De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 12 februari pagina 1

12 februari 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

P, 1755 DE AMSTBEDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD YOOK NEDERLAND redacti© -VSLTL Dit nmnmer bevat een bijvoeesel. H. F. L. WXEISSIÜTQ-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ,. 0.12'/2 Zondag 12 Februari Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertenliën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0/25 . 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN-VERRE EN VAN NAJBIJ: PaleisStadbuip. Het door de Nederlandsche Regeer in g bevoordeelen van een bepaald Sanatorium voor lonelijderg. Kroniek. Hoagoche Brieven. XVI, door Jan Bramgen. Ben nieuw dekreet, (Ingez.) door M. i. G. Koyper». PKUILLJBTOK: Twee verhalen. (Viïje navolging van Boccaccio), door M. J. Wg. CUN8T EN LETTEREN: Als de Sennah's bloeien, door mevr. E. OverduijnHegltgers, beoordeeld door J. Evertp. INGEZONDEN. BERICHTEN. VROUWENRDBRIEE: Af b. van Enny Vreede als Jnlia in Romeo en Jolia." In de mod der der wereldstad, door Olive Cbr. Malvery, beoordeeld door Ida Hev'ermane. Portret ?van Anna Rogstad. ALLERLEI, door Aflegra UIT DE NATUUR, door E. Hei?UM. Van Bet je Wolff en Aaftje Deken, m«t af b., door J. H. Rössing. In memo riam prof. P. Dapont, door prof. A.'J. der Kindei er. Bellincioni te Weenen,door Frans MrJDsaer. Een archief kwestie, door dr. H. E. van Gelder. Tolstoi als critica*, door Georg Brandeg. Cb. R. Konveld f, met portret. Een Huwelijk ia de Pe-e, met af b., door Van den Eeckhout. Caarivari. PTNANOIEELE EN OECONO MI8CHE KROS'EK. door V. i M. en V. d. 8. INGEZONDEN. Brieven van O >m Jodocu*. Het draaiorgel. SCHAAK SPEL. DAURUBRIEK. ADVERTEN TIËN. iiiHlliiiiiimi Paleis-Stadhuis. Zooals men weet, heeft de Amsterdamsche Burgemeester in antwoord op hem gestelde vragen te kennen ge geven, dat aan de quaestie Paleis-Stadhuis juridische bezwaren vastzitten. En toen hij geprest werd iets te zeggen, dat waarschijnlijker klieken mocht, heeft 4e heer Roëll als de Pythia uit de oude geschiedenis een antwoord georakeld van velerlei en dus waarschijnlijk wel gener lei beteekenis. Het antwoord is negatief", zeide hij. Het is nu toch wel jammer dat men zoo spelen gaat, als de kat met de muis, met de publieke opinie en het publieke geduld. Wij zijn in Nederland allen lammetjes, van boter zoo zacht, en er zijn woorden, die op ons werken als tooverf rmules, maar de zaak van het PaleisRaadhuis lijkt ons allen langzamerhand zóó glashelder, als iets helder kan -wezen, en zonder eenigen hinderpaal, die terecht hinderpaal mag zijn. Een verwonderde vraag: Waarop wachten wij eigenlijk", ligt nu op veler lippen. Het is toch geenszins de quaes tie in het Paleis binnen te trekken, als ware dit kostelijk gemeente-eigendom (in eene periode dat men er in Amsterdam geen weg mee wist) niet aan de voor ouders der Koningin in tijdelijk bruikleen afgestaan voor de enkele dagen van hun verblijf alhier, het geldt slechts het over brengen in gepasten vorm, en officieel, van de gevestigde meening derAmsterdamsche Burgerij en van den Amsterdamschen Gemeenteraad ea van duizen den in heel het land, die voelen voor de landshistorie. Daar is noch moed, noch overmoed, noch iets anders van eenig belang voor noodig, zeggen de eenvoudigen. Het zou toch al zeer slecht passen, indien een Burger-Vader wachtte met het ten uitvoer brengen van zijn in deze zoo voor de hand liggende taak, totdat hij al te zeer werd aangemaand. Wij zullen daaraan dan ook niet zoo maar meedoen. Misschien kan het nog eens zijn nut hebben hier vast te stellen, dat het Hof zelf niet zeer op het Gebouw van Van Campen gesteld is. Het is er slecht ge huisvest ! Het geschiedde, meenen wij, in de N. It. Ci., dat hierover van bevoegde zijde berichten inkwamen: armoed was het, schreef men, in de kleine vertrekken der tweede verdieping voor de aan ruimte en comfort gewende hovelingen en konink lijke gasten. Teekenend is in dit verband, dat de Koningin (overigens op de meeet welwillende wijze) aan de in deze verbon den Letterkundigen, Bouwkunstenaars en ledenvan Amstelodamum den toegang tot de niet steeds publieke vertrekken der eerste tage niet verleende. Dit moet, zooals wij zeiden, gebeurd zijn uit de overweging, dat die vertrekken niet in staat zouden zijn den koninklijken indruk, welke de benedenzalen schenken, te blij ven wekken. Het Raadhuis is voor Paleis niet geschikt. Het zijn juist allén die benedenzalen, welke, voor recepties, ge igend zijn, en die men ook later telken jare, bij de komst der Koningin, in het dan niet meer doode, maar door veel bedrijvigheid levende Raadhuis, op een mede daardoor levendiger Dam, in gereed heid wenscht te brengen voor hetzelfde doel van ontvangst. Dat men wellicht te zeer en zonder reden een in deze quaestie neutraal zich gevoelend Hof naar de oogen meent te moeten zien,kan verder blij ken uit het bericht over de Schepenzaal. Gelijk be kend is, wordt deze zaal gedurende de zeven dagen van het koninklijk verblijf in de hoofdstad als troonzaal gebezigd. Sinds de Oranjes het groote, tijdelijk verlaten Stadhuis voor eigen gebruik provisoir lieten inrichten, bedekten de draperieën van den troonhemel een schilderij van Ferdinand Bal: Mozes afdalend met de tafelen der Wet". Wrj hoorden, dat hét met toestemming der Koningin thans ontmantelde" schilderij een uitstekend stuk werk is. Dat in deze dagen, nu op het herstel van den ouden toestand van Van Ca m pens Raadhuis aller oogen gericht zijn, zulk een wegneming vanwege het Hof wordt goed gekeurd, moge in zijne welkome beteekenis worden begrepen door wie dralen. Wij zijn vast overtuigd, dat een op rechte en aarzellooze houding het sedert Alberdingk Thym reeds met zooveel hartelijkheid gewenschte Stadhuis voor Amsterdam zal doen her-krijgen. Er is hier voor een hooggeplaatste in onze stad roem te winnen zonder levensgevaar! Het door de Nederlandsche Regeering bevoordeelen van een bepaald Sanatorium voor longlijders. Men schrijft ons: Het is een publiek geheim, dat Neder landsche Sanatoria voor longlijders er, uit een finantieel oogpunt, niet bijzonder Sunstig voor staan. Inzonderheid moet it het geval wezen met het Sanatorium Oranje Nassau s Oord". Deze inrichting is voor Nederland op veel te grooten en weelderigen voet op touw gezet. Daarbij kwam nog gebrekkig en onoordeelkundig toezicht, slecht beheer en afneming van den toeloop van pitiënten. De illusie dat deze stichting een VOLKSinrichting" zou worden, vervloog reeds spoedig na de instelling. Bekend als het is, dat de naam van H. M. de Koningin Moeder zeer nauw aan deze inrichting is verbonden en dat haar Eerste Hoveling zich het lot daar van bijzonder aantrekt, was het niet te verwonderen, dat in de eerste jaren na de oprichting de deficitten gedekt konden worden met het geld, dat op allerlei manieren verkregen werd. De voornaamste bronnen van inkom sten zijn langzamerhand uitgedroogd. Anders toch zou de Hooge Protectrice niet goedgevonden hebben, dat geïnspi reerd was geworden op een door den Minister van Binnsnlandsche Zaken, de zer dagen uitgevaardigde Aanschrijving, waaromtrent de Haagsche correspondent van de St." schrijft: Naar ik verneem, heeft de minister van binnenlandsche zaken tot zijn ambt gen ooten een schrijven gericht inzake Oranje Nassau's Oord, in welk schrijven het o.a. ongeveer aldus heet: De inrich ting beantwoordde eerst geheel aan het doel, waartoe ze werd opgericht. Zij ver kreeg later, door niet al te gelukkig beheer, een minder goeden naam, ten gevolge waarvan het aantal patiënten aanmerkelijk verminderde De 1ste geneesheer-directeur werd in middels door een ander vervangen. Het beheer is thans weer in goede handen. L'eze instelling voor het Nederlandsche volk mag thans aanspraak maken op den moreelen steun der regeering, die er krachtig toe zal bijdragen om het Sana torium weer tot vollen bloei te doen geraken, p'we Excellentie wordt daarom uitgenoodigd, zooveel mogelijk te bevor deren, dat lijders aan tuberculose, die voor rekening of met steun Uwer Exc. Departement worden verpleegd, voortaan in Oranje Nassau's Oord worden opge nomen." Onbegrijpelijk schijnt het ons toe, dat Minister Heemskerk zich tot zoodanigen maatregel heeft kunnen laten verlokken, overtuigd toch als hij moest zijn, dat een ieder zou doorzien dat hier hoog? in vloeden in 't spel zijn, dat hij als Minister zijn gezag misbruikte om een bepaald Sanatorium te bevoordeelen en zoodoende groote ontevredenheid te weeg bracht. Er bestond voor de Nederlandsche Regeering behalve het ter wille zijn van de betrokken hooge Protectrice geen reden om het Sanatorium Oranje Nassau's Oord" bijzonderen moreelen en daarenboven geldelijken steun in den vorm van de gelden voor Ilijks patiënten uit te geven te verleenen. Ook het verleden der inrichting kan daartoe geen aanleiding geven. De Regeericg had zich moeten blij ven bepalen tot het geven van subsidiën aan de Sanatoria en dat zonder aanzien des persoons. Op de Staatsbegrooting voor 1911 ii het bedrag van ? H'5,000 voor subsidiën ter bestrijding van de tuber culose uitgetrokken. Wij hebben gemeend in het algemeen belang de onderwerpelrjke Regeeringshandelingen te moeten bespreken. Nu hoort men wel verluiden, dat de be doelde Aanschrijving" eigenlijk niet voor algemeece openbaarmaking was be stemd, doch dit doet niets ter zake af. Naar ons wil toeschijnen zou ze er nog veel erger door geworden zijn. KBONIEK. VERSCHIL VA.N STAND. Twee weken geleden kon men in de dag bladen het volgende lezen. Voor de 4de kamer der Amsterdamsche rechtbank waren verschenen twee Utrechtsche studenten, die in brooddronkenheid (en tevens dronkenheid) met hun stokken op de hoofden van eenvoudige Kroon''-bezoekers getuigd had den van hunne* maatschappelijke opinies Zij riepen, wegrijdende, tot de voorbijgangers: we hebben daar een paar joden flink afge ranseld! Deze manier van optreden, die precies past in het karakter van Russische garde-officieren (berucht om hun beperkt verstand,hun drinken en hun eigen waan) werd (nadat de zeer plausibele eisch geluil had: 7 dagen gevangenisstraf) door de rechtbank gestraft met 50 gulden boete. Tenminste wat den voornaamsten delirquent betreft; een om 50 gulden niet verlegen Jhr. A. C. A. S," nota bene op't gebied van straat schandaal en mishandeling een recidivist! Lees daartegenover wat kort geleden, ergens in het Noorden, een gewoon bur german beleefde. Stfik onder invloed van den drank, zei hij hardop in een gelagkamer een (zeer ruw) woord aan het adres van de Koningin-Moeder. In een gelagkamer onder dronken lieden kan ruw worden ge zwetst. Een Burgemeester, die streng is op het sluitingsuur, kan men een beest" noemen, een alleszins eervol ontvanger, die men van zyn goede geld moet geven, weer wat anders. Deze man gebruikte voor de variatie in zijn dronken kop op een gewis ongeëigend oogenblikhet woord varken". Veroordeeld tot drie maanden ge vangenisstraf. Nergens lazen wij dat de man een recidivist was. Haagsche Brieven. XVI. In het hartje onzer stad, begrensd door Spuistraat, Spui, Turfmarkt, Nieuwmarkt en Kleine Houtstraat, ligt een buurtje, zoo als elke middelgroote stad er minstens n bezit. Het bestaat uit een paar nauwe straten, uitkopende op een soort van plein. De huizen, oud, verweerd en smerig, staan er tegen elkaar gepakt alsof ze steun zochten tegen het steeds verdergaande verval. Uit de zwarte ramengaten grijnst troostelooze misère. Soms stoo' uw voet tegen een vuil nishoop, soms ook struikelt gij over een gat in het plaveisel. Bij dag komt ge er nauwelijks iemand tegen. Een enkele karrevoerder sjokt er achter zijn kar, een enkel verwaarloosd kind, ziekelijk bleek, en met liolkijkende oogen in het te groote hoofd, drei.telt er lusteloos heen en weer. Maar 's avonds begint het te leven ach ter de vale gordijnen der donkere ramen: en dan is ook de straat bevolkt met obscure mannen en vrouwen, wier uiterlijk onmid dellijk de klasse van menschen verraadt, waartoe zij behooren. Want we zijn hier in een omgeving van degeneratie en prostitutie. Niet van de haute prostitution" die de groote hotels bevolkt, en die auto's en villa's tot hare beschikking heeft. Niet ook van de prostitutie der deftige" bordeelen, noch die der opzichtig-modieus gekleede deernen der groote winkelstraat. Maar hier zijn we op een marktplaats van zingenot, waar het materiaal voor dit genot van zeer gering gehalte is en dan ook niet heel hoog staat geprijsd. Men vindt hier de niet meer jonge, door drank en kommer afgetakelde vrouwen, op wier vergeeld gelaat, een dikke laag poeder en roode verf ternauwernood in staat is de rimpels te verbergen: arme beklagenswaar dige stakkers, achter hun stereotypen beroepsglimlach de ellende verbergend van hun wanhopig bedrijf. /ij zitten voor de ramen van de onoogelijke, verweerde huizen, of zwerven op straat, op jacht naar een argeloos voorbijganger. En op straat zwerven ook hun exploiteurs, de verdorven, verdierlijkte mannen, uit alle maatschappelijke klassen en kringen gerecruteerd; echte slavenhandelaars, wier hebzucht wordt geëvenaard door hun wreed heid. De prostitutie heeft hier bijna alles ver loren van haar uiterlijke praal en glans. In deze buurt nu wil het dagelijksch bestuur onzer gemeente groote dinuen gaan doen. Het wil er de oude verweerde huizen doen afbreken en op de aldus gezuiverde plek een nieuw stadhuis oprichten. Dit stadhuis zou dan liggen bij den nieuwen verkeersweg, die gepiojecteerd ia, evenwijdig met de Spuistraat, en waar ik vroeger reeda van sprak. Men zou dan de binnenstad hebben bevrijd van een buurt, die haar niet tot eere strekte, en tevens zou dan het nieuwe stadhuis meer komen te liggen in het centrum. Dit is stellig een niet te onderschatten voordeel. Niet nataurhjt om de doopB»ïr& zielen verkondigde verwachting dat door het amoveeren van het beruchte buurtje, ook de prostitutie in de stad zou vermin deren. Ieder weet dat in een dergelijk geval de prostitutie zich slechts verplaatst. Wordt zij verdreven uit een centrum, waar zij zich van oudsher heeft geconcentreerd, dan ver spreidt zij zich gewoonlijk over de buitenbuurten. Het is nog altijd de vraag of zirlk een verspreid en verborgen voortwoekeren over een groote oppervlakte te verkiezen is boven de opeenhooping in een betrekkelijk kleine, gemakkelijk te controleeren ruimte. Maar dat daargelaten. Het nieuwe plan van Burgemeester en Wethouders geeft stellig, zooals hierboven werd opgemerkt, in verscheidene cy zichten een goede oplossing van de stadhuiskwestie, waaraan wij hier nu al zoo lang laboreeren. Toch vindt het plan, naar verluidt, taaien en heftigen tegenstand bij een deel van onzen gemeenteraad. De reden? Och natuurlijk weerde grondspeculatie Reeds vele jaren lang hebben kongsies" van bouwspeculanten de huizen aangekocht, die naar hun meening in de toekomst in aanmerking zouden komen voor onteigening ten beboete der steeds dringender noodig geworden verruiming der binnenstad. En wanneer nu deze ver ruiming ten slotte plaats heeft in een andere richting dan die waarop zij bij hun huizen-aaukoop speculeerden, dan worden zij felle opposanten, en bestrijden zij de desbetreffende vooretellen terwille van het algemeen belang". Een ander plan van ons dagelijksch be stuur, dat thans reeds door den gemeente raad is geaccepteerd, bad bij de openbare behandeling eveneens tegenstand onder vonden van verschillende zijden. Maar hier was de oppositie niet voortgekomen uit redenen van eigenbelang, docb uitsluitend uit motieven, ontleend aan de zaak zelve. Het Betrof hier de indienststelling van het oudeen in ergen staat van verval verkeerende gebouw, waarin vroeger het krank zinnigengesticht was gevestigd, voor op neming van patiënten, die in het stedelijk ziekenhuis geen plaats kunnen vinden. Reeds jaren lang bestaat de treurige en onze stad onwaardige* toestand, dat het Ziekenhuis overvuld is, en dat telkens pa tiënten moeten worden geweigerd uit gebrek aan plaatsruimte. Ea als dit reeds in nor male omstandigheden het geval is, wat zal er dan niet gebeuren, wanneer er eens onverhoopt een epidemie cholera en pest gaan ons werelddeel boe langer hoe ernstieer bedreigen mocht uitbreken l Men huivert bij de gedachte aan zulk een mogelijkheid; en men voelt zich dan niet al te vriendelijk gestamd jegens hen, wier lichtzinnigheid dezen toestand zoo lang bestendigd heeft. Thans zal men <^an, zooals gezegd, het oude krankzinnigengesticht weer in bewoonbaren staat gaan brengen om er de onver mogende patiënten uit het Ziekenhuis te kunnen onderbrengen. Er werd een krediet van honderdduiz-nd gulden voor aange vraagd ; en dit is door den gemeenteraad ook toegestaan, hoewel waarschijnlijk: niemand er een oogenblik aan twijfelde dat er later misschien nog een even groote som zal noodig zijn, voordat het doel zou zijn bereikt. De geldkwestie was hier echter de hoofd zaak niet. Er is een nieuw ziekenhuis noodig en de Hagenaars zijn verplicht zich de daar voor noodige geldelijke opofferingen te ge troosten. Maar de zaak is juist, dat men, inplaats van door den zuren appel heen te bijten en een Hink nieuw gebouw te stichten, dat aan alle eischen voldoet, zich wil be helpen met het opkalefateren van een oud en wrakkig gebouw, dat in een van de drukste en meest onfrissche wijken van de oude stad is gelegen; een gebouw, waar de zieken zullen hebben te lijden zoowel van het geraas der straatdrukte als van de vieze atmospheer. Kn het mag bovendien worden gevraagd of het verstandig i?, een ziekenhuis te plaatsen in een'der dichtstbevolkte, misschien wel de dichtstbevolkte armenwijk der stad. Het plan is van de zijde van burgemeester en wethouders verdedigd met het argument, dat het maar een voorloopige maatregel is, en dat men wel degelijk een nieuw zieken huis wilde bouwen, later. Maar ieder die geen vreemdeling in ons Jeruzalem is, weet zeer goed, dat dit nieuwe ziekenhuis alleen kans heeft er te komen wanneer ook het thans gereed te maken krankzinnigen gesticht op zijn beurt weer te klein/al zijn geworden. Maar genoeg van deze zaken van ge meentelijken aard. Ik had thans nog gaarne met eenige geestdrift willen schrijven over de hulde, die de vorige week hier ter stede aan Bouw meester werd gebracht. Maar dit is mij helaas niet mogelijk. Ken schouwburgzaal die niet eens geheel bezet was, een luttel aantal kransen, een paar gelegenheidsspeeches op het tooneel daarmede heeft deze grootste tooneel speler, die drie geslachten lang zijn volk onder de macht van zijn genie heeft; gehad, het moeten doen. O zeker, er was naderhand nog een soort van fakkeloptocht die hem een serenade ging brengen aan zijn hotel. En stellig zal onder de menigte die naar de serenade ging kijken, wel menigeen zijn geweest die uit een drang van oprechte yereering was gekomen. Maar even zeker is het, dat de meesten er heen zullen z\jn gegaan, zooals zij overal heen gaan waar iets te doen" ig. Neen, de» Haag ia geen stad... om iemand als Bouwmeester te huldigen op zijner waardige wijze. Daartoe mist deze «tad, onder de groote massa harer bevolking onder de beschaafde jeugd vooral te zeer den zin voor het heroïsch hartstochtelijke, voor de plastiek-in-grooten-stijl, datBjuwmeestersspel tot zulk een wondere kunst uiting heeft gemaakt. Zal ik dan, nu ik na deze Haagsche hulde" aan Bouwmeester hier geen opge wekt verslag heb kunnen geven, dit wél kunnen doen van een andere betooging, die ditmaal geen artistiek, doch een poli tiek" doel betrof, ik bedoel van de kiesrechtbetooging der liberale Unie? Och, de zaal was hier wél vol, het doel was voor treffelijk, en de sprekers waren allen be kwame politieke redenaars. Maar al wat zij zeiden was al zoo oud, en zoo dikwijls gezegd! En vooral men voelde zóó, dat al hun geestdrift en al hun overtuigende argumenten het resultaat waren van een machtige beweging, die niet door hen ge creëerd of geleid werd, maar waardoor zy zei ven werden geleid en gestuwd! Intusschen het feit zelf van het houden dezer bijeen komst is een teeken des tijde, aan de eigen aardige beteekenis waarvan ik hier aller minst te kort wensch te doen. JAN BRAMSEN. Een nieuw dekreet. (Ingezonden). Den 18 November verscheen een nieuw pauselijk dekreet, waarin voor de geeste lijkheid het oude verbod van deel te temen aan handelszaken en finantieele onder nemingen nogmaals werd vernieuwd en haar zelfs het vervullen van bestuurcfuncties in de leenbanken enzoovoons onder zware straffen verboden werd. Uit dit dekreet blijkt opnieuw, hoe juist mijn standpunt was, toen ik herhaaldelijk waarschuwde tegen overdreven clericale invloeden en inmenging op economisch en politiek terrein. Maar voor vrije woorden, ook als zij op bronnenstudie van de katholieke beginselen beruste», is in onze clerikale pers geen plaats, daar onder de heerschende omstandig heden het hoogste gezag in zaken van geloof en zeden er maar al te vaak, zooals bijvoorbeeld ook te Deventer, in handen van kruideniers en deurwaarders is geraakt. De inmenging der geestelijkheid ia zaken van wereldschen aard is vooral in de Zui delijke bisdommen van ons land veel te erg geworden. Dit wordt ook door het katholieke volk vrij algemeen ingezien, toch werd reeds geschreven, dat het nieuwe dekreet vooral betrekking had op Italië. Meer dan ergens anders ter wereld hebben evenwel in onze zuidelijke provincies de Kerkmeesters redenen om hun patroonsfeest met Onnoozele Kinderen te vieren. Het bouwen van menige noodeloos dure kerk en pastorie was het gevolg hiervan. Drukkende schulden maakten soms, dat het geld voor de armen bestemd, moest dienen om de interesten aan de rijken te betalen, dat hier en daar de prijs der zit plaatsen schromelijk moest worden opge dreven en dat de armen daarbij in een tochtig hoekje geraakten. Soortgelykedwaasheden werden bij het bouwen van gestichten en vereenigingslokalen begaan en in het algemeen was hiervan het drijven van den een of anderen al te ijverigen priester dj oorzaak, die om met den Paus te spreken opgevoed tot eene positie hooger dan de tijdelijke dingen" van geldszaken weinig verstand had. De praatjes, die er omtrent de handels zaken onzer Nederlandsche kloosters rondloopen (men meent soms in eiken Roomschen manufacturist den zetbaas van het een of ander klooster te zien) zijn voor 99 procent onzin, maar toch hier en daar gebeuren er dingen, die niet in overeenstemming zijn met de kerkelijke wetten. Fransche monniken brachten hunne handelszaken, die in hun land den afkeer ook van godsdienstige menschen hadden opgewekt en daardoor niet weinig tot de zoo onrechtvaardige en heillooze klooster vervolging bijdroegen, over onze grenzen. 't Is waar de Karthuizer», die hun jenever voor deftige menschen in alle bladen ad verteeren, zijn naar Spanje gegaan, maar tot het verdringen der tamelijk onschuldige Noordbrabantsche bieren door zwaardere wordt door de groote bierfabriek der trappisten te Tilburg niet weinig bijgedragen. Toen in 't vorig jaar bij 't bekende schandaal bleek, hos de abt aldaar door het er op los bouwen van esn monumentaal klooster en eene prachtige fabriek in groote moeilijkheden was geraakt, heb ik tevergeefs

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl