De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 11 december pagina 2

11 december 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R .S E D E LAN D. No. 1746 als-sobeidalieden ta kiezen twee wegwerkers of ploegbazen, uit het noorden des lands twee mensohen dus, die wat intelligentie betreft, gewoonlijk vrülaag moeten worden aangeslagen. De spoorwegmaatschappij zelve echter is niet gehouden bij de keuze harer scheidslieden tot een bepaalde groep, maar kiest hare knapste koppen en handigste ad rocaten, menschen die door hunEjj kunden en bekwaamheden verre de meerderen zyn van de door don gestrafte aangewezen ?etoktaHeden. Dit euvel doet natuurlijk groot nadeel aan de onpartijdigheid van het gerecht; dadelgk reeds met het oog op het kiezen van den voorzitter. Van de zijde van het personeel is dan ook herhaaldelijk de wensch geuit, dat gestrafte, zoo goed als maatschappij, voor het doen der keuze zijn blik mag laten gaan over het geheele personeel. Een eisch zoo billijk, dat alleen de niet-inwilliging ervan nog bevreemdt. Maar nog andere bezwaren kleven er aan de tegenwoordige wijze van samenstelling T»n het seheidsgerecht. De Bcbeidslieden door den gestrafte aan gewezen, zitten daar uit den aard hunner ondergeschikte positie min of meer afhan kelijk van de door de Maatschappij aan gewezen vertegenwoordigers. De Maat schappij is altijd de sterkere. Yaak zullen de scneidslieden van het personeel zich luton weerhouden vrijuit te spreken en te stemmen uit brood vree», of uit angst voor andere rancune-maatregelen. De Maat schappij zou immers altijd voor een ongewenseht «cheid rechter een stok kunnen vinden... eervol ontslag... maximum uit keering en verlost ia ze van dit lid, dat tegen hare belangen ingaat. En dat deze vrees van nadeel kan zij a op de samen«tellittg van het scheidsgerecht, is nog weer duidelijk gebleken bij het ontilag Nathans aan de H. IJ. S. M.' Ia overleg met het hoofdbestuur zijner vakvereeniging heeft de gestrafte toen scheidsrechters aangewezen, die geen leden dier organisatie waren, uit vrees voor verdere maatregelen op de soheidslieden toe te passen. Ik wil hier allerminst gezegd hebben, dat deze vrees gegrond is, maar het feit alleen, dat ze bestaat, en dat ze een be perking in de keuze der scheidslieden ten gevolge heeft, is voldoende om het geldende systeem van kiezen te veroordeelen. Dit euvel zou nu wel kunnen worden opgeheven door de scheidslieden te doen kiezen buiten het bedrijf, zooals bijv. plaats heefc bij sommige scheidsgereehtan voor gemaèntewerklieden, maar het zal niet bevorderlijk kunnen zijn aan de noodige kennis van zaken, waarover het scheids gerecht moet kunnen beschikken bij het bepalen van zijn oordeel. n.arom meen ik een beter middel aan de hand te kunnen doen, waardoor deze gebreken achterwege zullen blijven. In de eerste plaats worde het scheids gerecht niet gekozen voor elk voorkomend ge^al, doch permanent En in de tweede plaats worde aan de scheidsrechters een bijzondere rechtspositie verzekerd, waarbij geert ontslag kan worden gegeven dan door uitspraak van den burger lij ten rechter. De positie van den scheids rechter dus alleen aantastbaar gemaakt door de uitspraak van een kollege, dat in ge schillen tusschen spoorwegmaatschappijen en personeel als vrüwel on partijdig kan gelden. *** Met de instelling van het scheidsgerecht bet ft men de waarborgen willen scheppen, dat het spoorwegpersoneel niet anders dan rechtmatig en billijk wordt gestraft. De praktijk echter heeft doen zien, dat de ge troffen regeling niet geheel aan de gestelde eisch en beantwoordt. Wijzigingen in die regeling aangebracht, als door mij boven bepleit, zal haar beter aan haar doel doen beantwoorden, zal betere waarborgen verschaffen voor een rustige ontwikkeling van het spoorwegbedrijf. Het spoorwegpersoneel zal het gevoel worden gegeven, dat men met het oog op zijn rechtspositie rechtvaardigheid als gevolg van onpartijdigheid betracht, de kiemen van ontevredenheid ontstaan door het vermoeden dat niet alleen het recht maar ook de macht een woord meespreekt, zullen verstikken. Met groote bescheidenheid, maar ook met groot vertrouwen in de richtige werking ervan, geef ik deze maatregelen aan minister en kamerleden ter beoordeeling. H. B. Uit het Zuiden. ANARCHISME IX DE R. K. VAKORGANISATIE. Ia mijne vorige correspondentie deelde ik een en ander mede over de hartstochte lijkheid der novitii in den klassenstrijd, de Noord-Brabantsche kapelaans. Ik be toogde, hoe deze heeren, welke zoo kort ge leden nog achter de mannen zich bevonden die Troelstra steenigden, Troelstra's leer stellingen (somsop mér anarchistische manier) ijverig bezig zijn te verkondigen. Mij is de opmerking gemaakt, dat in het geval van den Waalwijkschen patroon, welk geval de naaste aanleiding was tot mijn schrijven, de klassenstrijd niet het doel der agitatie mocht worden genoemd, omdat het hier gold, en geldt, de afstraffing van een niet genoeg aan de geestelijkheid onderdanigen notabel. De klassenstrijd, d.w.z. de oecanomische strijd zou hier geen doel zijn, maar alleen de stok waarmee men ranselt. Ik antwoord, dat ik niet enkel over Waalwijk en dezen patroon geschreven heb (zij waren maar een aanleiding) en dat mijn kenschets op de Brabantsche toestanden in het alge meen glaat. Zeker is een reeds oude wrijving tusschen gezegden patroon en de Waalwijksche geestelijkheid van zér grooten invloed op het bestaande conflict. Daar het fijne van te vertellen (ik vernam er kort ge leden van betrouwbare zijde een en ander vac) ware op zichzelf een roman, een roman uit het Zuiden"! Maar ik wilde thans nog even doen uit komen hoe anarchistisch d. w. z. rauwer dan socialistisch, mér directe-actieachtig de kerkelijke propagandisten van den klassenstrijd bij ons in Brabant zijn aangelegd. Ik noemde reeds den Weleerw. Heer Poell, geestelijk adviseur van den Ned. B. K. Textielbond, die, zooals in mijn vorigen brief meegedeeld, in het officieel orgaan van genoemden bond schreef: We mogen daaroaa die onderkruipers zoo maar niet doodslaan!... Dus enkel maar met overredintr werken? Zog, doet ge dat meteen dief?"Van verschillende zjjden aangemaand eens een duidelijke uitlegging dezer woorden te geven, liet de Weleerw. Heer Poell zich niet onbetuigd, en schreef in het HoogAmbacbt" de volgende verklaring: 't Was voor de menschen wel wat al tegele«rd,"' zoo is mij gezegd, 't Zat nogal ingewikkeld ineen. Nu, ik wil nog wel een-i heel duidelijk zeggen, wat de bedoeling is . . . . Daar bestaat nu eenmaal geen onderkruipersrecht, en wie zich buiten recht en wet stelt, moet er de gsvolgen van ondervinden; gevolgen hun toegebracht door degenen, die in hun recht zijn. Dat diegenen, die in hun recht zijn, niets meer tegen de onderkruipers mogen doen, ean een mooi praatjs houden, wordt wel gezegd; maar dat zij meer mogen doen wordt ook verdedijd; deze meening wordt voorgestaan door prof. Pottier, door het blad der Aalmoezeniers van den Arbeid en d oor andere vooraanstaanden in de Roomsche Vakorganisaties. Dat men echter bij het yerweer niet verder mag gaan dan noodig ia om 't onderkruipen onmogelijk te maken, is duidelijk; men mag het er niet op aanleggen een dief dood te schieten, als men met een schot ia de l acht maken kan, dat hij gevat wordt; en tusschen een schot in de lucht en een doo lelijk schot zijn er nog schoten, die 'm o,j andere plaatsan kunnen treffen, zoodat men toch zekerheid heeft, z'n eigendom terug t« krijgen." Deze uitlegging, natuurlijk na rijp bsraad gegeven, laat aan duidelijkheid niet te wenschen over... Geen wonder dan ook, dat er een storm van verontwaardiging opging jn de Katho lieke, conservatieve pers!! Het algemeen ge voelen daarin was, dat de Weleerw. Heer Poell... zijn mond had voorhijgeoraat, en dat hu zich zou haasten dit zelf ta erkennen... Da gebruikelijke reddingsplank wij zullen gelooven dat ge het anders bedoeld hebt, zoodra ge dit maar beweert" werd ook hier gereikt. In De Tijd" schreef een R(oomscb) K(atholiek) P(riester) met het oog op de gevaarlijke uitlatingen van den geestelijken adviseur, dien hij overigensniet noemde, het volgende: Gelukkig zijn de uitstrooiers dier ideeën ook niet zoo bloeddorstig en tiraniek als hunne artikelen lijken. Zij hebben alleen maar het euvel dat zij gewoonlijk het tegenovergestelde beweren van wat zij bedoelen," en later de redactie zelf: Immers hos een katholiek priester en bisschoppelijk adviseur van een werkhedenvereeniging er toe komen kan, dingen te schrijven, als de boven geciteerde, is ook ons een raadsel." In de Maasbode" ver zucht een R. K. Pr.: Of zou het nog R K. mogen heeten, wat k >rt geleden opeuhjk is beweerd geworden,door een R K. socialeactieman?" Dd Limburger K-ierie " zegt vergoelijkend: Da bsste breister laat wel eens een steek vallen. Maar zij raapt deza zoo spoedig mogelijk weer op. Dat mosre ook de Eerw. Heer Poell doen. We hopen het." Maar de hoop van de L'mburger Koerier" wordt niet verwezenlijkt, de zucht van de Maasbode' niet gehoord, het raadsel van De Tijd" niet opgelost; al hun gejammer helpt niets; de Weleerw. Heer Poell zwijgt als een mof, en raapt den gevallen steek niet op (ik bedoel natuurlijk den breuteek.) Zijn zwijgen is hier eea program. En, nietwaar, een program van anarchistischeklassenstrijd- actie op roomsclnn grondslig, of tenminste op den grondslag van een Roomschen kapelaan (homogeen in deze met andere Roomsche kapelaans.) Ziehier nog uit 's heeren Poall's lijforgaan het Hoog-Ambacht" een vertelling, die ik in haar geheel overneem. Ol' WEG NAAK DE.V HEMEL. ...Een zeker wever ging in zija Zondagsch pak j 9 van cheviot, met riemklompen aan en gewone zslap op, op weg naar den hemel. Hij zag vooruit en merkte dat het nog een heel eind was. Daar ziet hij voor zich uit een fabrikant, heel deftig en statig voortgaan. De wever denkt bij zich zelf: die gaat ook al naar den Inmel, doch hem voorbjjloopen zal ik toch maar niet doen, ik zal hem op mijn staai maar volgen; en zoo kwam de fabrikant het eerst aan de poort van den hemel en werd binnen gelaten. De wever haastte zich nu wat, om ook binnengelaten te worden, doch hij kwam te laat. Hij luisterde aan het sleutelgat; het was al muziek en zang, zooals hij het nog nooit hal gehoord; en daar stond hij DU buiten. Maar ondertusschen kwam ook nog een ander wever, en deze wist raad! Hij belde aan, en ziet de deur werd geopend. Maar wat een verwondering! Geen muziek werd gehoord. De eerste wever, biereen weinig over gestoord, vroeg aan St. Peter: Maar zooeven is hier een fabrikant binnen gelaten, en toen was alles muziek en zang, en nu wij komen is er niets te doen!" O, dat geloof ik wel," zei St. Peter, fabrikanten komen hier zelden, vandaar die vreugde, en wevers komen hier alle dagen, maar komt maar mee, ik zal jullie gauw een goede plaats aanwijzen." " Ziehier de Kerk op nieuwe oeconomische wegen: er zit in dit verhaal iets van een anti kapitalistisch geworden Evangelie: het Evangelie bagrejen in den zin van het moderne verzet, van do arbeidersopstandigheid. Men kan minder hoogdravend zeggen : dit is Domela Nieuwenhuis' Hecht voor A Hen in het primitief-Roomsche vertaald: ziehier, in verteltrant, de prediking van de Roomsche anarchistische vakbeweging. * # Nogmaals zeg ik, als in mijn eerste artikel: ik heb niet te betreuren, dat de Roomsche Kerk dezen weg betreedt. Gewend van alle walletjes te eten (denk aan het Duitsche Cantrum !) zal ze na eerst uitsluitend den patroon en den werkwi llige" door dik en dun te hebben verdedigd, thans hier en daar aan de zijde staan van de zich verzettende arbeiders, om op een andere plaats te blijven helpen den patroon. Zich onthouden van inmenging indenoeccnomischen en socialen strijd, zal die Kerk, begeerig als ze steeds is een maatschap pelijke rol te spelen, niet van zich kannen verkrijgen. En toch moest ze weten dat zij (denk aan Frankrijk, denk aan Portugal) zoo handelend een hoog spel speelt. A. * Louis COUPERUS, Van en Ooer Mljztlf en Anderen, L. J. Veen, Amsterdam, z. j. Lanjf, lang ist's her, dat van Couperus de laatste roman het levenslicht zag. Ite Berg van Licht was 't, geloof ik, en sedert zweeg deze eer s allerpopulairste auteur van ons vaderland, om slechts in fftt Vaderland van zijn bestaan te doan blijken. Oouperns ia een der weinigen geweest in onze nieuwste letteren, die de maar ten halve ben ij d har e gave bezat het hart van het gedUtingueerd publiek" met het zijne unisono te doen kloppen door gretig gelezen boek na boek dat gewaagde van Goden of minstens van Vorstelijke personen uit den netten stand. Maar toen bij, te goeder trouir, voortging met de faeeriëen, en met de vorsten bepaald onzedelijk onnprong men denke maar eens aaa dat onfatsoenlijke keizertj9 Helegabalus toen was het meteen gedaan met de gumt en clandiiie van het geëerd publiek, dat vervolgens tot Oorelli, tot Frensen, tot Sienkiwica, of hoe die buitenplaatsen mogen hee'en, overging en Couperus met zijn goden alleen liet. , Beiert verging hen de last dezen te inter viewen, alsmede de Vorsten in hun intiemste verrichtingen d «n HoUandachen lezer voor te stellen en ging hij in" de journalistiek of schreef maar nu en dan kleine, on^ewich'ige en als spontane stukjes in het tydichrift Oroot Ncde-, land. Van beide soorten schriftuur is hier nu een bundel bijeen, onder dan misschien wat geheimzinniger! titel: Van en Over Mijzelf en Anderen, en ziel het blijkt, dat hetgeen de romans vaak ondragelijk maakte, juist dezen auto-biograh'ichen stukjes of luchtigen ver tellingen hun bakoring geeft. De neiging is grcot om, met een boek als dit tot gegevens, een portret, ten voe ten uit, van den auteur te gaan ontwerpen en nat zou zeker de moeite loaneo. Maar behalve dat de tgd om den maa en zy'n werk te beschrijven nog niet gekomen is als de man springlevend blijkt en zijn werk voor groo;e vermeerdering vatbaar, zijntocïi ook de kolommen van ean courant te nauw en te kriebelU voor zulk een werk, dat veel geduld eiscbt. . van den leier. Daarom dient men met enkele trekken te volstaan, die vooral uit de» verbalen opkomen en d^en hnn wa*rde gaven, die trekken ooi, welke dd aixeur blijkbaar van zichselven hst liefst laat ontdekken. Bij voorbeeld, is Mar een al bijzonder ken schetsende passage ia De L'>f der L'iiheid. Oe schrijver id van zya vrienden O.lindo en E ettra weggegaan, niet omdat de gestelde t^jd van logeeren om was. me: omdat bij voor eenige gewicatige aangelegenheid bepaald wa^ mout, mur om... ejm w ver anderen, o uilit zijn ongeduar int in dit zachtzinnig par A l ij j eanvou tig niet uithield. Ea terwijl nij in een leeg» coupéwegreist naar 't znidan, naar R3 na en F/asoa'i, waar hy niets te maten heefc, ne voelt hij bijaa wroeging over zijn d «vaashei 1. U, is vojl mij diep ongelukkig. Ii voel mij slecht tegen anderen, ea tegen mijzelf. Ik stel mij Orlaado ea E.ettra nu voor; nu dat zij hun vagebond, hun krekel niet meer hoorea ea zien, K'.ettra zal wel conti uren maken, maar alleen mat het idee, dat ik ze, over eeuige maanden, kom eten. 0/lando zal doen wat hij doen moet : zwem men, gaan naar den pachter, lui z|jn, Dionyios lezen, maar dat alles zal hij doen in een dichte wolk van weemoed. Want ik ben hem roodig, als hy münoodig ie. Mijn gril lige, Boms vrouwelijke, soms kinderlijke, soms dichterlijke, dol-vroolijke of diep melancho lieke naiuur ig hem levens-onmisbaar geworder. Ik geef hem alles wat hij niet heeft, om hem te laten voelen, dat hij een i.iel heeft, een hart hè-f r, zenuwen en niet alleen fpieren. Zonder mij, bleef hij massief. Ik heb hem laten vibreeren. Het beeld is een menech geworden. De gymnast werd een vriend. In den onbewusten droom van zyn regelmatige luihedeu teekent de plastiek van zyn vriend Gigi zich af." Dit is nogal geraffineerd en zou ook wel een weinig droevig kunnen zijn. Immers, in alle luchtigheid wordt hier niet minder dan de zware melancholie neergeschreven, dezelfde, waarmee Couperus eens de kern van een prachtig boek miakte : Eline Vere. Of hy haar dus kent l O/ hij alle graden en stations van da kwaal weet, die men wel gebrek aan dierlijke levenslust kan noemen, betgeen. dan weer beteekent te trage of gebrekkige ontwikkeling en verandering in de levens momenten en soms zelfs trage stofwis seling. Want lenen wil zeggen veranderen en verandering begeeren, den dood van het oogenblik, het verlaten van het vroeger begeerde, nu bereikte wenschen, en wie dat het meest gelijkmatig doet, lichamelijk niet minder dan geestelijk het verleden geregeld opbergend en eiken dag ontwakend tot be\rekkelijk nieuv leven, die is gelukkig en verveelt zich ciet, Maar velen onzer hebben thans dat gemak van licht en rustig meedraaien met het leven verloren en zijn ongezond" ge worden. Een on gezondheid of abnormaliteit, dis men ook ver fijning of vergeastel^kiüg noemen kan, al naar men belieft. Psychiaters en zulke menschen die er een norm op na echijnen te houden en precies weten wat normaal is, spreken echter bij voorkeur van ongezondheid en worden daarbij klaarblijkelijk geïnspireerd door het schouwspel der volmaakt rustige en evenwichtig herkauwende koeien op de weilanden rondom hun zenu vgestichten. Ea zij hebben gelijk. Wat my betreft: als ik een psychiater waf, zou ik liever een koe willen zijn, in leven en sterven een onbe wuste weldoenster harer evennaasten, een christinne zonder ei?engerecli*igheid, het geen men van de psychiaters gewis niet zeggen kan. Couperus echter is juist een schitterend bewijs hoe weinig practiscke waarde onze onderscheidingen en vaste merkmalen be zitten, want zijn talent en zijn abnormaliteit blijken onverbrekelijk verbonden, en, tenzy man da koeiïjje gezondheid verkiez9, die bij de menschen nog niet eens tot melk en boter voert,maar volmaakt onvruchtbaar vege teert, dient men de vruchtbaarheid, dat is het openen van nieuw inzicht, het ontdek ken van nieuwe gevoelsscbakeering, wel het recht te gunnen een weinig ongezond te zijn. Het eene gaat nu eenmaüniet zonder het andere en het Ijjkt geen enorme ont dekking, die vsn de abnormaliteit van talent en genie. Hoe gou zooveel inspanning na-ir n kant, zooveel voortgezette eenzydigheid en gedeel telijk verwaailoozen van andere zielsfactoren en faculteiten niet leiden tot... oneven wichtigheid, die men gerust minderwaardig mag noemen, als men een koeiig ideaal heeft, als men meent, dat de samenleving kan bly ven ala zij is en niet juist door de onevenwichligen aan het draaien wordt geholpen. G jan wy echter van deze overtuiging uit, dan zyn het de anderen, de meerderen, de niet-artistieken, die minderwaardig behooren te heeten en het is niet ia te z;en, waarom juht da psychiaters al behoeft men hen gewis niet tot de allerminst-waardigen te rekenen hier de lakens zouden uitdeelec. Ei en wel, wy mo^en het ons voor gezegd houden, dat al dit krakeel is een strijd om des Keizers baard of liever nog ledeneerstof voor debatingclnbs en zulke kwesties tiet meer waarde hebben dan b. v. die Engelsche Fixirfragen: Ia het leven een zegen? Ia de dood een einde? Zijn de liefde van man en vrouw gely'k? en?, enz., dingen, waaraan een radely'k men schalleen op huiselijke feest avond j es zyn ty'd verioet. Couperus dan als zoovelen in deze tijden van orergang lijd c aan melancholie, het geen van den licbamelyken kant gezien, be teekent dat zijn zenuwen te wenschen overlaten en van den geestely'ken, dat hij zyn herinnerin gen en verleden te zeer hefneefr, zoodat zy hem den levensgang bezwaren en hij aanzichzelven niet ontkomen kan. En daar hij nu niet, als een gerangeerd" en ordentelijk burger man, den eenigen weg tot beterschap verkiest in te slaan, die ia regelmatig leven en regel matig werken, maar integendeel van een evenwichtigen mindere-in-geest diens harmo nische werkloosheid wil leeren, is het resultaat . een verergering van de kwaal en ie toevlucht tot het palliati f van plaatsverandering. Dit alles zou wel een beei j e droevig kunnen zijn, indien het niet zoo... vermakelijk be schreven ware. Ea hetgeen van de klagers geldt, kan ook van de schrijvers gezegd worden : zij lijden nog niet den ergsten nood. In Oflandjs Viooltjes, in Nerone, in Over de Ijdelheden da Lichaam», niet minder dan in deze Lof der Luiheid, heeft Couperus onzwaarwicatig en onsentiin«nteel, met vol maakten goeden emaak de miserie van zyn bestaan te boek geateid, en, het a'dua tot eigen groote soulaai o'jectiveerende, er aan gekneed en gevoruii, er aan getrokken en gedruüt, zoodat er een alleraardigste caricatunr ontstond, waarheid en verdichting ge man ge tot tij u omtscse vertelsels, waar bovendien dd beelding van zeer echte menechen stevigte aan verleent. Edu bijzonder modernen zij het ook niet dan modernsten mensch leeren wy hier kennen in zyn grillige uitingen, die inderdaad te luchtig o! on-Hollandsche eigenschap! zyn gehouden om ooit anders dan vermakelyk te zijn en toch dicht genoeg bij het tragische om ooit futiel te worden. Zoo in het geval van den grooten hond Ntrone, met dat voortrtfl jke begin, die weeknullije klacht, als van een aan vang- I9a eeuwsche juffrouw op jaren 4 la Bakker Korfi. Ik hou niet van honden.. .. Honden zijn my' antipathiek. Zy waren het my' nietaliydakheb vroeger wel eens sympathieke honden gewaar deerd. Maar langzamerhand zijn honden my meeren meer antipathiek geworden. Ik heb ze leeren zien als de meest encombrante, indiscrete, opdringerige, met luid rumoer zich te kennen gevende, en daarbij obscene schep selen van Goda, met schepselen overvol be volkte, aardbol Een hond kan blalt'jn, stom, eindeloos, eentonig, afmartelend: een hond vult het heelal met zijn imbecile, alles-doordringend geblaf, all geen beest. Een hond is walgelyk vies. Hebt ge ooit een hond een pooze ge observeerd? Is een paard vies? Neen. Ean koe? Neen. Een zwyn? Neen, vergeleken by een hond. Een hond snuffelt en ruikt. AU een oude tnarcheur snuffelt een hond naar alle, zijn aliy'd hitsige zinnen opwekkende, iuchtjaa, aan lantarenpalen en boomen; geen hond gaat hem voorbij f de hond ruikt aan dien hond, met obsceen gedraai om elkaar heen .... O, de walgelijke beesten! Dat gebaar van altijd dij poot in de lucht, tegen iederen boom, iedere bank, uw broek, als ge niet oppast: een paar druppeltjes hier, een paar druppeltjes daar. overal waar een hitsig luchtje van aniere druppeltjes is. O, de smerige beesten! En hun domme, grove bewegingen van hevig-kwispelend acaterlyf, en hun trouwe", goeiige, waterige oogen, ea hun likken en lebberen en hijgen en janken: o, de lamme, beroerde beesten! Ik kan ze niet uitstaan." Da hond ISTarone van zyn vriend Orlando heeft dan nog particulier onaangename hebbelykheden. Eerstens is bij te gezond, net als zyn meester, en vervreemdt bij momentaan dezes hart van zijn vriend Gigi. Het is of Orlando my niet noodig heeft, als hij Nerone heeft. Hij gaat met Nerone op jacht; ik halt jagen, ik haa', hazen en patrijzen schieten hoewel ik ze eet, o zwakheid! als 0/lando ze heeft gejaagd met Nerone. Ik jiag niet mee. Ik ga niet mee op zulke dolzinnige verre wandelingen over heuvelen in brandenden zonneschijn, als Orlando doet met Nerone. Dan rennen zij beiden hoogten op, laagten af, net t wee gek ken. Ik blyf dan rustig bij Eiettra, een beetje melancholiek, omdat Nerone sterker is dan ik, en zyn baas kan vergeiellen, terwy'l ik dood neer zou vallen, na zoo een tocht. Ik drink dan bij Eiettra lekkere thee, en, als voelt ze, dat ze mij troosten moet, laat ze dan bakken vruchtentaart met room; dat is zalig. Maar zelfs vruchtentaart troost my niet geheel: er blijft in mijn hart iets overvol van jaloezie.... Komen zij dan thuis, Orlando met Nerone, dan hebben zij beiden iets juichends van genoten te hebben van lucht, zon en beweging. Maar hoewel ik Orlando gaarne juichend genot gun, is Nerone mij er om onuitstaanbaar, als hij biafisnde en juichenie thuis komt. Hij blaft, o God, bij blafc... l I« Nerone dan eindelijk uitgejuicht, en neem ik, om te bekomen, mijn kopje the* ter hand, dan vliegt Nerone op, gulzig en dorstig altijd, en slaat met n zweepslag van zijn oarsterken staart het kopje u'.t my'n hand, zoo dat de thee stort over mijn nieuwe witflaneilen broek. Dit is tweemaal gebeurd. Ik wacht nu, dat het een derde maal ge beuren zal". En all 't d»n gebeurt, wordt Nerone, heimelijk, verbannen naar den pachter. Vriend Gigi merkt het pas vin- dagen later, of schoon die dagen wel .hél gelnkcig voor hem geweest waren. Ik voelde om mij heen iets zaligs van een kalme atmosfeer".... De zaak wordt hem opgehelderd, maar Eiettra kan niet nalaten, een beetje spijtig, op te merken dat Orlando Nerone wel een weinig mist, omdat hy nu alleen moet wandelen. Oogenblikkelyk voelt Gigi zich een monster van egoïsme" en daar zyn ijdel heid dat volstrekt niet verdraagt, nog veel minder dan Nerone'éruwheid en geblaf, be sluit hy 'c minste kwaad te kierenen Nerone terug te balen. Dat moet hij echter, 's middags in de heete zon, zelf doen, want de be dienden durven niet, en aldus wordt het ean tocht van veel lijden. Want het is heel vreemd, maar Nerone o grove natuur van een hond! heeft nooit gemerkt, dat ik hem haat.... Zyn pachydermische ziel, gehuld in die zwarte astrakan j a-i, bemint my, ik vraae my af waarom! Het beest vliegt op mij. toe, en zet de pooten tegen mijn schouder, renzig en overeterk; hij geeft mg een lebber met zyn heete tong.... hy lijkt wel een Abyssiniër, een Moor, die mij zoa willen omhelzen. Ik wankel onder zoo'n onstuimige, altyd ongewenschte llefie; Valente, de knechten, de kinderen, Sico, Benone de hofhond, alles schreeuwt en gebaart om my en Nerone: het is om gek en doodmoe te worden." En dat is nog maar het begin, want Nerone is veel te bly' om nn verder rnstig by zijn weldoener te zitten in 'c karretje. Hy is 't die blaft, die my likken wil, die nn zich wentelt tusschan my'n beenen in 't nauwe karretje, dan er uitspringt, bost, blaft, dan er weer in wil"... en Gigi moe. moe, dood moe ' maakt. Natuurlijk is Orlando verteerderd en dank baar : Beste Gigi, wat ben je toch een brave jongen. Wat een lieve gedachte van je, om den hond terug te halen...." Ik ben innerlijk heel bly en gelukkig om Orlando's lof. In dat bigde geluk mengelt zich de wroeging over m'j n egoïsme. Maar ,.. door die mengeling heen prikkelen op haat tegen Nerone; stille razernij dat ik hem terug moèat halen; en diepe weemoed om de nu door Nerone'a geblaf verbroken, eerst dagen lang zalige atmosfeer in huis. Wat ean hoop gevo:lens voor elkaar! Zy maken dat ik antwoord niets latende merken cöcb. van het geluk, cöah van de wroeging, E O ah van de haat en de razernij en den weemoed! Beste Orlando, zo D braaf en lief ben ik heusch niet, want ik heb A'arone terug gehaald ... niet voor jou... maar voor mij. Voor jou? Ja. Ik heb van nacit vagebonden o ai 't huis h o oren dwalen, en je weet, ik ben doodsbang on vermoord te worden door vagebonden... En ik miste Nerone's alarm vannacht... Daarom " Is dit niet een prachtig slot? Verbijsterend van ..oprechte onoprechtheid ? En zeer, zeer fin-de-sièc!e. Want deze overbewnste zieleuitrafeling, die de roman tieken waarlyk niet gekend hebben, zy' is iets dat de 20 a eeuwers weer zullen moeten overwinnen, om gelukkig te leven. Tenzij ze er aan gewennen, dat de aarde rond is, ook ten aanzie i onzer moraal, dat ijdelheid tot opoffering en deugd en deze weer to" haat en wrok voeren, en men geen dezer precieusigheden tusschen duim en vinger op kan lichten, zonder dat de rest er aan kleven blijft. Het is waarlijk ondoenlijk tegenwoordig een deugdzaam mensch te zijn, en de eenig verdraagly'ke levenshouding voor 't oogenblik die van een slechtaard... als men er maar moeds genoeg toe bezat- Maar in elk geval kunnen wy' tenminste sympathie en waardeering geven aan het on-rechte, gebogene, on-echte, geblankette, gacompliceerda en... bijzondere, gelijk Couperus doet. Wanneer hy echter in die aardige feuille tons over de Legenden van de Blauwe Kust zoo byzonder opgeeft van zyn bewondering voor en genot in den Nicesche karnaval, geloof ik dat maar nauwelijks. Want ofschoon een matige of zelfs onmatige orgie gewis broodnoodig is voor den sedentairen mensch, behoort er toch ook een weinig onbewnitheid en levenskracht toe oaa van de minste orgie te genieten. Couperus echter is juist de mensch om te midden van 't luidste feestgeklater zichzelven af te vragen of hij nu plezier heeft, en juist de Pierrot, die den warmen, feest vollen avondinElettra's, naar zijn eigen phantastische en vroolyke verbeelding gematamorphoseerde salon, te eindigen met... verkillende doodsgedachten. Hy' draait te snel, al draait hij niet snel genoeg, en het is immer het bewuste leven dat hem in den weg zit, waaraan hy lijdt en dat hy' cultiveert, omdat hy toch ten slotte niet anders dan zichzelf zou willen zijn, hy', Couperus, een orchidee tusschen alle mogelijke en onmogelijke, ook psychia trische, paardeblommen. FRANS COENEN. NonltöiiDeBörnercenTentie, M. de R. De gastvrijheid van uw veelgelezen blad vraag ik voor het volgende: De impresario, die mij gevraagd heeft Silvia Silombra in handen te mogen hebben voor een evantueele vertooning van dit stuk te Parys heeft my in overweging gegeven lid te worden van de bekends Sociélédss auteurs et compositeurs dramitiques te Parijs. Op deze wijze verzekert men zijn droi:s d'auteur en, eenmaal lid zijnde, zorgt de sociétédes auteurs et compositeurs dramatiques voar alles. D. w. z. de vereeniging stelt voor haar leien in overleg met de betrokken directie, onder wier leiding het stuk ,,^aat", het echryverstantième vast, incasseert dat geld, stuurt het over enz. Men heeft zich met niets te bemoeien en men 19 verzekerd, dat geen ander theater met het stuk voor den dag kan komen, dan waarmede werd gecontracteerd. Alzoo, M, de E., ik schrijf aan de sociét des auteurs et compositeurs dramatiques en vraag: maak mij lid uwer verseniging met zijn rechten, waarborgen enz. Ik ontving den volgenden brief, dien i'i letterlijk vertaald laat volgen : Mijnheer, In antwoord op uwe vraig heb ik da eer u te berichten, dat u niet als lid onzer vereeniging zult kunnen aangenomen wor den, zoolang Holland niet tot de Berner Conventie is toegetreden, m. a. w. zoolang

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl