Historisch Archief 1877-1940
?* 1746
BE AMSTERDAMMER
JL°. 1910
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
OzxcLer recLactLöTTSLTL
Dit nummer bevat een
. L.
Uitgevers: VAK HOLKEMA & WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht roor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet yan 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indte per jaar, bjj vooruitbetaling mail , 10.
Atewbrlqke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 11 December.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f OJ6
,030
0.40
INHOUD:
VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Stille
kracht, I. Ook bij bet middelbaar
onderwij*, door X. De bezorgdheid van mr.
Aalberse, (Ingez.), door M. J. G. Kuypers.
Da Rechtspositie van bet Spoorwegperso
neel, door H. B. Uit het Zuiden.
FEUILLETON: Anna II, door A. Moreseo.
KUNST EN LETTEREN: Louis Couperus,
Van en Over Mjjzelf en Anderen, beoordeeld
door Frans Coenen. Nog altijd:
DaBernerconventie, door jhr. A. W. G. van Riemsdijk.
B^ctificatie, door J. Kleefstra. - INGEZON
DEN. Zondagmorgenpreek, door H. W. v.
d. Mey-Hofland. BERICHTEN.
VKOTJWENEÜBEIEK: Mary Baker G. Eddy, I,
met portiet en afb?door Michel Mok.
ALLERLEI, door Allegra. UIT DE
WATUUR, door E. Heimane. Het
verdwgnend Ond-Amsterdam, met af)., door
J. H. Rotting. Opmerkingen, door
Piaaachaert. Het Over-Y, met afb., door
J. v. A. Muziek in de Hoofdstad, door
MattMjs Vermeulen. Abd-el-Azis, door
I/ibasky. Charivari. PINANCIEBLE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door V.
d. M. en V. d. 8. SCHETSJE. - Brieven
T«B Oom Jodocus. SCHAAKSPEL.
DAMRUBKIEK. ADVERTÏNTIEN.
llllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIDIIIIIIIIIMIIII
Stille kracht.
I.
Wie in ons nummer van de vorige
week het artikel gelezen heef r, waarin
de felle klacht van een postman tot
uiting kwam over de a in het Hoofd
bestuur der Posterijen en Telegraphie
heerschende absolutistische toestanden,
heeft onder de vele in machteloosheid
gesmoorde kreten er weer eens ne
gehoord, die zich kon baan breken ; weer
eens n man die sprak. De groote massa
echter van wie er leven onder
onmenschlievenden druk, onder achteruitzetting,
onder kleine beoorlooging van alle dag,
moet zich met zwijgen tevreden stellen,
en met verdragen en verdraagt en
zwijgt.
Het is niet overal zoo. Het is natuurlijk
niet altijd zoo. Wie begon met zich te
verzetten, boog later den nek, en menigeen
die dan op zijn jeugd terugziet, miskent
er de deugd van en vindt zijn onderdanige
opvatting van tegenwoordig een soort
gewijde dienst van de hiërarchie der
ambtenarij of der samenleving en zich
zelf heel wijs.
Geduldige gedachten vleien zich,
Dat ij) niet de eerste slaven van fortuin,
Noch ook de laatste zijn, als domme
beed'iaarp,
Die, in den stok gezet, hun schande ont
kennen,
Wjjl menigeen zoo zat en zitten zal.
En die gedachte is hnn een soort van troost:
Zy leggen hun verneed'ring op de schouders
van d'and'ren,
Wien voorheen het iel f de trof! 1)
Maar die niet zoo philosophisch van
aard zijn, en zie deze, behooren dan
toch tot het zout der natie, worden toor
nig en verzetten zich. Alsdan van boven
aangevallen, en weldra van de compacte
massa der oogendienaars en van de hiër
archische solidariteit een welhaast zekere
prooi, verdedigen zy zich in een gewoon
lijk wanhopigen strijd. Stuk voor stuk
delven deze menschen het onderspit. De
zeer enkele die, zich verzettend, den strijd
wint, krijgt dan nog zeer zelden een deel
van zijn recht...
* *
In deze sterke formuleering zeggen
wij geen woord te veel.
Wq zijn nog onder den verschen in
druk van de herlezing der voornaamste
stukken, die op militaire en burgerlijke
strijdvragen, als waarop hier gedoeld
wordt, betrekking hebben. Men herinnert
zich het verloop van de Papendrechtsche
zaak, waar eerst de domper, toea de inti
midatie, daarna de wetenschap (arme mis
bruikte wetenschap!) de waarheid verstik
ken moest. Welk een krachtsinspanning
heeft het gekost de verbonden machten yan
justitie en politie tot de gedeeltelijke
capitulatie te dwingen van het onlangs
gewezen arrest! Welk een waarlijk na
tionale beweging is er voor aoodig ge
weest, gelijk een wereldbeweging in
Frankrijk voor de erkenning der onschuld
van dien nen Dreyfus. Deze zaken zijn
type-zaken. Een Dreyfus, een Garst
hagen, en nog onlangs een Koeken Romer,
hadden het groote voordeel (en de nadeelen)
der openbare behandeling. Zooals de
postman schreef in ons vorig nummer,
1) Stiakespeare Richard II. V. 5. 23 Eqq.
v ei t. Bnrgersdjjk.
en zooals het dagelijks gebeurt in groote
en kleine administraties, drukt in den
regel des hoogeren hand zonder gevaar
van publieke kastijding op den nek van
den lager
geplaatsteVoor Garsthagen stond heel Nederland
op stelten. Toch is hij, hoewel niet ge
straft, schuldig verklaard, toch heeft men
het politie-optreden te Papendrecht met
den mantel der liefde kunnen bedekken;
wat aan overste Romer misdaan is vond
dezer dagen haar sanctie... in een zeer
eervolle benoeming tot generaal van zijn
mededuelleerder baron van der Capellen:
hierover volgende week; en hoe ging het
overste Koek, die in dit voorjaar de voldoe
ning heeft mogen beleven van een rehabili
tatie door de Kamer en een afgedwongen,
eindelijke en tenminste gedeeltelijke reha
bilitatie door den Minister yan Oorlog ?
Laat ons eens zien hoe het lot is van hen,die
in 't open baar en onontkenbaar blijken zich
terecht te hebben verzet tegen wille
keur, die na opgejaagd te zijn als neer
te schieten wild door genadelooze drij
vers, daarstraks nog hun kameraden",
eindelijk na zeven jaren van taaien strijd,
na zeven lange jaren van men kan
het gelooyen leed en verbittering, in
het gelijk zijn gesteld door de volle
Kamer tegen de machtige potentaten
van Oorlog ia. De bureaucratie en de
hiërarchische grootmachten, geven nooit
gewonnen! Hebben zij door hun schuld
een carrière gebroken, hebben zij op
waarlijk schaamtelooze wijze met een
fatsoenlijk man en goed officier een
onwaardig spel gespeeld, om er zich op te
wreken dat hij durfde zich te verzetten,
als hij dan eindelijk tegen hen i a gelijk
krijgt, en de Minister, in het nauw ge
dreven, spreekt de wenschelijkheid" uit,
dat zoodanige maatregelen" zullen
worden genomen dat het door hem
(Koek) tengevolge van de overplaatsing
geleden geldelijk nadeel zooveel mogelijk
worde vergoed", dan weet het bureau
cratische beest" nog achter een mom van
deftige onschuld den vervolgden overste
te hoonen.... Men zal zijn oogen niet
gelooven ala men dit leest, maar het feit,
dat wij nog alleen in de N. Arnh. Ct.
zagen besproken, staat in de officieele
stukken: aan dezen door schuld van
superieuren gebroken overste wordt uit
de schatkist ter vergoeding zijner
financieele schade aangeboden... 500 gulden.
Let wel, de helft van wat deze man, op
wiens eerlijkheid door zijn ergste vijanden
nimmer werd afgedongen, reeds in 1906
der Kamer verklaarde door zijn over
plaatsing te hebben bijgepast. Vijf
honderd gulden, die men hem toestopt,
zonder hem te vragen om zijn eigen
opinie... een fooi kortom, een aalmoes!
Wee u, die u verzet tegen het machtige,
nergens vat-geyende wezen, dat een ge
vestigd korps is van onderling solidaire
grootheden: een Hoofdbestuur, een
Departement, een militaire of burgerlijke
Hiërarchie Gij zijt de dupe, al schijnt
ge de overwinnaar.
Onlangs stond er nog zoo'n geval in
de kranten van de fijngevoelde wraak
neming yan zoo'n stille kracht.
Mr. Dicke, die met groote zachtmoedig
heid, zonder n scherp klinkend woord,
de zaak van Garathagen voorstond, ont
hield men te Dordrecht, waar hij gezien
advocaat is, van dat der justitie onwel
gevallig oogenblik af het curatorschap
in nig faillissement gaf men (hij
was rechter-plaatsvervanger)nimmer meer
als rechter een plaits te bezetten
En Mr. Dicke was toch niet anders dan
de voorzichtige raadsman van een bij
hem hulp zoekend cliënt...
Wees dan eens de aanvaller zelf!
Ook bij het middelbaar onderwijs.
Het artikel over de misstanden in het
corps van post- en telegrafie-ambtenaren
in het vorig nummer van dit blad, is
door menigeen wellicht niet zonder ver
rassing gelezen. Over 't geheel zal men
er in hebben teruggevonden, dat het
militaire stelsel van gezagssubordinatie
overal insluipt, waar men het laat binnen
dringen.
Minder bekend is misschien, dat dit
systeem ook bij het corps van leeraren
van M. O. zijn intree deed.
Een der inspecteurs van de H. B. S.
hier te lande begunstigt in de laatste
jaren het volgende procédé:
lo. Over de leeraren worden door den
medeleeraar, die het administratieve be
heer der school heeft (directeur), monde
linge en schriftelijke beoordeelingen in
gediend bij dien inspecteur, die den inhoud
aanvaardt zonder onderzoek. Dit is: het
geheime dienstrapport in optima forma.
2o. Bij loopende quaesties kan onder
handelen tusschen den inspecteur en den
leeraar enkel plaats hebben door officieele
tusschenkomst van en in het bijzijn van
den genoemden medeleeraar-directeur.
Dit is niet anders dan de consequentie
van 1o.
Deze nieuwigheid is in strijd met de
rechtspositie van inspecteur, directeur en
leeraren wederzijds. Zij kweekt serviliteit
aan van de leeraren jegens den mede
leeraar die directeur is, en maakt dan
ook faux-pas mogelijk van den inspecteur,
die zich eenzijdig laat voorlichten. Beide
dingen komen dan ook inderdaad voor.
===*= X>
De bezorgdheid van Mr. Aalberse.
(Ingezonden.)
In het Katholiek Sociaal Weekblad
van 27 November is Mr. Aalberse over
twee dingen bezorgd, namelijk over de
ontwikkeling van de christelijke onaf
hankelijke vakvereenigingen en over de
Entklerikalisirung" van het katholieke
vereenigin gsle ven.
Nu, er is reden toe. Ondanks zijn lei
ding en toezicht over alle voorkomende
zaken op sociaal en economisch terrein
wordt de christelijke onafhankelijke vak
beweging onder de katholieke werklieden
ook van ons land met den dag sterker.
Meer nog, dezer dagen liet Z ij n e
Heiligheid de Paus nogmaals
door kardinaal Pischer uitdrukkelijk
verklaren, dat hij, evenals voorheen, in
het vraagstuk katholieke of christelijke
vakvereenigingen neutraal blijft. Al het
drijven van Duitschland, en ook van
Nederland uit, om de christelijke vakver
eenigingen veroordeeld te krijgen door
Rome is dus op niets uitgeloopen.
Deze uitslag was te voorzien. De vak
vereenigingen streven naar een tijdelijk
doel met tijdelijke middelen en vallen
dus buiten de bevoegdheid van het
geestelijke gezag, zoolang zij aan de
eeuwige zedelijke beginselen niet te
kort doen. ??' "
Het vraagstuk of de vakbonden zich
op katholieken of op niet-confessioneelen
grondslag behooren te stellen, hangt af
van de omstandigheden en zou betrek
kelijk gemakkelijk zijn, indien man niet
telkens katholiek met kerkelijk en
nietconfessioneel met inter-confessioneel ver
warde.
In ons land zijn de katholieke vak
vereenigingen tot op heden kerkelijk,
omdat zij de leiding der bisschoppen
aanvaarden. Er kunnen omstandigheden
zijn, die zulks wenschelijk maken, maar
de macht over het tijdelijke, die hieruit
in de handen der bisschoppen komt,
heeft harea oorsprong niet in hun herders
ambt, maar in de statuten der bonden.
In het algemeen evenwel zal deze nieuwe
tijdelijke macht en invloed noch in het
belang van het geestelijke gezag, noch
in dat van eene krachtige vakbeweging
zijn. Het streven naar eene christelijke
vakbeweging zelfs in onze geheel katho
lieke streken is een bewijs er voor, dat
dit ook door vele werklieden wordt
ingezien.
Toch was daar (ten minste plaatselijk)
eene katholieke vakbeweging beter op
hare plaats, dat wil zeggen vakbonden,
die als zoodanig de katholieke
geloofsen zedeleer belijden, maar... verder
onafhankelijk zijn,
Zoodra en voor zoo verre zich evenwel
eene vakbeweging moet uitstrekken over
gemengde streken en staten is het nood
zakelijk voor haren bloei, dat zij zich
zooveel mogelijk aan het karakter der
maatschappij, waarin zij zich moeten
bewegen, aanpassen zonder in tegen
spraak te zijn met de christelijke zedeleer
en dit is de feitelijke grondslag der
zoogenaamde christelijke vakbonden.
Men heeft hier en daar beweerd, dat
haar grondslag zou zijn een christendom
boven geloofsverdeeldheid. Dit is niet het
geval. Volkomen terecht wordt deze
grondslag verworpen ook door Mr. Aal
berse en toc^i hij mag dit niet doen....
zoolang hij niet tegen de Kuyperiaansche
antithese opkomt.
Politiek en economie liggen beiden op
het terrein van het tijdelijke. Wat voor
de vakbonden recht is, is billijk voor de
politiek; maar dan vervalt ook de wortel
des geloofs, de openbaring Gods als uit
gangspunt, kortom, alle phrasen, waarop
onze politieke antithese berust.
Doch die antithese, die men noodig
heeft om de politieke partijen der rechter
zijde bijeen te houden, verwerpt men als
gevaarlijk, wanneer zij de christelijke
arbeiders tot eene groote beweging bijeen
zou brengen; want men is er zich blijk
baar van bewust, dat tengevolge van en
naast eene krachtige christelijke vak
beweging op den duur eene nieuwe poli
tieke niet-socialistische arbeiderspar'ij
zou kunnen ontataan.
Ook over het tweede punt heeft Mr.
Aalberse alle redenen om bezorgd te zij a.
't Zijn niet enkel leeken, die den spot
drijven met het streven om onzs pries
ters als adviseurs aan alle mogelijke en
onmogelijke bonden en hondjes te ver
binden.
Ook vele zielzorgers komen er rond
vooruit, dat men in dit opzicht veel te
ver is gegaan. En de Paus ? Als men
zijn encyclieken goed naleest, dan zal
men daar telkens en telkens zien, hoe
zeer de Heilige Vader er voor bezorgd
is, dat zijne priesters te zeer in het tijde
lijke zullen op zaan. Zelfs de Katholieke
Sociale Actie, die toch onder de leiding
der Kerk staat, wenscht hij bij voorkeur
als een leeken we'k te zien beschouwd;
zoodat Mr. Aalberse, als hij over de
Eatklerikalisirung1' onzer
vereenigingen bezorgd is, zich in de eerste plaats
bezorgd most maken over den Paus van
Rome zei ven.
M. J. G. K CYPERS.
De Rechtspositie van het
Spoorwegpersoneel.
Telken jare bij de behandeling der
Waterstaatsbegrooting in de Tweede Kamer wordt
een niet onbelangrijk deel der handelingen
gevuld met beschouwingen en wenschen
door vele leden geuit inzake de arbeids
voorwaarden van het spoorwegpersoneel.
Na 1903 het jaar van de misdadige
woeling," toch ia aan het spoorwegbedrijf
een zeer sterk publiekrechtelijk karakter
verleend; de behandeling van wensehen ep
bezwaren van het personeel in dit bedrijf
werkzaam is daardoor voor een goed deel
gelegd in handen der regeering, die in 1903
vrijwel het voogdijschap over dit personeel
heeft aanvaard, eensdeels door hun het
stakingsrecht te ontnemen, althans door een
staking zonder uitstcht op succes te maken,
anderdeels door de bevoegdheid aan zich
te nemen deze arbeidsvoorwaarden goed te
keuren en zoo noodig zelfstandig te wijzigen.
Door den drang van het parlement, zijn
dan ook door de regeering herhaaldelijk
wijzigingen in die voorwaarden gebracht.
Het laat zich aanzien, dat ook dit jaar
bij de behandeliDgHvan hoofdstuk IX der
staatsbegropting de stem der kritiek den
minister niet gespaard zal blijven en dat
het dit jaar wel hoofdzakelijk de rechts
positie van het spoorwegpersoneel zal zijn,
waarover harde noten zullen worden ge
kraakt. Eenige voorvallen bij de verschillende
maatschappijen plaats gevonden, maken dit
waarschijnlijk. De beroering en de groote
ongerustheid daardoor onder het spoorweg
personeel gebracht zal zich wel overgeplant
hebben op meerdere kamerleden, die zich
tot taak gesteld hebben een rustig even
wicht te helpen scheppen tusschen de
machtsbeknotting door de zoogenaamde
stakingswetten van 1903 en de aan den
anderen kant van de balans hangende be
staanszekerheid.
Het zij mij vergucd over deze rechtspositie
een en ander te zeggen.
***
In hoofdzaak wordt de rechtspositie gere
geld in dat deel van het personeelreglement,
hetwelk handelt over het scheidsgerecht.
Dit seheidsgerecht heeft de bevoegdheid
in hoogste instantie uitspraak te doen over
disciplinaire straffen (de onbeduidendste
uitgezonderd) en ingeval van ontslag, of
de bij het reglement vastgestelde uitkeering
in billijkheid is bepaald en of dit ontslag
eervol" moet zijn.
Men merkt dus dadelijk op: geen
scheidegerecht kan iets wijzigen aan een ontslag,
dat eervol is gegeven, waaraan vastzit de
maximum uitkeering bij het reglement be
paald en waarbij de opzegtermijn is in
acht genomen en evenmin kan een scheids
gerecht een nog zoo onbillijk gegeven
ontslag intrekken. Het kan hoogstens be
palen, dat het ontslag eervol moet zijn en
dat den ontslagene eene uitkeering wordt
gedaan in eens van ten hoogste twee en
veertig maal de bezoldiging, die door den
belanghebbende per dag wordt genoten
voor ieder vol dienstjaar, dat hij bjj de
Maatschappij heefc doorgebracht.
Eervol ontslag met uitkeering aldus
is de redeneering geldt niet als straf.
Beroep op een scheidsgerecht is dus over
bodig.
Theoretisch moge dit heel juist zijn, de
praktijk van het laatste jaar heeft duidelijk
bowezen dat deze bepalingen te veel ruimte
laten aan de Maatschappijen om den dienst
op te zeggen aan hen, die zij graag kwijt
zijn. Volgens het reglement moge ontslag met
hoogste uitkeering dan geen straf zijn, de
werkelijkheid doet zich aan den ontslagene
voor, ook al heeft hij de maximum uitkeering,
ook al krijgt hij het praedicaat eervol, als
een straf. Eenig betoog voor de juistheid
dezer laatste opvatting lijkt mij geheel
overbodig. M. i. hebben de Maatschappijen
al te licht van deze reglementaire vrijheid,
hun gelaten, gebruik gemaakt om ze te
mogen laten voortbestaan. Eenige voor
beelden zal ik ter verduidelijking noemen:
l Mei van dit jaar werd bij de
NoordBrabant- Duitsche- Spoorwegmaatschappij te
Bokstel een leerling-machinist Giessen eervol
ontslagen, met hoogste uitkeering. Naar
hem werd gezegd, omdat er te veel per
soneel was. Daar echter twee
leerlingenmachinist op de ranglijst beneden Giessen
voorkwamen en dus later waren aangesteld
dan hij, waar bovendien twee nog niet
vast aangestelde leerlingen evenals deze
in dienst bleven, is het natuurlijk dat dit
ontslag, hoewel reglementair in den haak,
als een straf werd gevoeld, temeer daar
Giessen te voren een verzoekschrift om
toelage had opgesteld door al zijn collega's
mede onderteekend.
De vraag is, waarom in een dergelijk geval
geen scheidsgerecht ? Indien het ontslag
gerechtvaardigd was en billijk, een on
partijdig scheidsgerecht zoude niet aarzelen
de handelwijze der spoorwegmaatschappij
goed te keuren. Nu heeft het er alles van
en vestigt het den indruk, dat het reglement
ruimte laat aan de spoorwegmaatschappij
voor willekeur. Hier mist de rechtspositie
een steun vlak.
Een j»ar te voren werden big de Nederl.
Centraal-Spoorweg-Maatschappij drie conduc
teurs te Barneveld eervol met de maximum
uitkeering ontslagen. Weer dus niet bij wijze
van straf, terwijl bij de behandeling der
Waterstaatsbegrooting in dat jaar toch de
Minister o. a. mededeelde, dat deze conduc
teurs een groote mate van brutaliteit in
den dienst aan den dag legden en er te
Barneveld groote tuchteloosheid heerschte"
daarbij dus volmondig erkennende, en wat
erger i», goedkeurende, dat het ontslag bij
wijze van straf was gegeven.
Weer dringt zich hier de vraag op, waarom
in zulke gevallen geen uitspraak van een
scheidsgerecht. Ontslaat de N. C. S. terecht,
heeft zjj niet te zware straf opgelegd, een
onpartijdig scheidsgerecht, zoude de uit
spraak hebben herhaald.
Büde H. S. M. werden einde 1909 twee
arbeiders te Amsterdam eervol ontslagen.
Eecht op uitkeering konden ze nog niet
laten gelden, omdat ze te kort nog in dienst
waren. Ze werden eervol ontslagen wegens
poging tot diefstal van peren".
Hoewel een scheidsgerecht niet kon baten
vroeg een hunner het toch aan. Voorzitter
er van werd Prof. van Hamel, doch toen
deze de beschuldiging wilde onderzoeken,
werd hem medegedeeld, dat hu daar niet
mede had te maken, doch dat het scheids
gerecht alleen had te beslissen of het ont
slag rechtmatig gegeven was. In dit geval
dus alleen of de opzegtermijn van 4 weken
in acht was genomen. Waarom al weer
stel ik deze vraag hier niet een onpar
tijdig scheidsgerecht de bevoegdheid ver
leend ook omtrent de billijkheid van het
ootslag zich uit te spreken.
Het laatste geval, dat ik wil noemen, is
dat van den arbeider-remmer de Vries te
Amsterdam, die door de S.S. werd ontslagen,
eervol met maximum uitkeering, omdat hij
in dienst strooïbiljetten voor een vergade
ring zijner vakorganisatie verspreidde.
Geen scheidsgerecht kon deze straf te
niet doen. Het kon alleen bevestigen, dat
inderdaad een opzegtermijn van vier weken
in acht werd genomec, dat den gestrafte
werkelijk de maximum-uitkeering was toe
gekend.
Te ontkennen valt niet, dat al deze ont
slagen volkomen rechtmatig, volkomen
volgens het reglement zijn gegeven.
Ook wil ik mij geei oordeel aanmatigen
over het al- of niet billijke er van. Maar wel
meen ik tot de noodzakelijkheid te mogen
concludeeren van uitgebreider bevoegdheid
van het scheidsgerecht, zoodat het zich kan
uitspreken over elk ontslag.
Maar als de ontslagene nu eens niet meer
deugt voor zijn werk, of als hij ontslagen
wordt, omdat de maatschappij te veel werk
krachten bezit ? Als hij dus ontslagen wordt
inderdaad zonder dat hij zich laakbaar of
strafbaar heeft gedragen, dus niet als straf ?
Al weer vraag ik: waarom in dat geval
het oordeel van een onpartijdig lichaam
ontloopen, dat volkomen rekening moet
houden an zal houden met alle factoren,
die het ontslag bewerkt hebben ?
Het wil mij dan ook voorkomen, dat er
geen enkel geldend motief kan zijn om juist
hier de macht van het scheidsgerecht te
beëindigen.
Nog ware deze toestand niet zoo erg,
indien de minister waakte voor misbruiken
van de zijde der maatschappijen bij toepas
sing van ontslag.
Minister Regout echter schijnt deze halve
regeling volkomen in de haak te achten,
blijkens zijne uitlatingen in het
Barneveldsche ontslag, hetgeen te over nog te con
cludeeren valt uit het feit dat alle maat
schappijen zich aan het gebruik dezer wijze
van ontslaan bezondigen en er dus blijkbaar
van hooger hind na het Barneveldsche geval
geen stokje voor gestoken werd, hoewel
gerust kan worden aangenomen, dat de
betrokken vakvereenigingen den minister
volkomen op de hoogte der omstandigheden
zullen hebben gebracht.
Hier dus een gaping in de rechtspositie,
die dringend aanvulling behoeft. De kamer
zal hier echter belangrijke pressie op den
minister moeten uitoefenen, wil hij dit gat
vullen.
Tot zoover over de bevoegdheid van het
scheidsgerecht; nu nog een en ander over
zijne samenstelling.
* *
*
De grootste fout, die aan deze samen
stelling kleeft, zal wel deze zijn, dat de
gestrafte genoodzaakt is zijne scheidslieden
te kiezen uit de groep, waartoe hij behoort
De verdeeling van het geheele personeel
heeft plaats in een 9-tal groepen, waarvan
enkele nog weer in drie ondergroepen ver
deeld. Een gestrafte, die b.v. bij de S.S.
in groep IXa thuis behoort, is verplicht