Historisch Archief 1877-1940
No. 1745
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
land, omdat hij omging; met roeialiaten:
't wei ia dw staknce$d en in de negor&
waar hjj keea meet, waren die niet.
Hij kreeg eeaii Yennpeden, klaagde zijn
nood bij een vrq zinnig-democratisch
kamerlid, want, let wel, de man was
Biet eens soci list. Het kamerlid, thans
seen lid meer, wendde zich tot het hoofd
bestuur, waar hij van den hoofdambte
naar, die de overplaatsing gelaat had, te
hooren kreeg: Maar die mijnheer ver
gist zi h heelemaal, wij hebben daar in
X (naam van de negorij) een flink amb
tenaar noodig en toen is ons oog op
mijnheer Z. gevallen". Welken indruk
kreegt u?'' vroeg de heer Z. aan het
kamerlid, toen die hem het antwoord
?eedeelde, was het werkelijk gemeend?"
Ja," antwoordde de ander, het werd
net zooveel oprechtheid gezegd en zóó
firekt, dat ik er niet aan twijfelen kan."
Benige jaren later hoorde de heer Z.
Ut den mond van denzelfden
hoofdambtaaaar, zich bij de opsomming van andere
grieven toevoegen: Wij hebben u torn
ook nog naar X. moeten verplaatsen,
otn~dat u zooveel met die socialisten omgingt."
Er zijn evenwel een paar ministers
geweest, de heeren Krans en Bevers,
ave het ' oodig gevonden hebben hard
handig in te grijpen, die de ingekomen
klachten door de ambtenaren van hun
Departement lieten onde z eken, de
kla£r zoo noodig herhaaldelijk hooren, o"'
n naar gewone rechtsbeginselen de
caak te berechten. Dat ia een tijdperk
van verwoeden strijd geweest. Wat zich
toen al tusschen Departement en Ho
fdt est uur heeft afgespeeld in een reeks
r«n artikelen in De Telegraaf van ^, 5,
8 en U September 190J, artikelen door
minister Bevers in de Kamer ter sprake
geb acht t n die ik al meer hier aan haalde,
heeft de schrijver, iemand, die zich bi
zonder bezorgd maakte voor de positie
van den administrateur bij het Hoof
dbestuur, den heer De Bloeme, en die
bljjkbaar.tot de bronnen toegang had een
en ander hiervan geopenbaard. Uit d ze
hevig op minister Krans vertoornde
stukken, blijkt, dat de tnsschenkomst
van .i^t.Departement in dien tijd
irerschillënoe ménschen van f en finalen
ondergang b eft gered. Zóó een
postcommies (die in een 'ater ingezonden
atuk door een cölega, die zegt de toe
dracht dezer zaak in zijn geheel te heb
bed bijgewoond'', genoemd wordt iemand
om zijn werkkracht, plichtbesef en hu
maniteit bekend") door het Hoofdbestuur
Toor ontslag voo'gedragen na onder
zoek der zaak vindt de Minister geen
termen den man eenige straf op te leggen;
het ontslag van een besteller door den
Minister gecasseerd; het voorstel tot
ontglvg van een Directeur, door den Minister
finaal afgewezen zonder eenige straf op
te leggen. Ik haal aan uit het stuk zelf
hoevele van dergelijke gevallen er
alleen in dien tijd geweest zijn, is mij
onbekend, de schrijver geeft, zegt hij,
enkele staaltjes". Ook kan ik natuurlijk
niet uitmaken, wie gelijk had, het Hoofd
bestuur of de Minister. Het feit is dat
de Minister al deze menschen onschuldig
vond en ze redde van den ondergang. Dit
is het feit, dat deze zoo voor het Hoofd
bestuur geporteerde schrijver in zij a
bittere boosheid tegen minister Krans en
diens secretaris-generaal daar zoo na
velijk neer s tel r. Is er beter rechtvaardiging
van dr mijn schrijven denkbaar? Hier
zijn twee achtereenvolgende ministers,
de een liberaal, de ander katholiek, die
zich gedrongen gevoelen een dergelijken
strijd met hun eigen h ofdambtenaren
te voeren.
Op Minister Beiers is echter Minister
Regout gevolgd, man van het gezag",
en op nieuw regeert het hoofdbestuur.
Misschien heeft de Minister gelijk, is
een verhouding tusechen hoofdbestuur en
departement als onder de heeren Kraus
en Bevers onhoudbaar men kan als leek
daar zoo niet over oordeelen. Ik heb
alleen willen aantoonen, dat de toestand
'zóó niet voort mag duren. Ik heb niemand
aangevallen, ik geef niemand schuld. Ik
heb eenige feiten moeten meedeelen
iiiHniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiiHitii
Het was niet alleen het lichaam, maar
ook de ziel, die by wilde genezen, de arme
hulpbehoevende ziel, die verkommerd was
van bet verdriet om de verloren levens
kracht.
Anna staarde door de groote ramen naar
het besneeuwde berglandschap. De
dennenbogchen op de berghellingen waren stil, ver- j
winterd in ragfijne besneeuwing. En overal
was het pijnzende zwijgen van de rustende
natuur.
Het was haar of zy hier haar thuis ge
vonden had, voorgoed.
Hier was zij opgeleefd, na al de ellende
van haar ziek-zyn in de moeilyke, bekrompen
omstandigheden van haar dagelijkschen arbei i.
En met schrik dacbt zy terug aan het
kamertje in Amsterdam, in een trieste
buitenwjjk, waar zy' woonde by' een
onderwy'zerswednwe, die een pension hield.
's Morgens om half negen ging zij, door
weer en wind, naar haar kantoor; zy was
daar typiste en correspondente in drie talen."
O, de saaie eentonigheid, de akelige leeg
heid, de hopelooze triestheid van dat
dagelijkfche kantoorbestaan!
Zy voelde er zich verdrogen en versuffen
in de weeheid van den eeuwigen sleurgang, in
de verveling van haar bezigheden, die eiken
dag terugkwamen, altyd op hetzelfde uur, in
dezelfde volgorde, met dezelfde gewichtige
onbeduidendheid.
En als zy 'g avonds, meegewerkt, door de stra
ten en op de grachten liep van de groote
instelooze stad, dan voelde zy, hoe zij een vreemde
was te midden van al die menec aen, die een
levensdoel hadden en een thuie.
Achter de verlichte ramen lied zy de
gezelligheid en het intieme familie-leven;
het leven in den huhely ken kring, bij elkaar
ter illustratie. De feiten zijn naar waar
heid meegedeeld, als ze vanwege bet
Hoofdbestuur ontkend mochten worden,
gal ik namen noemen en mijn stuk
onderteekenen, om gelegenheid te geven tot
een klacht wegen* beleediging. 1) Maar
om die feiten is het niet te doen; ieder
voelt, dat het ttelsel zelf, tot zulke feiten
aanleiding geven moét. Da oorzaak is
hier blootgelegd van een toestand, dien
vele Kamerleden door allerlei klachten
Tcenntn. Wat zal de Kamer nu in dezen
doen ? Tegenover individuëele klachten
staat ze machteloos, bij individuëele be
moeiingen wordt ze voor den gek ge
houden. Zal ze deze macht in een staat
naast de gevestigde machte*, die zich
aan haar toezicht ten eenenmale ont
trekt, aldus blijven dulden ?
Wat kan hier worden gedaan? Op
de invoering eener volledige administra
tieve rechtspraak kan niet gewacht; er
dient een voorloopigen maatregel genomen
te worden. Het lijkt mij dat de instel
ling vaa een permanente commissie voor
geschillen, samengesteld ongeveer op de
wijze als in het ontwerp tot regeling
van den rechtstoestand der gemeente
ambtenaren te Amsterdam, samengesteld
uit menschen buiten het vak of althans
onafhankelijk van het Hoofdbestuur ge
maakt, en aan wier uitspraken een
bindend gezag zou moeten worden ge
geven het bureaucratisch beest althans
zijn ergste tanden uit zou breken. Het
zou in deze duistere benauwde atmosfeer
een venster openen op het recht. Laag
moet weten, hoog moet voelen, dat er
ten slotte recht te krijgen is, de weten
schap hiervan alleen, zou al de toestanden
veranderen. Het is maar een idee. Er
zijn knappe menschen genoeg in de
Kamer om hier raad te schaffen; de
Minister zelf, man van orde en gezag,
zal een geregelden en wetmatigen toe
stand wenschen.
X.
Naschrift. De Standaard, wijzend
op de onrust, onder het personeel van
Posterijen en Telegraphie, blijkend uit
de vele klachten bij de Kamerleden,
maakt melding van een maatregel, die
hierin zou bestaan, dat het technische,
het administratieve gedeelte en het per
soneel elk onder een, eigen hoofd zouden
komen. Dit 'is een heel mooi plan
voor eerzuchtige hoofdambtenaren zelf.
Het personeel echter heeft geen mutaties
binnen het bestaande stelsel, het heeft iets
heel nieuws noodig: een behoorlijke
rechtsordening, van buitenaf hier inge
bracht, om het stelsel zelf te wijzigen.
1) Hiervan is uit den aard der zaak het
geval van den telkens verplaatsten
postcommies uitgezorderd, dat ik trouwens ook niet
van den betrokkene zelf he*>.
HIIMIIHIIHIHtllllimmilllllltHIIIIIHHIIIMIMIIIIIIMtHIIIII
BICIIARD WAGXER, Het Rijngoud.
Metriecoe bewerking van Willem Kloos.
Plattn v»n Arthur Rackbam. Van
Holkema en Warendorf, Amstd. 1911.
Dit boek is in de eerste plaats illustratie,
illustratie van den Engelgchmsn Rackham.
Ons Hollanders navrwant, ia de Engelscha
geeat ons lojh een vre< inde! Deze geest ia iets,
dat wg zeker beter doorvoalen dan de lieden
van bijv. het Littjneche IBP, maar watr wy'
toch buiten en soms tegenover staan.
Backbam i on nergens uit stammen dan
uit het rnlk met zijn gedistingeerde, ietwat
drooge gratie, de Eogelactten : bewonderaars
en beotf^naara van de zeer verzorgde uiter
lijkheid.
Gelijk het een lust voor de oogen is in
Londen een fetërie op een weelderige scène
zich te zien afwikkelen, en een lust voor
de oogen de magere en slanke beau monde
dier rijke wereldstad in de pauzes te zien
paradeeren, zoo ia het een fijne vreugde
met een van hun meest eigene teekenaars,
als dezen Rackham, die nu Wagner illustreerde,
kennis te maken.
Ik zal geen critiek op Rheingold van den
en voor elkaar, waar men op elkander steunde,
en waar men uit elkander's omgang kracht
putten kon voor den da^elykschen levens
strijd daarbuiten.
Zjj stond buiten dat leren, zij, die al zoo
vroeg haar ouders verloren had en opgevoed
was door een ouie nicht, in de eenzaamheid
van een Zuid-Hollandsch dorp.
Zij had geen vriendinnen en geen vrienden;
zy had slechts kennissen van hel kantoor,
die haar niet aantrokken in
hunalledaagschheid van s'.eurmensehen
Zoo was haar leven versomberd in een
wanhopige verlatenheid, in een voortdurend
smachten naar kleur en naar licht; als eer.
bloem, wier blaren in een donkeren kelder
verbleekt zijn.
Zij waa weggekwijnd door heimwee naar
een doel, waarvoor zij leven, waaraan zij
zich heelemaal geven kon,
En zoo had, langzaam en ongemerkt, de
ziekte haar beslopen.
Toen zij er zich voor het eerst van bewust
werd, was het een oogenb.ik van donkere
vertwyfeling voor haai geweest.
De gedachte aan een spoedigen dood had
door haar heen gesidderd als iets onpeilbaar
afgryselyks.
Jong te moeten sterven, nu zy het leven,
met zooveel kracht mei da kracht der
feljagende koorts door zich heen voelde
bruisen, dat was iets, waar haar gedachten
tei?en aanbotsten als tegen een muur van
graniet; het wae niet te omvatten met haar
arm, klein-menechelyk begrip.
Men had haar aangeraden naar een sana
torium te gaan in de bergen indien zij
er tenminste het geld voor had.
Maar als zij geen geld had, dan hinderde
het toch ook niet veel, want je kan ook in
Dnitfchen dichter, noch op Bheiugold van
den Duitschen componist geven en Klooa'
metrische bewerking, die my correct schijnt,
een enkel maal schoon, maar vaak wel
stroever, dan de lenige Wellgunde en
Woglinde zyn in het vloeiende Rijnwater
buiten uitvoerige bespreking laten. Het
gedicht bleef een gedicht en het werd prettig
leesbaar gedrukt. Maar het werd uitne
mend geïllustreerd. Zoo fijn van uitvoering
zyn de p aatjes van Rackba-n, dat men het
procédévan den kleurendruk met moeite
onderkent.
Steeds betreurt men bij uitgaven als deze
dit kan nooit genoeg worden herhaald
de disharmonie tusschen de volmaking van
een Rackham (om niet te spreken van Wagner
en Kloos) en de onvolmaakte wijze van uit
gave. De roode r and lijnen op de pagina's van
dit Wagner-boek kan men nu wel niet leelyk
noemen of stuitend, als al te dikwyls wél
kan by z«lke moderne" uitgaven, die onder
den invloed der moderne, liefst Duiteche
kwalijk begrepen eenvoudigheid, worden
opgesierd, maar mooier, fijner, meer in de
lyn van Backbam zelf kon de kleur gekozen
zyn. Meer Rackham en Wagner waardig kon
de wel paasabele maar geenszins mooie band
wezen. By' een uitgave wordt vaak te weinig
bedacht, dat een boek als kunstwerk een
eenheid is, niet straffeloos «amen te stelle*"
door niet-vakkundigec, hier: niet-knostenaars.
Zeg het en men zal u antwoorden : dan moet
g» het duurder betalen. Ik geloof het met.
En al nam ik het aan, in die overweging
steekt geen argiment.
Rackham toovert u overigens deze en
dergely'ke gedachten we?. Hij is zeker zoet en
droog daar zit mijn persoonlijk verzet in
tegen de'.en uitstekenden teekenaar?maar
hij is zoo zoet en zio droog... als gindsche
lady, die in een bansom geztten met esn
bleek-violette orchidee aan haar effen corsage,
langs haar fijnen neus over bet proza der
wereld heenziet. De lady is welgekleed. Zij
is als haar groom, als haar appartementen,
als haar innerlijk leven, in hare verscbyning
een kostbaar en smaakvol arrangement:
zoo is Rackhams kunst. Ds lady fchijnt zóó
correct, zóó afgepast fchoon en uitnemend,
dat ZP, een engel zijnde, soms van een
ideale*' houten engel iets heeft: Rackhams
teekeningeu hebben hetzelfde. De lady droomt
op uiterst gepaete w ij se, en zei f j hie.in met
Bnge'schen chie, van liefde en zoete overwin
ning : het is wederom Rackham die zulke
droomen in lijnen-dichtmaat zet, en die er
als zeepbellen zyn veelkleurige fantasieën
uit op-blaast, dat er de prenten liefelijk van
vol zyn.
Backham maakt van de n'mfen visschen
en van de dwergen worteltakken: de natuur
en de goden schijnen van dezelfde zeer
materieele materie: zy wandelen als glazen
spierwerelden op een wereld van keisteenen en
vloeiend water. Zie de Rijnmeipjes, met de
rosbarige Flosuhilde vooraan, naar Alberik
neerschieten in de diepten des etrooms: heur
lange haren slierten als ontzaggelijke rug
vinnen tot ver achter bare wegbleekei de
voeten haar na en laten een lichtend spoor
van blauwige luchtbellen over, als een komeet
zyn pluim van verre glanzen.
Reckham teekent wolken als paravents:
wolken teskent hij enkel om da lust van de
lijnen ? of om u te zeggen dat sy vertoeft
in een hemellandscbap van zijn onbeoor
deelbare fantazie ? Hij teekent Freia bij den
boom met jeugdgevende appels, zelve met
haar teere lichaam als ware zij de bloeiende
stam van dien boom des levens: welk een
figuurtje, iijn als het porcelein waar menige
brosse Engekche ziel van gemaakt schynr,..
VAN DEN EECKHOIT.
Ideeën oyer Literatuur,
LEO NIKOLAJBWITSJ ToLsxoi. (Vertaald
door Frederik van Monsjou).
Ik ben van meening, dat men ten eerste
Biecht8 dan moet schrijven, wanneer de
gedechte die mea uitdiukken wil zóó hard
nekkig geworden is, dat men haar niet
eerder kwy't kan worden vóór men haar,
zoo goed het gaat, neergeschreven heeft.
Alle andere beweegredenen echter, die der
eerzucht en vooral de walgelijke pecuniaire,
zelfs wanneer zij in samenhang staat met de
hoofdbeweegreden, zyn de waarachtigheid
en waardigheid van het geschrevene hinderlijk.
Men moet daarvoor zeer op zijn hoede zijn.
Wat in de tweede plaats bizonder veel
voorkomt en waartegen, zooals het schijnt,
juist de letterkundigen van onzen tgd dikwijls
zondigen (de heele décadence baseert daarop),
is de w ent c h om eigenaardig, origineel te
zijn, de wensen den lezer te verbazen, te
verbluffen. Dit is nog nadediger dan de
bijkomende overwegingen waarvan ik hier
boven gesproken heb. Dat sluit de
eenvouje eigen huis wel beter worden, als je je maar
goed voedde en soigneerda...
IQ het eerst, tad zij, in de sloffe
onverschüligaeid van haar wanhoop, al deze
raadgevingen over zich heen la: en gaac.
Wat kwam het er op aan, waiir zy stierf?
Op haar trieste, eenzame kamer, of in een
of ai der ziekenhuis?
Een ziekenhuis, waar het niet zoo eenzaam
was, maar waar het door de drukte en het
menschenbeweeg nog veel triester en hopeloozer
Bcheen, omdat dat alles de uiting waa van
een menschelijke ellende, van heinde en verre
verzameld ?
Maar allengs was de wanhoop van haar
geweken, uitgedoofd als een vuur, dat zich
zelf had verteerd.
Et was langzamerhand een begeerte in
haar ontkiemd, om haar tegenwoordige om
geving te ontvluchten: om, al was het dan
maar voor korten tijd, iets anders te zien,
dan haar sombere kamer, en haar vuns
kantoor, en iets anders te hooren dan de
dagelij ksche saaie gesprekken over haar
eentonigen arbeid.
En onder de koesterende warmte van deze
begeerte, was, als een toere plant, de hoop
op een mogelijk herstel ontkiemd,
Ze hadden het haar zoo dikwijls gezegd en
herhaald, dat haar ziekte best te genezen
was, als men ze maar niet te lang had ver
waarloosd. En had zij niet van een aantal
gevallen gehoord die gunstig waren verloopen?
Had zij niet gesproken met een jonge vrouw
van haar eigen leeftijd, een nichtje van een
collega op het kantoor, dat heelemaal beter
was geworden en dat er nu stevig en flink
uitzag?
O, als zij maar den moed had om dóór te
tasten, om heen te gaan, weg, ver weg, naar
digheid uit. De eenvoudigheid echter is het
onont Deerlijke beding van het schoone. Het
eenvoudige en ongekunstelde behoeft niet
goed te zyn. Het opgesmukte en gekunstelde
kan echter niet goed zijn.
Ten derde: de haast der schrijver». Zij is
niet allen schadelijk, maar tevens een bewijs
er voor, dat een echte drang, om een be
paalde gedachte uit te drukken, niet voor
handen if. Want indien een zoodanige drang
voorhanden zon zyn, zou de schrijvende voor
moeite noch tijd schroomen om zijn ge
dachte tot volmaakte klaarheid en juistheid
te brengen.
Ten vierde: de wensch o in den smaak van
de majoriteit van het lezend publiek tege
moet te koman. Deze is bizonder nadeelig
en vernietigt reeds by voorbaat de geheele
beteekenii van hetgeen geschreven wordt.
De beteekenis van elk letterkundig werk
ligt immers uitsluitend daarin, dat het niet
juist doctrinair is, gelijk een preek, doch dat
het eerder de menschen iets nieuw» openbaart,
iets wat hun onbekend was en meestal juist
het tegenovergestelde is van wat by het
groote publiek voor ontwijfelbaar gehouden
wordt.
EEN BIBLIOTHEEK OVER DEN NlAGAEA-VAL.
Eene der eigenaardigste bibliotheken, die
tegenwoordig in de oude of de nieuwe wereld
bestaan is ongetwijfeld die van den heer
P. A. Porter te Niagara-Falls in den Staat
Ne w-York, en wel omdat zy haar ont
staan dankt aan den Niagara waterval zelf.
Vóór ongeveer 18 of 20 jaren maakte de
heer Porter, door een geschenk daartoe ge
bracht, een begin met de se verzameling,
welke zich sedert tot een der grootste bibli
otheken van bare soort in de Vereenigde
Staten ontwikkeld heeft en, nadat zij on
langs in het bezit is gekomen van een tot
nog toe niet genoemden boekhandelaar te
New York, nu waarscbynlyk binnenkort
weder verspreid zal worden, wanneer ten
minste de geheele collectie niec door een
der amerikaansche boekenliefhebbers in zijn
geaeel wordt aangekocht. Het eerste boek
waarin van den Niagara-waterval gewag wordt
gemaakt, is een klein werkje De» sauvages
genaamd, van den Franschen reiziger
Champlair, en in 1603 verschenen. In dit boekje,
dat tegenwoordig meer dan zjjn gewicht aan
goud waard is, wordt gesproken van een
waterval tusschen twee groote meren, waar
door de Indianen verplicht zijn hunne booten
een eindweegs te dragen, omdat de stroom
onderbroken wordt. Hetzelfde boekje bevat
oofc een gedicht waarin over een waterval
gesproken wordt, en waarmee waarschynlijk
eveneens de Niagara bedoeld wordt.
De tweede en derde gedrukte vermelding
van den Niagara-waterval, bevinden zich ia
de berichten der Jeznïten over het nieuwe
land en wel in een tweetal brieven van
1649 en 1653. Ook op Champlain's kaart
van 16S2 is da Niagara waterval aangegeven,
maar zonder naam.
De eerste kaart met dien naam, welke de
heer Porter ontdekken kon, bevindt zich in
een atlas, welke de parijsche kaartenuitgever
Sanson in het jaar 1657 uitgaf, en waarin de
naam is gespeld Ongar'a Sinlr." De eerste
beschrijving van den waterval door een oog
getuige bevindt zich in een in 1683 tePaiys
verschenen werk van pater Hennepin
,,Description de la Louisiana," waarin hij voor't eerst
met den tegenwoordigen naam Le gran sanlt
deNiarara" wordt vermeld. De eerste gedrukte
afbeelding van den waterval wordt aange
troffen in Htnnepin's tweede, in 1697 in
Utrecht verschenen boek Nouvelle d
couverte d'nn tres grand pai9.!' Bebalve deze
beide boeken is v»n Hennepin nog een derde
bekend onder den titel Nouveau voyage d'un
pais plus grand que l'Europe," in 1698 te
Utrecht bij Errestus Voeknyl verschenen.
Deze drie boeken werden m het begin der
achttiende eeuw in allerlei vertalingen en
uittreksels in verschillende europeesche lan
den uitgegsven als de beste reisbeechry vingen
van Amerika.
EEN COLLEGE OVER ,,6CHTJND"- LITERATUUR.
Aan da hoogeechcol te München zal in dit
semester dgor professor Von der Leyen, voor
een door minstens 400 stadenten gevolgd
college, behandeld worden: Di« Herkunft,
Verbreitung nnd Bekatnpfung der
Schundliteratur".
'I WILHELM ALS AUTBÜB. Er wordft
gemeld, dat een groot gedeelte van de levens
beschrijving van Frederik de Groote, waaraan
keizer Wilhelm sedert gernimen tijd moet
bezig zyn, alreeds is voltooid. Niettegen
staande zyn groote vereering voor dien be
roemden voorvader, moet ny strikt onpar
tijdig te werk gaan in de behandeling van
zyn onderwerp. Fen bewijs daarvoor is zyn
geheeie diepgrondige afkeuring van Fr«derik's
ontrouw en zijn bewondering voor Voltaire.
Men wil, dat de keizer van plan is. alvorens
het werk te voltooien, een reeks bezoeken
te brengen aan Frederik's slagvelden.
BOEKVERKOOPISG TE LEIDEN. Op 14, 15 en
16 December a.g. zal by de firma Bnrgersdijk
& Niermans, Templum Salomonis", een
botkverkooping gehouden worden, welke zich
uitsluitend beweegt op het gebied der
geneeikunde, chemie, pharmacie, exacte weten
schappen en natnnrkennis, afkomstig uit de
nalatenschappen van dr. W. Ypma, arts te
Haarlem, P. W. R. Petri, arts, officier van
gezondheid Ie kl. by de Kon. Ned. Marine,
dr. J. C. de Man, arts te Middelburg, en
meerdere andere boekerijen.
De catalogus (2000 nummers) is verkrijg
baar. De werken zyn te zien 12 en 13 Dec.
Mond m Tütóriften.
Den Gulden Winckel, No. 11 : Gerard van
Eckeren, Adriaan van Oordt. f G. v. E.,
Een zeventigjarige en zyn gave. J. D. C,
van Dokkum, Lexicographische
meledeelinger. Andréde Bidder, Louis Couperus
en zyn jongste boek. Simon B. Stokvis,
Tooneel (Marsyas) enz.
De Nieuwe Kroi.iek, No. 2 : Een mooi plan.
C. K. Elout. Tweeërlei vrouwenarbeid.
Tooneel (Volkscultuur III) door Marie J.
Ternooy Apè'. Verscheidenheden. Schil
derkunst door H. T. Veilingskalender.
Technische mededeelingen voor schilders eni.
De Nieuwe Kroniek, No. 3: Een nieuw
Bae. C. K. Elout, Vrouwenarbeid en Gezin.
Litteratuur (Introductie II) Schilderkunst
(De groep Goedvriend Van den Berg
Miranda door Frits Hopman). Verscheiden
heden Notities. Veiiingskalender. enr.
De Samtnlevirig, No. 21: Ahasverus' over
peinzingen. Pcailderknnst. Enkele bladen
uit Helentj'a dagboek. Kleinere bespre- ,
kingen. Onze kinderen. Italiaaneche
Correspondentie. Sterilisatie door Ultra
violet licht. Rare dingen.
De Samenltving, No. 22 : De Tentoonstelling
van Pa estina-producten en Joodeche Kunst
nijverheid te Amsterdam. Palestina.
Litteraire Kroniek. Joden en
ZenuwziekteD. Ecco Homo. De inlijving van
Korea door Japan en haar vermoedelijke
gevolgen. Tgdspiegelingen. Theater
kunst. Schilderkunst.
iiMmiiHimiiiiMiMmiiMtiimiimiiiiiiimiiitiiiimtiiiiMtiiHiittiiiiHiiMi
e*Btf »«
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen by' het bouwbureau Arti"i
aldaar.
. Een van de mooi? t gelegeq
kuurplaatsen van Zwitserland. Zeer vela
wandel wegen en uitstapjes. Zac it, gematigd
klimaat. Temperatuur in den winter gemid
deld 2,6°C. G«en mist. Heerlijkste verblijf
plaats voor den Wmter. 70 hoteh en pensions
met meer dan 4500 bedden. Op verlangen gr. en
fr. geïll. gids No. 18, door het off. Verkeersbur.
in Lu ga n o of door het Intern. Verkeersbur.
Amsterdam, Raadhuisstraat 16.
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDKft BIJK SCONTROUE.
»e STAAT GARANDEERT IJ een OBTVERTALSCHT product,
Boterhandel ZIJ ID L A REN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
MUI minimin iiiiMiimiiiiiiiiiiHiiiiHiiiiiiiiiniii
iiiiiiiiiiniimii
het buitenland, in een andere natuur, by
andere menschen, in een andere wereld l
En zij had de enkele honderden guldens,
die ?ij in den loop der jaren had
overgespaard, van de postspaarbank gehaald; en
zy was weggevlucht uit de kwelling van de
armoedige kamer, het duffe kantoor en de
benauwende stad.
Het was geweest als een bevrijding.
Van haar prille jeugd af, had het reizen een
wónder-geheimzinnige aantrekkingskracht op
haar uitgeoefend. Ean spoorreis van een
half uur gaf haar een aandoening van
zachtinnig genieten en bet enkele zien van een
internationalen sneltrein met restauratie- en
slaapwagens, wegstoomend uit een groot
station, doortrilde haar met een schok van
plotselinge bageerte naar verre landen.
En nu vloog zij de grenzen van haar eigen
laad voorbij, langs nooit geziene landschappen
en steeds afwisselende berggezichten; langs
een breede rivier, die sedert hnar schooltijd
in haar verbeelding had geleefd als de
geheimzinaige bakermat van zangerige sprookjes en
legenden; langs wijnbergen en rotsen en
onde romantische steden; steeds verder en
hooger tot in het hart van een bergland,
waar hoog de toppen uitstaken in grijae
kaalheid, of in schittering van zonlicht weer
kaatsende sneeuw.
Zij voelde zich verjongd door nieuwe
levenskracht; zij voelde zich licht en los
van alle banden, gelouterd van allee, wat
haar tot dusver had neergedrukt en ge
kweld.
D aar E a had het sanatorium haar opgenomen,
in eau gemeenschapsleven, dat zij vroeger
nooit had gekend.
Her vond zij menschen, mannen en vrou
wen, die hoe verschillend zij ook waren in
iimiiiiiiiiniiiniinmiiiiiiiiniiiiinniiiiiiliiiiniiiiniiiiiiininiiiiiiiiiiiii
allerlei opzicht, toch dit ne gemeen hadden
dat zy hetzelfde leed moesten dragen.
Maar juist die gemeensehappelykheid ont
nam aau de smart een deel van haar
schrijning.
De bewoners dezer kleine wereld hadden
alleen elkanders gezelschap en zij hadden
elkander noodig als kameraden in rampspoed,
die elkaar den last van hun bestaan hielpen
verlichten.
Zij begrepen zei ven niet, dat het zoo was.
Of liever, het kwam tot hun bewustzijii als
een heel ander gevoel. leier van hen zag,
in de andere patiënten, menschen die veel
erger ziek waren dan hij zelf was. En hij
genoot met v olie teugen de egoïstische vreugde,
die dit geloof hem schonk. Zoo putte de n
zijn berusting, zijn lijdensmoed en zijn hoop,
uit de gedachte aan den ongunstiger toe
stand van den ander. En zoo was ieder de
onbewuste vertrooster van zijn lotgenoot.
Maar Anna was voor deze kleine emotie*
niet vatbaar.
Zij gaf zich geheel en in volheid aan de
vreugde van het verkeersleven.
De gesprekken aan tafel en op de wande
ling, de dagely'ksche omgang met menseben
uit zoo verschillenden kring, het was alles
steeds weer een gelegenheid om zichzelf
en haar toestand te vergeten. Zij leefde
een vreemd bestaan. Het scheen of haar leed
niet meer in haar was; of zy er tegen aan
keek als iets dat zij wel kende van vroeger,
maar waar zij toch niets gemeens meer
mee had. Zij voelde zich innerlijk een ander
geworden, ook omdat er langzamerhand
een ander in haar leven was gekomen: Fre
derik.
(Slot volgt).