m het begin der achttiende eeuw in allerlei vertalingen en uittreksels in verschillende europeesche lan den uitgegsven als de beste reisbeechry vingen van Amerika. EEN COLLEGE OVER ,,6CHTJND"- LITERATUUR. Aan da hoogeechcol te München zal in dit semester dgor professor Von der Leyen, voor een door minstens 400 stadenten gevolgd college, behandeld worden: Di« Herkunft, Verbreitung nnd Bekatnpfung der Schundliteratur". 'I WILHELM ALS AUTBÜB. Er wordft gemeld, dat een groot gedeelte van de levens beschrijving van Frederik de Groote, waaraan keizer Wilhelm sedert gernimen tijd moet bezig zyn, alreeds is voltooid. Niettegen staande zyn groote vereering voor dien be roemden voorvader, moet ny strikt onpar tijdig te werk gaan in de behandeling van zyn onderwerp. Fen bewijs daarvoor is zyn geheeie diepgrondige afkeuring van Fr«derik's ontrouw en zijn bewondering voor Voltaire. Men wil, dat de keizer van plan is. alvorens het werk te voltooien, een reeks bezoeken te brengen aan Frederik's slagvelden. BOEKVERKOOPISG TE LEIDEN. Op 14, 15 en 16 December a.g. zal by de firma Bnrgersdijk & Niermans, Templum Salomonis", een botkverkooping gehouden worden, welke zich uitsluitend beweegt op het gebied der geneeikunde, chemie, pharmacie, exacte weten schappen en natnnrkennis, afkomstig uit de nalatenschappen van dr. W. Ypma, arts te Haarlem, P. W. R. Petri, arts, officier van gezondheid Ie kl. by de Kon. Ned. Marine, dr. J. C. de Man, arts te Middelburg, en meerdere andere boekerijen. De catalogus (2000 nummers) is verkrijg baar. De werken zyn te zien 12 en 13 Dec. Mond m Tütóriften. Den Gulden Winckel, No. 11 : Gerard van Eckeren, Adriaan van Oordt. f G. v. E., Een zeventigjarige en zyn gave. J. D. C, van Dokkum, Lexicographische meledeelinger. Andréde Bidder, Louis Couperus en zyn jongste boek. Simon B. Stokvis, Tooneel (Marsyas) enz. De Nieuwe Kroi.iek, No. 2 : Een mooi plan. C. K. Elout. Tweeërlei vrouwenarbeid. Tooneel (Volkscultuur III) door Marie J. Ternooy Apè'. Verscheidenheden. Schil derkunst door H. T. Veilingskalender. Technische mededeelingen voor schilders eni. De Nieuwe Kroniek, No. 3: Een nieuw Bae. C. K. Elout, Vrouwenarbeid en Gezin. Litteratuur (Introductie II) Schilderkunst (De groep Goedvriend Van den Berg Miranda door Frits Hopman). Verscheiden heden Notities. Veiiingskalender. enr. De Samtnlevirig, No. 21: Ahasverus' over peinzingen. Pcailderknnst. Enkele bladen uit Helentj'a dagboek. Kleinere bespre- , kingen. Onze kinderen. Italiaaneche Correspondentie. Sterilisatie door Ultra violet licht. Rare dingen. De Samenltving, No. 22 : De Tentoonstelling van Pa estina-producten en Joodeche Kunst nijverheid te Amsterdam. Palestina. Litteraire Kroniek. Joden en ZenuwziekteD. Ecco Homo. De inlijving van Korea door Japan en haar vermoedelijke gevolgen. Tgdspiegelingen. Theater kunst. Schilderkunst. iiMmiiHimiiiiMiMmiiMtiimiimiiiiiiimiiitiiiimtiiiiMtiiHiittiiiiHiiMi e*Btf »« BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by' het bouwbureau Arti"i aldaar. . Een van de mooi? t gelegeq kuurplaatsen van Zwitserland. Zeer vela wandel wegen en uitstapjes. Zac it, gematigd klimaat. Temperatuur in den winter gemid deld 2,6°C. G«en mist. Heerlijkste verblijf plaats voor den Wmter. 70 hoteh en pensions met meer dan 4500 bedden. Op verlangen gr. en fr. geïll. gids No. 18, door het off. Verkeersbur. in Lu ga n o of door het Intern. Verkeersbur. Amsterdam, Raadhuisstraat 16. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDKft BIJK SCONTROUE. »e STAAT GARANDEERT IJ een OBTVERTALSCHT product, Boterhandel ZIJ ID L A REN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935. MUI minimin iiiiMiimiiiiiiiiiiHiiiiHiiiiiiiiiniii iiiiiiiiiiniimii het buitenland, in een andere natuur, by andere menschen, in een andere wereld l En zij had de enkele honderden guldens, die ?ij in den loop der jaren had overgespaard, van de postspaarbank gehaald; en zy was weggevlucht uit de kwelling van de armoedige kamer, het duffe kantoor en de benauwende stad. Het was geweest als een bevrijding. Van haar prille jeugd af, had het reizen een wónder-geheimzinnige aantrekkingskracht op haar uitgeoefend. Ean spoorreis van een half uur gaf haar een aandoening van zachtinnig genieten en bet enkele zien van een internationalen sneltrein met restauratie- en slaapwagens, wegstoomend uit een groot station, doortrilde haar met een schok van plotselinge bageerte naar verre landen. En nu vloog zij de grenzen van haar eigen laad voorbij, langs nooit geziene landschappen en steeds afwisselende berggezichten; langs een breede rivier, die sedert hnar schooltijd in haar verbeelding had geleefd als de geheimzinaige bakermat van zangerige sprookjes en legenden; langs wijnbergen en rotsen en onde romantische steden; steeds verder en hooger tot in het hart van een bergland, waar hoog de toppen uitstaken in grijae kaalheid, of in schittering van zonlicht weer kaatsende sneeuw. Zij voelde zich verjongd door nieuwe levenskracht; zij voelde zich licht en los van alle banden, gelouterd van allee, wat haar tot dusver had neergedrukt en ge kweld. D aar E a had het sanatorium haar opgenomen, in eau gemeenschapsleven, dat zij vroeger nooit had gekend. Her vond zij menschen, mannen en vrou wen, die hoe verschillend zij ook waren in iimiiiiiiiiniiiniinmiiiiiiiiniiiiinniiiiiiliiiiniiiiniiiiiiininiiiiiiiiiiiii allerlei opzicht, toch dit ne gemeen hadden dat zy hetzelfde leed moesten dragen. Maar juist die gemeensehappelykheid ont nam aau de smart een deel van haar schrijning. De bewoners dezer kleine wereld hadden alleen elkanders gezelschap en zij hadden elkander noodig als kameraden in rampspoed, die elkaar den last van hun bestaan hielpen verlichten. Zij begrepen zei ven niet, dat het zoo was. Of liever, het kwam tot hun bewustzijii als een heel ander gevoel. leier van hen zag, in de andere patiënten, menschen die veel erger ziek waren dan hij zelf was. En hij genoot met v olie teugen de egoïstische vreugde, die dit geloof hem schonk. Zoo putte de n zijn berusting, zijn lijdensmoed en zijn hoop, uit de gedachte aan den ongunstiger toe stand van den ander. En zoo was ieder de onbewuste vertrooster van zijn lotgenoot. Maar Anna was voor deze kleine emotie* niet vatbaar. Zij gaf zich geheel en in volheid aan de vreugde van het verkeersleven. De gesprekken aan tafel en op de wande ling, de dagely'ksche omgang met menseben uit zoo verschillenden kring, het was alles steeds weer een gelegenheid om zichzelf en haar toestand te vergeten. Zij leefde een vreemd bestaan. Het scheen of haar leed niet meer in haar was; of zy er tegen aan keek als iets dat zij wel kende van vroeger, maar waar zij toch niets gemeens meer mee had. Zij voelde zich innerlijk een ander geworden, ook omdat er langzamerhand een ander in haar leven was gekomen: Fre derik. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl