Historisch Archief 1877-1940
No. :75!
DE AMSTERDAMMEH
WEEKBLAD
VOOE NEDERLAND.
Een vroeg schilderij van Garard Dou.
Nieuwe Knnstzaal van J. Gondrtikker, Kalverstraat, Amsterdam.
Bei we Knnstzaal in de KaUraat,
Ken antiquair van wel bekenden naam, de
heer Goudstikker, die jarenlang zgn handel
dreef in een voor de Calverstraat nog al
onaanzienlijke winkel, heeft het ondernomen
«ijn zaak een grootsche allure te geven en
?daartoe een ander perceel op den hoek
van de Wijde Kapelsteeg?laten verboa wen.
Op nitnoodiging geven we gaarne kond van
deze nieuwe installatie, waarmee de
onderaemer natuurlijk allereerst het persoonlijk
welvaren beoogt, maar die tevens kan geacht
worden een algemeen belang te raken in de
kunstwereld. De winkel zelf, als een stapelplaats
van allerlei kostbaars aan antiek", in meest
verscheiden vorm, maakt met zjjn ruime
localiteït van af de straat voor zich zelf vol
doende reclame, vooral als 's avonds de
«leetrische. lichtballons, de schatten doen
sobiKeren en de meubels glanzen tot in de
schuilhoeken van het magasijn. De eigenaar
Verzekerde het gehalte van z|n waar op tel
peil te willen houden van de laxnense
bergplaats met andere woorden alle
knut«elige preciosa of bedenkelijke kostbaarheden
voor kleine liefhebbers en scharrelaars in
antiek, voor goed uit zijn zaak te hebben
verwijderd. Zoo ergends, is bij den handel
iliiiimiiitimiii
ETLNSCHAPPEliJKE
Wjj moeten ons hier begeven op het gebied
der meest fantastische hypothesen, want wjj
zullen een theorie ter sprake brengen, ont
worpen door een Franschman (Deseilligny),
die weliswaar een leerling is van den bekenden
geoloog de Lapparent, maar die gesteund
wordt door Flammarion. Toch bezitten, al ia
de waarschijnlijkheid niet groot dat de theorie
juist is, D's beschouwingen veel geestigs.
Gezien de schijnbare onregelmatigheid,
waarmee de natuur bergen en dalen
nitge«trooid heeft over het aardoppervlak, aU
plooien en groeven in het oud vel der aarde,
hebben veel geologen reeds geprobeerd, orde
in dien chaos te brengen door na te gaan
wat de gemeenschappelijke grond-oorzaak
geweest kan zijn voor het ontstaan van dit
aard-relief." Het toeval kan de heerscheres
?geweest zijn in dit rijk der gebergte-vorming,
maar ook kon er in de schijnbare onregel
matigheid verborgen regelmaat zitten. Wat
de groote gaten betreft: de kom van de
Stille Oceaan e.d. heeft Pickering, de
Amerikaansche astronoom,
beschouwd als de won
den, waar de maan
zich van de aarde heeft
losgerukt, voordat zij
zich steeds verder van
ons verwijderde tot
haar tegenwoordigen af
stand. Hoewel de Oost
kust van Amerika
en de Westkust van
Europa en Afrika in
eUaar passen alsof Ame
rika een losgescheurde
schots was, die in de
richting van de
maanwond, Westwaarts, iets
weggezakt of gedreven
was, voelt D. toch wei
nig vooj Pickering's
theorie. Evenmin kan
hij enthousiast worden
over de onlangs gepu
bliceerde opvatting, dat
de aarde niet rond is,
maar eigenlijk een regel
matig viervlak, waarvan
de ribben als
vastelanden omhoogsteken en
de zijvlakken als zee
bodems omlaag liggen.
Zfjn fantasie gaat veel
verder, alhoewel hij toch
«erst nog vasten grond
in dit artikel een streven naar soliditait wel
te waardeerei) l
Wat me echter bovenal verrastte en waarop
ik hier in 't bijzonder de aan lacht vestig,
is de expositiesaal voor schilderijen, boven.
Voorheen zag men in de ouie winkelkaat
wel eens een schilderij, als verdwaald tusschen
antieke gebraiksof sier voorwerpen, geëtaleerd.
Nu is er afscheiding gehouden. Op de boven
verdieping is een langwerpige zaal gebouwd
en smaakvol bekleed, met een uitnemend
bovenlicht en groot genoeg om een collectie
schilderyen te bevatten, die een klein museum
zon kunnen uitmaken. Als de inbond nu
deze mooie zaal waardig is, zal er in de
kunstwereld voortaan van de gallerei
Gaudstikker binnen Amsterdam moeten gesproken
worden. En uit wat ik er mn zag hangen,
kan ik besluiten, dat die renommée op weg
is «ich te vestigen. Er zijn meerdere
schilderijen, die .op iedere aanzienlijke veiling
belangwekkende nummers zonden uitmaken
en enkele zelf i van zoodanige kwaliteit, dat
zij er zonden uitblinken. Zoo is het hierbij
gereproduceerde sciilderij niet alleen in
kunsthistorisch opzicht van gewichtige be
teekenis, maar ook op zich zelf om zij a hoog
opgevoerde technische eigenschappen, van
aanzienlijke waarde. Het is een werk van
Illllltllllllltllllllltlllllllllllllllltllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
onder zijn voeten houdt. Hij is begonnen
een kaart te maken, die hierbij is afgebeeld,
waarop hij met dikke lijnen aangegeven
heeft, hoe het verloop is der groote
gebergteketens op aarde. Het eerste viel hem op hoe
zoowel Midden-Amerika en de Antillen, als de
eilanden-reeksen tusschen Aziëen Australië,
een gelijk verloop vertoooen van Noord-West
naar Zuid- Oost. Maar deze regel ging verder
ook op: het verloop der lijnen is zoo, dat zij
regelmatig verspreid zijn boven en onder
een grooten cirkel, die niet met den evenaar
samenvalt, maar er een hoek van 20°mede
maakt, zóó dat de snijpunten met den evenaar
liegen op pl.m. 10°Westerlengte en pl.m. 170
Oosterlengte, terwijl de groote cirkel in den
Stillen Oceaan ten Zuiden van den evenaar
ligt ea in Aziëten N o irden van den evenaar.
Deze groote cirkel is in de afbeelding weer
gegeven door een gestippelde lijn, en de
evenaar door een rechte, getrokken lyn.
De gebergten die ten Noorden van deze
groote cirkel liggen, loopen allen meer of
minder duidelijk in de richting N.W.?Z.O.
en alle gebergten ten Zuiden van den cirkel
loopen ongeveer ZW.?N.O Naarmate men
echter verder van den Kroot en cirkel
poolwaart s gaat blijkt het gebergteverloop lang
zamerhand N.?Z. te worden om zelfs op
hooger broedt? juist N.O.?Z.W in't noorde
lijk gedeelte der aarde, en Z.O.?N. W. in het
Zuidelijk halfroid te worden. Dit «ril z)ggen
dat de lijnen der gebergten op elk halfrond
halve cirkels maken van den evenaar (of liever
Gerard Dou uit zijn allereersten en nog
kracht!gen tijd en staat zoo na aan Bambrandt,
dat men geneigd zon zijn het als een pro
duct der vroegste werkzaamheid van den
meester zelf aan te zien; vooral de pittig
uitgevoerde en kleurvolle kop zon die toe
schrijving kunnen steunen. Intnsschen is de
handteekening van Dou in nauw merkbare
letters door den eigenaar op het stuk ont
dekt. Dus niet alleen de verzamelaars of
liefheobers van oude kunstvoorwerpen een
antiek meubel, een kostbaar stuk ceramiek
enz. maar ook en vooral zij, die steeds op
zoek zijn naar belangrijke voortbrengselen van
vroegere schilderkunst, in 'c bijzonder der
XVIle-eenwscae hollandsche school, hebben
van de uitbreiding der zaak Gondatikker nu
ernstig nota te nemen.
_=???W' S'
flatnra Docet".
Ia heel ons land en ver daarbuiten zal
men te vergeefs naar een plekje zoeken, dat
in vergelijking kan komen met de
Rledensche Heidel
Stel u niet voor een onafzienbare vlakte
zacht welvend met hier en daar groep
jes jenever bessen of blank-gele zandkoppen,
of een heide van Mauve", met slanke teere
berk j es en wollige schapen, want dan hebt
ge wel een beeld eener Gooische of
Geldersche heide, maar niet iets, wat ook maar in
de verste verte lijkt op de Rhedensche.
Want het is daar tnsschen Velp en Steeg
een land van bergen, die elkaar in
langgestrekte ketenen opvolgen of ordeloos naast
elkaar staan, aan hun ruig bewassen voeten,
kommen vormend, waarin het van de heu
vel afgevloeide regenwater lang bluft staan,
waardoor een zeer bijzondere flora in het
leven wordt geroepen, een flora van
vleesch-etende plantjes en wolfsklauwen!
Op een zonnigen mdtgen is 't in zulk een
veenkom de Dnitschers noemen een der
gelijke verzamelplaats een Tricnter" een
wonder spelen van zon met dauw en hier
zal men eerst recht begrijpen hoe aardig de
naam zonnedauw" gevonden is voor die
mystieke plantjes, welke by honderden op
de beid s in gezelschap der wónder-vreemde
wolfsklauwen groeien!
Ik herhaal, daze heide is geheel verschil
lend van de heivelden, die we kennen van
onze schilders, welke we vinden in Brabant,
Gelderland, Drente of waar dan ook, en men
beschouwt dit bergig eo bultig" landschap
als een der meest merkwaardige terreinen
in ons land, een geologisch natuurmonument,
dat niet alleen uit een zuiver wetenschap
pelijk oogpunt bewaard dient te worden als
een kostbaar kleinnood, doch ook
landschapbewonderaars treft door «jn vreemde weelde
in bodemvervorming en zyn karige soberte
in begroeiing.
Bij het betreden van het Herkhuizer Veld
een onderdeel der Bhedensche Heide
zult gij n telkens afvragen: Ban ik hier in
Holland ? Wandel ik hensch op eigen bodem ?
In Nederland dat op de landkaart van Europa
mat een effen groene kleur staat aangegeven
als laagland?"
Hoe dieper men doordringt, hoe hooger
men de breedmulle sandwegen beklimt, des
te meer zal de ba- ea Verwondering stijgen,
want wat aten op zij* toóht ontdekt is van
zulk een grootschheid, verhaalt van zooveel
strijd tusschen land «n hemelwater, dat men
van zelf geraakt- onder' «em diepe' bekoring
die van het landschap uitgaat.
Wat mg zoo trof bij mijn eerste bezoek
aan de heide achter het landgoed Hen ven,
zult ge me vragen? Precies definieeren
IIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIirilMIIIIIIMIMUHImilHIIIIIHHIIIIIIIIItllMIIIIII
vanaf den grooten cirkel, hierboven genoemd)
naar de polen; deze halve cirkels liggen met hun
bolle zijde naar het Westen. Globaal gaat
deze regel wel op, en het is zeker opmerke
lijk, dat dezelfde regel- ook blyfc bestaan
wanneer men niet alleen de vastelanden
beschouwt maar ook de bergruggen die op
den bodem der oceanen liggen. Op de hierbij
gevoegde afbeelding zijn ook deze
onderzeesche ruggen en dalen door donkere streepen
aangegeven.
Om dit verschijnsel, deze regelmaat in de
schijnbare onregelmatigheid, te verklaren
bouwt D. zijn hypothese in elkaar. Hy ver
onderstelt dat in een zeer ver achter ons
liggend tijdperk der aard-geschiedenis de
polen niet hun tegenwoordige ligging hadden,
maar ergens anders. De Noordpool lag op
100°Westerlengte en 66°Noorderbreedte
(d.i. ongeveer in het Noorden van Canada)
terwijl de toenmalige evenaar samenviel met
D.'B grooten cirkel (laat ons voor 't gemak
zeggen: voormalige evenaar"). D. houdt vast
aan de hypothese dat de aarde eens gloeiend
vloeibaar wan. Hij plaatst zijn uitgangspunt
in den tijd dat de aarde zoover was afgekoeld
dat haar oppervlakte nog geen vaste korst
gevormd had, maar toch al erg taai-vloeibaar
of half vloeibaar was (b. v, zooals koude stroop)
maar op de eene plaats wat taaier dan op
de andere. Door de middelpuntvliedende
kracht stroomden groote massa's van deze
gesmolten oergesteenten naar den toen maligen
evenaar, een feit dat op zichzelf moeilijk
IHC m SSC !§£ lüC BC M! »? «r u- ar o- 20- i
rlooger dan 4000 M.
Hoogte 4-000-2000M.
Hoogte 2000 ~0fi.
Diepte 0-1000 n.
Diepte 1000-2000M.
Dieper dan ZOOO ff.
_. Voorm&liqe evenaar.
Voormalige noordpool}
Fig. 1. WERELDKAABT MBT SCHEMATISCHE LIJNEN, DIE HET VERLOOP VAN HOOGTEN EN DALEN AANGEVEN.
kon ik 't n niet. Waren het de hooge
sterke zandstortingen met overhellende, af
brokkelende heikorsten? Was 't de
vreemdsprookjesachtige winterbloei der duizenden
goudgele gaspeldoorns T Of was 'c misschien
de wit-berijpte heide zelf, de hei, die al de
heuvels bemantelde met een stemmig bruin
en wit-kristallen kleed? Welke factor van
de landschagschapschoonheid mg 't meeste
aantrok, ik zou 't niet durven zeggen, maar
lang heb ik gezeten op het kratend-witte
korstmos tusschen de hooge heistrniken.
Daar zag ik hoede violet-roode zonneschijf
schuil dooie achter grijze purper
djorschijnende avondwolken, hoe heel het gouden
bremveld van een zaoht-oprjjzenden Heuvel
nog n keer in zonnegloed gezet werd, hoe
door de diepe dalen de vage duisternis trok,
de verzonken heikommen in sombere scha
duwen hullend en bewogen ben ik toen naar
huis gegaan, vol Van een wondere emotie,
daar op den stillen winterdag ondervonden.
Dikwijls, zeer dikwijls, ban ik er weer ge
keerd en langzaam begreep ik de aardge
schiedenis van dit merkwaardige stukje
Velu we-rand. De holle wegen vertelden me,
dat ze soms de bedding van stortbeken
waren, dat voor eenwen terug er het smelt
water van de gletschers zijn weg uitsleep.
Op mijn zwerftochten door dit miniatuur
middelgebergte landschap ontdekte ik steeds
meer wonderen van inzinkingsdalen, bekkens
en doortunnelde heuvels, en toen dat alles
tot me ging spreken begreep ik eerst recht
hoe ik wandelde in een natuur monument
van Nederland.
Met groate belangstelling las ik over de
vreemde IÖJB; over watererosie, en ik werkte
me in de theorie a, die een verklaring pogen
te geven voor het ontstaan van een dergelijk
landschap. Ik las brochures van bekende
geologen, als Van Baren, dr. Lorié, dr. Van
Cappelle e. a. en immer hooger steeg mijn
bewondering voor dit unieke stukje
Nederlandsche grond, dieper besefte ik na her
haald bezoek de wetenschappelijke waarde
der Bhedensche Heide, een niet te schatten,
maar helaas door weinigen begrepen waarde l *)
Elders heb ik uitvoerig medegedeeld, wat
ik ontdekt of gezien heb, en veel te
wjjdloopig zou ik worden wanneer ik in de
Groene" nogmaals verhaalde van al de geo
logische verschijnselen, die daar binnen een
omtrek van twee uur te vinden zijn. Na
eiken stortbui kunt ge daar weer nieuwe
erosies zien: prachtige regengeulen,
zanddelta's, diepe kloofrormige weguithollingen,
die mij in zeer sterke mate herinnerden aan
canon afbeeldingen, kortom de studie van
dit landschap zal nooit uitgeput zijn, daar
men nergens in ons land zulk een prachtig
voorbeeld vindt van de vervorming onzer
aar d Korst door atmosferische invloeden.
Nergens ziet men zoo overzichtelijk als
hier het ontstaan van een rondkoppig
bergland met zijn lengte en dwarsdalen, zijn
geïsoleerde toppen, zandbeekjes, grond- en
bergstortingen, met prachtige lössproflelen.
En dan is 't ook op botanisch en
entomologisch gebied een deradol
Ook dit stukje ongerepte vaierlandsche
natuur staat op 't punt te verdwijnen, wordt
verdeeld en wellicht ontgonnen", 't Spook
der ontginning der mijn houtbeplanting
liever gezegd waart dreigend om mijn
helblinkende zand versterkingen: en
heuvelklingen.
Bevreesd ben ik en vele geleerden en
*) Zie o. a. de L. Natuur deel XV jaargang
1910 afl. £ en II. Loss op de Velu we en «fl.
VI, VII, VIII, IX, X, XI Neerlands Ta
ringen" van denzelfden jaargang.
tegen te spreken valt, omdat de aarde werke
lijk aan den evenaar dikker is en bij de polen
afgeplat. Tengevolge van de krachten die bij
een draaiend lichaam voorkomen, kunnen
dergelijke stroomen werkelijk wel opgetreden
zijn, als men nagaat dat in den dampkring
nu nog de passaat winden een dergelijk (niet
precies gelijk) verschijnsel vertoonen van
stroomen naar den evenaar, onder invloed
van dergelijke krachten. Daar vooral de
beatvloeibare deelen weg zullen stroomen en de
minst-vloeibare deelen zich minder gemakke
lijk verplaatsen, zullen op deze wijze hoogere
strepen van taaiere stof (bergen) overgebleven
zijn, terwijl de plaatsen daartnsschen waar
de vloeibaarder stof weggestroomd is, de
dalen vormden, natuurlijk beiden gewijzigd
door tweederangs-factoren, die echter de
groote lijnen van het grondplan niet meer
wijzigden. Zoo is misschien de Himalaya
een massa die heel in het begin reeds stolde
en als een dijk de van het Noorden komende
stroomingen hinderde, zoodat zij, zooals de
kaart aantoont, dicht tegen elkaar ge
drongen, om deze dijk heen moesten vloeien
(meteen zonder bruikbare verklaring te ver
naar het Zuiden doorstroomend, immers zij
gaan een eind over den voormaligen evenaar
been, eer zij naar het Oosten gaan.) De
taaivloeibare massa stolde eindelijk in haar
beschreven toestand tot de vaste aardschors,
naaraan wel veel bij gewerkt is door lucht ea
water, (erosie) maar die toch nog veel
oorepronkelyks behouden heeft.
Zijn er ook bezwaren tegen deze theorie?
Massa's. Maar D. weerlegt hen, tenminste hij
meent hen te weerleggen. Als de aardpool
werkelijk in N. Canada gelegen heeft, moet
de afplatting der aarde niet zichtbaar zy'n
aan de bestaande polen, maar bij de voormalige
polen, dus o a. in Canada. Dit is niet zoo, al
haalt D. ook aan dat Canaia volgens de
Lapparent bestaat uit de alleroudste ge
steente a, die daar het eerst gestold zijn. Verder
is niet te ontkennen, dat lang niet alle ge
bergten uit oergesteente bestaan, zooals de
theorie eischt, maar uit geplooide
logen van veel jonger datum dan
de oergesteenten. Ook hiertegen
helpt heel weinig dat D. opmerkt
hoe niet alles in de geologie wer
kelijk is wat het schijnt te zijn, en
dat onder die lagen nog wel een
oergesteenten-geraamte zitten kan.
Dan, in de derde plaats, waarom
is de pool verplaatst van Canada
naar de tegenwoordige plaats, en is
dus ook de voormalige evenaar door
de tegenwoordige evenaar vervangen?
D. stelt zichdit voorah volgt:(verge
lijk &f. 2) heeft men een holle bol,
die snel draait, terwijl binnenin een
of ander los zwaar voorwerp ligt,
dan zal dit voorwerp door de mid
del- puntvliedende kracht zoover
mogelyk van de draaiingsas zich
verwijderen, dus, om zoo te zeggen,
bij den evenaar van de draaiende
GBETA BEAAKKNSIEK
(Foto Princes.)
in het karakter van Peenhaar." Den Isten
Februari a.s. gaat zy in den Stadsschouw
burg haar 25-jarige tooneelwerkzaamheid
herdenken in de rol van Atie" in De Ver
overaar" van Mevr. Simons?Mees. Sedert
1899 is Mevr. Lobo Braakeasiek verbonden
aan het gezelschap der Koninklijke
Vereeniging: Het Nederlandse h Tooneel. Vóór
25 jaar vervulde zij een kinderrol bij het
Fransche gezelschap van Sarah Bernhardt,
in het Grand-Théatre A. v. Lier, haar
eerste rol.
natuurvrienden met mij dat mijn Neer
lands Tnüringen", zooals ik dat schoone
landschap gedoopt heb hetzelfde lot aal
ondergaan als de steile rand ten Z. O. van
Nijmegen bij Berg en Dal.
Daar is de natuur door de cultuur aan
banden gelegd en niets is er meer waar te
nemen van de zoo hoogstbelangrqke inwer
kingen. Al is ontginning ook zeer toe te
juichen vooral diar, w aar de ontstane bosschen
een welvaartbron voor dorpen en steden
kunnen worden, zooals dit o. m. 't geval is
met die te Beek en Ubbergen ik hoop
toch dat een zoo hoogstmerkwaardig
natuurgoed als de Rhedensche Heide in onzen tijd
van meer nationale belangstelling in ons
landschapschoon zal bewaard blijven.
Van den 102 meter hoogen heuveltop, die
men den zeer j nisten naam van De Kaap"
heeft gegeven, o versie t men het geheele
landschap, dat als op een relief kaar t aan
uw voeten ligt uitgespreid. Op De Kaap"
kan men een beeld in zich opnemen van
een gebergtevorming misschien juister en
in elk geval aanschouwelijker dan in echte
bergstreken, waar de werking te grootsca
is om in de beginselen na te gaan sporen.
De heide zal nu in een groot aantal per
ceeltjes verdeeld worden, want de
marktgenooten van Bheden laten hun recht gelden
en eisenen ieder het hun toekomende stukje
heigrond.
Hoe is 't mogelijk zoo Mr. van Daalen
uit Bennekom om een heide van zoo
ongelijke ligging, aard en waarde, eerlijk,
billijk en practisch te verdeelen, toe te
l wijzen aan zoovele geërfden.
De eene mogelijke weg van verdeeling is
III11IIIIIII1I1IIIIIIIIIIIIII1IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
bol komen.
Zit dit voorwerp echter vost binnenin de
draaiende bol, een eind van den bol-evenaar
verwijderd, dan kan het den evenaar niet
bereiken. Maar het gevolg is dat het voor
werp weliswaar niet naar den evenaar kan
komen,maar dat de evenaar zich naar het voor
werp verplaatst (evenals de geschiedenis van
Mohamed en de bergt) Zoo is het met de
aarde misschien ook gegaan: tijdens het
stollen is op een afstand fan pi m 20" van
den voormaligen evenaar een belangrijk brok
gaan vastzitten met grooter dichtheid dan
de rest van de aardschors. Dit brok kon niet
meer door de middel punt vliedende kracht
naar den evenaar schuiven, zooals het volgens
natuurwetten behoorde te doen, en het ge
volg was dat de evenaar zich verlegde tot
hy over het brok heenliep en zgn tegen
woordigen stand aannam, waarbij de polen
zich natuurlijk mee verplaatsten. Als 't waar
is, is 't wonder. Maar opmerkelijk vindt
D. zelf daarbij dat in den voormaligen stand,
aangegeven door de gebergte-lijnen, de aardu
niet teheef op het vlak van de aardbaan om
de zon stond zooals nu, maar loodrecht, ter
wijl ook te verklaren zon zijn waarom de maan,
die lang voor deze as-verplaatsing van de
aarde losgelaten heeft, in een vlak rond
loopt dat bijna samenvalt met D's voor
maligen evenaar. Het bestaan van het
door D veronderstelde brok van groote
dichtheid moet nu aangetoond worden en D.
gelooft dat dit mogelijk is door nauwkeurig
onderzoek langs den evenaar, daarbij reeds
denkend aam da groote dichtheid der aard
schors, geconstateerd bij de Hawai-eilanden.
Al moge Destil igny's hypothese op den
duur geen stand kunnen houden, toch blijft
er, zooals reeds gezegd, veel geestigs in.
P. VAN OLST.
Fig. 2. SCHEMA VAN EVCNAAB
/. Draaiende holle bol, waai in etn
lichaam x ligt, dat zich onder den '£twLr plaatst.
II. Draaienrle holle bol, waarin n IfcKaam x VAST
ligt, niet op den evenaar. In dit getal verplaatst de
evenaar zich totdat hij door x loopt. De at is tegelijk
verplaatst. De stippellijnen geven den oorspronkelijke*
stand van ai en evenaar aan.