De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 11 december pagina 7

11 december 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1746 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Brng en ztreef-veer over de binnenhaven van Maraeille. Het Over-T. Een tyd geleden werd over de stichting van «en wandelpark aan den overkant van het Y een denkbeeld geopperd, dat ernstige over weging verdient. Want de Bniksloter Ham ia tot nu toe den meesten Amsterdammers minder bekend dan Scheveningen, Parijs of Berlijn, vooral na de A. N. D. B.-excursies, en geen recht geaard Amsterdammer heeft zich tot na toe 't Tolhais anders gedacht, dan liggend op 'n land waar geen land meer achter is. Een park, als door den heer Vliegen is uitgedacht, zal dadelijk in twee groote behoeften voorzien. Het zal ten eerste den burgerman gelegenheid geven eens iets anders dan de brise embaumée der Amsterdamsohe grachten in te ademen, wat op zichzelf als 'n weldaad voor de lagere klassen der be volking is te beschouwen, en, vervolgens zal macht genoeg om dit met hem mee te willen, zoo h|j zoodanig ie, en het t e corrigeer en zoo h\j in een bekorend en bekoorlijk oogenblik z|jn goedhartigheid zou willen laten werken ? Ook dit is een vraag.... 2e. De vereeniging zal werk van buiten landers te zien geven. Dit is te prijzen. De geest in zy'n beste verbeeldingen is zonder grensmerk, juist in dat, waarin hy' het zui verste is. Het is dus plicht en noodzake lijkheid van een vereeniging het beste niet te onthouden, uit angst voor concarrenties, maar integendeel te meenen,' dat goed werk het andere goede «lechts versterken kan, als goed gezelschap. Een van de weinige vereenigingen die tot nu toe dat deed was de Rotterdamsche knnstkring, bij tijden. Het bestuur daarvan is een van niet-schilders. Ik heb het daaraan altijd gedankt dat dit Bestuur actief naar het goede zocht. Ik hoop nu dat de Nieuwe Vereeniging, wier bestuur wel uit schilders en een kritikus bestaat, eveneens deze activiteit zal bezitten, en ik acht iemand als Toorop voldoende kunstenaar (na vele rebellies vroeger) om het nieuwe dat der moeite waard is tegemoet te komen, en het te helpen. Alleen zijn vriendelijkheid, zy'n goedhartigheid lijkt mij soms een gevaar..... II. Pulchri Studio, Den Haag. Ik sprak u daarstraks van een kamer waar «en lijk ge bed staat; een ly'k zonder herinnering aan het leven, en zonder schoonheid is deze ten toonstelling in Pulchri, en niets anders. Zelden is er een te zien gegeven, zoo zwak en zoo noodeloos. Een aantal leerlingen van welke Teekenakademie ge ook maar wilt, kan zeker vijftig procent van de werken die hier te zien gegeven zijn, maken en beter maken. Vier menschen zij H slechts te noemen te midden der anderen. Th. van Hoytema, Ha verman, Willy Sluiter, de Ronville. De overigen zy'u vage en veeg. Th. van Hoytema heeft hier naast een gestropten vogel, dien ik niet belangrijk acht in zijn werk (behalve de achtergrond) een teekening van het landschap op Tessel. Het is eigenaardig hoe sommige streken soms weer aan de beurt komen. Bakele, een Tesselaar, gaf een aantal werken naar schaapskooien en naar molens van zijn geboorte-eiland, en nu dit jaar (1910) ging van Hoytema, een die gaarne op het land verwijlt, er heen. De teekening hier is niet een van de meest beteekenis volle van deze serie, maar ze is toch gratiens neer gelegd op het papier. Ha verman vertoont het portret van een meisje en dat van de Savornin Lohman. Het gezicht van dezen staatsman is niet volledig gevoeld door den teekenaar van dit portret. Het is niet af- en uitgebouwd in al zijn scherpzinnigheid. De trekken, elke lyn is van meer beteekenis dan ge hierop kunt vinden. Het portret van het meisje is voor mg bezien met een zeker soort inzicht die het me niet aangenaam doet leven, ofschoon de lijn naar de borst toe niet zonder ge negenheid getrokken is, Willy Sluyter's zittende Voleudammer, een op-gekleurde teekening, heeft in de factuur iets van een houtsnede. Het werk is van dezelfde geaardheid als ik vroeger er in vond, maar temidden van zoovele stnnnperigheden als de leden hier, van Pulchri, durven laten zien, doet het daarom aangenaam aan, omdat het tenminste iets is, van een die wat kan. Er ia tenminste de waardigheid in van een goed werkman, al is er het bloeyende leven der kunstenaars niet in. Naast deze drie is de Bouville te noemen. Niet om zijn plastisch kunnen, niet om zy'n «igen inventie, maar om een iets van smaak volheid, die van werkelijk weinig (bezie het werk goed) toch nog iets kan maken. De gekleurde schets, een zoegende moeder, doet aan velen denken, en de Silverpoint ieekening aan anderen. Het schijnt dat langs van Konijnenburg in, den laataten tyd een ?vlijtige zilyeretifter", dit materiaal in Den Haag weer in gebruik kan komen. De voor stelling van de Ronville's Silverpoint is een man en een vrouw, zy' met een ruiker, hy' gekleed. Merkwaardig is hierin weer de neiging om het gegeven (of gevondene) in «en cirkel of in een ellips te laten zien en de lijnen daarbinnen soms spiraalsgewy'g te laten wentelen. Maar zoo ge wilt weten koe krachtig M. Maris zelfs in zijn vorm-zwakke periode n»g is, leg dan dit teekeningetje eens naast een M. Maris. De kracht van Maris modelézal er zeer tastbaar door worden. Verder kan ik u nog noemen A. Abrahams, het een nieuwe stadswijk aan zy'n zoomen doen verrijzen, wat ook gewenscht is. 'n Park met ippese boomen en lefedige onkies", als dat niet trekt.... Maar in vroeden ernst: zoo'n park kan en zal 'n weldaad zijn, en het Orer-Y popnlariseeren, zoo zeker als de drang naar licht, lucht en ruimte een eisch des ty'ds is geworden, die in alle lagen der maatschappij tot uiting komt. Toen de oude beurs nog den Dam sierde (!) gold als aardigheid op de vraag naar de merk waardigheden van Amsterdam, het antwoord: het gebouw zonder ingang, de ingang zonder gebouw,'de fontein zonder water en werden voorts eenige onverkwikkelijkneden genoemd, die ik decentelyk verzwijgen zal. De stichting van zoo'n park nu reeds, zou deze tegenstrijdigheden met nog n vermeer deren : een wandelpark, waar niet gewandeld wordt. wier kleur, wier gamma, altijd belangrijker is dan haar vorm ; FJ. Arntzenius met zy'n kraampje des avonds, dat hoewel wat vlak, van kleur, beschaafd is; SuseRobertson's atelier, met een te onrustige verdeeling der lichten". Honger 3 Damrak" heeft het gevaar al aan zich (in zijne kleine bekoring die er nog in is) van het werk in massa gemaakt; A. H. Koning, twee krabbeltjes met wel 't buitenlicht, een aardige Edzard Koning is er; van de Vries Lam, wiens groote vlakken niet ontroeringevol genof^ zij D, is het blikkerige Zwitsersche huisjes" het best nog van de twee. By Termeulen wa? de tweede keer niet zoo'n slagen als de eerste maal; Wysmuller's Zierikzee is in den toren nog al teeder van kleur van het beeldhouw-werk wacht ik de volledige tentoonstellingen af, omerover te schrijven. Moet de Rotterdamsche kunst kring daar Fulchri weer in voor zy'n? III. Spoor-Rotterdam. De kinderportretjes van Spoor, verre van wonderen, verre van het schoon e, zy'n beter, en in hun akademische wijze toch echter dan de stadsge zichten, in een modernen trant gegeven; maar welke manier van zien hem volkomen on-natuurlijk blykt te wezen. IV. Ben enkel woord zy' mij vergund over de tentoonstelling van de Van den Berg's, Goed vriend'?, Miranda's. Er is een fout in hun werk die zwaar zal tellen zoo ze die niet ver beet r en. Het modeléis niet overtui gend, niet krachtig. Wat de goede dingen in t vee hunner betreft, deze heb ik in een vroe ger artikel vermeld. Van de Miranda zy'n de boomen" zeer beneden de verwach ting gebleven, zoo ook de schilderyen. De beeetec-teekeningen zijn het beste. Het werk moet allerlei zich nog verwerven, wil het in het in eenige mate belangrijk worden.... V, Iets wat me noodig ly'kt als water om den dorst, ia voor de kunstgenoot schappen een advocaat, die voor de leden de contracten met de kunsthandelaars, binnenlandsche en buitenlandsche, nagaat en niet alleen deze, maar eok die van meer priv aard zijn. Een schilder wordt soms op zoo danige wy'ze behandeld, dat het lijkt of de wet alleen bestaat om tegen hem te worden misbruikt, of dat de wet zelfs niet bestaat. Het goed In orde maken der contracten zou daarenboven nog het nut hebben dat het te zamen bepaalde altijd voor oogen weer kon gehaald worden, en nagegaan. Want een schilder is soms een wezen vol phantaisie en ook daarom is een tekst, altijd bij de hand, noodig en gemakkelijk voor een vasten, zuiveren, en scherpen uitleg vaa het overeengekomene. De kunstgenootschappen konden een model van contract voor hun leden op laten maken en de andere, die meer van dagely'kschen aard zijn, konden naast dit contract met den kunsthandel, natuurlijk naar de varieerende eischen telkens opnieuw c a-gegaan worden. Naast de vele dingen die de knnetgenootschappen niet doen, kon deze instelling een nuttige zijn. PLASSCHAEBT. inziet in ie Eooflstai. Quo Vadis. Nederl. Opera en Operette. Deze nieuwe opera, van Jean Nonguèa, de zooveelste bewerking van Henryk Sienkiewicz' roman, is zoo wel muziekaal als litterair een hutspot, een allegaartje. Maar handig en talentvol by elkaar geschraapt, minder loffe lijk echter door den librettist Henri Cain, dan door den componist. Wanneer ik Petronius uit den opzet schrap, het stuk ly'dt er niet in 't minst onder, Petrus kan zonder scha weg vallen, Nero loopt maar schobberdebonk, zijn vrouw dito, Eunice, Sporus, De aas, Psyllia, Myriam en nog vele anderen, hooren ook by' de lappen en latten van het decor. Er reaten er werkelijk maar drie, tngschen wie eenig verband beataat, Lygia, Vinicius, Chilon Chilonides. En zonder de tragedie te kort te doen zou men 't tweede tafereel (Paleis van Nero), 't vierde (De Gevangenis), 't zesde (Terras voor Petronius' huis) mogen coupeeren. Ook de muziek mist lyn en gedachte. Ze klinkt echter pikant en getuigt van talentvol eclecticisme. Er zijn ontelbare reminiscenties van Meyerbeer, Bizet, Wagner, Debussy en Puccini. Doch de componist bereikt meestal zijn Immers, om in dit park te wandelen, zou men er heen moeten komen en om er te komen... Hoe zullen al deze drommen wan delaars op n zomersenen dag aan den Yoverkant moeten komen? Met de Tolhuispont? Dan zal 's avonds laat allicht nog 'n deel aan de Rnyterkade staan of onderwijl, moe van 't wachten, naar huis zijn gegaan, of den snelleren weg over de Oranje sluizen hebben genomen, wat nogal vermoeiend lijkt, ah men daarna nog met wandelen moet be ginnen. Nu is deze vraag naar'n goede over-Y-ver binding wel 'n heel oude vraag, maar zullen de plannen voor den over-oever ooit ver wezenlijkt worden, dan zal men toch allereerst ernstig moeten gaan denken over 'n communicatie, die wat meer in de lijn van het groote-gtadsverkeer ligt, dan de kabel van de Tolhuispont. Hoe is het te verklaren, dat het Y-vraag stuk nog steeds onopgelost is, waar andere steden, als b.v. Silbao en Marseille reeds lang 'n oplossing hebben gevonden, die goed schijnt te voldoen: het zwevend veer."? Wel is waar ia de bodemgesteldheid in beide genoemde steden geheel verschillend van die te Amsterdam, maar voor de hedendaagsch» techniek is dit geen overwegend bezwaar meer. Het komt alleen aan op wat moeilijker werk en wat hooger kosten dus. Doch de vraag, waar 't geld vandaan zal moeten komen (de groote X ook by dit Yvraagstnk!) kan slechte secundaire beteekenis hebben, waar 'n oplossing gevonden zal moeten worden. By'gaande afbeeldingen geven een denk beeld van de wy'ze, waarop te Marseille zoo'a pont transbordenr de beide ha yenoever s, (de Qaai de la rive neuve en de Quai du port) verbindt, 'n afstand, iets kleiner, dan tnsachen de Y-oevers. Men heeft er terecht ingezien, dat elke brug met tusscbenateunpunten het scheepvaartverkeer zou belemmeren (gelijk zoo'n brug, dit aan het Y zou doen) en daarom er een gemaakt zonder pijlers en met 'n vasten bovenbouw zoo hoog, dat alle schepen er gemakkelijk onder door kunnen. Doch daar de hoogte 't verkeer over den bovenbouw bemoeilijkt en voor voertuigen effect. Het geldt hier meer een typeering van het werk en ik critiseer daarom de uitvoerders niet. Een woordje over de miseen-scène kan ik evenwel niet achterbaks honden. Men geniet er een zeer ridiculen brand van Rome; er is een olympische Zeus, naar Phidias n. b, stakkerig, maar juist daarom zienswaard (alle détaila hadden deze eigenschap); men maakt er o. a. kennis met een heel apart zonne -spectrum. Het daglicht krygt de zonderlingste kleuren, wanneer er dames in mooie poses staan, een der frappantste trucs van moderne dra enst ukken. Kortom, men ziet er wel geen naakte juf frouw op de hoorns van een stier, maar ook haalt gén Jan Klaasaen-kast, gén bioscoop, geen café-chantant, geen specialiteiten-theater het by de kunst van deze Quo Vadis". Alfredo Casella. Een koning, gedost in aard veil, hondadravik, kervel, neteh, bolderik en veldkere. Casella heeft mij niet vermaakt toen ik hem zag in die pose. Willens'«n wetens tooit die lange, magere, zwarte Italiaan zich zoo pot sierlijk als Lear Zarathnstra. Ieder wil in dezen tyd profeet zy'n en den vurigen wagen beklimmen of de maan hare helft rooven. Dit streven naar bovenmeaschelijke kracht, die verdwazing is te tragisch om er mee te lachen, te meer omdat de dolle waan mode wordt, vooral by' componisten. Casella dirigeerdeDonderdag-avond (l Der.) o.s. zy'n tweede symphonie, geschreven in het Toren- van-Babel-systeem. Het karakteri seert zy'n werk dat de auteur hierin alle instrumenten aanwendde, behalve de triangel. Deze tinkei-lichte klank had de logge ge luidsmassa immers kunnen verluchtigen. Wat dreef den jongen ry'k-begaafd en musicus toch tot zy'n pyramiden-styl? Alles is ry tomeloos, zwaar, zwart, drukkend en somber, een on ophoudelijk geknera van gedempte trompetten, gesteun van bazuinen, gebom van vier klok ken, drie pauken en trom, zonder schakeering. Zoo is ook zy'n Rapsodie op Italiaanache wyzen, zoo ook zy'n Suite, ook zijn directie, weinig zeggend, hoekig, plomp. Ik voeg hierbij enkele biografische notities. Casella stamt uit een familie van musici; hy is geboren in 1883; op 10-jarigen leeftijd trad hu reeds op als pianist; in 1896 werd hy compositie-leerling van Fauréaan het Pary'ache Conservatorium (wie had dat ge dacht van dezen Caliban l de Franschen heb ben 't alty'd over lonrdeur german!qne"l). Hy echreef reeds twee symphonieën, een orkestsuite, een rhapwdie, een cello-sonate, liederen, vele stukken voor piano, voor fluit, voor harp; bovendien concerteert hy' als pianist. In zy'n werken is hij geheel afhanke lijk van Manier en Richard Stranas. Léon Rain». Léon Rains, een gry'zend man, heeft een expressieven kop en een stem waaruit een ziel spreekt. Hy' zingt bas en doet denken aan Wüllner. In kracht van passie staat hy niet ten acvhter by dezen, wel in de veel zijdigheid van den hartstocht. Hy kent slechts n genre volkomen : het geweldige; niet het demoniach-felle, neen, de kille klank-plastiek, groots, ja, maar in doodsche verstarring. Hy' imponeerde my' in Schuberts Doppelsanger, sterk zelfs. Dit stukje werd tot n brok geweld, ontzettend van afmeting; ik dacht aan Niobe, niet aan het beeld, maar aan de legendaire rots. Ter verduidelijking moet ik toevoegen, dat Léon Rains een stem heeft met contrafagot-geluid, even dreunend en zwaar als onbegrensd. De emotie later controleerend vond ik me beetgenomen, het lag er wel wat dik op, en nu, nóg later, zeg ik: Goed gebruld,Leeuw. Behalve zy'n eenzijdigheid heeft Léon Rains drie gebreken: hy spreekt slecht Franach en Duitsch, hy intoneert veelal te laag en de klankvorming zijner stem deugt beslist niet: zy' is onnatuurlijk (kropgelnid) en geforceerd. Bovendien heeft hy' foutieve begrippen over de eigenlijke kamermuziek; hy staat onder den invloed der opera, tegenwoordig trou wens geen zeldzaamheid; maar ondertusschen: het deed BrahmV liederen deerlijk mislukken. MATTHIJS VERMEULEN. zelfs onmogely'k maakt, is aan dit bezwaar tegemoet gekomen, door over 't vaste deel 'n wagen te laten loopen, waaraan 'nplatform is opgehangen. Dit platform wordt nu aan den eenen oever bevracht en met vrij groote snelheid deor den wagen, waaraan 't hangt overgebracht, veel vlugger da a dit met 'n veerboot mogelijk is. Om een denkbeeld te geven van de afme tingen van dit prachtstuk van hedendaagsche y'zerconstructie, mogen de volgende cijfers dienen. De ry'vloer met een totaallengte van 240 M. ligt 52 M. boven den waterspiegel. Aan weerszijden bevindt zich een trottoir, waar belangstellenden van een prachtig ge zicht a vol d'oiseau op de stad kunnen genie ten. Deze trottoirs worden bereikt langs trap pen met totaal circa 250 treden, die de tages der 86 M. hoog opgetrokken draagpunten verbinden. De afstand tusschen de hoofden onderling, waarvan het eene den Boulevard du Phard en het andere den Quai de la Tourelle afsluit, bedraagt 165 M., dat is dus meteen de (niet ondersteunde) spanning van de brug. Natuurlijk zon men het voetgangerverkeer over de brug kunnen vergemakkelijken door behalve de trappen nog een lift aan te brengen. Gaat men er te Amsterdam toe over een dergelijk zweefveer te boawen, dan zal men hebben te rekenen met een afstand van 350 M., de lengte van het Tolhuis veer. Of 't lang duren zal eer Amsterdam zwe vend over 't Y zal trekken, wie weet! we leven in 'n tijd van zweef toestellen. In elk geval zal 't de moeite waard zyn deze oplossing van het vraagstuk nog eens terdege in overweging te nemen. Want bin nen afzienbaren tyd zal zoo'n transbordeur voldoende zy'n voor 't te verwachten verkeer en daarbij 't groote voordeel hebben, dat 'C een der denkbaar lichtste constructies is, die zonder de scheepvaart te belemmeren 'n veilig en betrekkelijk scel personen- en .goederen vervoer waarborgen. J. v. A. '. -t "J \i. ,' ? tf ! ,-' ' "* ' t ?»«*-? Het zweef-veer over de binnenhaven van Marseille. AM-el-M Ins Exil der Alpuzarren Zog der junge Mohrenkönig Schweigaam und das Herz voll Kummer Ritt er an des Zugea spitze. HBINE, Der Mohrenkönig. Naar de bakermat der vry'heid, 't Land van melk en kaas en boter, 't Koningrijk der Nederlanden, Kwam de eed'.e Abd el-Azis. Als een bronzen standbeeld stond hij Op den steven van het stoomschip Dat hem van de zonn'ge kusten Naar de stad aan 't troeble IJ bracht. En zy'n wijde wollen burnous Golfde ala een hermelynen Koningsmantel om zy'n fiere En gebiedende gestalte. II. tn 't Venetiëvan 'c Noorden Kwam de eed'le Abd-el-Azis, Aangegaapt door baliekluivers En veel ander straatgepeupel. En de lieve zoete hope Van ona vochtig vaderlandje Wierp hem zóó met kiezelsteentjes, Prnimepitjes en met nog wat, Dat de eed'le Abd-el Azia Zy'n gandoura en zy'n burnous Met zijn fez en zy'n sandalen In zy'n koffer moest gaan pakken En een hoogen zyden hoed kocht, Een colbertcoatuum en raglan Overhemd, boord en manchetten, Handschoenen en lakbottinep. Nu kon Abd-el-Azia rustig Wandelen langs Amstels grachten. Ongestoord kon hy' zich laven Aan de westersche beschaving, Zonder nagejouwd te worden, Rem brandt-Keiler, Wiener caf En zijn lotgenoot in Artis, d'Afrikaanachen leeuw bezoeken. III. Abd-el-Azis trok weer henen Naar de Marokkaanache stranden In zy'n burnous, met zy'n fez op. Allah zij driewerf geprezen! De ongecultiveerde Azis Dronk al aardig slappe catsjes, Kon al knap in 't Hollandsen vloeken. En was haast beschaafd geworden. LABASKT. Cbaiïari, De jaarwedden van de leeraren bühet middelbaar onderwijs acht ondergeteekende niet zoo gering; onder hen toch zy'n vele jonge menschen. Bovendien is voor velen het leeraarschap geen hoofdzaak, en ia het aantal lesuren gering." (Memorie van Antwoord B. Z.) Wy' bieden naar aanleiding hiervan het volgende model aan voor een advertentie: GEMAKKELIJKE BIJVERDIENSTE. Gevraagd een LEEBAAR in aan de H. B. s. te . Zeer geschikt voor JONGE MENSCHEN, die hun VRIJE UREN productief wensehen te maken. Vakkennis geen vereischte. * Enkele leden meenden dat men be hoort te zeggen Dit" en niet Dat beloof ik." Deze meening werd door anderen niet gedeeld. ( V. V. Wetsontwerp-Eedsfor mule). Ook door ons niet. Het is wel kort, maar niet duidelijk. * Tante Leentje bekeek miss Miller van terzijde, en men kon het haar bijna, aan zien dat zy inwendig het hoofd schudde en de schouders ophaalde." (Cath. Visser. Papa's jongen".) W|j eursiveeren. Zóó kan het, desnoods. * Opgemerkt zy' evenwel, dat herstel lingen van ondergeschikten aard, aan wapenen, welke by' de jaarljjkeche inspec tie bly'ken, by' de korpsen zy'n verricht." (Ntta van den Minister van Oorlog.) Het kon duidelijker gezegd zijn, maar ona eehy'nt het niet twijfelachtig, dat er hier geen sprake ij van blijkende wapenen, maar van bly'ketde herstellingen. * Mr. T.deman schry'ft in het Blo.mendaalsch Weekblad aan het alresvanjhr. VanRiemsdy'k: Ik dank er voor te dienen als reclame voor de geestelooze klanken van uw hollen mond." Men kent deze eigenaardigheid van den mond van den heer Van Riemsdy'k. Maar is het edel om hier in het debas party' van te trekken. * TIVOLI 4DE MOSSEL MATINÉB. ROTTERDAM. Een luse-stad is Rotterdam nog niet. * By een andere gelegenheid eet hy' jenever by' zy'n brood." (W. B. Ct.) En by' een andere gelegenheid drinkt hy weer een py'p by' zijn jenever. * Voor een 467-jarigen zeeman, be klaagd van diefstal van eenige platen uit een winkel in de Passage alhier, werd door het O. M. zes maanden ge vangenisstraf geëischt. (N. Ct.) Dat gaat tegenwoordig anders dan in je jeugd, oude heer! Toen kreeg je vcor zoo iets de duimschroeven. Nieuwe UitgaTen. R. CASIMIR, Beknopte Geschiedenis der Wijs begeerte, I, 2» geïllustreerde druk. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedk. Lectuur. MAURICB MAETEELINCK, Dramatische Wer ken. Door den echry'ver geautoriseerde uit gave, bewerkt door J. CLANT VAN DER MYLLPIEPEBS, deel I (Ptinses Maleine, De Indringer, He Blinden, Di, zeven Prinsessen). Amsterdam, Meulenhcfl & Co. Literatuur. Gekozen uit hedendaagsche schry ? vers, door dr. J. B. SCHEPERS, deel 1?3. Buasnm, C. A. J. van Dishotck. FREDERIK VAN EEDEN, '« Paleis van Circe. J. PHILIP VAN GOETHEM, Uit eenzame uren. Amsterdam, W. Versluys. P. N. VAN EIJCK, Getijden. Buasum, C. A. J. van Dishoeck MAKCELLDS EMANTS, Godenschemering. ' MARCELLUS EMANTS, Lilith. Nieuwste Nederlandeche Lyriek. Bloemle zing, samengesteld door LAUHENS VAN DBR WAALS. Haarlem, H. D, Tjeenk Willink & Zn. ARTHÜR VAN SCHENDEI, Shakespeare. Am sterdam, W. Veraluys. G. KAPTEIJN MUYSKEN, G. BERNARD SHAW. Een waardeering en inleiding (met 3 portretten). 'sGravenhasje, N. V. Drukkerij Luctor et Etnergo." ASKA, Zmnekind. Amersfoort, G. J. Slot houwer. ROBERT HICIIENS, De »tem van het Bloed, vertaald uit 't Engelsch, door A. ALLICA.NTO. Baarn, J. F. v. d. Ven. JOHANNA STEKETEE, Zedelijkheid. Roman uit het huwelijksleven. JEANNE REIJNEKE VAN STDWE, De illusie der doode mensehen, deel l?2. Amsterdam, L J. Veen. PH. J. ESTEIE, Russische Joden. Amsterdam, W. Versluy?. JAN Wz ANDENNE, Fitter Goeree (van kus sen en tranen). Amsterdam, L. J. Veen. ANNA VAN GOGH- KAULBACH, Getijden, I?II. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn. RONALD MACDONALD, Het zwaard des Konings. NAVARCHUS, Als de groote oorlog komt. ELINOR GLIJN, Betty's eerste Liefde. HAROLD BIMP^ON, De Dollarprinses. GABRIELB D'ANNUNZIO, De Triomf van den dood, uit 'c Italiaansch, vertaald door mevr. C. MOHESCO-BRANTS. Alles te Zalt-Bommel, bij H. J. v. d. Garde & Co. L. M. VToNTQOMERY, In veilige haven. Haar lem, H. D. Tjeenk Willink & Zn. OLGA WOHLBRÜCK, Het gouden bed, bewer king van mevr. WESSELINK-VAN ROSSTJM. F. DE SINCLAIR, De griffier van Peewijk. A. J. H. VAN DER SLOOT, Gedrost (geïllu streerd) serie Oranje Bibliotheek. Alles te Amsterdam, bij Van Holkema & Warendorf. Premie-ets voor 1911 (Bickerseiland te Am sterdam door POL DOM) uitgegeven door de Larensche Kunsthandel te Amsterdam. A. W. WBISBUAN, Monumentaal Nederland, Haarlem, N. V. 4e Tulp." H. A. KROONIMAN, lersch borduursel (monntmellickwerk), Zutfen, W. J. Tbieme & Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl