De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 15 januari pagina 7

15 januari 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. :75! DE AMSTERDAMMEH WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. Een vroeg schilderij van Garard Dou. Nieuwe Knnstzaal van J. Gondrtikker, Kalverstraat, Amsterdam. Bei we Knnstzaal in de KaUraat, Ken antiquair van wel bekenden naam, de heer Goudstikker, die jarenlang zgn handel dreef in een voor de Calverstraat nog al onaanzienlijke winkel, heeft het ondernomen «ijn zaak een grootsche allure te geven en ?daartoe een ander perceel op den hoek van de Wijde Kapelsteeg?laten verboa wen. Op nitnoodiging geven we gaarne kond van deze nieuwe installatie, waarmee de onderaemer natuurlijk allereerst het persoonlijk welvaren beoogt, maar die tevens kan geacht worden een algemeen belang te raken in de kunstwereld. De winkel zelf, als een stapelplaats van allerlei kostbaars aan antiek", in meest verscheiden vorm, maakt met zjjn ruime localiteït van af de straat voor zich zelf vol doende reclame, vooral als 's avonds de «leetrische. lichtballons, de schatten doen sobiKeren en de meubels glanzen tot in de schuilhoeken van het magasijn. De eigenaar Verzekerde het gehalte van z|n waar op tel peil te willen houden van de laxnense bergplaats met andere woorden alle knut«elige preciosa of bedenkelijke kostbaarheden voor kleine liefhebbers en scharrelaars in antiek, voor goed uit zijn zaak te hebben verwijderd. Zoo ergends, is bij den handel iliiiimiiitimiii ETLNSCHAPPEliJKE Wjj moeten ons hier begeven op het gebied der meest fantastische hypothesen, want wjj zullen een theorie ter sprake brengen, ont worpen door een Franschman (Deseilligny), die weliswaar een leerling is van den bekenden geoloog de Lapparent, maar die gesteund wordt door Flammarion. Toch bezitten, al ia de waarschijnlijkheid niet groot dat de theorie juist is, D's beschouwingen veel geestigs. Gezien de schijnbare onregelmatigheid, waarmee de natuur bergen en dalen nitge«trooid heeft over het aardoppervlak, aU plooien en groeven in het oud vel der aarde, hebben veel geologen reeds geprobeerd, orde in dien chaos te brengen door na te gaan wat de gemeenschappelijke grond-oorzaak geweest kan zijn voor het ontstaan van dit aard-relief." Het toeval kan de heerscheres ?geweest zijn in dit rijk der gebergte-vorming, maar ook kon er in de schijnbare onregel matigheid verborgen regelmaat zitten. Wat de groote gaten betreft: de kom van de Stille Oceaan e.d. heeft Pickering, de Amerikaansche astronoom, beschouwd als de won den, waar de maan zich van de aarde heeft losgerukt, voordat zij zich steeds verder van ons verwijderde tot haar tegenwoordigen af stand. Hoewel de Oost kust van Amerika en de Westkust van Europa en Afrika in eUaar passen alsof Ame rika een losgescheurde schots was, die in de richting van de maanwond, Westwaarts, iets weggezakt of gedreven was, voelt D. toch wei nig vooj Pickering's theorie. Evenmin kan hij enthousiast worden over de onlangs gepu bliceerde opvatting, dat de aarde niet rond is, maar eigenlijk een regel matig viervlak, waarvan de ribben als vastelanden omhoogsteken en de zijvlakken als zee bodems omlaag liggen. Zfjn fantasie gaat veel verder, alhoewel hij toch «erst nog vasten grond in dit artikel een streven naar soliditait wel te waardeerei) l Wat me echter bovenal verrastte en waarop ik hier in 't bijzonder de aan lacht vestig, is de expositiesaal voor schilderijen, boven. Voorheen zag men in de ouie winkelkaat wel eens een schilderij, als verdwaald tusschen antieke gebraiksof sier voorwerpen, geëtaleerd. Nu is er afscheiding gehouden. Op de boven verdieping is een langwerpige zaal gebouwd en smaakvol bekleed, met een uitnemend bovenlicht en groot genoeg om een collectie schilderyen te bevatten, die een klein museum zon kunnen uitmaken. Als de inbond nu deze mooie zaal waardig is, zal er in de kunstwereld voortaan van de gallerei Gaudstikker binnen Amsterdam moeten gesproken worden. En uit wat ik er mn zag hangen, kan ik besluiten, dat die renommée op weg is «ich te vestigen. Er zijn meerdere schilderijen, die .op iedere aanzienlijke veiling belangwekkende nummers zonden uitmaken en enkele zelf i van zoodanige kwaliteit, dat zij er zonden uitblinken. Zoo is het hierbij gereproduceerde sciilderij niet alleen in kunsthistorisch opzicht van gewichtige be teekenis, maar ook op zich zelf om zij a hoog opgevoerde technische eigenschappen, van aanzienlijke waarde. Het is een werk van Illllltllllllltllllllltlllllllllllllllltllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll onder zijn voeten houdt. Hij is begonnen een kaart te maken, die hierbij is afgebeeld, waarop hij met dikke lijnen aangegeven heeft, hoe het verloop is der groote gebergteketens op aarde. Het eerste viel hem op hoe zoowel Midden-Amerika en de Antillen, als de eilanden-reeksen tusschen Aziëen Australië, een gelijk verloop vertoooen van Noord-West naar Zuid- Oost. Maar deze regel ging verder ook op: het verloop der lijnen is zoo, dat zij regelmatig verspreid zijn boven en onder een grooten cirkel, die niet met den evenaar samenvalt, maar er een hoek van 20°mede maakt, zóó dat de snijpunten met den evenaar liegen op pl.m. 10°Westerlengte en pl.m. 170 Oosterlengte, terwijl de groote cirkel in den Stillen Oceaan ten Zuiden van den evenaar ligt ea in Aziëten N o irden van den evenaar. Deze groote cirkel is in de afbeelding weer gegeven door een gestippelde lijn, en de evenaar door een rechte, getrokken lyn. De gebergten die ten Noorden van deze groote cirkel liggen, loopen allen meer of minder duidelijk in de richting N.W.?Z.O. en alle gebergten ten Zuiden van den cirkel loopen ongeveer ZW.?N.O Naarmate men echter verder van den Kroot en cirkel poolwaart s gaat blijkt het gebergteverloop lang zamerhand N.?Z. te worden om zelfs op hooger broedt? juist N.O.?Z.W in't noorde lijk gedeelte der aarde, en Z.O.?N. W. in het Zuidelijk halfroid te worden. Dit «ril z)ggen dat de lijnen der gebergten op elk halfrond halve cirkels maken van den evenaar (of liever Gerard Dou uit zijn allereersten en nog kracht!gen tijd en staat zoo na aan Bambrandt, dat men geneigd zon zijn het als een pro duct der vroegste werkzaamheid van den meester zelf aan te zien; vooral de pittig uitgevoerde en kleurvolle kop zon die toe schrijving kunnen steunen. Intnsschen is de handteekening van Dou in nauw merkbare letters door den eigenaar op het stuk ont dekt. Dus niet alleen de verzamelaars of liefheobers van oude kunstvoorwerpen een antiek meubel, een kostbaar stuk ceramiek enz. maar ook en vooral zij, die steeds op zoek zijn naar belangrijke voortbrengselen van vroegere schilderkunst, in 'c bijzonder der XVIle-eenwscae hollandsche school, hebben van de uitbreiding der zaak Gondatikker nu ernstig nota te nemen. _=???W' S' flatnra Docet". Ia heel ons land en ver daarbuiten zal men te vergeefs naar een plekje zoeken, dat in vergelijking kan komen met de Rledensche Heidel Stel u niet voor een onafzienbare vlakte zacht welvend met hier en daar groep jes jenever bessen of blank-gele zandkoppen, of een heide van Mauve", met slanke teere berk j es en wollige schapen, want dan hebt ge wel een beeld eener Gooische of Geldersche heide, maar niet iets, wat ook maar in de verste verte lijkt op de Rhedensche. Want het is daar tnsschen Velp en Steeg een land van bergen, die elkaar in langgestrekte ketenen opvolgen of ordeloos naast elkaar staan, aan hun ruig bewassen voeten, kommen vormend, waarin het van de heu vel afgevloeide regenwater lang bluft staan, waardoor een zeer bijzondere flora in het leven wordt geroepen, een flora van vleesch-etende plantjes en wolfsklauwen! Op een zonnigen mdtgen is 't in zulk een veenkom de Dnitschers noemen een der gelijke verzamelplaats een Tricnter" een wonder spelen van zon met dauw en hier zal men eerst recht begrijpen hoe aardig de naam zonnedauw" gevonden is voor die mystieke plantjes, welke by honderden op de beid s in gezelschap der wónder-vreemde wolfsklauwen groeien! Ik herhaal, daze heide is geheel verschil lend van de heivelden, die we kennen van onze schilders, welke we vinden in Brabant, Gelderland, Drente of waar dan ook, en men beschouwt dit bergig eo bultig" landschap als een der meest merkwaardige terreinen in ons land, een geologisch natuurmonument, dat niet alleen uit een zuiver wetenschap pelijk oogpunt bewaard dient te worden als een kostbaar kleinnood, doch ook landschapbewonderaars treft door «jn vreemde weelde in bodemvervorming en zyn karige soberte in begroeiing. Bij het betreden van het Herkhuizer Veld een onderdeel der Bhedensche Heide zult gij n telkens afvragen: Ban ik hier in Holland ? Wandel ik hensch op eigen bodem ? In Nederland dat op de landkaart van Europa mat een effen groene kleur staat aangegeven als laagland?" Hoe dieper men doordringt, hoe hooger men de breedmulle sandwegen beklimt, des te meer zal de ba- ea Verwondering stijgen, want wat aten op zij* toóht ontdekt is van zulk een grootschheid, verhaalt van zooveel strijd tusschen land «n hemelwater, dat men van zelf geraakt- onder' «em diepe' bekoring die van het landschap uitgaat. Wat mg zoo trof bij mijn eerste bezoek aan de heide achter het landgoed Hen ven, zult ge me vragen? Precies definieeren IIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIirilMIIIIIIMIMUHImilHIIIIIHHIIIIIIIIItllMIIIIII vanaf den grooten cirkel, hierboven genoemd) naar de polen; deze halve cirkels liggen met hun bolle zijde naar het Westen. Globaal gaat deze regel wel op, en het is zeker opmerke lijk, dat dezelfde regel- ook blyfc bestaan wanneer men niet alleen de vastelanden beschouwt maar ook de bergruggen die op den bodem der oceanen liggen. Op de hierbij gevoegde afbeelding zijn ook deze onderzeesche ruggen en dalen door donkere streepen aangegeven. Om dit verschijnsel, deze regelmaat in de schijnbare onregelmatigheid, te verklaren bouwt D. zijn hypothese in elkaar. Hy ver onderstelt dat in een zeer ver achter ons liggend tijdperk der aard-geschiedenis de polen niet hun tegenwoordige ligging hadden, maar ergens anders. De Noordpool lag op 100°Westerlengte en 66°Noorderbreedte (d.i. ongeveer in het Noorden van Canada) terwijl de toenmalige evenaar samenviel met D.'B grooten cirkel (laat ons voor 't gemak zeggen: voormalige evenaar"). D. houdt vast aan de hypothese dat de aarde eens gloeiend vloeibaar wan. Hij plaatst zijn uitgangspunt in den tijd dat de aarde zoover was afgekoeld dat haar oppervlakte nog geen vaste korst gevormd had, maar toch al erg taai-vloeibaar of half vloeibaar was (b. v, zooals koude stroop) maar op de eene plaats wat taaier dan op de andere. Door de middelpuntvliedende kracht stroomden groote massa's van deze gesmolten oergesteenten naar den toen maligen evenaar, een feit dat op zichzelf moeilijk IHC m SSC !§£ lüC BC M! »? «r u- ar o- 20- i rlooger dan 4000 M. Hoogte 4-000-2000M. Hoogte 2000 ~0fi. Diepte 0-1000 n. Diepte 1000-2000M. Dieper dan ZOOO ff. _. Voorm&liqe evenaar. Voormalige noordpool} Fig. 1. WERELDKAABT MBT SCHEMATISCHE LIJNEN, DIE HET VERLOOP VAN HOOGTEN EN DALEN AANGEVEN. kon ik 't n niet. Waren het de hooge sterke zandstortingen met overhellende, af brokkelende heikorsten? Was 't de vreemdsprookjesachtige winterbloei der duizenden goudgele gaspeldoorns T Of was 'c misschien de wit-berijpte heide zelf, de hei, die al de heuvels bemantelde met een stemmig bruin en wit-kristallen kleed? Welke factor van de landschagschapschoonheid mg 't meeste aantrok, ik zou 't niet durven zeggen, maar lang heb ik gezeten op het kratend-witte korstmos tusschen de hooge heistrniken. Daar zag ik hoede violet-roode zonneschijf schuil dooie achter grijze purper djorschijnende avondwolken, hoe heel het gouden bremveld van een zaoht-oprjjzenden Heuvel nog n keer in zonnegloed gezet werd, hoe door de diepe dalen de vage duisternis trok, de verzonken heikommen in sombere scha duwen hullend en bewogen ben ik toen naar huis gegaan, vol Van een wondere emotie, daar op den stillen winterdag ondervonden. Dikwijls, zeer dikwijls, ban ik er weer ge keerd en langzaam begreep ik de aardge schiedenis van dit merkwaardige stukje Velu we-rand. De holle wegen vertelden me, dat ze soms de bedding van stortbeken waren, dat voor eenwen terug er het smelt water van de gletschers zijn weg uitsleep. Op mijn zwerftochten door dit miniatuur middelgebergte landschap ontdekte ik steeds meer wonderen van inzinkingsdalen, bekkens en doortunnelde heuvels, en toen dat alles tot me ging spreken begreep ik eerst recht hoe ik wandelde in een natuur monument van Nederland. Met groate belangstelling las ik over de vreemde IÖJB; over watererosie, en ik werkte me in de theorie a, die een verklaring pogen te geven voor het ontstaan van een dergelijk landschap. Ik las brochures van bekende geologen, als Van Baren, dr. Lorié, dr. Van Cappelle e. a. en immer hooger steeg mijn bewondering voor dit unieke stukje Nederlandsche grond, dieper besefte ik na her haald bezoek de wetenschappelijke waarde der Bhedensche Heide, een niet te schatten, maar helaas door weinigen begrepen waarde l *) Elders heb ik uitvoerig medegedeeld, wat ik ontdekt of gezien heb, en veel te wjjdloopig zou ik worden wanneer ik in de Groene" nogmaals verhaalde van al de geo logische verschijnselen, die daar binnen een omtrek van twee uur te vinden zijn. Na eiken stortbui kunt ge daar weer nieuwe erosies zien: prachtige regengeulen, zanddelta's, diepe kloofrormige weguithollingen, die mij in zeer sterke mate herinnerden aan canon afbeeldingen, kortom de studie van dit landschap zal nooit uitgeput zijn, daar men nergens in ons land zulk een prachtig voorbeeld vindt van de vervorming onzer aar d Korst door atmosferische invloeden. Nergens ziet men zoo overzichtelijk als hier het ontstaan van een rondkoppig bergland met zijn lengte en dwarsdalen, zijn geïsoleerde toppen, zandbeekjes, grond- en bergstortingen, met prachtige lössproflelen. En dan is 't ook op botanisch en entomologisch gebied een deradol Ook dit stukje ongerepte vaierlandsche natuur staat op 't punt te verdwijnen, wordt verdeeld en wellicht ontgonnen", 't Spook der ontginning der mijn houtbeplanting liever gezegd waart dreigend om mijn helblinkende zand versterkingen: en heuvelklingen. Bevreesd ben ik en vele geleerden en *) Zie o. a. de L. Natuur deel XV jaargang 1910 afl. £ en II. Loss op de Velu we en «fl. VI, VII, VIII, IX, X, XI Neerlands Ta ringen" van denzelfden jaargang. tegen te spreken valt, omdat de aarde werke lijk aan den evenaar dikker is en bij de polen afgeplat. Tengevolge van de krachten die bij een draaiend lichaam voorkomen, kunnen dergelijke stroomen werkelijk wel opgetreden zijn, als men nagaat dat in den dampkring nu nog de passaat winden een dergelijk (niet precies gelijk) verschijnsel vertoonen van stroomen naar den evenaar, onder invloed van dergelijke krachten. Daar vooral de beatvloeibare deelen weg zullen stroomen en de minst-vloeibare deelen zich minder gemakke lijk verplaatsen, zullen op deze wijze hoogere strepen van taaiere stof (bergen) overgebleven zijn, terwijl de plaatsen daartnsschen waar de vloeibaarder stof weggestroomd is, de dalen vormden, natuurlijk beiden gewijzigd door tweederangs-factoren, die echter de groote lijnen van het grondplan niet meer wijzigden. Zoo is misschien de Himalaya een massa die heel in het begin reeds stolde en als een dijk de van het Noorden komende stroomingen hinderde, zoodat zij, zooals de kaart aantoont, dicht tegen elkaar ge drongen, om deze dijk heen moesten vloeien (meteen zonder bruikbare verklaring te ver naar het Zuiden doorstroomend, immers zij gaan een eind over den voormaligen evenaar been, eer zij naar het Oosten gaan.) De taaivloeibare massa stolde eindelijk in haar beschreven toestand tot de vaste aardschors, naaraan wel veel bij gewerkt is door lucht ea water, (erosie) maar die toch nog veel oorepronkelyks behouden heeft. Zijn er ook bezwaren tegen deze theorie? Massa's. Maar D. weerlegt hen, tenminste hij meent hen te weerleggen. Als de aardpool werkelijk in N. Canada gelegen heeft, moet de afplatting der aarde niet zichtbaar zy'n aan de bestaande polen, maar bij de voormalige polen, dus o a. in Canada. Dit is niet zoo, al haalt D. ook aan dat Canaia volgens de Lapparent bestaat uit de alleroudste ge steente a, die daar het eerst gestold zijn. Verder is niet te ontkennen, dat lang niet alle ge bergten uit oergesteente bestaan, zooals de theorie eischt, maar uit geplooide logen van veel jonger datum dan de oergesteenten. Ook hiertegen helpt heel weinig dat D. opmerkt hoe niet alles in de geologie wer kelijk is wat het schijnt te zijn, en dat onder die lagen nog wel een oergesteenten-geraamte zitten kan. Dan, in de derde plaats, waarom is de pool verplaatst van Canada naar de tegenwoordige plaats, en is dus ook de voormalige evenaar door de tegenwoordige evenaar vervangen? D. stelt zichdit voorah volgt:(verge lijk &f. 2) heeft men een holle bol, die snel draait, terwijl binnenin een of ander los zwaar voorwerp ligt, dan zal dit voorwerp door de mid del- puntvliedende kracht zoover mogelyk van de draaiingsas zich verwijderen, dus, om zoo te zeggen, bij den evenaar van de draaiende GBETA BEAAKKNSIEK (Foto Princes.) in het karakter van Peenhaar." Den Isten Februari a.s. gaat zy in den Stadsschouw burg haar 25-jarige tooneelwerkzaamheid herdenken in de rol van Atie" in De Ver overaar" van Mevr. Simons?Mees. Sedert 1899 is Mevr. Lobo Braakeasiek verbonden aan het gezelschap der Koninklijke Vereeniging: Het Nederlandse h Tooneel. Vóór 25 jaar vervulde zij een kinderrol bij het Fransche gezelschap van Sarah Bernhardt, in het Grand-Théatre A. v. Lier, haar eerste rol. natuurvrienden met mij dat mijn Neer lands Tnüringen", zooals ik dat schoone landschap gedoopt heb hetzelfde lot aal ondergaan als de steile rand ten Z. O. van Nijmegen bij Berg en Dal. Daar is de natuur door de cultuur aan banden gelegd en niets is er meer waar te nemen van de zoo hoogstbelangrqke inwer kingen. Al is ontginning ook zeer toe te juichen vooral diar, w aar de ontstane bosschen een welvaartbron voor dorpen en steden kunnen worden, zooals dit o. m. 't geval is met die te Beek en Ubbergen ik hoop toch dat een zoo hoogstmerkwaardig natuurgoed als de Rhedensche Heide in onzen tijd van meer nationale belangstelling in ons landschapschoon zal bewaard blijven. Van den 102 meter hoogen heuveltop, die men den zeer j nisten naam van De Kaap" heeft gegeven, o versie t men het geheele landschap, dat als op een relief kaar t aan uw voeten ligt uitgespreid. Op De Kaap" kan men een beeld in zich opnemen van een gebergtevorming misschien juister en in elk geval aanschouwelijker dan in echte bergstreken, waar de werking te grootsca is om in de beginselen na te gaan sporen. De heide zal nu in een groot aantal per ceeltjes verdeeld worden, want de marktgenooten van Bheden laten hun recht gelden en eisenen ieder het hun toekomende stukje heigrond. Hoe is 't mogelijk zoo Mr. van Daalen uit Bennekom om een heide van zoo ongelijke ligging, aard en waarde, eerlijk, billijk en practisch te verdeelen, toe te l wijzen aan zoovele geërfden. De eene mogelijke weg van verdeeling is III11IIIIIII1I1IIIIIIIIIIIIII1IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII bol komen. Zit dit voorwerp echter vost binnenin de draaiende bol, een eind van den bol-evenaar verwijderd, dan kan het den evenaar niet bereiken. Maar het gevolg is dat het voor werp weliswaar niet naar den evenaar kan komen,maar dat de evenaar zich naar het voor werp verplaatst (evenals de geschiedenis van Mohamed en de bergt) Zoo is het met de aarde misschien ook gegaan: tijdens het stollen is op een afstand fan pi m 20" van den voormaligen evenaar een belangrijk brok gaan vastzitten met grooter dichtheid dan de rest van de aardschors. Dit brok kon niet meer door de middel punt vliedende kracht naar den evenaar schuiven, zooals het volgens natuurwetten behoorde te doen, en het ge volg was dat de evenaar zich verlegde tot hy over het brok heenliep en zgn tegen woordigen stand aannam, waarbij de polen zich natuurlijk mee verplaatsten. Als 't waar is, is 't wonder. Maar opmerkelijk vindt D. zelf daarbij dat in den voormaligen stand, aangegeven door de gebergte-lijnen, de aardu niet teheef op het vlak van de aardbaan om de zon stond zooals nu, maar loodrecht, ter wijl ook te verklaren zon zijn waarom de maan, die lang voor deze as-verplaatsing van de aarde losgelaten heeft, in een vlak rond loopt dat bijna samenvalt met D's voor maligen evenaar. Het bestaan van het door D veronderstelde brok van groote dichtheid moet nu aangetoond worden en D. gelooft dat dit mogelijk is door nauwkeurig onderzoek langs den evenaar, daarbij reeds denkend aam da groote dichtheid der aard schors, geconstateerd bij de Hawai-eilanden. Al moge Destil igny's hypothese op den duur geen stand kunnen houden, toch blijft er, zooals reeds gezegd, veel geestigs in. P. VAN OLST. Fig. 2. SCHEMA VAN EVCNAAB /. Draaiende holle bol, waai in etn lichaam x ligt, dat zich onder den '£twLr plaatst. II. Draaienrle holle bol, waarin n IfcKaam x VAST ligt, niet op den evenaar. In dit getal verplaatst de evenaar zich totdat hij door x loopt. De at is tegelijk verplaatst. De stippellijnen geven den oorspronkelijke* stand van ai en evenaar aan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl