Historisch Archief 1877-1940
DE AM S TE R D.A M M E U W K E K B L A D V O O R NEDERLAND.
No. 1748
CoeT«rd«i?Ter Apel en Hoogeveen?Slag
haren en de lokaalsporen Assen?Stads
kanaal OB E m na en Coevorden Zwolle De
snelle ontginning echter van den bodem,
Tooral van de groote uitgeetrektheden
afgeveenden grond en het daardoor ontstaan
?van bloeiende landbouwstreken, gelijk aan
de Groninger veenkolonies, zal noodwendig
tot den aanleg van nog meerdere lijnen
morten Uiden.
Uit een en ander ziet men reed», dat
men zich een geheel verkeerde voorstelling
maakt van Drente, indien men meent in
deze provincie niets dan heide of dorren
grond aan te zullen treffen; reeds vóór de
ontginning der venen kon men ook in
Drente goede weidegronden en meer nog
uitstekenden bouwgrond vinden.
Intussohen zijn tot op den huldigen dag
de meeste Drentsche dorpen en gehuchten
nog vrijwel geïsoleerd en alleen hoogstens
door verharde wegen of scheep vaartkanalen
van bescheiden afmetingen met de meer
moderne wereld verbonden en treft men
daarom op het platteland nog vrij algemeen
toestanden en verhoudingen aan, ongeveer
geluk aan die van de achterhoeken van
Overijssel en Gelderland. Deze toestanden
en verhoudingen hebben natuurlijk hunne
algemeene nadeelen, maar toch ook weer
Teel, dat we in het moderne leven gaarne
wat meer aanwezig zouden willen zien. De
algemeene ontwikkeling moet onder het
isolement noodwendig lijden en ook de
kunst om zich ongedwongen en vlot in het
drukke verkeersleven en onder allerlei
menschen te bewegen. Vandaar dat vde
Drentenaren van het afgelegen platteland
bij eerste kennismaking stug en dom schij
nen en het in den beginne vrij moeilijk is
met hen een geregeld gesprek over dingen,
die niet met hun dagelijksch leven in ver
band staan, te voeren. Heeft men echter
eenmaal hun vertrouwen gewonnen en
zijnerzijds wat beter den slag ervan ge
kregen om met hen om te gaan, dan merkt
men niet zelden tot z'n verbazing dat men,
in stede van met uitteraard domme schep
sels, te doen heeft met natuurmenschen,
wier bfik weliswaar door het enge dorps
leven vrij beperkt is gebleven, maar die
desniettegenstaande pp meer dan n punt
?ene scherpzinnigheid openbaren en een e
opmerkingsgave blijken te bezitten, die
voor die van meer ontwikkelde, gemoder
niseerde menachen geenszins onderdoen.
Als ge ooit eens naar echte leuk"heid
zoekt, ga dan een jaartje leven in zulk een
Drentsch dorp; 't zou daar voor menig
stadsmensen in meer dan n opzicht zeer
gezond blijken te zijn.
Wat heel gauw in zulk een omgeving
in 't oog valt, zijn de patriarchale verhou
dingen, welke daar bestaan en de hoogst
eenvoudige leefwijze, ook van de meer
gefortuneerde boeren. Hoewel, niettegen
staande hun isolement, toch langzamerhand
de meer moderne behoeften des l e reu» ook
in afgelegen streken doordringen, kan men
in Drente nog dorpen vinden, waar zelfs
H) de huizen van welgestelde landbouwers
het mobilair zoo primitief mogelijk is.
O ader een reusachtige schouw brandt b.v.
het vuur in een grooteu vuurpot, zóó op
den haard geplaatst ; het water wordt daar
boven aan den kook gebracht aan een ket
ting of hangijzer, dat op en neer kan worden
be-wogen en de spijzen gekookt op zooge
naamde draaitreefien. De vloer is van leem;
een groote, langwerpig vierkante kist doet
diecst als kleerkast en maakt met een drie
poot ige tafel en Benige zeer primitieve
stoelen niet zelden het geheele ameublement
uit in de eveneens reusachtige woonkamer.
Tafelkleeden zijn onbekend of worden, zelfs
b(j maaltijd en ontbijt, als overbodige weelde
beschouwd.
Ik noem kier weliswaar een en ander,
dat slechte ia de meest afgelegen dorpen
bestaat, maar ook in meer gemoderniseerde
dorpen vindt men nog altijd b.v. keien als
Benige bestrating en dan nog slechts aan
hoofdwegen, leven de bewoners nog hoogst
eenvoudig en zijn de patriarchale verhou
dingen nog altijd behouden gebleven. Boer,
vrouw en kinderen eten en ontbijten ge
meenschappelijk met de knechts en meiden
en deze laatsten betitelen patroon, patrones
en kroost zonder onderscheid heel familiaar
met doe", welk woordje een nog iets grootere
intimiteit aanduidt dan het Hollandsche
De loonen der arbeiders zijn laag, doch
elk getrouwd arbeider heeft een stuk grond
in gebruik, hetzij als toeslag op het loon,
hetzij tegen lage huur, dat ruim voldoende
is voor den verbouw van zijne huishoude
lijke eetwaren en van voederartikelen voor
een paar varkens; meestal heeft hij ook een
koe en een paar schapen.
llllllllMlIIIIMlIlllltinillllMllllltlllllllllllllllMIHIIIIIIIlllllllllllllllllllllll
Eeia. aix"bacLe_
Door J. EVKETS.
Ze hadden gefuifd op Toon's atelier, 't Was
een prachtige avond we zouden ook kunnen
zeggen: nacht geweest, 't Was zelfs morgen,
vroeg-morgen geworden, zooals 'c betaamt
naar onwerwetschen trant. Er was gezwetst
en geschertst; er was gespeeld op een heel
oud, versleten spinet; er was voorgedragen
en gezongen, oirbare en niet-oirbare liederen
en liedjes; er was vooral veel gedronken.
't Was een ontzaggelijke jool geworden. Ze
w*ren allen boven hun thee geraakt, som
migen weinig, anderen erg, heel erg. De
mizerabele tegenwoordige ty'd was vergeten,
verdwenen, opgegaan in nevels van drank.
't Was als leefden ze weer in den goeden
onden, den grooten romantischen tijd, den
tijd van zware woorden, breede gebaren en
hevige daden. Ze hadden zich ridders gevoeld,
wier bloed gestookt door den gloed des
wijns bruiste en prikkelde; ridders, die zich
uitleefden, uitleven meesten in den geweldi
gen, rnchtbaren stijl.
Maar den meesten was die ouwerwetsche
braspartjj toch te machtig geworden. Een voor
een zakten of vielen ze af; een enkele hield
zich groot, verdween met veel kabaal; anderen
knepen stiekem uit; tot er ten laatste
nog drie overschoten, die van geen uitschei
den wisten, 't Scheen, of ze bang waren na
die mooie roes in het saaie drukkende leven
van alle dag weer te keeren.
Evenwel, de hooge vreugde taande toch;
Om den akker te bewerken en voor het
vervoer van mest naar- en van geteelde
producten van den bouwakker, beschikt de
arbeider gratis over paard en wagen van
den boer en wordt door deze zelf of een
zjjner andere ondergeschikten daarbij zoo
noodig nog belangeloos geadsisteerJ. De
heer" bewijst hier dus soms heeren
diensten" aan den arbeider.
Het is te begrijpen dat in dergelijke
streken het politieke leven niet zeer ont
wikkeld is en het socialisme daar moeilijk
voet kan krijgen, bij zoo goed als geheel
ontbreken van uiterlijke tegenstelling
tusschen de bezittende en niet-bezittende
klassen. De verhoudingen zijn daar te al
gemeen intiem en de behoeften, ook der
rijke boeren, te gering, om de tegenstel
lingen te scheppen, die door hunne scherpe
contrasten de beste propaganda vormen
voor het socialisme.
Aan de algemeene politiek doet 09k de
beer zelf niet veel; hij bemoeit zich zoo
goed als uitsluitend met zijn bedrijf, met
z'n koeien en varkens, zijn wei- en bouw
landen en laat gaarne het bestuur van Rijk
en Provincie aan de Heeren" over. Met
de gemeentelijke zaken staat het iets anders
en wel om t wee redenen. Vooreerst moeten
de raadsleden uit hun midden worden ge
kozen en dienen ze dus nolens volens wel
eenige attentie aan de verkiezingen van
den Eaad te wijlen; in de tweede plaats
zijn hunne oogenblikkelijke belangen meer
tastbaar bij 'tgemeentelijk beheer betrokken;
men denke b.v. aan dea aanleg of de ver
harding van wegen. Men m eene echter niet,
dat kiezers en gekozenen ten opzichte van
gemeentelijke maatregelen van algemeen
belang, ook wanneer die henzelf meer in
't bijzonder ten goede kunnen komen, erg
heetgebakerd zijn. De Drent wikt en weegt
op dit gebied in den regel ontzettend lang.
Maar is hij eenmaal tot een besluit geko
men, dan houdt hij ook met ijzeren vol
harding daaraan vast en rust hij niet vóór
het uitgevoerd is. Om dezelfde redenen,
om zijn uiterste voorzichtigheid, deugt hij
niet als gangmaker voor maatschappelijke
hervormingen; maar zal hij eenmaal, als
hy de noadzakelijkheid daarvan heeft leeren
inzien, een trouwe garde vormen in het
leger van den vooruitgang, een garde, on
geschikt voor bestorming, maar onwankel
baar stand houdende als de heetgebakerde
voorvechters hier of daar teruggeslagen
mochten worden.
RADBOUD.
Sru.v STRETJVELS, De Mourlons. Roman
uit het Walenland. Bewerkt naar
het Fransen van FERDINAND BOUCHÉ.
L. J. Veen, Amsterdam.
Het schijnt niet buiten twijfel, dat wij den
roman van Ferdinand Boucbéonvertaald,
in den toes'and van, als 't ware, rauwe oor
spronkelijkheid gelezen zouden hebben. Fer
dinand Bouchéheef c hier nog niet zooveel
naam (wie kende hen e gealijk?), dat men.
misschien in eeoige F aup.che courant den
titel van zijn boek ziende, meenen zou met
iets rseer dan een boek onder duizeade van
doen te hebben, met mér dan een vluchtig
verschijnsel, of wel een bour.hée der Een wig
heid. Wat was ons Ferdinand Bouché? Nog
muider dan Heeuba, die ons O3k al niet
veel was.
Doch nu Stü'n Streuveis hem vertaal'!, ja,
bewerkt heeft, wordt dat aniers. Nu grijpen
wij naar hem, op gezag van Stya Streurels,
uit liefde tot Stijn S reavelg, die ons zeer
dierbaar is, terwijl de aanlokkelijke by voeginp,
dat Bouchédoor Streuvels bewerkt" werd,
ons de rechtvaardige verwachting inboezemt
in dea ongetwijfeld opziehzelven reeds niet
banalen geest van Fardinand Bouchénog
bovendien iets van Streurels' essence ge
mengd te zien toe een uitstekende en zeld
zame spijze voor hart en vere'aid.
Kan net zijn dat het mengsel mislukte en
de chemische verbinding niet tot stand kwam ?
Of ligt het aan Streuveis en zijn Bouché,
dat wy zulk een raren kinderachtigen smaak
in den mond behouden na de lezing van dit
welgedane boek van 272, niet karig bedrukte
bladzijden? Of ligt het eenvoudig aan ons,
die te midden der vele gekunstelde gelulden
dezer wereld, wellicht den toan van naïeve
natuurlijkheid en simpele grootheid niet meer
kunnen verstaan ?
Want ik denk dat hier simpele grootheid
en toen n de onvoorzichtigheid had een
gordyn open te trekken, dreigde het koele
nuchtere ochtendlicht, gely'k een smorende
aschregen, het fulpen walmende
feestvlammefje geheel te doren.
Mos za'en ze tegenover elkaar in de wijde
geborduurde stoe'en met gebeeldhouwde
hooge ruggen.
J-jammer dat... Sarie d'r niet bij was"
zei Toon op eens, hakkelend, bijna senti
menteel.
Héja" hikte Bram wa-waarom is
die d'r n-niet geweest?"
Nou" legde Gerrit uit da's... da's
nogal widus: die leit onder... onder de wol,
hè, van zelf... Ahy'd, hik, om tien uur na
bed... anders kr-krijg tie last... last van
de zenuwen."
Wa-watte komedie l"
Mannen l" sprong Toon op, manhaftig
van stem en gebaar als een nobele maar
miskende roorerhoofdman in de
Nederlandsche opera mannen, we gaan den Sarie
ten leven wekken. Des glaaps genoot hij thans
reeds ruim genoeg, 't Ia dag: ny mot eruit.
Te paard l"
Hij draaide op zijn hakken rond en bescheef
met zijn arm een sierlijken cirkel, als droeg
hij een langen wijden mantel.
Da's een idee" scharrelde Bram meer
lodderig dan ridderlijk overeind.
Doch Gerrit sprak kloekmoedig en vast
het klassieke woord der dapperheid:
Welaan I"
en stond dadelijk recht in zijn volle lengte;
maar 't scheelde weinig of het volgend
oogenblik had hij Toon's schilder-ezel omhelsd uit
pure liefde voor het evenwicht.
Ze zetten, niet zonder moeite, hun hoeden
op; trokken, met nog meer moeite, hun
jassen aar, en Toon stak op het laatste
moment een groote trompet, waarop hij zich
bedoeld wordt, zooiets als monumentale een
voud, als'rencige silhouetten tegen een door
schijnende avondlucht, het uit de verwarring
der bijzonderheden omboog getilde leven in
zijn sobere, machtige, albeslissende gebaren.
Moest zoo dit boerenverhaal niet zijn ? Maar
het is, dunkt my, misgeloopen en tot zwakke
romantiek geworden.
En nu is de vraag, of aan Strenvels' eigen
kunst, zijn wereldbetchouwing en kijk op de
menschen niet eenig gevaar dreigt van het
romantische, indien hu het lood van zulk
werk voor gede&ea goud kon aanzien.
Styn Strenvels heeft zich nooit tot realisme
beperkt of naar realisme gestreefd. Van den
beginne zag hij de natuur en de menschen
als een dichter, dat wil hier zeggen: ver
geestelijkt tot algemeener beelden, het bijzon
dere als typp, en het onbezielde of abstracte
evenzeer bezield als menschen en dieren,
alles op 't eigen oogenblik gevat in de vol
komen uitdrukking van zijn kleurrijk schil
derend woord en breeden, sterken zinsval.
Zoo werd het alles groot en wijd, wat bij
verbeeldde. Zgn boeren geleken cyclopen,
zyn koeien en stieren reusachtige gevaarten
uit een legendariacheu voortijd. De vreugden
en smarten der mensehen, al bleven zij
menschelyk, klonken luider, met sterker ge
baren dan het gewone leren ons te zien
geeft. Al mogen wjj niet vergeten, dat
Streuvelt>' bieren de bewoners van dat, den dans
der beschaving nog ontsprongen, vette land
van West- Vlaanderen zijn.... En om die
figuren van indrukwekkenden eenvoud,
weefden de schier persoonlij k geworden natuur
krachten : de storm, de donder, da
zomerzonneschyn, de zachte avondwind, een
«ronderlijken atmosfeer van medegevoel, mede
weten en medescbuld, tot er een zeer eigen
wereld ontstond, een grooter, wijder, vreem
der, van meer uitgesproken karakter en
bedoeling dan de onze en die wij, daar
door bekoord, gaarne geloofden. In zijn
laatste werken scheen Streuveis toen lager
tot den beganen grond gedaald en ook dit
nieuwe doen bekoorde, want dit werd nu
zeer fijn-mensehelyk in zy'n aandoening, zooals
dat verhaal van het weesmeicje Helene
Qrisart in den bundel Najaar.
Maar wat hij toch wel in dit werk gezien
mag hebben, dat bij, zooal niet geheel zelf
geschreven, tenminste gearrangeerd" hetfs?
Het begin belooft iets. Men hoort er
Sireuvels' stem, men herkent den breeden
zwaai van zyn volzin.
N jTember was geëindigd met een miatigen
dag waar de koude van den winter al door
bliej. Het i?ure jaargetijde was nakend. De
boeren uit de streek werden het gewaar aan
het vroege trekken der lijsters, aan de doening
der spreeuwen die gejaagd schenen in hun
vlucht. De kraaien, die uit het Strihoekscbe
bosch kwamen, dweerschten de lucht,
tnimeleed mat vreemd uitgestrekte, zwarte vlerken,
gelijk spat vlek ken op den hemel, die o ver
vaagd was met mist.
Daarom werden de werkzaamheden krachtig
afgedaan; de laatste drukten herschiepen da
vlakte in een onmetelijk stuk bruin fluweel,
waarboven de vraatüichtige vogels
rondwentelden."
Iets verder staat er dan:
't Was in de verlossende deemstering de
weemoedige aftocht van al de weikmenschen
van het land. Die gang naar de h aardsteden
behield de machtige dictiterlijkheid, waarmede
de t at uur de eenvoudige doening der
landwerkers omringt". En, mij dunkt, dit ia al
een bedenkelijke opmerking voor een schrij
ver. Die pnissante poésie" dienen wij zelf
te voelen uit de beelden die de kunstenaar
ons zien doet, maar aan de verstandelijke
opmerking zelve hebben wij niets. Toch wel
iets. Men bemerkt er door, hoe 't in den
schrijver gesteld is en het blijkt hoezeer hij
een Franschman is, die zijn indrukken heel
dikwijls (meestal wellicht) niet ineens friscb
van buiten krijgt, doch later, cere oraal, door
de eigen geestelijke samenvattingen. Zulke
indtnkken zou men beredeneerde itdiukken
kunnen noemen, als dat niet zoo tegenstrijdig
klonk.
Op bl. 2 en 3 lezen wij vervolgens:
De oude klok, van uit de hoogte harer
kas, scheen hen te bekijken of hun mijmering
op te merken, hun herinnerend door haren
tik-tak, dat de stonden van het menschelyk
leven heen vloden."
Nu is deze laatste ontdekking noch nieuw
noch sterk, maar wel akelig vau banale wijs
heid en in 't gegeven moment on waar. Want
voor die boeren, die genoten van de alge
meene avondstilte,'' zooals er staat, is deze
nadrukkelijke tik-tak in de rust en stilte
opgenomen, hun stem zelf, die niet stoort of
verontrust, maar zacht het leven wiegt. Verder
is het uiterst zwak om te zeggen dat die
klok hen scheen te bekijken of hun mij mering
indertijd had t! achten te bekwamen, bij zicb.
Wat mot-tat?"
[k mot toch de revelli blazen" zei Toon,
als verontwaardigd over de vraag.
Daarna gingen ze op pad.
Saria heette eigenlijk Saarluis; maar bij
werd in de wandeling" (wat een ouwer
wetsche uitdrukking voor klets- of
kroegtafel i ) altijd Saar, Luis, of?omdat hij zoo
klein en kennelijk een zoon Kanaüns was
Sarie genoemd. Sommigen onderstreepten
deze laatste bijzonderheid nog en zeiden:
Sharie, maar dat waren de boosaardigen, de
neurasthenie!. Sarie woonde voor zijn
gesondheid (hij was een beetje zenuwziek) buiten,
in een aardig landhuisje. Hg had wat geld
en voerde niets uit, prutste alleen nu en dan
wat in zijn tuin. Hij ging veel, bijna uitslui
tend om met het troepje kunstschilders,
waarvan het dorpje, loor zyn mooie ligging en
karakteristieke huisjes en kleedyen, de eer der
huisvesting genoot. Sarie werd door zijn vrien
den gewoonlijk hevig in de maling genomen;
maar, plooibaar als zoo velen zijner rasgenooten
en omdat er nagenoeg niemand anders in
zjjn omgeving was, waarmee hij op en neer"
kon gaan en ook wel omdat hij er een eer
in stelde zoo frère et compagnon" met de
heeren artiesten te zijn, liet hij zich al
maakte hij zich wel eens nijdig hunstreken
welgevallen, was hy een voortreffelijk
feestvarken.
't Was nog een heel eind naar Sarie's
woning. Het drietal moest dwars het dorp door.
Ze voelden zich een beetje vreemd, katterig en
onwezenlijk te midden der landelijke omgeving
en ongerepte rustige morgenstemming; maar
ze gaven aan dien kater" niet toe, dachten
alleen aan Sarie en aan de goeie mop, de
kool, die ze 'm gingen stoven, Oej, wat 'n
keet, wat 'n barre keet zou dat worden l
en ze lachten al bij voorbaat verholen, zwaar
op te merken," want een duidelijke impressie
duldt geen of's. Zelfs niet zulke rare als dit
of, dat niet eens eem tegenstelling geeft,
maar op een slappe manier een andere sterkere
impressie schijnt aan te duiden, die er echter
geen is. Immers, het beduidt een krachtiger
en dieper gaande indruk te zeggen, dat zekere
klok hun mijmeringen opmerkte," en met
het eckele ztggen, is dese impressie ook niet
waar gemaakt voor onze verbeelding. Daar
behoort dan nog meer toe, dat hier niet
volg*'. Aldus heeft het den schijn of de
schrijver eigenlijk heel niets gezien heeften
die opmerking van het bekijkende klokgezicht
maar zoo een uit de literatuur in 't geheugen
geblovene is. Hetgeen men gewoon is
smadelijk rhetoriek te noemen, terwijl dan
het slot van den zin, waar de tik-tak aan
de vluchtigheid van 't menschelijk leven komt
herinneren, ons zeer van pas herinnert dat
hier een geest van slappe verhevenheid met
een dito van zwakke verbeelding en uit
drukking schijnt af te wisselen. En dat
Streuveis dit niet verbeteren kon.
Wij zijn tot blz. 3 gevorderd, als wanneer
wy zulks beginnen te vermoaden en hebben
dan nog 269 bladzijden over om dit ver
moeden bevestigd te zien, wat meer dan ge
noeg is.
Da inhoud" van zulk een verhaal, de
verstandelijke inhoud is in weinige woorden
gezegd en beteekent in den regel niet veel.
Op het hoe komt het meestal aan. Maardfzs
historie ziet toch kans reeds in haar enkel
verloop blyk te geven van de
zwakromantiache ziel baars scheppers.
Dit twee gebroeders, overgebleven van
een gansene boerenfamilie, die in onver
deelden eigendom op het vaderlijk erfdeel
leefde, na den dood der laatste zuster be
hoefte krijgen aan een meid-huishoudster, is
een gangen natuurlijke zaak. Djch dat een
jonge meid in den laten avond onverwacht
bij hen opdaagt en op staand en voet wordt
aangenomen door de twee bejaarde mannen,
die een vreemde aantrekking tot het jonge
meifje" gevoelen, dat is al tamelijk mysterieus.
Dat de twee, betreurend geen directe af
stammelingen te bezitten om het goed te
erver, allengs aan het jonge meisje", die
een boeremeid is, paan denken als aan een
tchtgetoot, verliefderig worden en elkaar
mistrouwen, j i, eindelijk haten gaac, ook
dat is 's werelds niet ongewoon beloop.
Zelfs als de oudste den jongste tenslotte
vsn een stapel roggestroo omlaag kiepert,
waardoor diens schedel onherstelbare scnade
komt te lijdsn ... tot over-lijdens toe. Maar
dat het dan blijken mo=t, hoe de vrouw,
voor wie al deze strijd is geweest en die
met een rijken gedistingueerdi n molenaars
zoon trouwt, eigenlijk de dochter is van den
ouden Kain, die zijn broeder moordde, dat
is weer erg toevallig en dramatischer dan
de wereld gemeenlijk te aanschouwen geeft.
En ook vél moreeler. Want, als de
alleengebleven ongelukkige na de ontdekking
van zijn vaderschap diep nadenkt, ook over
dat kwaad, lang geleden aan een jonge land
loopster, die bij nacht kwartier had verleend,
bedreven, dan blijkt het hem, hoe die geheele
verschijning van Chrütina op hun hof, die
tweedracht en ongeluk gehaaid heeft, eigenlijk
de vergelding beteekent voor het onrecht
eenmaal der hulplooze arme aangedaan.. .
Ea in het gelijktijdig, en van pas, %oedend
onweer, wordt de Ongelukkige" stapelgek
van angst en wroegead berouw, tot de dood
in de zelf ontstoken vlammen zijner hoeve
hem een schitterend dramatisch einde be
zorgt. Maar O iristina en haar Paul, de edele
molenaarszoon, leefden lang en gelukkig,
en kregen een nest vol kinderen, allen wit
van meel als geboren Pierrots, helaas!
Zoo schijnt zelfj het kort-begrip van dit
langademig verhaal reeds op gespannen voet
met de hensche werkelijkheid te staan
en behotf ik nauw meer een enkel
citaat, ten betooge dat de manier-waaróp",
de uitwerking en verbeelding van de ver
haalde gebeurtenissen va a hetzelfde laken
een pak geeft. Luister maar even naar deze
idylle van een zwavelstokkenkoopman en
de landloopster bovenvermeld, thans ia wet
tigen echt vereenigd en wonend in een
allergemeenst buurt j».
.... een innige en zachte vreugde steeg
haar naar het hart bij 't gedacht dat Pieter
(de echtgenoot) over haar beiden (vrouw en
kind) waakte, dat hij voor haar werkte. Zij
kon den stekjesman niet zien aankomen op
den weg raar huis zonder verteederd te
worden en de moeder met haar kind aan
de hand, bleef staan op den drempel, te
kijken naar de zwarte gedaante in de deem
stering. Thereeia was gelijk al de vrouwen,
die geern de bescherming van deu man ge
voelen en die verkiezen haar krachten te
geven in liefde, die zij anders in waakzaam?
diep in hun rauwe kelen. Een eakelf n boer,
die al aan den arbeid toog, of een melker,
slaapdronken ineengedoken wiegelend hoog
op zijn hittekar, kwamen ze tegen; dan
riepen ze overdreven luidruchtig en vriend
schappelijk gosiendag en zwaaiden met hun
armen. Maar de aangeroepene nam er niet
veel notitie van; hu was die mines" van
de kunstschilders allang gewend, hoogstens
deed 't 'm wonder, wat ze nou we;r in 't
zin hadden: vast neit venl goeds, want 't
was alweer zeu wijd, deze drie hadden meer
op dan niks, zeuveul was zeker.
Bij Saria's huisje, dat midden in een vrij
grooten keurig onderhouden tuin lag, geko
men, staken ze de wiebelende koppen by
elkaar en beraadslaagder. Het resultaat was,
dat Garrit zijn hand in een zakdoek wik
kelde en Toon met veel moeite en gevloek
de trompet uit zijn zak wurmde. Daarna
slopen ze naar het raam van de kamer,waar
ze wisten dat Sarie sliep. Ze keken naar
binnen en verlustigden zich een wijle in
Sarie's teederen ochtendsluimer.
Toen telde Bram plechtig:
Een, twee, drie!"
Garrit drukte de ruit in, meteea stak Toon
zijn hoorn naar binnen en blies een schette
rende fanfare.
De uitwerking overtrof de verwachting.
Sarïe hoorde opeens een ruit kapot rinkelen
en een vervaarlijk geluid, dat hij in zyn slaap
yerwesen brein niet dadelijk kon thuis bren
gen. Niet van de moedigsten, dramatizeerde
hy onmiddellijk: een aardbeving! inbre
kers 1... Hij sprong uit zijn bed, als werd
hij opgewipt door verborgen veeren onder
zijn ledikant en schoot, dom genoeg maar
totaal verbijsterd en alleen gedreven door
het dierlijk instinct tot zelfbehoud, in zijn
kleerenkast, die open stond.
, saaingedoken in het diepste en don'
zaatmheid en worsteling zouden verteren.
Het paar kende 't geluk dat aan 't her te
van man en vrouw komt wanneer zy het
gebouw van het gemeene leven op de grond
vesten van 't wedersy'dsche vertrouwen
opriciten met hoop op de verre verwezenlij
kingen. Tberesia kreeg eene toenemende
liefde voor den stekjesman, wanneer zij de
overtuiging kreeg dat hij het meisje oprecht
beminde. Terwijl Pieter afwezig was vroeg
zij zich dikwijls: Zal er geen dag komen
dat hy haren oorsprong zal willen kennen?" Enz
Oleographie in bloemzoete kleuren tegen
een bleekblauwen achtergrond van eens ge
geten moraal. Hoe komt dit alles onder de
pen van Stijn Streuveis?
Dat is de eenige belangrijke vraag in het
ge f al, want zonderling ongenietbare schrif
turen zy'n overigens niet zeldzaam. Hoe komt
Streuveis ^ot deze llodderig-overdadige, dier
baar- wy'zige, yalsch-poëtische schrijverij, die
is als een parodie op zijn eigene ?
Zoo bij inderdaad in dezen Franechen
roman uit Walenland een hem verwanten
geest, een zosterziel meende te ontdekken,
dan zy'n alle negen Muzen nauwelijks voldoende
hem voor zichzelven en de kunst te
bebewaren, want dit boek komt mrj voor
als geen entele verdienste te bezitten, noch
van karakterbeelding, noch van tragiek of
comiek, of suggestiviteit der beschrijvingen.
Zelfs niet van romantiek, waar 't toch onmis
kenbaar henen trekt.
Wat Sty'n Streuveis in zyn kunst bedoelt,
poogde ik al te zagger. Hy schept het
dagelijksch-gewone en veelsoortige om tot het
grootsche, dramatische alleenige. Hy gevoelt
het noodlottig onweerstaanbare van gran
dioze natuurmachten over het kleine doen
en begeeren der menschen. Maar by dit alles
is het dierlyke hem even goed als het gees
telijke en maakt hy geenszins jacht op
christelijke moraal.
Zoo doet echter dit boek op zoetelijke wijze
en daarom noemde ik het romantisch. De
Romantiek was er op uit de zedelijke wereld
voor de werkelijke te houden, al miste zij
de kracht van gevoel en verbeelding, om dit
waar te maken voor het steeds twijfelend
verstand. De moreele mensch was toen
de wezenlyke mensch en zoo abjectkoneen
individu niet zy'n, of diep onder in (vooral
de predikanten wisten dat) leefde nog iets
van den christelyken engel, die elk bij zijn
geboorte was... of meekreeg op zijn
levenspsun". Heiaap, de stygende criminaliteit en
prof. Lombroso hebben der menschheid, die
zich van de wijsbegeerte niet wilde laten
gezeggen, sedert wel anders geleerd. Maar
die opgekomen lieden, de burgerklasse, vonden
het leven veel gezelliger, als ieder even
braaf en gelukkig was als zy zelven en
handhaafde al leek de practyk ook tamelijk
hardhandig gaarne de liefelijke fictie, dat
elke booswicht slechts een verdoolde was,
die in den grond 't wel goei meende. En
overigens had men vaste vormen gebakken
voor al de phasen in 't menscbel;|k leven,
en, beooordeelde daarnaar onverschillig welk
individu, a's het Jonge Man of Jonge Meisje
was, of Moeder, of Overspelige Vrouw, Boos
wicht of Rechtschapen Burger, Bedelaar of
Boer.
Precies deze wijze van denken en voor
stellen vindt men nu in het boek van
Fetdmand Bouché, maar benepen, aarzelend,
niet overtuigd. Het scby'nt of hy zy'n ge
voelens niet ten einde gaan durft en aldus
heel wat profijt van romantische effecten
derven moet. Daarom is ook een echt roman
tisch verhaal veel levendiger, spannender,
geweldiger, als een wereldgericht... op ver
kleinde schaa'.
Zou die Fransche schryver wellicht het
groot-eenvoudige in het natuurlijke gezocht
hebben, doch daar niet tot synthese komende,
zijns ondanks in het christelijk moreele ver
dwaald zijn?
Maar wat hoef Ie Styn Streu vels hem daar
te volgen?
FRANS COENEN.
Inziet in ie Hootttai.
Toen ik Max Begers nieuw motet hoorde
(den laatsten Zondagmiddag op een concert
van het Amaterdamsch a Capella-koor onder
leiding van Ant. Averkamp in de Boude
Lnthereche Kerk) dacht ik - wat men bij
Beger moeilijk laten kan aan Bach,
aan n opus vooral van dezen' vorst
der tonen: de 13de en 14 Fnjra uit Die
Kunst der Fuge", muziek waarbij men dui
zelt als men wil doordringen in haar
grondeloozen geest. Zij geeft dezelfde impressie
als een sterk geconcentreerd denken aan de
heelal-ruimte, aan een onnoemlyk groot ge
tal of aan het begrip eeuwigheid. Bach
immiiMiiimmiimiiiiiMimii
kfrite hoekje, doorleefde hij den doodsangst.
Als een brandmerk, diep en onuitwischbaar,
stond voortaan deze ure, die wel is waar slechts
een luttel aantal seconden telde, in zy'n ge
heugen geprent.
Doch, zooals gezegd, 't duurde niet lang.
Een zwaar lach-salvo van buiten blies "zyn
angst weg, gelijk een frissche bries den mor
gennevel.
Indien 't niet zoo pikke-donker in dien
kast was geweest, zou Sarie aldaar een on
betaalbaar studie-veld aan
heerec-physionomisten hebben geboden. Met de snelheid en
echtheid, die alleen het reëele leven vermag te
bewerkstelligen, drukte zy'n gezicht eenige ele
mentaire gamoedsstadia uit, waarvan bovenge
noemde heeren zonden gesmuld hebben. De
docdsangat viel van hem af als een masker,
werd vervangen door dat der verwondering,
hetwelk op zy'n beurt bijna tegelijkertijd
verwisseld werd voor dat des hitsen nijd*.
,,0, de heeren zy'n weer bezig," mom
pelde hij gemelijk, maar slaakte tevens een
diepen zucht van verlichting.
Toch vertrouwde hij 't nog niet. Behoed
zaam opende hy de kastdeur op een kier en
gluurde met zyn zwarte oojtjes, listig en,
Echichtig als een muis, de kamer in. Doch
daar hij zeer kippig" was hoe vele ge
dierten kan de redelijke menech wel in zich
vereenigen ? eo in den haast vergeten had
zijn lorgnet op te zetten, zag hij ongeveer
niets en bleef in de onzekerheid, tot een
stem hem er voor goed uitredde:
Hei, Sariel" riep Bram. Blijf niet zoo
lang onder. Ik maak me ongerust."
Verschijn voor het aangezicht der hee
ren ! beval Toon. Ik zie je best, hoor,
daar in die kast."
Kom herab van der Tonne, Theresa!"
brulde Gei rit met zy'ne bas-stem.
Toen kwam Sarie, echter niet zonder