De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 8 januari pagina 2

8 januari 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . 1750' i j.* C *. lf '3, * Welaan, nu heeft h\j te brokkelen; waar blijven thans zyn voorstellen? Het is wel gemtkkelyk de benoeming te vragen van een Mgeeriogscommnsarig of een commissie om d» zaak grondig te onderzoeken", maar de heer Bogaardt weet oo'r wel, dat er dan nog heel wat water door de Java Zea zal stroomen" vóór zij a denkbeeld verwezenlijkt wordt. Ter motiveering van die hooge ambte naar s-salarissen word t steeds aangevoerd de noodzakelijkheid om de ambtenaren in staat te stellen, hun prestige hoog te houden. Maar wie in Indiëgeen o..bakende is, weet hoeveel er door ambtenaren, in 't bijzonder door hooge ambtenaren, wordt gedaan ter wille van het prestige! Da hoogste landsdi maren ziet men er zoo goed als nooit onder het publiek; zij sluiten zich op in hun, '«avonds nooit verlichte, huizen en zy potten. En de gelukkigen die voor het prestige extra receptie-gelden ont vangen, sluiten zich nog veiliger op en potten mér. Het is toch allerminst onbekend, dat juist de vice president en de leden vanden Raad van Indiëzich het minst storen aan ..de plichten, hun door hun «tand" opgelegd. ,Was 't niet een nu bekende Indische spe cialiteit", die als vice president van den taad van Indiëzijn receptie gelden nooit voor het doel gebruikte, waarvoor ze veritrekt werden, en de enkele maal, dat hij ^ontving", zijn gasten op ijs water onthaalde! Do hooge traktementen in Indiëzijn uit den tijd. Het is niet meer noodig, dat een hoofdambtenaar ?2000 a ? 3000 in de maand Bkdaris ontvangt, hij kan'c zonder gevaar voor zijn prestige heel goed met de helft af. ? Als men eens begon met op die uitgaven te bezuinigen, dan zou de Indische Bejgrooting er stellig wat beter gaan uitzien, ea dan zou de DU reeds voor de tweede maal daarop voorkomende post van vier ffli 11 toen voor verbstering van 's lands administratie" al dadelijk kunnen worden geschrapt. ! G. MARIUS NIECWESHUIS. Be TeitooiisttiliDf m in iet SteME Iran. De Tentoonstelling van Smaakmitleiding, do Dr d i VereeDuing Kunst aan het Volk tnans in het Stedelijk Mmeum. ingericit, hetzij men haar volledig of onvolledig, meer of min geslaagd wil noemen behot>rt in elk gava' tot de merkwaardige verschijnselen van onzen tójd gewis niet in zoover het een tentoonftnilinu is, maar om hetgeen er te zien valt. Tjt heden toa stalde men liever aanlokke lijke zaken uit, hetsy om een publiek tot k >opea te verlokken, hetzij om een vooiuitjfanu te hetoogen, tieuwe techniek, nieuwe kacst, nisuwB wetenschap te doen kennen, terwyl altijd di be^oaling was, iets te geven, dat zich door zeldzaamheid cf karakter onder schudde van hetgeen de gewone wereld a'le dagen te aanschouwen gaf. Hier, op de;e exprsitie daarentegen, ziet n en iresst hetgeen men overal, en in grooter ho?v<-elheid, z en kan, ziet men eigenlijk uitsta bizonderh". en menige f e ivoudige aiel zou, ongewgargchuwd, hier kunnen o-umfd,walen en zich verbazen, hoe men er tos kwam in zoo een zaal een soort kort-begrip van alle galanterie-winkels, behangerswinkels en bazaars te geven, terwijl m«n toch de 8Ud zelf als een veel uitgebreider tentoon«*elli" K rondom zich heeft. Op den duur zou dezelfde ziel kunnen meenen een monsterzaal voor zich te hebben weike opvatting dan ook blijken zou schrikkelijk juist te zijn. Wjj beleven een vreemde wereld, wij, tydpenooten, en wandelend in <5e:e zaal van het miaeam Snasto, kan men er soms iets van eevoelen. Moge het niemend tot verbijstering .brengen, het vreemde, het akelig zonderlinge, dat zich hier aan ons voltrekt. Want het kan gebeuren, dat al de tevreden zekerheid van DE NATTE BAARD. IJslandsche sage van Tuit Jensen. Vertaling van Emil Wegelin. Toans moest de predikant van huis, het was noodzakelijk, ofschoon het nog steeds regende en de geheele lucht met vocht door trokken was. Verscheidene wagenladingen hooi stonden druipend op de weide, sira (dominee) Skuli vond den zegen des hemels wel wat rykeiyk. Doch wanneer hy dan naar Joruo, zijn jonge vrouw, keek, die op de lage bank voor de kachel zat met de kleine, pasgeboren Sofia, dan stapte hy zoo trots als een pauw rond en was zoo weinig huishou delijk; om alle?, wat de hemel deed, uitstekend te vinden. > Hij moest dus naar Borgarnaes er moest allerlei voor de doopplechtigheid worden gebaald en de invitatiekaarten moesten met de oude knstboot naar Keykjavik gezonden worden. Ja, de menschen wisten in het ge heel niet, hoe goed zij het hadden, zij, die slechts even de straat behoefden over te steken, om te bestellen, wat zij noodig had den hier, op de boerenhoeven van IJsland, reed men tien mijlen ver om een pond meel te balen. Hij kuste Jorun, speelde met Sofie's naakte, donzige beentjes, drukte ten slotte de krach tige, blanke vikingertanden op Jornn'g nek en schudde haar zachtjes lachte toen vroolijk en beloofde, zoo spoedig mogelijk teiug te zullen komen. 'Buiten stond zijn schimmel gereed en liet het gebit hangen; Sira Skuli trok den buikriem vaster aan en keek rond in den eentonigen dag. Regen steeds maar regen, den geheelen dag door en 's nachts wolkbreuken; door het dikke regengordyn onderscheidde hij in de verte vaag de logge fjorden, den anders zoo schoonen, sneeuwblanken Skardeheide en den kolossalen Haf nar fjord en naar de landzjjde de schaduwpyramide van den Banla. ons moderne stadshargerbestaan ons hier gaat b'geven, dat de glimlach van kalme, aanmoaiigende welwillendheid, waarmee wüdoor onze winkelstraten wandelen in een akeligen grijns verkeert, dat het rustige, soms zelfs gelukkige, vertrouwen te le?en in een rijkbeschaaf Ie wereld vol smaakvolle luxe en verfijning ons plots ontvalt, als de Geist, die hier zeer nadukkelijk verneint, zich aan ons opdringt, en wy eerst verbaasd, dan geprik keld, dan nijdig rondkijken, om in een zielig gevoel van verwarrende on'^kerheid en be schaming terug te keeren tot onze biunenkameren... die w|j voortaan misschien heel anders en heel raar zullen aanz en. Ziedaar dan het bijsondeie", ook van deze tentoonstelling, m ons gewone leven. Het is niet het zichtbare, maar de geist, die hier heerscht of waait", met de kennelijke bedoe ling vele gevestigde meeningen omver te waaien, en aan deze ordinai e zaal met de allerbanaalste collectie voorwarpen, zekere grimmige strakheiden stille verleent, a's vare het een plaats van terechts'elling. E a als werd elk bezoeker mede verdacht van een leely'k gebrek of van ten duistere misdaad. . . . Zoo is dan niet zien het voornaamste, waarop het hier, als by gewona exposities aankomt, maar zich zien,z,ch herzien in berouwvolle meditatie. Waar anders kinderlijke nieuwsgierigheid en bewondering past of wol platte tevreden heid, wyl.?wir 's so heiriich weit gebracht," daar is hier alles ingea^rjt op verbazing, maar ean pijnlijke, op ergernis, afschuw en schaamte, omdat toch iednr, oolc da ganngste, medeschuldig is aan ds gedaan 'e onzer samen leving. S ecats wie d^n m >aj tooat dit alias niet leely>, niet ondoelmatig, niet verwrongen en van de oorspronke ijke bed teling ver vreemd te vinden en daarvoor teden van wetenschap" meent te kunnen gev»-n, si chts hij behoeft hier het trotsche l o >fi niet te buigen... en wordt dringend v«rzocht van deze meening openlijk te doea blijden, op dat men hem huidige, als een vreemde, maar interessante Pdlady'n o nier buidiga aasthe tische samenleving. De kans is evenwel niet groot, dat zich zulk een beklagenswaardige, maar karakter volle merjEch zou op doen. O >k de karakters schenen tegenwoordig machinale massapro ductie geworden. Hoe zijn wij dan toch zoo diep gezonken, dat zulk een boeteplaats, zulk een keurig ingerichte aesthetische Hel, met gekerm en tandengeknars, mogelijk en noodig werd? De redenen liggen schijnbaar voor de hand, maar wie hen opneemt, slaat die hand aan een eindelooze keten van gevolgen en oor zake a en weer gevolgen, dia tot het be^in der wereld teruggaat, en d iet aldus toch maar ijdel werk. De wereld is als een dicht weefsel. Men kan er geen enkule draad uit lospeuteren, zonder het ge'iee'e gekaarte mee te trekken. Haar als wij dan toch ie!s willen onder scheiden en blootleggen bevinden wij, dat de productie, die enkel om winst, hoogst zelden meer om het produjt zelf, gedreven wordt, de mas a-voortbrenging door de machine en da vrije concurrentie allereerst schuldig zy'n aan dien iageu staat onser s erkunst. Zouden zij echter zoo schuldig kunnen zij a, indien er vastheid van smaak en waar acb.',ige behoefte naar schoonheid tegenover stonden ? Ea heeft de heer Barlage, die het weten kan, niet gesegd in zijn gedrukte toe lichting tot deze exoositie, dat fabrikanten en winkeliers volstrekt Biet ongeneigd zij u hun klanten het betere en beste te gaven, als die klanten er maar om vragen en er voor betalen willen? Het is dus zoo, dit de produsenten 'c wel geven willen, wijl het hun niet schelen kac, en de koopeis 't betere zouien kunnen ont vangen, als 't hun inaar wél schelen kon. Het kan derhalve nïeiand iels sshelen, en hst voornaamste verschijnsel in deze is niet onwil, maar onïe'tchilliyheid, bij producent en consument beiden. Ten deele is hier zeker ook de opkomende democratie oorzaak van den toestand. Ge heele nieuwe maatschappelijke lagen kwamen op tot het peil, waar de behoefte aan schoonheid en kunst eerst beginnen kan en eischten onderscieidingloos en zonder weten van eig^n bahoefcen en vormen, wat aan de voorgaande lagen voldeed en in be perkte productie voor ben paste. De f&briekiMiiiiiiiiMtmiiiii O ?er het kortgesneden grasveld van het erf stroomde het water en de Noorderbesk bruischte en klotste en leek wel een mon sterachtige slang, die in galop door de weiden joeg. De tuin", drie of vier rabarberstruiken, was n groene pappige bry geworden en de geheele veestapel der boeve stapte over het erf, langzaam in oostelijke richting,waar men bij helder weder de rookzuilen der warme bronnen in het Reykholtsdal kon zien. De kleine kerk liet stroomen regentranen door alle goten naar beneden loopen en door de geopende deur zag men op de achterste rijen stoelen kleederen te drogen hangen. Het geheele gry'sblauwe gebouw zeilde op den heuvelrug, als op den kop eener grasgroene reuzengolf. Sira Sknli stak beide armen in zy'n stijven, citroeni?elen mantel van warfoek, drukteden zuidwester stevig op het voorhoofd en sprong in het zadel. Ja, wanneer bij nu rechtuit naar beneden over de Noorderbeek reed, d;'ui-, waar deze het diepste en gevaarlijkste was, bespaarde hij zich den omweg van een uur, den langen rit langs den oever tot aan de doorwaadbare plaats en vandaar precies denzelfden weg terng, alleen maar aan de overzijde der beek. Doch hij zette daarbij zy'n leven op het spel en hij had Jorun moeten beloven, dat nimmer te zullen doen. Vroeger deed bij h't steeds; maar Jorun was Jorun; liever een omwf g van een uur, dan dat Jorun ook maar een oogenblik in angst zat. Zoo reed dus de jonge predikant als een gehoorzaam, volgzaam moederskindje langs den oever der beek, stak bij ds doorwaadbare plaats over en reed een uur later weder langs zyn huis voorbij, slechts met den monsterachtigen slangengalop der beek tusschen hem en Jorun. De ruiter knikte naar de vensters der slaapkamer en vloog in galop weg. De schimmel galoppeerde als een wild veulen en legde den kop tegen den wind, het schuimend gebit tusschen de voorpooten ge zakt. Zoo verslond hy de afstanden als een vliegende valk tot Sira Skuli hem tot staan bracht; anders zou hij zoo voorthollen tot h;j nederviel, zooals de echte IJslandsche paarden veel doen. matige productie zag echter kans die dwaze, onechte behoefte der nieuwe menechen te vol doen, ofschoon dezen minder konden betalen en oneindig grooter hoeveelheid begeerden. Dat het product dan grof en innerlyk waar deloos werd en wo-<df, scheen geen ziel te hinderen en gaf aan'.ya aan hetgeen men, met een volkomen passenden naam-vanafschuw, het galanter'it-artikel noemt. Met dat artikel" is de burgerklasse, die sedert het eind i dtr 18s eeuw overal de machtzetels innemen kwam, ten nauwste verbon den. Het is haar kweek, haar uiting, haar smaak, haar bewijs van kunstgevoel en kunstwaardeerirg. Wel verre van tot een eigen kunst te geraken, als in alle eeuwen TÓór haar g-schied was, behandelde het burger dom haat maar koeltjes, als een vóórkind van de andere echtgenoot, waar men maar weinig zin in heef c en niet goed weg mee weef. Oe wetenschap, c'a'. was haar vertroeteld kind, en dm nog voornamelijk de weterectiap om het directe, practische nut. Aldus vertoonde het laatste deel van de eeuw, waarin het burgerlijk regiment begon, een ont eddering en verval van alle kuusten, maar van geen 200 voUomen en oogenschijniijk hopeloos, als van da veraieringsknnst, die meer dan een der acdere commercieel kon gemaakt worden, en toen letterlijk aai> do roofdieren ten prooi viel. De kunst is op geen manier meer een bestanddeel van ons leven, zoo, daïzij in vloed zau hebben op ons voornaanste den ken en handelen. Men kan tegenwoordig een zeer beschaafd, vooral zeer bruikbaar, minsch gpacit worden, zonder dat men zicii eigen lijk ooit met kuust of schoonheid afgeeft. Geraak, doelmatigheid, alle soorten van ver tij ude nuttigheid, snelheid en zekerheid zijn de eigenschappen, die gewaardeerd en be geerd worden. Of iets ook mooi is, wie kijkt daar naar, wie weet daar nog van ? Dat wil zeggen: wij weten er allemaal van, zoo zeker, dat er ovar ooie smaken niet te twisten valt. Voor elk onzer s:aat zij , eigen smaak onwrikbaar vast en daarom valt er in den algemenen smaak ook geen vooruitgang te bemerken, als ieder het recht heef G zyn einöryonaal schoonheidsgevoel smaak te noemen. Aldus is er op dit stuk een hopeloose verwardheid, waarvan maar weinigan zich iets aantrekken, en die wel het ken merkende dar burgerklasse zal blijven, tot het einde toe. Zij waren nu eenmaal positieve menechen, die weinig voor het i teaal gevoelden. Dat waren en zyn zij. Maa' intusschen hebben wij deze en derge lijke tentoonstellingen van wansmaak, die ik waarlijk geen nuttelooze pogingen zou wecschen te noemen. De menschüeid (z .lf j in den vorm der bu'geriijsaeid) biijfc niet stilstaan en is gemeenlijt overal tege.yk mee doeadt». Zoo be;c leidsn reactie als een dusdanige expositie mojje zy'n, zy is er toch een en een teeken des tijds, dat men niet o?er 'ühoofd moge zien. Want zulke krasse protesten de visu heaft da vorige eeuw toch niet gokend, naar ik meer. Zu'.k f jrsch stelling nemen ea pal staan in d«ii af lichtelijken stroom van kunstwanschapenheden, zu ke f*l honende demon straties tegen wat men den publieken smaak" gelieft te noemen, zonder eenige teederheid of ontzag voor de publieke eksteroogen, kwam ni-t voor in het barninlijk kinderlijk tijdvak der romantiek, noch minder in het vermummied verstandelijke, dat daar op volgde. ddet was noodig, da' eerst zich de kunstenaars afscheidden van het gros hunner burgerlijke tijdgenooten, a's het ontwakend geweten van dit duel de: menschheid, dat zg dezer staat van leven en bescaa/ing^peil gingen bagrijpen en veraciten, om tot zulke protesten als dit te komen. Protesten, die tevens allernuttigste lessen zijn voor hen, diu hooren kunneu, al toont het de laagte, waartoe wij verzonken, dat de inrichtende kunstenaars van zulk oorspronkelijk ond»rwys bijaa nooit met overtuiging iets goeds tegenover iets slechts durfden zetten en zich bepalen moesten tot aanwijzing van een streven in de goede richting." Het negatieve echter doet hier evenzeer zijn werk, waar het getoond wordt in het licht van eenige eenvoudige regelen van logische constructie en smaak. Want wie nu allengs vermogen te gruwen van eigen huis- enSira Skuli zig er go^d uit in het zadel I Vast en zeker, a's het ware vergroeid met zijn blauwgebloemden hengst, die hem droeg, zonder dat n lijn van den rug doorboog. Zij behoorden tezamen, die twee, alsof zij in brons gegoten moesten worden en tentoon gesteld ia de schoone vruchtbare Borgarijordstreek als een reuzengedenkteeken asn den sagentijd. Lang voorbij was de tijd der heldere nachten, der dagheldere ijslandsche nachten met huri zachte zon en een lucht, alsof zio juist een sprookjssbel niteengesprongen was en mi Uiarden mystieke, lichtende deelljes stervend in den Dacht naar buiten zweefden. Deze nachten waren lang voorbij. Toen Siia Skuli na den middag uit Borgarnaes weg reed, schemerde het, de lucht zat vol regen, het was reeds bijna geen dag meer te noemen. Achter Sira Skuli stoof het schuim boven den breeden Borearfjord uit de grauwbleeke wateren schenen nevelachtige spoken op te stijgen, die als zuilen in de hoogte raakten, zich met uitgespreide armen aan de kanten van den Bkardsheidtfjord ombooghieven, zich als het ware in vertwij feling weder afwendden, zonken en rezen alsof het de zielen der verdronkenen waren, die tegen den sterken stroom opetreden en zich aan de uitstekende punten van den Skardsheidi vastklemden. Sira Sknli leed langs Borg. Hij gunde zich geen tijd, om zyn ambtsbroeder, daarginds op de oude BCveldulferhoeve te bezoeken, hij wilde thuis zy'n vóór den nacht, thuis bij Jorun en Sofie, die zich aan Jorun's warme borst koesterde. Hij glimlachte bij zich zelf hij wilde Jorun in bed verrassen heel zachtjes binnenkomen, zoodat zij niets be merkte, voor hij haar mond kuste. Haar mond, die in den slaap alty'd zoo'n heerlijk klein eindje open stond, zooveel slechts, dat men er juist een geldstuk in zou kunnen steken, zooals in een spaarpot hij had het geprobeerd en Jorun uitgelachen, tot zij bijna boos was geworden. Ja, zoo moest het gaan Jorun moest niets vermoeden van zijn terugkomst, voor hij de kleine) gleuf kuste. haard (1. w. z. van hun behangsels, vloerkleeden, kachels, meubelen) en onstuimig, naar beter vragen, zouden dat betere maar weer aannemen zondar eigen inzicht of oordeel, enkel op de autoriteit van anderen en waren weer even spoedig bedrogen, als geen hand hen meer leidde. De tijden zyn blijkbaar nog lang niet vervuld. Niet hier of daar, niet individueel, ondtr den drang van eenigen eminenten kunstenaar, moet er weer behoefte naar schoonheid in'c uiterlijk leven ontstaan. Dan schiet zy op als een uit haar kracht gegroeide plant, pierig en krachteloos en gauw verwelkend. Maar als de ty'd zich weer tot de schoon heid zal hebtien gewend, beter: wanneer zy' tot rustiger evenwicht zal zijn gekomen, en uit haar algemeenheid zelve de behoefte naar lurmonie van uiterlijk en innerlijk opnieuw zich ontwikkelt, als etn onmisbaar element van het eigen ieven, dan, maar ook dan eerst, zal er een nieuwere kunst geboren worden als de eenig passeade vorm, desty'l van dat nieuwe leven. Maar onderwijl behoort zulk een tentoon stelling als die van de Ver. Kunst aan het Volk", tot de niet enkel gevenschte, maar noodzakelijke schreden op dien waarschijnlyk nog langen weg. FE AKS COENEN. o/na&zonb&n. Ds Altenten in Eeli. Oeachtt liedictie. Met groote belangstelling las ik het inge zonden stuS van dan hser A. P. Prins in het cummsr der Groene" van 18 December j.1. Als oud-üehaan kan ik met den geachten schrijver van dit stuk instemmen, waar hij gedwongen celibaat afkeurt, en in het alge meen het gezinsleven wil bevorderen, en in het bizonder dat onder de assistenten in Ddli. Maar wanneer hij door eenzijdigheiden over drijving een scha'« voorstelling geefc van de motieven der Directies van Tanaksmaatschappijen in Holland en van hunne verte genwoordigers in Indiëaan een Nederlandech publiek, dat niet mat de plaatselyke toe standen in Deli bekend ie, dan is dat j immer, omdat er veel in het stuk staat, dat de moeite waard is om erna i* onder de oogen te zien en te trachten daar verbetering in te brengen. Men krijgt dit echter niet gedaan, door steik gekleurde en eenzijdige ingezonden stukken te echrijven, maar wel door het vooren nadeel van een nieuwen maatregel beza digd te overwegen, en dan na te gaan aan walkea kant de s :haal overslaat. Men moet niet vergeten, dat de tabakscultuur in Dali nog in laar kindsheid is, pas dertig jaren oud. lu dat tijdsverloop is de maatschappe lijke positie van den assistent door de maat schappijen zelve steeds verbeterd, zonder drang van buiten. En is het dan billijk den assistent voor te stellen als slaaf van zyn manager meestal, en in iader gevat van zijn htotdmanager. al zijn de maatschappelijke verhoudingen tusschen werkgever en-nemer daar ais zoo wat oveial elders no^ voor ver betering vatbaar. Het meerendeel der Deli assistenten wordt gsrecruteord uit jongelui van 20 tot 23 jaren, die geen speciale opleiding voor die betrek king hebban genoten. Zij gaan naar Deli, en slagen zij daar bij etne groote maatschappij geplaatst te worden, dan heeft de twintig jarige ongehuwde jonge man direct een positie, die ten een eenvoudig maar onafhankelijk bestaan verzekert, J 1GO il ? 20J per maand met vrij wonen en nog eenige kleine emo lumenten. D:.ir de jonge man geen vakkennis beiit, zelfi de taal niet kent van de inlandsche opz chters, die onder zijn bevelen komen te staan, ja zelfj in de meeste getallen nog nooit een tabaksplant gezien heeft, beschou wen de maatschappijen de twee eerste jaren als leerjarec. Het derde jaar kan de assistent na geb.eken geschiktheid meer zelfstandig optreden, om het vierde of vijfde jaar na gebleken i act om over werkvolk te staan van anaere en verschillende rassen, en na gebleken liefhebberij in de cultuur, een zeer gewaardeerde werkkracht zijn geworden voor de my'. die hem in dienst nam en opleidde, en hem dus ook natuurlek noode zou willen missen. Is het nu zoo wreed van de Directies der Maatschappijen, dat zij de assistenten eerst toestaan in het huwelijk te treden wanneer De uren verliepen. De duisternis daalde als een compact e massa, door den stroomenden regen gedragen. Het was, alsof de hemel n groote, bloedt-nde polsader waf, waaruit de r.atheid nederdroop met eautoaig geluid. Niets was daartegen bestand, ondanks de gummikleederen en den zuidwester was de predikant langzamerhand doorweekt, over zyn gaheele lichaam druppelde het naar beneden en het water liep hem uit de broekspijpen. Hij zat onvers :hillig op zijn schimmel en voelde zich zonder zorgen, als iemand, die door dan nood gedwongen wel in zijn toestand moet berusten, zDnder verantwoordelijkheid en van iedere mogelijkheid, o ai iets te onder nemen, uitgesloten als een stuk waschgoed, dat over een bank gehangen is, om uit te druipen. DJ nacht was zoo zwart als een gat. De EcMmmel draafde, alsof hij het diepste graf passeerde; van tijd tot tijd bleef hij staan, en Sira Skuli hoorde, hoe hij met de voorpooten om zich heen tastte, als een blinde met fijngevoelige vingers, hoorde steenen opzy'de rollen, steenen, waar de schimmel tegen aan had geschopt, om te onderzoeken, hoe vast zij lagen. Dan liep hij weder verder. Het kwam geen o ogenblik in Sira Skuli op, van de macat zijner teugels gebruik te maker; hij gevoelde zich machteloos, alsof hij zich in een mollengang oeroud. Hij verviel in een slapheid, in een toestand, waarin hij jarenlang had kunnen voortrijden. Hij sliep niet, was ook niet wakker, dood ook niet, en toch leefde niets in hem. Hij koesterde geen verlangen, om het einde zijner reis te bereiken?daar hij uit ervaring wist, dat hy niet sneller vooruit kon komen; de schimmel was zoo verstandig als een mensch, en deed, wat te doen was. Skuli lag om zoo te zeggen stil in de tijdruimte, zijn actieve natuur was tijdelijk gestorven. Uur na uur verliep. Het water stroomde omlaag en de nacht was stikdonker. Van tijd tot tyd hield hij stil, om den schimmel op adem te laten komen en zelf een glas madeira naar bereden te spoelen, doch hjj bemerkta daar niets van, hy verkeerde in een soort schijndooden toestand. zij daadwerkelijk het bewijs geleverd hebben, dat ajj tot het bldjrend gedeelte'' van hun corps ambtenaren zullen behooren? Van onder curateele stellen is geen sprake. Indien het een kwestie was geheel bniten het belang der Mjjen om, eou men aan de Directies kunnen vragen: Waar bemoeit Gij U mede? Maar zooals de heer P. zelf erkent, moet de maatschappij tegenover gahuwde assis tenten anders optreden dan tegenover on gehuwden. Zjj moet de woningen minder' eenvoudig bouwen, wat niet bezwaarlijk zou zijn voor de groote maatschappijen, wanneer die huizen niet telkens om de twee a drie jaren afgebroken en verplaatst moesten worden. De gehuwde assistent verhuist niet zoo gemakkelijk als een ongehuwde, en het ver huizen is nu eenmaal bij het telkens wis selen der gronden die in cultuur gebracht worden, niet te vermijden. Daar er dm voor de Mij. aan het huwelijk van hare ambtenaren fiaancieële en andere bezwaren zy'n verbonden, wil zij van bare zy'de zekerheid hebban, dat hare amb tenaren niet eerder in het hu welig k treden, dan nadat z'j overtuigd is, een blijvende on te waardeeren werkkracht aan hem te hebben. Misschien is op dit standpunt theoretisch wel aan te merken, maar hoe kan dat ook anders in een geheel praktische aangelegen heid? Wanneer men bedenkt, dat alle amb tenaren eener maatschappij: de hoofdadmi nistrateur tot den jongsten assistent toe ver plicht zijn tegenover hun werkgevers (de aandeelhouders) den kostprijs van het product zoo min mogelijk op te voeren, dan is het toch wat sterk uitgedrukt om te spreken van: de groote tabaksmaatschappyen, wier ideaal, maximum dividend, evengoed bereikt wordt door uitbuiting van den assistent, als van den koelie." Laat ons even nagaan, wat de financieele positie is van den assistent bij een groote tabakmaatschappij om ons daarna af te vra gen of hier het woord uitbuiting" wel op zyn plaats is, al zijn er dan concado nog toestanden voor verbetering vatbaar. Is het uitbuiting" 1) van de maatschappij, dat, waar zij flinke salarissen en andere voordeelen betaalt, en zij. wat het huwelijk be tref:, van hare jongere ambtenaren, met de bezwaren daaraan voor haar verbonden, eenige beperkende bepalingen maakt ? Bepa lingen, die door de maatschappijen werkelijk niet geheim gehouden worden, loodat de nieuw aangekomen baar, die eerst zou moe ten h oor en onder hoongelach" van zijn oudere collega's of bij 't lage peil van hun conversatie, die men eerst merkt als ze een borrel op hebben." De heer P. echünt, wat zyn conversatie betreft in Deli, niet erg gelukkig te zijn geweest. Maar dit is geen argument om zoo te generaliseeren. Ik heb oud ar de assistenten in Deli zeer achtenswaardige mannen leeren kennen. Maar natuurlijk.... zooals in elke maatschappij, samengesteld uit zeer heterogene elementen treft men daar verschillende trappen van beschaving aan. Het is zoo gemakkelyk on te zeggen dat al deze graden van gedwongen coelibaaf, onwettige beperkingen van de pers9onlike vrijheid van de assistenten zijn en dat de tabaksmaatschappijen zich 't recbt van onmon digheid verklaring aanmatigen.dubbel onrecht matig, waar geen enkel motief tot onder curateele stellen voorhanden is." Is zon anders zeggen, dat menschen die volgens de heer P. slaaf zy'n van hun werk gever", zie a met zeer veel moeite vereenigen om daartegen op te komen, en wier conver satie op laag peil staat, vooral als zij een borrel op hebben (iua ook als zij nuchter zy'n) eenig overwicht niet kunnen missen. Maar gelukkig, zoo is de toestand werkelijk nog niet. Hat beeld, dat de heer P. geef t van het doorsnede-gehalte der assistenten is te pessimistisch gekleurd, en ik kan assistenten in Deli niet gelukwenschen met dezen woord voerder voor hunne belangen. Waarom wijst de heer P. ook niet eens op de kearzyde der medaille? Dat zou rationeel geweest zijn en zijn stuk zou daardoor zeker aan waarde gewonnen hebben. Een meisje, dat in Holland in het huwelijk treedt met een zeeman, weet vooruit, dat zy zich zal meuten gewennen aan langdurige afwezigheid »an haren echtgenoot. Een meisje, dat in Holland tronwt met En dan doorboorde de schimmel opnieuw het duister. De Jucht streek den ruiter zacht langs de wangen, streek hem langs de huid, alsof hij do ar een bosch van natte ravenveeren reed. En in het duister onder scheidden zijn aan den nacht gewende oogen van tijd tot ty'd nog donkerder dingen, die zwijgend en vaag omhoog staken, rotswan den, of wat het anders zy'n mocht. HU gleed er voorby en zijn gedachten ver hieven zich niet uit hun lithargischen toastand, om te onderzoeken, wat het kon zij a en hoe ver hij eigenlijk al was. Slechts n oogenblik kwam hij tot volle bewustzijn. Sira Skuli, de reus met de vikingertanden, was bang in het donker, evenals alle IJslander?. Dat komt door de vele drö^usöjer (spookgeschiedenissen), waarnaar zy' den lieven langen winter luisteren. Sira Skuli was afgestapt, om zijn paard op adem te laten komen; hij zelf stond daar naast op een kleine verhooging van den grond, voelde, hoe het water overal langs hem neerliep e a luisterde naar het eentonige snizeu van den regen toen er iets wolligs langs zijn beenen streek. Hoe hij beme kte, dat het wollig was, wist hy niet, doch hij wis*, dat het zoo was en de adem van het ge heimzinnige beroerde de oppervlakte zy'ner zwijgende zintuigen. Het volgend oogenblik wist S.ra Skuli, dat het wollige een poedel was en de zeker heid, de verlossende adem van het weten verjaagde dien van het geheimzinnige, als het eene zeegolfje het andere, tot beiden weg waren, spoorloos in het niet verzonken. Waar de poedel vandaan kwam in den eenzamen nacht der eenzame streek, wist hij niet, dacht daar verder ook niet over, en zien deed hij niets, de poedel was zwart als de nacit. Hij hoorde hem een tijdlang naast den schimmel snuiven, tot dit geluid wegstierf ea Sira Skuli hem uit de gedachten verloor als iets, dat noch zichzelven houdt, nösh vastgehou den wordt. Uren verliepen strooiende regen in stikdonkeren nacht de schimmel ver traagde zijn gang, zijn stappen werden voor zichtiger, alsof hij niet meer zoo vertrouwde op zy'n moede pooten, alsof hij wist, dat ook

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl