De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 25 december pagina 5

25 december 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1748 D E A M S T E R D A M M E R W E K B L A D VOOR NEDERLAND. Eipaarilip Kerstgibrniten, De stedeling, die 's avonds, overal waar hy gaat, de straten verlicht vindt, heeft de on vruchtbare duisternis van den winter over wonnen. Niet aldus het landvolk. Voor de boeren is het keerpunt, waarop de zon weer hooger begint te stijgen, een verblijdende 2beurtenis, en 't is niet alteen hij toeval, t het Christendom zjjn hoogsten feestdag met dit tijdstip heeft doen samensmelten. Het wel en wee van den landbouwer hangt nauw samen met het gediea der boomenen van de veldvruchten, welker opbrengst niet van hem zei ven, maar van de natuurkrachten afhangt, waar hu hulpeloos tegenover staat. Onze heidensche voorvaders zockten de als demonen gedachte natuurkrachten door aller lei oflers gunstig te stemmen, wier uitoefening zoozeer is ingeworteld, dat enkele dezer ge woonten nog in de verschillende gebruiken op onze drie groote jaarfeesten: Pascheo, Pinksteien en Kerstmis baar duidelijk aan te wqzen sporen hebben nagelaten. De grondtoon van deze gebruiken is ge woonlijk een verborgen smeekbede om een overvloedigen oogst. Ia enkele streken van Noord-Daiteehland b.v. bestrijkt de boerin haar vruchtboomen met het Kerst-deeg, dat na het kneden aan haar handen is achter gebleven, aldoor mompelend : Boom j je, breng veel vruchten l" Ia dezelfde streek springt en danst men op oudejaarsavond rondom de vruchtboomen, onder 't zingen van het volgende rijmpje: Freue ju Böne Nüjar is komen l Dit Jar u e Kare vuil, D p et Jar en Wagen vuil l Precies hetzelfde doet de schooljeugd in Schotland op denzelfden avond, en onder 't zingen van een dergelijk rijmpje. Te Gyperalh in den Eifel en te Wahn in de buurt van Mühlheim wordt op den Kerst avond de haard geveegd, omdat de sage gaat, dat er op dezen avond een korenregen uit den hemel neerdaalt, en die vracht, waarvan de meeste korrels vallen, in het komende j aar het best zal gedijen. In Zuid Frankrijk, vooral te Periyard, speelt het Kerstblok" de hoofdrol op Kerstavond. Dit is e«n boomstronk die van een pruimenboom, kersenbcom of eik moet zijn, en hoe dikker, des te beter. Zoodra op Kerstavond de geheele familie bjjeen is, trekken allen te samen naar buiten om het Kerstblok te halen. Men brengt het dan in de keuken of in de pronkkamer, waarbij een pro ver. faalsch rijmpje gezongen wordt, dat vertaald aldus luidt: Verheng u, o blok, Morgen is 't de dag »an het brood. Moge alles goed binnenkomen, De vrouwen kinderen baren, De geiten jongen werpen, Het moedersoüaap lammen; Dat er veel koren zij en meel En wqn een heel vat vol. Dan giet het jongste kind van het huis een glas wijn uit over het Kerstblok, waarna .dit op den haard wordt geworpen. Braadt het go^d, dan is dit een gunstig voprteeken voor den oogst van 't komende jaar. De asch en de kolen worden zorgvuldig bewaard om het geheele jaar door dienst te doen als geneesmiddelen tegen allerlei kwalen. Van dat gedeelte van den stam, dat niet door de vlammen verteerd is, wordt door de ossendrijvers een rem gemaakt voor hun kar; het volksgeloof meent, dat daardoor het uitje zaaide koren rijkere vrucht zal dragen. De vrouwen bevaren een paar stukkan van het blok tot Driekoningendag, opdat hun hoenderteelt meer voordeel oplevere. In de omstreken van Marseille besprenkelt men het Kerstblok daar Callgneau" ge noemd met wjjn of olie, in de Danphin met wij D. Te Vienne besprenkelt de huisUIT DB NATUUR CDVI. Mieren-egels. De nieuwe huizen voor de reptielen en vogels van Artis naderen hun voltooiing en in de oude serre, waar zoovele tijdelijk dakloozen een onderkomen vonden, begint het er al zoo'n beet j o uit te zien als bij een aanstaande verhuizing; er hokt heel wai in eikaars nabij heid, dat in het zoölogisch systeem ver van elkaar staat. Het eerste wat iemand, die binnenkomt in het oog valt, terwijl hjj nog met de deur in de band staat, is een groote vierkante glazen bak; daarvan is de zandbodem zoo hoog geplaatst, dat iedereen, Klein en groot, er zonder veel rekken of bukken gemakkelijk kan inkijken. Elkeen ky'kt er dan ook dadelijk in, en zegt binnensmonds of hardop tegen zijn kin deren : 8 ekel varkens". Nu is het een ge woon mensen en zelfs een Artislid niet kwa lijk te nemen, als h\j zich in den naam van zoo'n stekelig dier vergist. Wel heeft de be zoeker van de serre pas een echt stekel varken gepasseerd, maar zulke op uiterlijke gelijkenis berustende namen zijn erg lastig. Een stekelvarken immers is geen varken; dat heeft een meer menechachtig gebit, maar een knaagdier met tanden als van een konijn oi een eekhoorn. En als de oppasser, die hoorde dat de bezoeker zich vergiste, zacht en bescheiden zegt: Het zij u geen stekelvarkens mijnheer, maar mierenegels" l dan herhaalt meneer snel: Och, 't is ook zoo, ik bedoel egels, stekelvarkens hebben die lange pennen, hè, die zitten in den tuin. Ja wel; maar nu moet de oppasser toch weer tegenspreken: Maar het zjjn geen egels meneer, die hebben allemaal scherpe tanden en kiezen, dat zjjn insecteneters net als de mollen. Mieren-egels zijn heelemaal geen egels; ze hebben in het geheel geen tanden en een lange snavel; zie maar; het zijn zooveel als buideldieren, tenminste daar dicht by; ze heeten alleen mieren-egels om de stekels en omdat ze in hun land hoofdzakelijk van mieren of termieten leven. Toch zijn b «t geen miereneters; dat zijn weer heel andere beesten". En om aan te toonen, dat Mieren egels zich buiten hun land ook met andere kost vergenoegen, gooit de oppasser een bloempot vol zwarte aarde en groote wormen op het zand. De grootste stekelbal ontrolt zich; en tot verbazing van de toeschouwera, heft zich vader, door zijn plechtig zwijgende kinderen en kleinkinderen omgeven, het blok met water en zont. In Lotharingen moet bet blok precies vier voet lang zyn. Ook in BovenItaliëis het branden van een Kerstblok nog in zwang. In den Eifel bestaat ongeveer hetzelfde gebruik. Het blok heet daar Kerstbrand" en het is daar een geheele stam. Wat hiervan tot Driekoningen nog niet verbrand, maar alleen verkoold is, wordt in de koreukist gelegd, opdat de muizen het graan niet be schadigen. In den omtrek van Bulebura; bond men het in de laatste schoof. Aan de Sieg en de Lahn bestaat het Westfaalsche gebruik, om de overblijfselen van het Kerstblok in de deitien nachten tusschen Kerstmis en Drie koningen, over het land nit te strooien, ter bevordering van de vruc at baarheid. Te Geeraerdsbergen in Belgiëlaat men het wortel-eind van een den of beuk verbranden, terwijl alle andere lichten in het huis worden uitgedoofd. De huisgenooten zingen er bij en drinken jenever, waarvan men een restje op bet uitgebrande hout laat ontvlammen. In Lithanen, waar ook dezelfde gewoonte gevolgd werd, heette de Kerstavond vroeger Blokavond". In Serviëen Kroatiëworden op Kerstavond twee of drie jonge eiken geveld, van de takken ontdaan en bij het intreden van de duisternis binnen gehaald en op 'c vuur gelegd. In Neder-Dalmatiëomwin den de vrouwen en meisjes den eikenstam met roode zijde, garen en gouddraad, en ver sieren hem met laurierbladeren en allerlei bloemen. Eer de s tam me t j es binnen gedragen wor den, zet men aan elke zijde van de deur opening een lichtje, en als de huisvader met den stam over den drempel komt, wordt hu door alle huisgenooten met graan bestrooid. De lieflijke, met lichtjes bezaaide dennenboom is eerst sedert betrekkelijk kortan tijd algemeen in gebruik gekomen. In 't begin der 19de eeuw was deze gewoonte nog maar weinig bekend. De Nederduitsche boeren in beide provincies Pruisen, in Pommeren, Mecklenbnrg en Holstein, wisten er in de eerste tientallen jaren van de vorige eeuw nog zoo goed als niets van. In de novellen van het Kerstfeest van Tieck en Schleiermacher komt hij b.v. neg niat voor. Goethe's vriend Schwerdtgeburt echter schilderde een Kerstboom op zijn beroemd geworden portret van Luther, en Goethe zelf spreekt reeds in 1765 van een Ktrjtboompje, dat bij zag in het ouderhnis ven Köroer's moeder, Minna Scock. Het was met lichtjes versierd, en be hangen met allerlei lekkernijen; er stond een tafeltje voor, beladen mei peperkoeken voor de kinderen. Na 1815 brachten prnisiBche officieren den Kerstboom over naar Oantzig, en tegelijkertijd werd hu meer bekend in het land van Manster. In enkele streken van Wesi falen, waar de Kerstboom niet in gebruik ie, plaatsen de menechen denntntakken voor de huisdeur. Op enkele kleine dorpjes in den Elsas verschaffen de jonge meisjes zich een klein denneboompje of hulststrnikje, versieren dit met linten, eierschalen, kleine figuurtjes, die een herder voorstellen of een man, die zijn vrouw slaat, en zetten het in den Nieuwjaars nacht op de dorpspomp. Op Nieuwjaarsdag bezoeken allen de op deze wijze door de meisjes versierde pomp, en als de avond aanbreekt, wordt de sneeuw rondom zorg vuldig weggeveegd en de jonge meiejes voeren een rondedans uit, waaraan de jongens alleen met haar toestemming mogen deelnemen. De boompjes blijven het geheel a jaar op de pomp staan, elk all een schntsgeest voor haar, die het er neerzette. De Kerstboom die met Paschen, Pinksteren en het Zonwendfeest zijn parallellen vindt in den Meiboom, den Johannesboom" en den z.g Duitschen R'.chtboom" is ».&* door het Christendom overgenomen overblijfsel van het oud-Germaansche geloof, dat de boomen door geesten bewoond zyn. Deze geesten wil men gunstig stemmen door allerlei plechtigheden, om zich te beveiligen tegen [nisgewas, ziekte en schade door wind of het gestekelde ly'f hoog op boven een stel pooten, die, naar evenredigheid vergroot ge dacht, beter bij een olifanten- of mammoetenly'f zouden passen. Diarbij staan de groote nagels van de achterpooten glad verkeerd; met de kromming naar onder in plaats van naar boven. Het kleine driekante kopje eindigt in een zeer lange spitse snavel, iets breeder dan van een snip; met ean gaatje aan hetondereind; uitwendige oo en zijn niet te zien. Maar als de deur klapt of een ander geluid door de serre dreunt, gaat er even een lapje huid omhoog, opzyde van den kop; en evenals bij een ail wordt het oor wijd opengezet; een oogenblikje later is het al weer onzichtbaar onder een huidplooi met stekels verborgen.Een oog is er wel; al schijnt er niet veel glans en leven in te zitten; het beweegt snel en schuw. Wie dit schijnbaar zoo malle monster op de kriebelende wormenhoop ziet toestappen, denkt dat die snavel, als bij een vogel, zal opengaan, om den worm te pakken, te knau ? wen en in de keel te werken. Maar dat gaat hier heel ander3 toe; die water. We spreken ook van een boom des levens" en het levenslicht". Misschien zijn in den Kerstboom deze beide symbolen wel samen gesmolten. Naar het Duitsch van E. K." 8. ABBEÏ^EtEL Trouwpartij. Artiesten zijn vaak zonderling en willen gaarne in 't oog loopen, kan 't niet door hun werk dan maar door hun manieren. Op zeer eigenaardige wijze deed dit onlangs een schilder te Calais, die er in slaagde de ge heele stad van zich te doen «preken tengevolge van ien zonderlingentrouwstoet, welke hij bad ingericht. Op een met groen versierde bandkar liet hij twee stoelen plaatsen, en nam daar met zyne toekomstig) echtgenoote op plaat?. Twee stevige honden waren onder den wagen gespannen, en daarachter duwde de beste vriend des bruigoms. De getuigen en genoodigden volgden allen in hondenkarren: het was een primitieve optocht van de merkwaardigste soort, en iets als een demon stratie tegen ons modernste rijtuig, de auto. De stad liep uit om het t roep j e te zien, dat gedurende nagenoeg een uur door alle straten reed. * . * Tocht. Op medisch gebied is er steeds wat nieuws. Een Duitsch dokter deelt in een van de wetenschappelijke tijdschriften mede, dat h\j absoluut niet gelooft aan 't verband tusschen tocht en kou vatten. Tocht, zegt hij, is een voudig lucht, die in beweging is, en deze lucht is door de beweging zuiver evenals stroomend water betrekkelijk zuiver in. Tocht in een ver trek is dus een waarborg voor het inademen T au goede, gezonde lucat. Zet deuren en vensters open zooveel ge wilt, het zal u niet bladeren; door den luchtstroom af te el uiten echter vormt ge een uitmuntende gelegenheid voor ziektekiemen om zich te ontwikkelen, en wie in stilstaande lucht ademt, ademt vergif in. Alles mooi en wel, mijne lezeressen, maar stopt n toch vooreerst nog maar warm in, als ge nit een smoorheete concertzaal naar buiten komt in de koude lucht, en gat niet voor een open raam staan, als ge in de balzaal warm geworden zij t door het dansen, want... Alle Theorie ist grau,... óók deze. * ** SuikerTcuw. Weer ee» nieuwe remedie tegen kou vatter. Wie Forman-watjes en lavenar niet helpen, kan 't nog eens probeeren met klontjes broodsniker of ander suikergoed, precies zoo lekker als men wil. Suiker zegt een Fransch doctor, H het meest verwarmende en bij gevolg het meest kou-wertnde van alle voedings middelen. Wie tegen kouvatten gevrijwaard wil zijn heeft eenvoudig te zorgen, dat ze altijd een flinke zak met haagsche hopjes of toffies, of caramels of fondant by zich heeft, waarmee ze voortdurend haar mondje vullen kaïen ... alle gevaar is uitgesloten. Boven dien, vertelt on i de dokter verder, heeft de suiker ook een uitmuntende psychische wer king. Ze maakt gelijkmatig, opgewekt en prettig van humeur, ze verwarmt het bloed en scbenkt geest en geestkracht... Maar ... wat zou de tande^dotter er wel van zeggen? * # 4t Koude. De Kerstdaaen zullen ons vermoedelijk geen sneeuw of vorst brengen... de tempe ratuur is ongeveer die van eene tamelijk koele Meimaand. Ouden van dagen herinneren zich wel een anderen Kersttijd. In 1860 was de barometerstand in sommige streken van midden-Europa nagenoeg de laagste, die er ooit geweest is. Er werd op enkele plaatsen 45 graden vorst waargenomen: de thermometer daalde tot 14 graden onder nul... Een oudje vertelde mij, maar ik sta niet voor de waar heid van 't verbaal in, dat hij op een dier gedenkwaardige dagen een paard was tegen gekomen met jjekegels aan z'n neus van 7 duim lanp. Wat een kostelijke tijd voor bonte vermeende snavel is er geen, het is een koker met een heel kort spleetje aan het eind en een gaatje aan den onderkant, iets booger gelegen. Hit dat gaatje komt ook een worm te voorschijn, grjjsachtig en verbazend lang; die kronkelt met de andere wormen tusschen de aarde; lat was de tong van de mieren egel, bijna zoolang als zijn heele lichaam. De verkenning met de tong schijnt het dier op de hoogte gebracht te hebben met den aard van bet voedsel, dat onder zijn bereik ligt. De tong trekt zich terui? in zijn koker, ean lompe poot zet zich tusschen da wormen; met kop en nagels wordt een worm op zij gekaald, tot vlak onder den snavel ge bracht, en nu grabbelt de poot zoolang over den worm tot die met kop of staart nog net even achter een nagel ui'komt; dan wordt de snuitkoker 'oven het worm-einde gezet, zóó dat het gaatje juist boven den wormenkop komt en weg i) de worm; die is door het gaatje heen den koker ingezogen en meteen al in de maag van de mieren egel getranepeeH. Zoo gaat de eene worm na de andere naar De antieke mierenuit Nieuw-Guinea. Bretonsche en Pcrüsclie. De cirkelgang der mode. (Illustratie*.)} IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIII hoeden, bontmantels en moffdn moet dat geweest zijn! * Negatief. De een ziet een ideaal in den geliefde of de liefste om die reden, een ander om precies de tegenovergestelde. Menigeen heeft zfch in imors netten laten vangen door een mooie stem of door fraai piano- of vioolspel... 't feit is vergeeflijk t>jj een muzikaal en ge voelig gemoed. Een geheel ander argument had een zeker Amerikaansch jongeling voor zijn plotselinge en zeer groote genegenheid voor een jonge dame. Zijn hart was namelijk verteederd door het feit, dat ze niet piano kon f pelen en ook geen moeite deed om het te leeren... de man was zelf musicus. *** Geniale zetten. Bekend Is, dat Lodewijk vsn Dey«sel weleer een geduchte dandy was, die de fijnste jasjes en de bontste dasjes droeg welke er in Neder land te krijgen waren. Hij maakte trouwens van dezi neiging voor fraaie kleeren een soort philosophie, welke hu het daDdyï«me"noemde. HU had mtusschen ook op dit gebied illunstrre voorgangers. De beroemde Engelsche staatfman Disraeli was weleer berucht om de wijd scae praal van zijn kleeding. Men zegt, dat bij eenmaal op een diner verscheen met een pan talon an groen fluweel, een vest van kanariegeel en een zwarte jas met knopen van gedreven goud, die elk in 't midden een iiamanten sterretje droegen. Op zijn verlakte schoenen droeg hij verguld zilveren gespen, en om zijn hals een jabot van fijne Brusselsche kant. E ?ren verzot op fraaie kleeren als Lord Baconsfield was Charles Dickens. Ook hij droeg vesten en pantalons van de schitterendste kleuren, en dassen, welker zwierige losheid slechts in de schaduw werd gesteld door hun bonte mengeling va a tinten. Bij een bekend schilder die z\ja portret zou maken, verscheen hij in een nagenoeg hemelsblauwe jas met roode opslagen. In later t\jd waren het vooral ook dass n en vesten met rijk gondbrocaat en prachtig borduurwerk, die hem aantrokken. Niet minder prachtlievend was Alexander Dumas, die eens op een soiree grooten opgang maakte met een hel-roole das en een over hemd, waarop kleine roode duiveltjes waren geborduurd, die dansten te midden van gele vlammen. De dichter Théophile Gautier droeg gedurende geruiman tijd een vest van vermillioen rood, waarmee hij door geheel binnen, met als hors d'ceuvre wat aarde of zand. Schoongemaakte wormen blieft de nieuwe mieren-egel dan ook niet; ze moeten hem met de aarde gepresenteerd worden of hij bedankt. Gaat ge den nieuwen gast, uit Fak-Fak op Nieuw-Guinea gezonder, vergelijken met zijn vitrine-genoot, die al vele jaren de gewilde gast is van het Genootschap N. A. M., dan bemerkt ge wel, dat zij van verschillende soort moeten z\jn. De stekels van den Nieuw Guinees zijn veel kleiner en geringer ia aantal, zoodat de huid overal duidelijk te zien komt; de snavel is »eel langer, ook de kop en de pooten zijn geheel anders van vorm; het heele beest heeft een veel ouderwetsaher, voor wereldlij ker voor komen. EB het is ook een nog antieker dier dan een gewone mieren- egel of Echidna ; zjjn wetenschappelijker! naam ia dan ook niet Ecbidna, maar Pro-echidna; want de dier kundigen beschouwen hem als een voor vorm van dezen Australiscben Mieren egel. Natuurlijk zyn zulke levenda focsielen uiterst zeldzaam, en bun aanwe .igheid in levenden lijve in een Europeesche diergaarde wcrdt dau ook op hoogen prijs gesteld; er is al menig reisje door zoölogen naar Artis gedaan, van heel verre ook, alleen om deze Pro echidna te zien. Het is te hopen dat z;j zich evengoed in zijn lot zal schikken, als haar pbylogenetisch zooveel jonger kame raadje; en dat zij zich eenigszins meer gevoelig moge betoonen voor da erige pogingen van hem, die ondanks het duidelijk soortverechil, nog nadere kennismaking wenscht aan te knoopen. Wie weet of er dan niet weer eens, evenals jaren geleden een glazen huisje niet for<nol in de vitrine komt tehangen met een geel achtige, voor de groote massa raadselachtige knikker er in: het ei van een mierenegel, het ei van een zoogdier. Nu weet tegenwoordig iedereen wel dat alle zoogdieren, de menscben incluis, nit eieren Komen ; maar de grootste zoogdieren bezitten eieren zoo klein, dat ze nauwelijks met het bloote oog zijn te zien en ze leggen ook geen eieren. De Echidna's en ook hetVogelbekdier dat er mee verwant i?, leggen de eieren wél af; ze worden o vergebracht in een huidplooi aan den buik van het wijfje. Die tasch of buidtl ontstaat eerst tegen den tijd van het eieren leggen, en is dan zoo groot dat Haake, toen die hem in 1881 het eerst zag, er een Beichsthaler in kon steken. De ttech kan als een vuUt zoo groot worden; dan gaat het jong bijna op eigen gelegenheid leven. Pat ijs gesignaleerd) was; maar de zonderlingste kleeding werd door de Balzac gedragen, n.l. de witte pij van een Dominicaner monnik, maar vergezeld van de prachtigste wandel stok, die ooit vervaardigd is en waarvan de knop bestond uit gedreven goud met dia manten ... Men legt ons vrouwen vaak een blaam op, die slechts half verdiend is... het zwak voor mooie kleeren, men ziet het, 't is niet uitsluitend om zwak. * * Plum- Pudding t. Het bij uitstek populaire Kergtgebak in Engeland is de plumpndding, een rond, hoog gevaarte, een soort talband, die met rum wordt overgoten en dan brandende wordt binnen gebracht. Da plumpudding is zoo rond als een appel, en wordt gewoonlijk bovenop versierd met een takje hulst met roode befjes. Duizenden en duizenden dezer puddingen worden gedurendt- de Kerstdagen genuttigd en er zyn fabiieken, die zich in dien tijd speciaal aan de vervaardiging der plnm-puddinga wijden. Een dezer fabrieken, nabij Londen, kan niet minder dan 250.000 stuks per dag vervaardigen. Men heeft er machines, die het deeg beslaan, machines, die millioenenrozynea van hun pitten ontdoen, machines, die het beslag in den vorm brengen en machines, die het er weer uithalen.. machines en nog eens machines. Er worden gebruikt meer dan 2000 pond gember, 90.000 ponden suiker, 120.000 pond krenten enz., en de hoeveelheid melk en rum, die er wordt ver werkt zou voldoende zijn om een bowl te vullen,zoo wijd als de Dam in zijn volle breedte, en even hoog als het Koninklijk paleis. En dat alles wordt binnen een paar dagen door Engelsche magen verorberd. ALLEGRA. Gewop. Toen ik getnoed'lyk naast haar zat, Het minrj'lijkst vrind'lijkst wezen, Toen heeft de slimme sluwe kat Diep in mijn ziel gelezen. Ze lag, dat ik een lu o mei was. Ea dad'lijk cd ons trouwen, Kwam haar die wetenschap te pas. Ze had het goed onthon'en. PEEHKB DBN BELO. IHIIIIIimillllllllllllMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIILIIIIIIIIIIIIII Daarna verdwijnt de tasch bijna geheel. Was men er niet meer van te weten ge komen, dan bestond er eenige reden om de mieren-egels ondanks bun harigen en stekeligen zoogdierhuid tot de vogels of tot de reptielen te rekenen; en wel op grond van de wijze van voortplanten, van de eenige gezamenlijke uitvoergang de cloake, die voor excrementen en gealachtsproducten, dient, en van eenige bijzonderheden van het geraamte en de weeke deelen; tot de reptielen naderen onze mieren-egels door de lage bloedtemperatuur pi. m. 23 gr., die bovendien niet zeer constant blijkt te zijn. Maar in den buidel zyn klieren gevonden, die fnnctionneeren op de wijze an zoog dierborsten; wel ontbreken de tepels geheel en al, maar uit vele poriën ontlast zich een melkachtige stof, die door het pas uit bet ei gekomen mierenegeltje wordt opgelikt. Zoo wordt het jonge dier gevoed tot het zich zelf kan redden; dua we hebben hier inderdaad te doen met een zoogdier; maar mei n dat nog in een vroeger stadium van ontwikkeling als zoodanig staat; of liever, dat nog bet type vertoont van een oer-zoogdier nit ver, zeer ver achter ons g-deden een wen. Dat deze oer-zoogdieren ook met de oer oude buideldieren in verband staan, bewijzen de beenderen van het bekken, waaraan zich ook de kleine buidelbeentjes bevinden. Deze beenderen steunen de spieren van den buidel bij kangeroe's en andere, waar de buidel geen tijdelijk aanhangsel is zooals bij Echidna, maar een blijvende eet- enwijfcplaats vormt, zelfs nog voor jongen die al weer jongen hebben. In allerlei opzicht is de Pro-echidna van Broyn, die Artis beüt, van buitengewone be langrijkheid ; van de levenswijze was nog zoo goed als niets bekend; daarom is het te hopen dat het dier lang in leven blijft; en als het merkwaardig zoogdier komt te sterven, dan nog is zijn huid j e een kostbaar bezit. Het zal niet het eenige velletje in de col lecties van Artis zijn, dat bij een schatting door wetenschappelijke kenners evenveel waarde zou blijken te bezitten, als een goede Vermeer aan kunstwaarde vertegen wooidtgt, en in evenveel lapjes van duizend was om te zetten; gelukkig maar, dat de nationale eer en trots verbiedt zulke dingen te gelde te maken. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl