De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 18 december pagina 1

18 december 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1V1747 DB AMSTERDAMMER A'. 1910 WEEKBLAD YOOK NEDERLAND redaotiö-STSLTL IkEr. JEI. IE3. L. Dit nimuBLAr bevat een Uitgeyeri: VAN HOLKEMA & WAREXDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht roor den inhoud van dit Blad wordt renokerd oTereenkomstig de wet ran 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling Afettdtrujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar mail, 10. 0.121/» Zondag 18 December. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.26 .0.30 ,0.40 INHOUD: TAN VEERE EN VAN NABIJ: Stille kracht, II. Da Utrechtsche dentist-alleenbeeracher. Kroniek. Ambtenaren van den Burgerlijken Stand in de gevangenis, door Z. 7: Haagsche Brieven, door Jan Bramseo. De assistenten in Dali, door A. P. Prins. FEUILLETON: Sojeiacaulior," door M. Verster-Bosch Reitz. KUNST BK LETTEREN: Oud-Nederl. Steden in haar ontstaan, groei en ontwikkeling, door dr. H. Bragmans en C. H. Petere, beoordeeld door -dr. H. F. v. Gelder. - BERICHTEN. TBÖWENRUBBIEK: Mary Baker G. Eddy, 11, door Michel Mok ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heinanp. Afbi van nieuw-e dramatische (Uoskuaat. Persoonlijke berinneringen aan Vincent van Gogh, door W. Steenbcff. Meubelen van J. W. d'e Graaf, met af b., door R. W. P. de Vrieg Jr. Richard Wagner, Het Rjjngond. Metrische bewerking TM» Willem Kloof, beoordeeld door Matthija Vermeulen. Lucifer in de orovincie," door ".M. WETENSCHAPPELIJKE VARIA: Arbeid uit water, met af b., door dr. P. van O's*. Charivari. INGEZO.VDEN. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. Groote opera Qio Vadis in zes tafereelen, met af K, door Jobannes Licht en Jacobna Doncke1-, Brieven van Oom Jodocus. SCHAAKSPEL. DAMRUBRlEK. ADVERTENTIËN. iiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii Stille kracht. II. HET GEVAL ROMER. Ia het geval-Kock was het glas-helder, dat een man, op wien hoegenaamd niets te zeggen viel, was opgeofferd om de fouten van meerderen te bedekken. Het woord opgeofferd is een woord als een ander, en een man ia een eenheid uit de groote mass», die ons immers niets kan schelen, maar zoo'n overste, die de opoffering" aan den lijve ondergaat, is een menscb met menechelijk gevoel, en Toor hem zijn het geen woDrden", die hem gebeuren! 1) Het geval-Eömer, dat wij eveneens, en zeer uitvoerig, hebben bestudeerd, is gecompliceerder. Er is zelfs n punt het duel is nie.t bedoeld waar deze luir.-kolonel een fout begaan heeft, echter terstond door hem als zoodanig erkend. Let wel, (want het is de moeite waard het op te merken), dat het voor iemand, die vervolgd wordt door zijn onderling solidaire meerderen, een uiterst beden kelijk ding is, als hij in n enkele, des noods zeer kleine quaestie niet precies naar de hoogste eisenen gehandeld heeft \ Wee het achtervolgde wild, dat zich aan een enkele spier gewond ziet, of waar van misschien een teen verzwakt is of een klauw verstompt, de honden halen het zeker in, en het is verloren! Men moet een ijzeren gestel hebben om in zoo'n geval, in plaats van te vluchten, den kamp nog aan te durven en hem te bestaan. De heer Romer, cavalerie-commandant in Haarlem, mishaagde, om een ruzie met een burger-sociëteit, zijn inspecteur W pperman, die hem, vlak nadat hij overste -werd, ongeschikt verklaarde voor bevor dering. Met dit ongeschikt" op zijn briefje kwam de overste te dienen onder de bevelen van Wüppermans ondergesnhikte, kolonel Braams (te Deventer). Tegenwerking van allerlei aard, kleine, nauwelijks definieerbare d warsdrijverij, maar ook openlijke afmaking" op de dikwijls ruwste en zonderlingste wijze, geeft aan den overste weldra de volko men zekerheid, dat men stelselmatig bezig is zijn carrière te breken.... Het gevolg hiervan zijn (het kon ook niet anders): requesten. Op hun beurt worden van dit laatste middel" de gevolgen: lo. dat men tegen de a overste in den Haag gepor teerd raakt: omdat hij gedurig requebtreert! 2o. dat op onderzoek wordt uitgezonden inspecteur Wüpperman: 1) Wij nebben in het nummer van de vorige week verteld, hos de Minister (afhan kelijk van zijn, voor Kocka leed medever antwoordelijk departement: de stille kracht I) aan dezen in zijn carrière gebroken overste de fooi van 500 galden beproefde toe te stoppen. Sedert wq dit schreven is de fooi... verdubbeld waarlijk schaamtelooze vrij gevigheid I Alsof de Kamer niet had uitge sproken en de Miniater (in het nauw gebracht) niet onderschreven had, dat den overste zg'n schade ,^ooveel mogelijk" zon worden vergoed: ons dunkt dat in deze woorden begrepen ligt, hetgeen reeds fatsoenshalve diende te geschieden, dat den overste naar het bedrag dier schade zou worden gevraagd. Iemand wien men onrecht heeft gedaan, beeft eenige aanspraak, dunkt ons, op beleefde bebande'ing ? de persoon, die begonnen is hem onge schikt" te verklaren. Men begrijpt wat van dit alles de vrucht is voor den man, die de verre gaande impertinentie had, zich, als men hem bij de keel pakt, ta verzetten, vooral zoodra hij, in rechtmatige verontwaardi ging zich n oogenblik vergetend (dat is de fout," waar wij straks op doelden), een doodelijke veete doet ontstaan tusschen zichzelf en zijn kolonel. Het zij nu ter eere van minister Staal gezegd, dat deze blijkbaar den waren toedracht begrijpend achter den officieelen schijn, den overste uit Deventer en uit de omgeving van kolonel Braams ver wijderde en hem, onder baron van der Capellen, 'sGravenhage tot standplaats gaf. Onder dezen baron van der Capellen f ing alles een gewonen gang totdat... e heer Braams inspecteur werd van het wapen en bijgevolg van der Capellens chef. Vóór dit oogenblik (d. i. tot einde 1906) exerceert de heer Romer herhaaldelijk met de troep, hij neemt het commando waar, aan niets is te merken, dat men hem in een uitzonderingspositie houden zou. Daarna is hij ineens een out-cast in zijn eigen regiment. Nimmer voert hij meer nig commando. Er is erger: een pngeschiktverklaring met weifelende motiveering, van de hand van den directen chef, wordt na inzage door den inspecteur Braams (die met al zijn aanhang steeds zal blijven beweren, dat hij een formeele verbetering voorstond), door van der Capellen veranderd in een voor 't gehoor veel klemmender gestelde. Minister Staal leeft een en ander mede, en, vooral als een uitstekende beoor deeling inkomt van generaal de Meester, berust hij niet zoo maar in Romers langzame onttakeling. Hij zendt de Meesters beoordeeling aan den zoo OBte vreden inspecteur met de vraag : of deze beschouwingen geen wijziging brengen in zijn oordeel over den luit. kol. Romer. Da heer Braams had kortweg kunnen zaggen ,nneen"i Hij herinnerde zich echter, dat baren van der Capellen in zijn beoordeeling vermeldde: hoewel niets noemenswaardigs ia voorgevallen" enz., zoodat iets", zij het dan niet noemenswaardig" moest zijn voorgevallen; en nieuwsgierig zelfs naar het nietnoemènswaardige, nu het den heer Romer betrof, vroeg hij zijn ondergeschikte, baron van der Capellen, hem daarvan kond te doen. Dit schriftuur, dat ineens belangwekkende gebreken openbaart in den overste Romer, gaat zonder dat Romer er in gekend wordt of er iets van weet naar generaal Staal toe.... Vier generaals, zeide later de heer Van Idsenga in de Tweede Kamer, had den uit eigen beweging aan hem te kennen gegeven, dat zulk een geheim rapport iets ongehoords was. Intusschen treedt Staal af en de overste verliest verder het spel. Er volgt de strijd in de pers en in de Kamer, de fraaie solidaire brief van kameraadschaps(!)-opzegging der officieren van het 3e regiment, het due', de rechtbank, enz. enz. De overste stikt letterlijk in de solidariteit van het cavalerie-korps! En van der Cappellen is thans generaal geworden. Het is die solidariteit, die als de groote beweger achter zoovele van deze zaken staat: achter die van Koek, achter die van Romer, zoogoed als ze stond achter de Dreyfus-affaire en achter de Papendrechtsche zaak. Zij, die aan die solidariteit gehoor zamen, zijn niet altijd kwade elementen, niet allen bewuste Streber. Er hoort geestkracht toe of een fijn voelend karakter om als het de rechten van anderen geldt een eigen meening er op na te houden en ook voor te staan. De rrassa, tot in de hoogste" kringen, is laf en mee gaand van aard. Zonder het zelf precies te weten is men als vanzelf van de opinie der superieuren, die de toekomst, de carrière" in hun handen hebben! En de solidariteit wordt als een domme kracht ! De groote beweger is zij. Van haar wordt in de officieele stukken nimmer gesproken.... O j», als het geldt de samenstemming van Papendrechtsche ge tuigen te breken; dan benoemt men psychiaters, die het hebben over den invloed der suggestie... Maar over de suggestie, uitgeoefend door de superieuren, in de rechterlijke macht, in het leger en elders, op hunne van hen afhankelijke minderen, begeerig naar promotie, ja van gelijken op gelijken, daarvan hoort men nimmer. Maar die stille kracht" van enkele instinctief zich verbindende meerderen en collega's het werkelijke leven kent haar! POSTERIJEN EN TELEGRAFIE. Wij zullen volgende week iets zeggen over de stille kracht" aan het Hoofd bestuur der Posterijen en Telegrafie. Wükunnen dit thans nog niet doen, daar de letterlijke tekst ran hetgeen de Minister te berde bracht nog niet in on s bezit is. Wij merken alleen op, dat het Kamerverslag in de groote dagbladen, waar het den Minister doet zeggen, dat onze redactie eenige inlichting zou geweigerd hebben, onjuist moet wezen. Het verkort verslag en particuliere ver slagen zeggen het ook anders. De Utrechtsche dentist-alleenheerscher. Daar op het oogenblik, dat wij dit schrijven, juist op aandringen van Mi nister Heemskerk tot hervatting der betrekkingen met den tandheelkundigen lector te Utrecht door de studenten be sloten is, zullen wij, bij gebreke van voldoende inlichtingen op dit punt, slechts de conclusie trekken uit den toestand vóór deze hervatting. In de eerste plaats is het eigenlijk orjuist van staking te spreken: studenten zijn noch contractueel verbonden werk lieden, noch dienstplichtige leerlingen. Het stond en staat hun volkomen vrij de colleges niet te loopen, die hun om de een of andere reden niet bevallen. Het is dan ook alleen een door ouderdom geijkte willekeur, die den professor of den lector bij zijn examen er mede rekening doet houden, of de examinandus zijne lessen volgde. Dit in aanmerking genomen is het zeker een tactische fout geweest van de tandheelkundige studenten te Utrecht, dat zij aan de mededeeling van hun weg blijven uit de collegezalen den schijn van eene sommatie gegeven hebben. Zij hadden kunnen besluiten weg te blijven uit hoofde van den onhoudbaiei toestand, en tegelijkertijd, maar onafhankelijk daarvan, hadden zij het college van cura toren kunnen verzoeken aan dien onhoudbaren toestand een einde te maken. Zoo hadden deze heeren curatoren niet de gretig aangegrepen gelegenheid gehad zich verontwaardigd aan te stellen (om aldus hun verregaande nalatigheid te bedekken) en zouden zij doorde feiten zich gedwongen hebben gezien aan de reeds jaren oude, blijkbaar zér gerecht vaardigde klachten eindelijk gehoor te gever. Het is natuurlijk, voor ieder die het universitaire leven kent, zeer duidelijk, dat de Utrechtsche studenten, zoo in 't algemeen genomen, gelijk hebben. Niet alleen om de vele feiten, die zij noemen en die niet werden weersproken, maar reeds uit deze enkeleen vrij wel af doen de overweging, dat de groote massa der Nederlandsche studenten uit arbeidzame elementen bestaat, die er niet aan denken (hun geduld met weinig beteekenende of zelfs slechte docenten is op vallend groot) zich tegen een leeraarexaminator zonder zeer ernstige redenen te weer te stellen. Temeer niet in een geval als het onderhavige waar het geldt een lector in de tandheelkunde, die de eenige in ons land is en door omstandigheden eigenlijk op dit gebied almachtig. Maar ook de feiten, die aan de thans zoo gevoelige heeren curatoren genoemd werden, zijn veel in getal en ernstig. En de klachten zijn oud. Wij zullen wachten wat er van hooger hand gaat geschieden. Doch op n zaak mag daarbij worden gelet: dat men de verantwoordelijkheid vaststelle, die voor den bestaanden toestand een College van Curatoren draagt, dat, tot de bom barstte, oost-indisch doof is geweest! KBONÏEK. TE vi.u<;". De heer J. van Elk te Dordrecht ontving uit Arnhem een prospectua van het sana torium voor zenuwziekten, waaraan de heeren psychiaters Van Deventer, Jelgersma en Van Erp Taaiman Kip op onderscheidene wijzen verbonden zijn. Het prospectus zat in een enveloppe, waarop de naam van het sanatorium als kop" stond afgedrukt. Deze zending aan den heer Van Elk, zooals ze reeds genoemd werd een zeer onfijne grap", is terstond door het Algem. Handelsblad, vooraan op zijn Ie blad en met de grootste letter waarover het beschikt, aan de drie deakundigen zeer onbedektelijk toegeachreven.... Dat kon nu niet anders, of die drie heeren hadden den querulanten" tegen stander eens prettig willen beleedigen! "Wij gelooven, dat in menig normaaldenkend hoofd reeda dadelijk naar aanleiding hiervan groote verwondering heeft post gevat. Hoe gemakkelijk, zal men tot zichzelf gezegd hebben, raken niet prospectussen, en zelfs enveloppen met kop", in handen van buitenstaanders. En wilde eene redactie, die uit eigen kennia 't toch weten kar, dit laatste niet aannemen, hoe geheel voor de hand lag dan altijd nog de onderstelling, dat de aardigheid" van den een of anderen al te vroolijken portier of ziekenoppasser was uitgegaan. De schrijvers van het in wezen onverdedigbare, in vorm zoo uiterst verzorgde psychiatrische rapport zouden immers nimmer al was het maar alleen de onvoorzichtigheid van zóó een zending hebben begaan. Het Handehblad, dat dit alles na zijn eersten uitval had kunnen bedenken, be dacht het ook niet naderhand . . . Nu ja", was de toon toen een der deskundigen uit Leiden zich onschuldig verklaarde aan de beleediging van den heer van Elk?nu ja, maar mijnheer van Erp Taaiman Kip dan ?'' En toen deze heer (net wat ieder verwacht had) een zeer plausibele verklaring gaf, dreinde het Hbl. mummelende na: jawel, maar ia dat nu wel alles precies zoo: heeft de heer Kip nu ook een onderzoek ingesteld, bij die persoon, die... Wij willen hem helpen!! Enz. De N. R. Ct, die zich geroepen heeft gevoeld de terecht door ieder aangevallen paychiaters te verdedigen, zeide over deze beschuldiging van het Hbl,dat zaken zijn zaken" niet de leuze moet worden der pers. M.a.w. verweet deze redactie aan het Hbl, dat het hier met kwaden opzet, en dus met ruim geweten, Papendrechtsche deskundigen had verdacht gemaakt, een relletje had opgezet in kwade trouw. De N. R. Ct. zoekt het-te ver. "Wij weten zeker, dat het HU. het zeer goed voor had. Geen kwaad opzet, enkel een te groote mate van onnoozelheid (met de gevaarlijke gevolgen daarvan) heeft schuld aan deze zooveelate zonderlinge campagne. Omdat het de zooveelste is, achten wij het|een (niet aangenamen) plicht er ook eens op te gaan wijzen. Het Amsterdamsche orgaan maakt door zijn vluchtige journalistiek, dat ieder onzer in den goeden naam, dien hu op 't een of ander gebied terecht hebben mag, zich zoo maar kan zien geschorst voor enkele dagen. Zoolang het blad, op die wijze (wat niet te hopen ia) voortgaande, tenminste nog de noodige autoriteit behoudt!Ambtenaren van den Burger lijken Stand in de gevangenis. In ons Burgerlijk "Wetboek liggen sinds lang eenige doode bepalingen versteend, uit een eerwaardigen tijd herkomstig, en dies van beschimmelden ouderdom. Daartoe behooren de voorschriften der huwelijksafkondigingen. Eeuwen terug, toen de pera nog last van de eerste tandjes moest krijgen, ontstond^ de oud-vaderlandache gewoonte, in of vóór de kerk, op eenige Zondagen na den ondertrouw, aan de gemeente kond te doen van dit heugelyke feit. En na de Fransche periode werd deze gewoonte ver wereldlijkt in ons burgerlijk wetboek, met het doel, bekendheid te geven aan een voorgenomen huwelijk, om een eventueele stuiting van dit huwelijk door daartoe recht hebbenden, niet onmogelijk te maken ten gevolge van onbekendheid met het feit. Sinds dien waa evenwel de reeds genoemde pers door de kinderziekten heen en toonde ze een Eoms achrikwekkend groeivermogen. Die pers ontfermde zich ook over de be kendmakingen van de aanstaande huwe lijken, hetzij door advertentiën, hetzij inde zoo zeer geliefde rubriek van den burger lijken stand. En het toenemend sociaal leven, dat de afstanden in een land als het onze geheel heeft weggebroken, bevorderde mee het ruchtbaar worden van zulke gewichtige gebeurtenissen als de huwelijken voor den burgerlijken stand. Kort en goed, die huwelijksafkondigingen hebben vrijwel hun recht van bestaan ver loren, ook al staan ze met veel omslag nog voorgeschreven. Het doel, dat ze heeten te diener, het mogelijk maken der huwelijksstuiting, bleek ook in de praktijk zeer hersenschimmig te zijn, want nimmer heeft een dergelijke stuiting plaats. Toch eischt de wet, dat in iedere ge meente iedere week kostbare vellen geze geld papier worden verknoeid voor het inschrijven der akten van huwel ksafkondigingen (voor ieder huwelijk 2 X precies dezelfde akte) en dat er 's Zondags voor de hoofddeur van het huis der gemeente door den ambtenaar van den burgerlijken stand aan ieder, die naar zijn gewauwel wil luis teren, de goede voornemens van allerlei aanstaande echtgenooten zullen worden opgelepeld. Een uittreksel uit de akten van afkondiging moet bovendien nog eens worden aangeplakt of opgehangen ter ontaiering van de gevels der gemeentehuizen. Zóó schrijft de wet, maar de praktijk is verstandiger. De praktijk doet trouw de vellen gezegeld papier verknoeien, in de registers en vóór het stadhuis, maar de praktijk vergeet het voorschrift, komiek om z'n ouderdom, dat de ambteraar van den burgerlijken stand, ten spot van ieder een, op de tinnen van den communalen tempel zijn lectorale praestaties gaat vertoonen. Hier en daar knapt een gemeente bode, met 'n hoogen hoed soms gemagietreerd, dit zaakje op voor z'n principaal, den burgemeester, maar meestal vergenoegt men zich, met het weglaten dier allerzotste voorlezerij. Maar, de justitie waakt, ook over de reeda verachrompelde lijkjes der wetskinderen. En onlangs gebeurde het in het Tielsche arrondissement, dat een secretaris ambtenaar van den burgerlijken stand, zich justitieel te verantwoorden had wegens overtreding der voorlezers-bepalingen veroordeeld werd, nota bene tot drie dagen gevangenisstraf. Dergelijke burgerlijke stands-informaliteiten worden meestal op ciyiel-rechtelijke manier behandeld, maar de ijverige dienaar der gerechtigheid, die zijn tenten in de Betuwe heeft opgeslagen, ploos dit gevallelje uit tot een misdrijf. Immers, de ambte naar van den burgerlijken stand verklaarde in zijn akte van huwelijksafkondiging, dat hij die afkondiging had gedaan voor de hoofddeur van het gemeentehuis, en zie dat waa onwaar, dat was ergo... valsehheid in geschrifte. En de magistraat, die voor een luttele tientallen guldens het vrij saaie baantje van ambtenaar van den burgerlijken stand ten behoeve der gemeenschap vervult, wordt, voor een zeer wel te rechtvaardigen informaliteit, voor zijn leven gebrandmerkt met ean vonnis wegens valsehheid in ge schrifte. De verontwaardiging stormde door de ambtenaarswereld om deze muggenzifterij, en zij wist plots te verklaren, hoe rechterlijke colleges aan achterstand kwamen in de be handeling hunner zaken. Tot nu toe waren de officieren van justitie zoo verstandig, om 's Zondags nooit Daar de geboden voor lezerij te gaan luisteren, maar deze dienaar van 't recht heeft ze allen een lesje gegeven. "Want, niet tevreden met dit eece geval, schijnt er een jacht op de ambtenaren van den burgerlijken stand te zijn geopend. In het avondblad van De Telegraaf van Vrijdag 2 December 1910 staat nl. het volgende: Valsehheid in geschrifte". Voor de rechtbank te Tiel stond gisteren terecht de ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Waardenburg H. D. v. A. Beklaagde was valschheid in geschrifte ten laste gelegd, aangezien hij in acten had verklaard, dat hij de eerste en tweede afkordiging van een huwelijk had gedaan, terwijl hij dat door den gemeenteboc'e had laten doen. Beklaagde bekende het ten laate gelegde, doch meende, met een beroep op de Gemeenteatem, dat zijn handeling niet strafbaar was. Eisch 2 maanden. Dat wordt toch waarlijk te bar! Een ar tikel uit: het burgerlijk wetboek, dat met de Zondagswet gemeen heeft, iedere week door honderden te worden verwaarloosd, omdat het absoluut geen waarde heeft, en al lang had moeten worden vervangen, wordt hier ten grondslag genomen voor een misdrijf, waartegen nr*ar liefst 2 maan den gevangenisstraf wordt geëiacht en waarmee de bewuste heer v. A. in de oogen van het groote publiek voor immer van zijn eer ia beroofd. Aangenomen natuur lijk, dat een veroordeeling volgt, wat zeer waarschijnlijk ia, omdat de informaliteit heeft plaats gehad en niet lang geleden in dezelfde streek het reeds gemelde vonnis werd gewezen. Ook als de justitie zoo te werk gaat om wetswijziging te dwingen, is de manier wat al te hardhandig! En gaat men op deze wijze door, dan zullen zeker vele ambtenaren van den burgerlijken stand het bijltje er bij neer leggen, en zal het, vooral op kleine plaat een, moeilijk vallen, liefhebbers te vinden voor deze weinig-lucratieve betrekking, waaraan verbonden zijn een niet te noemen lage bezoldiging en de groote kans pp een veroprdeeling wegens valachheid in ge schrifte. En voorshands stelt het geval der Regeering den dringenden eisch, om apoedig in te grijpen, om te voorkomen, dat een 1200 medeburgera iedere week tot Zondagsarbeid worden gedwongen, die bespottelijk en ocnoodig is en bij weigering het groote ge vaar oplevert van een onteerend vonnis wegens valschheid in geschrifte. Z. Z. Haagsche Brieven. VIL Bij de thans weer voorbijzijnde St. Nicolaasdrukte heeft zich n vraagstuk weer dringender dan ooit ter oplossing opgedwongen: de verkeerskwestie. In de paar nauwe stegen, die onze binnenstad" vormen en waarin al wat het Haagache winkel wezen aan pracht en schit tering heeft aan te wijzen, huiselijk is ondergebracht, heeft zich in de laatste weken vóór den vijfden December menigte bewogen, zóó groot en zóó dicht opeen gepakt, dat de menacheD. o m zoo te zeggen, hun .,individualiteit" hadden verloren. Zij vormden n vaste menschenmasaa, n zeer aubatantieele menschenklomp, die langzaam voortachopf, aan beide zijde der straat, tegen de huizen aangedrukt. Op een gegeven oogenblik werd de zijdelingsche persing van deze menschelijke rivier zóó sterk, dat een groote spiegelruit van de bekende winkel van Fortmann in de Spuistraat in gruis viel op de etalage er

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl