De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 22 januari pagina 1

22 januari 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1752 DE AMSTERDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder redactie ^rsun. IMt nummer bevat een bijvoegsel. . IF. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12','2 Zondag 22 Januari Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 .0.40 INHOUD: TAW VERRE EN VAN NABIJ: De bevelvoering in ong leger, door H. E verwon. Hoofdbestuur. Kroniek. De Font Maitina Kramer», door F. v. d. Goes. FBDILLETOM: Een wonderlijk avontuur van Walter Sehnaffs, naar bet Franse h van Guy de Man passant. Vertaling van EmilWegelin. KÜK6T EN LETTEREN: Edgar Allen Poe, Tien Vertellingen. Vertaling van F. A. AnkervnU, beoordeeld door Frans Coenen. IN GEZONDEN. BERICHTEN. VROU WENRUBRIEK: Het hnlp-modemagazrjn van Hinch en Cie., met af b., door R. ALLER. LEI, door Allegra. Vrouw-en-voet, door Feerke den Belg. UIT DE NATUUR, door E. Heiman?. Amsterdam : Een Hotel op d«a Dam, met af b., door J. H. Bössing. Hei?utechnt!=Heemschat, door L. Simonc. Botterdamsche Kunstkring. Het dier" in da beeldende kunst, door Plasechaert. Vene nnd Pros». Verlag von B. Griesen, beoordeeld door 3. Bonn. Dichter-leed. F«rage.rncb.ten, af b., door G. Ibelp. Charirari. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. ISGEZOSDEN. DAMRU3RIEK. SCHAAKSPEL. ADVERIENTIEN. De bevelvoering in ons leger. Ia een vroeger artikeltje in dit weekblad 1) wees ik er reeds op, dat ons leger te veel officieren heeft, dat er geen werk genoeg voor hen is, zoodat de energieken onder ken gaandeweg hun beroep gaan verfoeien. Welke denkbeelden moeten nu ten grpndelmg liggen aan eenïationeele bevel voering P Ten einde dit na te gaan, zij er aanstonds op gewezen, dat de taak van den beroeps officier een tweeledige is. Vooreerst is hij opleider van de militie, ten tweede is hij aanvoerder. Van een dikwijls niet gymnaatisch ontwikkelden jongeling, die nooit geleerd heeft zich te voegen in een groote organisatie, moet een bruikbaar soldaat warden gemaakt, iemand, die niet alleen beschikt over de noodige militair-technische vaardigheid, maar zich ook onderdeel voelt yan een groot geheel, een raadje van een ingewikkelde machinerie. Ten einde die taak naar behooren te verTallen, moet alzoo de beroeps-officier eigen schappen bezitten, die ook voor den gewonen onderwijzer vereischt worden, kalmte, be zadigdheid, opvoedkundige kracht, geduld, overreding enz. maar reeds tij lens de op leiding moet de milicien er zich gaandeweg aan gewennen aangevoerd te worden, zoodat dos de opleidende officier steeds meer als aanvoerder moet optreden, om na het einde ?van den opleidingstijd uitsluitend aanvoerder te zijn. Kwam er nooit meer een nieuwe lichting, dan bleef hij dus aanvoerder; omdat echter steeds weer nieuwe lichtingen in het leger treden, wisselt zijn werkkring TJOrtdurend af. Aan een aanvoerder nu worden gansch andere eischen gesteld dan aan een opleider; hy moet doortastend zijn, gezond verstand hebben en overwicht op zijn minderen. Hier uit blijkt dus, aan welke veelzijdige eischen een beroeps-officier moet voldoen. Tevens blijkt, dat men een zeer goed opleider kan zijn, maar daarbij een slecht aanvoerder en omgekeerd; de karaktereigenschappen voor beide functies komen betrekkelijk zelden voor in n persoon vereenigd, al kan dan ook, door ernstig streven daarnaar, veel worden aangeleerd. Nu heeft in ons leger tot dicht bij het einde der vorige eeuw als regel gegolden, dat op leiding en aanvoering bij dezelfde personen d.w.z. de beroeps-officieren moesten berusten, welke regel waarschijnlijk weer grondde op het feit, dat het vrijwilligers-contingent hoofdzaak, de militie slechts aanvulling was van het tekort aan vrijwilligers; toen dit stelsel feitelijk reeds geheel was losgelaten en ons leger nagenoeg geheel uit militie bestond, heette het officieel nog, dat de lotelingen alleen onder de wapenen moesten komen om de ontbrekende vrijwilligers te ver vangen. En thans, nu wij inderdaad een militieleger hebben, zijn er nog genoeg hoofdofficieren, die de vrijwilligers de kern van net leger achten in 't bizonder is dit het geval bij de huzaren en de genie. - In een vrijwilligersleger is het begrijpelijk, dat opleiding en aanvoering in n hand zyn; de officier, die zijn mannetjes heeft opgeleid, kent ze, weet ieders deugden en gebreken en is dus de aangewezen mam om ze aan te voeren, en omdat reeds in tijd van ?vrede evenveel of nagenoeg evenveel man schappen aanwezig zijn, als in tijd van oorlog, spreekt het vanzelf, dat men ook het noodiga aantal oorlogsofficieren reeds in vredestijd aanwezig heeft. Maar anders wordt het in een militie leger, zooals wütbans hebben. Als regel i* bij 01 s slechts n lichting ter opleiding onder de wapenen en men zou dus voldoende hebben aan het aantal officieren, noodig ter opleiding van die eene lichting. Zoodra dan in tijden van manoeuvres of oorlog de andere lichtingen onderde wapenen kwamen, zou men moeten beschikken over de noodige geschikte aanvoerders. Maar daarvoor heeft men geen beroeps-officieren noodig, die opleider en tevens aanvoerder z\jn, de oude lichtingen toch behoeven niet meer opgeleid, alleen aangevoerd te worden. Uit het begin van dit betoog bleek reeds, dat een alleen aanvoerder aan minder eischen te voldoen heeft, dan een opleider-aanvoerder. Door tastendheid, gezond verstand en moreel overwicht nu vindt men bij vele burgers, uit den aard der zaak het allereerst bij de intellectueelen uit alle klassen hun behoeft men dus slechts eenige militaire kennis bij te brengen, om geschikte aanvoerders te hebben. Schrijver dezes is optimistisch ge noeg om te meenen, dat ons volk wel zooveel burgers telt, geschikt om als aanvoerder op te treden, dat daarmee ons geheele leger op oorlogsvoet zou zijn te eucadreeren. Zooals boven reeds werd gezegd, heeft men zich in onze militaire beroepskringen slechts zeer langzaam kunnen gewennen aan het denkbeeld, dat ons leger van een vrijwilligers- een militieleger werd en nog is dit denkbeeld geen algemeen bezit, 't Lag daardoor voor de hand, dat men ook meende te moeten vasthouden aan den eiscb, dat opleiding en aanvoering in n hand waren. Dat men schoorvoetend ertoe overging ook geschikte burgers tot aanvoerders aan te stellen, geschiedde niet uit .beginsel, neen, omdat het bij de uitbreiding van het leger finantieel onmogelijk bleek een voldoend aantal beroeps-officierea te onderhouden. Zoo komt het, dat thans naast beroeps officieren burgers worden belast met leger aanvoering als zoodanig hebben wij tegenwoordig onze militie- en reserveofficieren. Deze burger-aanvoerders hebben hun practische bruikbaarheid reeds verscheidene jaren bewezen, zoodat men zou zeggen, dat men nu gerustelijk het stelsel consequent kon toepassen, om de opleiding van ons leger over te laten aan beroepsmannen en daarnaast deaanvoering aan verlofsofficieren. Maar zóó sterk is nog het conservatisme in onze weermacht, dat men daartoe nog niet duift overgaan. Liever laat men honderden beroeps-officieren lanterfanten, dan vertrouwen te stellen in hen, die dat vertrouwen verdienen. Er is ook nog wel een andere reden aan te geven dan conservatisme. De doorsnede bei oeps-officier is nu eenmaal in ons land een ander mensch, dan een ander Neder lander, hij voelt zich hooger, sluit "zich ongaarne b\j burgers aan, doet anders dan een gewoon mensch. Als men een pas aan komend tweede luitenant van normalen aanleg stil laat begaan, dan is hy een afwijkend type geworden tegen dat hij kapitein is. Wie zich normaal mecsch blijft gevoelen, verlaat de gelederen. Begrijpelijk is het, dat een dergelijke kaste niet gaarne gewone stervelingen ziet bekleed met de teekenen der waardigheid, die haarzelf aanhangen. In militaire kringen ziet men dan ook het instituut der verlofs officieren met Echeeve oogen aan. Toch zal men zich moeten gewennen aan het denk beeld, dat zonder twijfel de aanvoering steeds meer in handen van verlofs officieren zal komen. Men hoort wel eens als reden opgeven, waarom niet meer verlofs officieren worden aangesteld, dat men niet genoeg geschikte krachten kan krijgen. Inderdaad is daar iets van waar. De Nederlander, die lichamelijk en geestelijk geschikt is verlof s-officier te worden, ia daarvoor lang niet altijd te vinden. 2) Ten einde hierin verbetering te brengen, moet een middel worden aangewend, dat in het democratische Denemarken reeds lang met succes wordt toegepast het verlofs-officierschap moet als voorwaarde of aanbeveling worden gesteld voor het aanvaarden van menige openbare betrekking. Gaan de openbare besturen aldus voor, dan volgen particulieren weldra. Van dit stelsel zou niet alleen het leger, doch ook de maatschappij profiteeren. Thans zijn in vele betrekkingen mannen geplaatst, die wellicht goede examens deden, maar die van de inrichting van een groote organisatie als de maatschappij weinig of geen begrip hebben. Steeds beangst, dat hun macht niet genoeg zal worden erkend, terroriseeren zij hun ondergeschikten, alles terwille van het gezag". Anders zal dit worden, wanneer hun plaatsen worden ingenomen door menschen, die in een normaal denkend (d i. toekomstig) leger van onderen op allerlei rangen hebbun doorloopen, die weten, dat een soldaat even goed een werkend onderdeel der orga nisatie is, als een korporaal, een sergeant, enz. Van zulke menschen is ernstige samen werking te verwachten met hun minderen, zij weten, om het triviaal uit te drukken, wat ieder toekomt." Ook in Zwitserland werkt men in dezen geest. Het spreekt wel vanzelf, dat het dan gedaan zal zijn met een zich als kaste voelend officierskorp?, de dan nog overblijvende beroeps-officieren zullen zich hebben aan te passen aan de denk wijzen van ons volk. Omdat zij voldoende werk zullen hebben, en aan hooge eischen moeten voldoen, dienen zij ook behoorlijk bezoldigd te worden, zoodat de officiersrang voor een jongen van kleinen huize even goed zal zijn te bereiken (en te behouder, 1) Zie De Amsterdammer van 4 Sept jl. 2) Kaderplicht zal weinig helpen, omdat 't met onwillige honden nu eenmaal slecht tazenvangen is. wat thans niet het geval is), als voor den zoon van den bezitter. Eesumeerende is dus ons ideaal: opleiding van het leger door beroeps-, aanvoering door verlofs-officieren. Vanzelf komt men dan tot dezelfde oplossing voor de onder officieren. H. EVERWIJN. Het Hoofdbestuur. In het bekende artikel over het Hoofd bestuur van Posterijen en Telegrafie was sprake van een gewezêi» Kamerlid, die door den heer Pop mondeling" zou zijn om den tuin geleid. De schrijver van dat eerste artikel bood (en biedt nog altijd) vergeefs aan zich voor den rechter, naar aanleiding van deze beschuldiging te verantwoorden. Door een misverstand sprak ons weekblad echter over een gewezen" Kamerlid, zoo schrijft ons onze inzender. Het Kamerlid was, maar i s ook Kamerlid. En daar het even bedenkelijk is Kamerleden om den tuin te leiden als gewezen Kamerleden, zij het dan ook in het geheim" en mondeling", ware een uitspraak van den rechter zeker gewenscht, zoo niet vooreen reeds te geschokte reputatie, dan toch in het algemeen belang. KRONIEK. LIEFDE EX GELD. De Russisch-Duitsche toenadering heeft den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken eenige moeielijke oogènblikken ge kost. IIÜheeft op de tribune van de Kamer der Afgevaardigden natuurlyk gepoogd: de faire bonne mine a mauvais jeu" of, in ons eigen Hollandsoh gezegd: geglimlacht als een boer die kiespijn heeft." Hij zei nog zoowaar lieve woordjes over den Russischen ontrouwen vriend en bond genoot", die, na uit den Franschen spaar kous aan (men schat:) vijftien milliarden francs zich te hebben verzadigd, het aanlegt met dienzelfden buurman, tegen wien het met zooveel geestdrift beklonken Verbond (en dus de milliarden) juist gericht waren ! Geen wonder, dat Fransche harten zich verontrusten l Zij zien den dag tegemoet, dat Rusland, met al het Fransche geld in den buide], bondgenoot wordt van erfvijand Wilhtlm, en dat zij van de zoete Russische vriendschap niets overhouden dan de bittere herinnering. Wat hebben zij dan voor al hun geld ? Dan is Nederland gelukkiger l Millioenen en millioenen gaf zijn burgerij te leen aan dat verre land der edelste beschaving Rusland: maar het kreeg er dan ook wat tastbaars voor in de plaats! Een standbeeld van Peter den Groote in het liefelijke stadje Zaandam! De Fout van Martin a Kramers .... of de ongeneeselijke dwaling eener achtenswaardige Rotterdamsche", voegt, misschien, iemand er bij die op onze be doeling vooruitloopt en er een grapje van wil maken Toch zouden wij niet weten of, indien dit opschriftje eenigszins aan den titel van een komediestuk doet denken, de lezer iets kluchtigs dan wel iets droevigs te verwachten heeft. De fout van mejuffrouw Kramers, de volijverige propa gandiste van de vrouwenrechten, is nl. dat zij op het kritiek i punt waar de beweging die men den seksenstrijd noemt, die andere beweging snijdt, welke de klassenstrijd heet, de kluts is kwijt geraakt. Dit moet reeds jaren geleien gebeurd zijn, en thans verspilt zij haar groote toewijding en haar niet minder groote kennis van bijzonderheden. De krachtigste aktie voer algemeen vrou wenkiesrecht die ooit in ons land is ge voerd, wordt thans door de georganiseerde spciaaldemokratie ingeleid. Haar volkspetitionnement dat algemeen kiesrecht eischt voor mannen en voor vrouwen op voet van volkomen gelijkheid, is onderweg; de helft der aangesloten leden heeft zich voor de agitatie motr'el gemaakt; het moeten wel zeer afgelegen woningen zijn waar, over het gansche land, in het eerst volgende halfjaar de bewoners zich het stuk niet zien voorgelegd, dat algemeen en gelijk stemrecht eischt voor mannen en vrouwen. En mejuffrouw Kramers, in plaats van met de geestdrift waarvoor zij vatbaar is, deze zeldzame gelegenheid aan te grijpen om voor haar wenschen propaganda te hel pen maken op een wijze, die de krachten van haar eigen vereeniging zeer ver te boven gaat mejuffrouw Kramers weet i iets beters te doen dan een betrekkelijk onbeduidende kritiek uit te brengen op een geschrift van de petitionnementskommissie, waarin haar vergelijkenderwijs pot sierlijke vereeniging niet met de verschul digde achting bejegend zou zijn! Er is geen twijfel aan : De socialisten vormen op dit oogenblik de eenige partij bekwaam en genegen een machtige volksbeweging van welk punt ook van sociale hervorming of demokratische politiek te wekken en te leiden. Wie zich, buiten haar, voorstander noemt van den aan de orde gestelden maat regel, en nochtans zou weigeren de aktie van de socialisten te steunen, of, erger nog, haar willen dwarsboomen, toont dat zijn sympathie op haar best een waardelooze liefhebberij, mogelijk niet meer dan een misleidende fraze is Ziet gij kans, j uffrouw Kramers, en hoe de andere juffrou wen en mevrouwen mogen heeten die ons willen vertellen dat ze strijden voor de politieke vrijmaking van de vrouw, een tiende gedeelte van het getal handteekeningen op een petitie voor algemeen vrou wenkiesrecht byeen te brengen, waarvan de S. D. A. P. in September de lijst zal aanbieden in Den Haag ? Zyt ou bij machte voor het algemeen vrouwenkiesrecht tot in elk dorp van het land, en bijna op hetzelfde oogenblik, een werkzame agitatie te voeren ? Zoo niet, dan is uw kritiek op dit moment uitgebracht, een bewijs dat toen gij te kiezen hadt tusschen een grootsche, ernstige daad en een beuzelarij, güde beuzelarij gekozen hebt. Gij en alle georganiseerde burgerlijke vrouwen, die toen het bericht van het Volkspetitionnement van de S. D. A. P. tot uw doordrong, iets anders hebt gezegd, iets anders hebt gedaan, wat en om welke reden dan ook, dan het duidelijk en krach tig te verklaren : wij doen mee.... Nu de sociaaldemokratie op deze w\jze zich in dienst stelt van den strijd om het voor naamste van alle vrouwenrechten, nu hadt gij uw begeerte naar dat meest werkzame recht met de daad van uw steun moe ten bewijzen. Maar uw hervormingsijver evenals die van de mannen in uw klasse, berijdt, als het op daden aankomt, veeleer een stokpaardje dan een strijdros. Inplaats van daden van steun, geeft gij woorden van kritiek en welke kritiek! Den lezer van dit Weekblad, die de stukken van mej. Kramers in de beide voorgaande nummers heeft gezien, moet het verwonderd hebben dat een zoo representatieve vrouw als de schrijfster, in de dagen van het Petitionnement lust en gelegenheid heeft kunnen vinden ycor het pennen van zulke bagatellen. Dat is nu haar aandeel in dezo grootsche. manifestatie voor haar eigen program! ... * * Wat, nu, doet mejuffrouw Kramers en hare medestandstersde^e oppervlakkig beschouwd onverklaarbare houding aannemen;1 Waarom leggen zij eventueel bestaande ge- of ver schillen althans tijdelijk het zwijgen niet op ? Waarom ontvangt deze beweging voor Vrouweiikiesrecht niet haar onverdeelde goedkeuring en volle ondersteuning? Deze vragen, waarschijnlijk, zullen hare verontwaardiging nog doen toenemen. Güsocialisten zelf, zullen zij ons antwoorden, draagt allen schuld. Gij zijt het die het ons onmogelijk maakt. Gij zegt bij iedere gelegenheid de aktie van de burgerlijke vrouwen te wantrouwen. Gij aldm juti'r. Kramers in No. 1750 van de Amster dammer (bl. 5) gebruikt deze mooie aktie om onze zeer gehate rereeniging in 't voorbijgaan een duw te geven". Door u wor Jt de organisatie als de Ver. v. Vrouwen kiesrecht tegengewerkt en zwart gemaakt". Gij vtrwijt ons geheel ten onrechte dat wij een dameskiesrecht voorstaan ons, strijdsters voor het vrouwenkiesrecht los van alle partybedpeljngen". Ziehier hare grieven. Tegen beter weten in, onze taktiek eischt dat nu eenmaal, stellen wij het streven van de burgerlijke vrouwen verkeerd voor. Wij zjjn op dat punt onverbeterlijk. Men leest niet wat de vereeniging publiceert, wil niet hooren wat er namens die vereeniging gesproken of verklaard wordt, maar des ondanks weet men toch beter dan de leden, beter dan het bestuur, wat de Ver. van Vrouwen kiesrecht is en wat zij wil. En dat is in het onderhavige geval het bestaande kies recht volgens de wet Van Houten, maar uitgebreid tot de vrouwen. En wat wij nu zeggen of niet zeggen, de sociaaldemokraten blijven er bij, dat onze vereeniging voor beperkt vrouwenkiesrecht strijdt.1' Ja, juffrouw Kramers, is ons antwoord, daar blijven wij bij. Niet, echter, ondanks wat gij zegt of niet zegt". Maar omdat gij, zoo gij althans zult verkiezen te ant woorden op onze vraag, zelf zult zeggen dat het zoo is. Wij vragen u dan: indien morgen een wetsontwerp werd in gediend dat (men neme de mogelijkheid eens aan) vrouwenkiesrecht op grondslag van de wet Van Houten voorstelde zoudt gij dat ontwerp steunen, ja of neen? Zegt gij XEEN - dan zullen alle sociaal demokraten hun ongelijk tegenover u be kennen. Zegt gij .IA en gij zult, onderstellen wij en alle sociaaldemokraten met ons, rja" zeggen dan is het aan u om uw ongelijk tegenover ons te erkennen. Maar gij zult enkel ja" zeggen, zonder uw ongelijk te erkennen en uw fout is, dat gij niet begrijpt waarom gij in dit geval ongelijk tegenover ons hebt. Uw fout is, dat gij niet begrijpt waarom wij terecht u nahouden, en daarbij tot nadere verklaring uwerzijds zullen blijven, dat gij ijvert voor dames-kiesrecht, voor een beperkt vrouwenkiesrecht. Uw fout is, dat gij anders zegt te doen dan gij in werkelijkheid doet. Uw fout is, dat güniet weet wat gij doet. * * * De leidsters der Vereeniiing voor Vrou wenkiesrecht zullen zich aldus verantwoor den. Wij zouden ongetwijfeld elke uitbrei ding van het eerste politieke recht tot de leden van onze sekse aanvaarden. Maar dit niet als een blij venden toestand. Wij zün voor algemeen vrouwenkiesrecht. Wij gevoelen de noodzakelijkheid, om ook aan de vrouwen uit de arbeidersklasse het kiesrecht te geven. Wij zullen dus blijven strijden tot het ook in baar handen is. Een dameskiesrecht" is derhalve ors doelm'<£ Nooit is dat do»r ons beweerd. Wij hebben steeds het tegendeel betoogd. Wij nemen een beperkt kiesrecht slechts aan als een begin, als een eerste stap om eindelijk ook onze achtergestelde sekse te brengen tot staatkundige en maatschappelijke mondighe:d. Dat kunt en moet gij, sociaaldemo kraten, weten. Maar in weerwil daarvan houdt gij vol, omdat wij niet uitsluitend, zooals gü, staande op uw klassestandpunt meent verplicht te zijn, voor algemeen vrouwenkiesrecht strijden, dat wij, burgerlÜke vrouwen, onvertrouwbare mede-, of eigenlijk tegenstandsters zijn Aan de goede trouw va n die zoo spreken, mogen wij niet twijfelen. Des te meer man keert het, meenen we, aan hun inzicht. De verklaring dat een partieele toekenning van het kiesrecht vele, mogelijk wel alle leid sters der burgerlijke vrouwenbeweging niet zou bevredigen, nemen wügaarne aan. Neen, zij ijveren niet in beginsel voor het dameskiesrecht. Maar dit is de kwestie niet. De kwestie is niet met welke bedoelingen het beperkte vrouwenkiesrecht, het kies recht voor de vrouwen uit de bezittende klasse, wordt gevraagd of zou worden aan vaard de kwestie is welke uitwerking van de invoering van een zoodanig kiesrecht te verwachten zou zijn. Dit zijn wie zou het willen ontkennen ? twee zeer ver schillende dingen. Het eene is het oogmerk, het andere de uitkomst. En wat hebben we aan voornemens, wanneer het resultaat anders valt ? De fout der burgerlijke vrouwen is dat zij dit niet begrijpen. Zij begrijpen niet het groote onderscheid dat in de werkelijk heid zou bestaan tusschen hetgeen zij zich voorstellen te bereiken met beperkt vrouwen kiesrecht en hetgeen daarmee bereikt zou worden. Zij bf grijpen niet dat de toekenning van een beperkt vrouwenkiesrecht de invoer ing van algemnn kiesrecht zon belemmert n. Zij begrüpen niet dat zij wel kunnen spreken over een begin en een afbetaling en een overgang maar dat er geen enkele reden is om te onderstellen dat in werkelijkheid de genomen maatregel zou blijken een en ander te zijn. Zij begrijpen niet dat de massa van de burgerlijke vrouwen geen enkele reden zou hebben om de door de leidsters van het oogenblik uitgesproken verwachtingen natekomer. Zij begiijpen niet dat de burgerlijke vrouwen hun nieuw gewonnen stembi'jet op dezelfde wijze trgeti de arbeiders en arbeidsters zullen gebruiken als de mannen uit hun klasse,dat steeds hebben gedaan. Zij begrijpen niet waarom ieder die niet ui'txlui'end voor algemeen vrouwenkiesrecht yvert, die, met welke be doeling dan ook, een dameskiesrecht zou aanvaarden, ten slotte de reaktie dient. En daarom begrijpen zij ook niet, dat hun be reidwilligheid om elke uitbreiding te aan vaarden, hen maakt tot zeer onbetrouwbare bondgenooten in den s'rijd voor algemeen kiesrecht. *** Waarom, eindelijk, begrijpen zij dat niet? Juffrouw Kramers heeft het in haar eerste artikel gezegd : Wij zeggen het duidelijk: wij strijden niet den klassenstrijd, alleen een politieken seksenstrijd".Duidelijk genoeg gezegd, inderdaad, maar hoogst duister en verward gedacht. Men heeft het nu eenmaal niet voor het kiezen wat en hoe men strijden zal, indien men wil strijden. Gij strijdt niet den klassenstrijd. Gij strijdt een seksenstrijd. Zoo denkt gij, zoo denken de meeste burger lijke vrouwen. Maar de klassenstrijd laat zich niet wegdenken. Gij kunt wel niet denken aan den klassenstrijd, doch dan laat gij, zooah hier blijkt, de meest wezenlijke ea de baheerschende maatschappelijke tegen stelling uit uw gedachten. En dan zal uw donken tot verkeerde uitkomsten leiden, dan denkt gij averechts. Dit blijkt hier. Want gij hebt, enkel maar de seksentegenstelling bedenkende, uit het oog verloren dat ook uw sekse gesplitst is in twee... klassen: de kapitalistische en de proletari sche. Güspreekt van de vrouwen" alsof zij niet slechts n geslacht maar ook n klasse vormden. Daarom hebt gij niet bndacht dat door aan de kapitalistische vrou wen het stembüjst te geven zeker, in uw voorstelling enkel als een begin de proletarische vrouwen in werkelijkheid zoo veel te verder van de stembus worden ge drongen. Gij hebt dit niet bedacht. Gij hebt daarom niet begrepen wat de sociaaldemokratie tegen uw akt e heeft. Dit is de fout niet allén van Mej. M. Kramers. F. v. D GOES. EDGAR ALLEN POE, Tien Vertellingen. Vertaling F. A. ANKEESMIT. Inleiding F. van Boover. Mpij. voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam, z. j. Zie hier een bijzonder aardig uitgaaf j e van de Wereldbibl'othetk dat den raam en let werk van Edgar Poe, in een blijkbaar ver zorgde vertaling, brengen zal aan velen, die het tot neg toe enkel in surrogaten genoten De inleider, Henri van Booven, noemt eenigen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl