Historisch Archief 1877-1940
1V1747
DB AMSTERDAMMER
A'. 1910
WEEKBLAD YOOK NEDERLAND
redaotiö-STSLTL IkEr. JEI. IE3. L.
Dit nimuBLAr bevat een
Uitgeyeri: VAN HOLKEMA & WAREXDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht roor den inhoud van dit Blad wordt renokerd oTereenkomstig de wet ran 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling
Afettdtrujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
mail, 10.
0.121/»
Zondag 18 December.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.26
.0.30
,0.40
INHOUD:
TAN VEERE EN VAN NABIJ: Stille
kracht, II. Da Utrechtsche
dentist-alleenbeeracher. Kroniek. Ambtenaren van
den Burgerlijken Stand in de gevangenis,
door Z. 7: Haagsche Brieven, door Jan
Bramseo. De assistenten in Dali, door
A. P. Prins. FEUILLETON:
Sojeiacaulior," door M. Verster-Bosch Reitz. KUNST
BK LETTEREN: Oud-Nederl. Steden in haar
ontstaan, groei en ontwikkeling, door dr. H.
Bragmans en C. H. Petere, beoordeeld door
-dr. H. F. v. Gelder. - BERICHTEN.
TBÖWENRUBBIEK: Mary Baker G. Eddy,
11, door Michel Mok ALLERLEI, door
Allegra. UIT DE NATUUR, door E.
Heinanp. Afbi van nieuw-e dramatische
(Uoskuaat. Persoonlijke berinneringen aan
Vincent van Gogh, door W. Steenbcff.
Meubelen van J. W. d'e Graaf, met af b.,
door R. W. P. de Vrieg Jr. Richard
Wagner, Het Rjjngond. Metrische bewerking
TM» Willem Kloof, beoordeeld door Matthija
Vermeulen. Lucifer in de orovincie,"
door ".M. WETENSCHAPPELIJKE
VARIA: Arbeid uit water, met af b., door
dr. P. van O's*. Charivari.
INGEZO.VDEN. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d.
8. Groote opera Qio Vadis in zes
tafereelen, met af K, door Jobannes Licht en
Jacobna Doncke1-, Brieven van Oom
Jodocus. SCHAAKSPEL.
DAMRUBRlEK. ADVERTENTIËN.
iiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii
Stille kracht.
II.
HET GEVAL ROMER.
Ia het geval-Kock was het glas-helder,
dat een man, op wien hoegenaamd niets
te zeggen viel, was opgeofferd om de
fouten van meerderen te bedekken. Het
woord opgeofferd is een woord als een
ander, en een man ia een eenheid uit
de groote mass», die ons immers niets
kan schelen, maar zoo'n overste, die de
opoffering" aan den lijve ondergaat, is
een menscb met menechelijk gevoel, en
Toor hem zijn het geen woDrden", die
hem gebeuren! 1)
Het geval-Eömer, dat wij eveneens,
en zeer uitvoerig, hebben bestudeerd, is
gecompliceerder. Er is zelfs n punt
het duel is nie.t bedoeld waar deze
luir.-kolonel een fout begaan heeft, echter
terstond door hem als zoodanig erkend.
Let wel, (want het is de moeite waard
het op te merken), dat het voor iemand,
die vervolgd wordt door zijn onderling
solidaire meerderen, een uiterst beden
kelijk ding is, als hij in n enkele, des
noods zeer kleine quaestie niet precies
naar de hoogste eisenen gehandeld heeft \
Wee het achtervolgde wild, dat zich aan
een enkele spier gewond ziet, of waar
van misschien een teen verzwakt is of
een klauw verstompt, de honden halen
het zeker in, en het is verloren!
Men moet een ijzeren gestel hebben
om in zoo'n geval, in plaats van te
vluchten, den kamp nog aan te durven
en hem te bestaan.
De heer Romer, cavalerie-commandant
in Haarlem, mishaagde, om een ruzie met
een burger-sociëteit, zijn inspecteur W
pperman, die hem, vlak nadat hij overste
-werd, ongeschikt verklaarde voor bevor
dering. Met dit ongeschikt" op zijn
briefje kwam de overste te dienen onder
de bevelen van Wüppermans
ondergesnhikte, kolonel Braams (te Deventer).
Tegenwerking van allerlei aard, kleine,
nauwelijks definieerbare d warsdrijverij,
maar ook openlijke afmaking" op de
dikwijls ruwste en zonderlingste wijze,
geeft aan den overste weldra de volko
men zekerheid, dat men stelselmatig bezig
is zijn carrière te breken.... Het gevolg
hiervan zijn (het kon ook niet anders):
requesten. Op hun beurt worden van dit
laatste middel" de gevolgen: lo. dat men
tegen de a overste in den Haag gepor
teerd raakt: omdat hij gedurig
requebtreert! 2o. dat op onderzoek wordt
uitgezonden inspecteur Wüpperman:
1) Wij nebben in het nummer van de
vorige week verteld, hos de Minister (afhan
kelijk van zijn, voor Kocka leed medever
antwoordelijk departement: de stille kracht I)
aan dezen in zijn carrière gebroken overste
de fooi van 500 galden beproefde toe te
stoppen. Sedert wq dit schreven is de fooi...
verdubbeld waarlijk schaamtelooze vrij
gevigheid I Alsof de Kamer niet had uitge
sproken en de Miniater (in het nauw gebracht)
niet onderschreven had, dat den overste
zg'n schade ,^ooveel mogelijk" zon worden
vergoed: ons dunkt dat in deze woorden
begrepen ligt, hetgeen reeds fatsoenshalve
diende te geschieden, dat den overste naar
het bedrag dier schade zou worden gevraagd.
Iemand wien men onrecht heeft gedaan,
beeft eenige aanspraak, dunkt ons, op beleefde
bebande'ing ?
de persoon, die begonnen is hem onge
schikt" te verklaren.
Men begrijpt wat van dit alles de
vrucht is voor den man, die de verre
gaande impertinentie had, zich, als men
hem bij de keel pakt, ta verzetten, vooral
zoodra hij, in rechtmatige verontwaardi
ging zich n oogenblik vergetend (dat
is de fout," waar wij straks op doelden),
een doodelijke veete doet ontstaan
tusschen zichzelf en zijn kolonel.
Het zij nu ter eere van minister Staal
gezegd, dat deze blijkbaar den waren
toedracht begrijpend achter den officieelen
schijn, den overste uit Deventer en uit
de omgeving van kolonel Braams ver
wijderde en hem, onder baron van der
Capellen, 'sGravenhage tot standplaats gaf.
Onder dezen baron van der Capellen
f ing alles een gewonen gang totdat...
e heer Braams inspecteur werd van het
wapen en bijgevolg van der Capellens chef.
Vóór dit oogenblik (d. i. tot einde 1906)
exerceert de heer Romer herhaaldelijk
met de troep, hij neemt het commando
waar, aan niets is te merken, dat men
hem in een uitzonderingspositie houden
zou. Daarna is hij ineens een out-cast in
zijn eigen regiment. Nimmer voert hij
meer nig commando.
Er is erger: een pngeschiktverklaring
met weifelende motiveering, van de hand
van den directen chef, wordt na inzage
door den inspecteur Braams (die met al
zijn aanhang steeds zal blijven beweren,
dat hij een formeele verbetering voorstond),
door van der Capellen veranderd in een
voor 't gehoor veel klemmender gestelde.
Minister Staal leeft een en ander mede,
en, vooral als een uitstekende beoor
deeling inkomt van generaal de Meester,
berust hij niet zoo maar in Romers
langzame onttakeling. Hij zendt de
Meesters beoordeeling aan den zoo OBte
vreden inspecteur met de vraag : of deze
beschouwingen geen wijziging brengen in
zijn oordeel over den luit. kol. Romer.
Da heer Braams had kortweg kunnen
zaggen ,nneen"i Hij herinnerde zich
echter, dat baren van der Capellen in
zijn beoordeeling vermeldde: hoewel
niets noemenswaardigs ia voorgevallen"
enz., zoodat iets", zij het dan niet
noemenswaardig" moest zijn voorgevallen;
en nieuwsgierig zelfs naar het
nietnoemènswaardige, nu het den heer Romer
betrof, vroeg hij zijn ondergeschikte,
baron van der Capellen, hem daarvan
kond te doen. Dit schriftuur, dat ineens
belangwekkende gebreken openbaart in
den overste Romer, gaat zonder dat
Romer er in gekend wordt of er iets
van weet naar generaal Staal toe....
Vier generaals, zeide later de heer
Van Idsenga in de Tweede Kamer, had
den uit eigen beweging aan hem te
kennen gegeven, dat zulk een geheim
rapport iets ongehoords was.
Intusschen treedt Staal af en de
overste verliest verder het spel. Er volgt
de strijd in de pers en in de Kamer,
de fraaie solidaire brief van
kameraadschaps(!)-opzegging der officieren van het
3e regiment, het due', de rechtbank, enz.
enz. De overste stikt letterlijk in de
solidariteit van het cavalerie-korps!
En van der Cappellen is thans generaal
geworden.
Het is die solidariteit, die als de groote
beweger achter zoovele van deze zaken
staat: achter die van Koek, achter die
van Romer, zoogoed als ze stond achter
de Dreyfus-affaire en achter de
Papendrechtsche zaak.
Zij, die aan die solidariteit gehoor
zamen, zijn niet altijd kwade elementen,
niet allen bewuste Streber. Er hoort
geestkracht toe of een fijn voelend karakter
om als het de rechten van anderen geldt
een eigen meening er op na te houden
en ook voor te staan. De rrassa, tot in
de hoogste" kringen, is laf en mee
gaand van aard. Zonder het zelf precies
te weten is men als vanzelf van de
opinie der superieuren, die de toekomst,
de carrière" in hun handen hebben! En
de solidariteit wordt als een domme
kracht !
De groote beweger is zij. Van haar
wordt in de officieele stukken nimmer
gesproken.... O j», als het geldt de
samenstemming van Papendrechtsche ge
tuigen te breken; dan benoemt men
psychiaters, die het hebben over den
invloed der suggestie... Maar over de
suggestie, uitgeoefend door de superieuren,
in de rechterlijke macht, in het leger en
elders, op hunne van hen afhankelijke
minderen, begeerig naar promotie, ja van
gelijken op gelijken, daarvan hoort men
nimmer.
Maar die stille kracht" van enkele
instinctief zich verbindende meerderen
en collega's het werkelijke leven
kent haar!
POSTERIJEN EN TELEGRAFIE.
Wij zullen volgende week iets zeggen
over de stille kracht" aan het Hoofd
bestuur der Posterijen en Telegrafie.
Wükunnen dit thans nog niet doen,
daar de letterlijke tekst ran hetgeen de
Minister te berde bracht nog niet in on s
bezit is. Wij merken alleen op, dat het
Kamerverslag in de groote dagbladen,
waar het den Minister doet zeggen, dat
onze redactie eenige inlichting zou
geweigerd hebben, onjuist moet wezen.
Het verkort verslag en particuliere ver
slagen zeggen het ook anders.
De Utrechtsche
dentist-alleenheerscher.
Daar op het oogenblik, dat wij dit
schrijven, juist op aandringen van Mi
nister Heemskerk tot hervatting der
betrekkingen met den tandheelkundigen
lector te Utrecht door de studenten be
sloten is, zullen wij, bij gebreke van
voldoende inlichtingen op dit punt,
slechts de conclusie trekken uit den
toestand vóór deze hervatting.
In de eerste plaats is het eigenlijk
orjuist van staking te spreken: studenten
zijn noch contractueel verbonden werk
lieden, noch dienstplichtige leerlingen.
Het stond en staat hun volkomen vrij
de colleges niet te loopen, die hun om
de een of andere reden niet bevallen.
Het is dan ook alleen een door ouderdom
geijkte willekeur, die den professor of
den lector bij zijn examen er mede
rekening doet houden, of de examinandus
zijne lessen volgde.
Dit in aanmerking genomen is het
zeker een tactische fout geweest van de
tandheelkundige studenten te Utrecht,
dat zij aan de mededeeling van hun weg
blijven uit de collegezalen den schijn
van eene sommatie gegeven hebben. Zij
hadden kunnen besluiten weg te blijven
uit hoofde van den onhoudbaiei toestand,
en tegelijkertijd, maar onafhankelijk
daarvan, hadden zij het college van cura
toren kunnen verzoeken aan dien
onhoudbaren toestand een einde te maken.
Zoo hadden deze heeren curatoren niet
de gretig aangegrepen gelegenheid gehad
zich verontwaardigd aan te stellen (om
aldus hun verregaande nalatigheid te
bedekken) en zouden zij doorde feiten
zich gedwongen hebben gezien aan de
reeds jaren oude, blijkbaar zér gerecht
vaardigde klachten eindelijk gehoor te
gever.
Het is natuurlijk, voor ieder die het
universitaire leven kent, zeer duidelijk,
dat de Utrechtsche studenten, zoo in 't
algemeen genomen, gelijk hebben. Niet
alleen om de vele feiten, die zij noemen
en die niet werden weersproken, maar
reeds uit deze enkeleen vrij wel af doen de
overweging, dat de groote massa der
Nederlandsche studenten uit arbeidzame
elementen bestaat, die er niet aan
denken (hun geduld met weinig
beteekenende of zelfs slechte docenten is op
vallend groot) zich tegen een
leeraarexaminator zonder zeer ernstige redenen
te weer te stellen.
Temeer niet in een geval als het
onderhavige waar het geldt een lector
in de tandheelkunde, die de eenige in
ons land is en door omstandigheden
eigenlijk op dit gebied almachtig.
Maar ook de feiten, die aan de thans
zoo gevoelige heeren curatoren genoemd
werden, zijn veel in getal en ernstig.
En de klachten zijn oud.
Wij zullen wachten wat er van hooger
hand gaat geschieden. Doch op n zaak
mag daarbij worden gelet: dat men de
verantwoordelijkheid vaststelle, die voor
den bestaanden toestand een College van
Curatoren draagt, dat, tot de bom
barstte, oost-indisch doof is geweest!
KBONÏEK.
TE vi.u<;".
De heer J. van Elk te Dordrecht ontving
uit Arnhem een prospectua van het sana
torium voor zenuwziekten, waaraan de
heeren psychiaters Van Deventer, Jelgersma
en Van Erp Taaiman Kip op onderscheidene
wijzen verbonden zijn. Het prospectus zat
in een enveloppe, waarop de naam van het
sanatorium als kop" stond afgedrukt. Deze
zending aan den heer Van Elk, zooals ze
reeds genoemd werd een zeer onfijne grap",
is terstond door het Algem. Handelsblad,
vooraan op zijn Ie blad en met de grootste
letter waarover het beschikt, aan de drie
deakundigen zeer onbedektelijk
toegeachreven.... Dat kon nu niet anders, of die drie
heeren hadden den querulanten" tegen
stander eens prettig willen beleedigen!
"Wij gelooven, dat in menig
normaaldenkend hoofd reeda dadelijk naar aanleiding
hiervan groote verwondering heeft post
gevat. Hoe gemakkelijk, zal men tot zichzelf
gezegd hebben, raken niet prospectussen,
en zelfs enveloppen met kop", in handen
van buitenstaanders. En wilde eene redactie,
die uit eigen kennia 't toch weten kar, dit
laatste niet aannemen, hoe geheel voor de
hand lag dan altijd nog de onderstelling,
dat de aardigheid" van den een of anderen
al te vroolijken portier of ziekenoppasser
was uitgegaan. De schrijvers van het in
wezen onverdedigbare, in vorm zoo uiterst
verzorgde psychiatrische rapport zouden
immers nimmer al was het maar alleen de
onvoorzichtigheid van zóó een zending
hebben begaan.
Het Handehblad, dat dit alles na zijn
eersten uitval had kunnen bedenken, be
dacht het ook niet naderhand . . . Nu ja",
was de toon toen een der deskundigen uit
Leiden zich onschuldig verklaarde aan de
beleediging van den heer van Elk?nu ja,
maar mijnheer van Erp Taaiman Kip dan ?''
En toen deze heer (net wat ieder verwacht
had) een zeer plausibele verklaring gaf,
dreinde het Hbl. mummelende na: jawel,
maar ia dat nu wel alles precies zoo: heeft de
heer Kip nu ook een onderzoek ingesteld,
bij die persoon, die... Wij willen hem
helpen!! Enz.
De N. R. Ct, die zich geroepen heeft
gevoeld de terecht door ieder aangevallen
paychiaters te verdedigen, zeide over deze
beschuldiging van het Hbl,dat zaken zijn
zaken" niet de leuze moet worden der pers.
M.a.w. verweet deze redactie aan het Hbl,
dat het hier met kwaden opzet, en dus met
ruim geweten, Papendrechtsche deskundigen
had verdacht gemaakt, een relletje had
opgezet in kwade trouw.
De N. R. Ct. zoekt het-te ver. "Wij weten
zeker, dat het HU. het zeer goed voor had.
Geen kwaad opzet, enkel een te groote
mate van onnoozelheid (met de gevaarlijke
gevolgen daarvan) heeft schuld aan deze
zooveelate zonderlinge campagne.
Omdat het de zooveelste is, achten wij
het|een (niet aangenamen) plicht er ook
eens op te gaan wijzen.
Het Amsterdamsche orgaan maakt door
zijn vluchtige journalistiek, dat ieder onzer
in den goeden naam, dien hu op 't een of
ander gebied terecht hebben mag, zich zoo
maar kan zien geschorst voor enkele dagen.
Zoolang het blad, op die wijze (wat niet
te hopen ia) voortgaande, tenminste nog de
noodige autoriteit
behoudt!Ambtenaren van den Burger
lijken Stand in de gevangenis.
In ons Burgerlijk "Wetboek liggen sinds
lang eenige doode bepalingen versteend,
uit een eerwaardigen tijd herkomstig, en
dies van beschimmelden ouderdom. Daartoe
behooren de voorschriften der
huwelijksafkondigingen. Eeuwen terug, toen de pera
nog last van de eerste tandjes moest krijgen,
ontstond^ de oud-vaderlandache gewoonte,
in of vóór de kerk, op eenige Zondagen na
den ondertrouw, aan de gemeente kond te
doen van dit heugelyke feit. En na de
Fransche periode werd deze gewoonte ver
wereldlijkt in ons burgerlijk wetboek, met
het doel, bekendheid te geven aan een
voorgenomen huwelijk, om een eventueele
stuiting van dit huwelijk door daartoe recht
hebbenden, niet onmogelijk te maken ten
gevolge van onbekendheid met het feit.
Sinds dien waa evenwel de reeds genoemde
pers door de kinderziekten heen en toonde
ze een Eoms achrikwekkend groeivermogen.
Die pers ontfermde zich ook over de be
kendmakingen van de aanstaande huwe
lijken, hetzij door advertentiën, hetzij inde
zoo zeer geliefde rubriek van den burger
lijken stand. En het toenemend sociaal leven,
dat de afstanden in een land als het onze
geheel heeft weggebroken, bevorderde mee
het ruchtbaar worden van zulke gewichtige
gebeurtenissen als de huwelijken voor den
burgerlijken stand.
Kort en goed, die huwelijksafkondigingen
hebben vrijwel hun recht van bestaan ver
loren, ook al staan ze met veel omslag nog
voorgeschreven. Het doel, dat ze heeten
te diener, het mogelijk maken der
huwelijksstuiting, bleek ook in de praktijk zeer
hersenschimmig te zijn, want nimmer heeft
een dergelijke stuiting plaats.
Toch eischt de wet, dat in iedere ge
meente iedere week kostbare vellen geze
geld papier worden verknoeid voor het
inschrijven der akten van huwel
ksafkondigingen (voor ieder huwelijk 2 X precies
dezelfde akte) en dat er 's Zondags voor de
hoofddeur van het huis der gemeente door
den ambtenaar van den burgerlijken stand
aan ieder, die naar zijn gewauwel wil luis
teren, de goede voornemens van allerlei
aanstaande echtgenooten zullen worden
opgelepeld. Een uittreksel uit de akten van
afkondiging moet bovendien nog eens worden
aangeplakt of opgehangen ter ontaiering
van de gevels der gemeentehuizen.
Zóó schrijft de wet, maar de praktijk is
verstandiger. De praktijk doet trouw de
vellen gezegeld papier verknoeien, in de
registers en vóór het stadhuis, maar de
praktijk vergeet het voorschrift, komiek
om z'n ouderdom, dat de ambteraar van
den burgerlijken stand, ten spot van ieder
een, op de tinnen van den communalen
tempel zijn lectorale praestaties gaat
vertoonen. Hier en daar knapt een gemeente
bode, met 'n hoogen hoed soms
gemagietreerd, dit zaakje op voor z'n principaal,
den burgemeester, maar meestal vergenoegt
men zich, met het weglaten dier allerzotste
voorlezerij.
Maar, de justitie waakt, ook over de
reeda verachrompelde lijkjes der
wetskinderen. En onlangs gebeurde het in het
Tielsche arrondissement, dat een secretaris
ambtenaar van den burgerlijken stand, zich
justitieel te verantwoorden had wegens
overtreding der voorlezers-bepalingen
veroordeeld werd, nota bene tot drie dagen
gevangenisstraf.
Dergelijke burgerlijke
stands-informaliteiten worden meestal op ciyiel-rechtelijke
manier behandeld, maar de ijverige dienaar
der gerechtigheid, die zijn tenten in de
Betuwe heeft opgeslagen, ploos dit
gevallelje uit tot een misdrijf. Immers, de ambte
naar van den burgerlijken stand verklaarde
in zijn akte van huwelijksafkondiging, dat
hij die afkondiging had gedaan voor de
hoofddeur van het gemeentehuis, en zie
dat waa onwaar, dat was ergo... valsehheid
in geschrifte. En de magistraat, die voor
een luttele tientallen guldens het vrij saaie
baantje van ambtenaar van den burgerlijken
stand ten behoeve der gemeenschap vervult,
wordt, voor een zeer wel te rechtvaardigen
informaliteit, voor zijn leven gebrandmerkt
met ean vonnis wegens valsehheid in ge
schrifte.
De verontwaardiging stormde door de
ambtenaarswereld om deze muggenzifterij,
en zij wist plots te verklaren, hoe rechterlijke
colleges aan achterstand kwamen in de be
handeling hunner zaken. Tot nu toe waren
de officieren van justitie zoo verstandig,
om 's Zondags nooit Daar de geboden voor
lezerij te gaan luisteren, maar deze dienaar
van 't recht heeft ze allen een lesje gegeven.
"Want, niet tevreden met dit eece geval,
schijnt er een jacht op de ambtenaren van
den burgerlijken stand te zijn geopend. In
het avondblad van De Telegraaf van Vrijdag
2 December 1910 staat nl. het volgende:
Valsehheid in geschrifte".
Voor de rechtbank te Tiel stond gisteren
terecht de ambtenaar van den burgerlijken
stand der gemeente Waardenburg H. D. v. A.
Beklaagde was valschheid in geschrifte
ten laste gelegd, aangezien hij in acten
had verklaard, dat hij de eerste en tweede
afkordiging van een huwelijk had gedaan,
terwijl hij dat door den gemeenteboc'e had
laten doen.
Beklaagde bekende het ten laate gelegde,
doch meende, met een beroep op de
Gemeenteatem, dat zijn handeling niet strafbaar was.
Eisch 2 maanden.
Dat wordt toch waarlijk te bar! Een ar
tikel uit: het burgerlijk wetboek, dat met
de Zondagswet gemeen heeft, iedere week
door honderden te worden verwaarloosd,
omdat het absoluut geen waarde heeft, en
al lang had moeten worden vervangen,
wordt hier ten grondslag genomen voor
een misdrijf, waartegen nr*ar liefst 2 maan
den gevangenisstraf wordt geëiacht en
waarmee de bewuste heer v. A. in de
oogen van het groote publiek voor immer
van zijn eer ia beroofd. Aangenomen natuur
lijk, dat een veroordeeling volgt, wat zeer
waarschijnlijk ia, omdat de informaliteit
heeft plaats gehad en niet lang geleden in
dezelfde streek het reeds gemelde vonnis
werd gewezen.
Ook als de justitie zoo te werk gaat om
wetswijziging te dwingen, is de manier
wat al te hardhandig!
En gaat men op deze wijze door, dan
zullen zeker vele ambtenaren van den
burgerlijken stand het bijltje er bij neer
leggen, en zal het, vooral op kleine plaat
een, moeilijk vallen, liefhebbers te vinden
voor deze weinig-lucratieve betrekking,
waaraan verbonden zijn een niet te noemen
lage bezoldiging en de groote kans pp een
veroprdeeling wegens valachheid in ge
schrifte.
En voorshands stelt het geval der
Regeering den dringenden eisch, om apoedig in
te grijpen, om te voorkomen, dat een 1200
medeburgera iedere week tot Zondagsarbeid
worden gedwongen, die bespottelijk en
ocnoodig is en bij weigering het groote ge
vaar oplevert van een onteerend vonnis
wegens valschheid in geschrifte.
Z. Z.
Haagsche Brieven.
VIL
Bij de thans weer voorbijzijnde St.
Nicolaasdrukte heeft zich n vraagstuk weer
dringender dan ooit ter oplossing
opgedwongen: de verkeerskwestie.
In de paar nauwe stegen, die onze
binnenstad" vormen en waarin al wat het
Haagache winkel wezen aan pracht en schit
tering heeft aan te wijzen, huiselijk is
ondergebracht, heeft zich in de laatste
weken vóór den vijfden December menigte
bewogen, zóó groot en zóó dicht opeen
gepakt, dat de menacheD. o m zoo te zeggen,
hun .,individualiteit" hadden verloren. Zij
vormden n vaste menschenmasaa, n
zeer aubatantieele menschenklomp, die
langzaam voortachopf, aan beide zijde der
straat, tegen de huizen aangedrukt.
Op een gegeven oogenblik werd de
zijdelingsche persing van deze menschelijke
rivier zóó sterk, dat een groote spiegelruit
van de bekende winkel van Fortmann in de
Spuistraat in gruis viel op de etalage er