Historisch Archief 1877-1940
P, 1755
DE AMSTBEDAMMER
A°. 1911
WEEKBLAD YOOK NEDERLAND
redacti© -VSLTL
Dit nmnmer bevat een bijvoeesel.
H. F. L. WXEISSIÜTQ-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ,. 0.12'/2
Zondag 12 Februari
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertenliën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0/25
. 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN-VERRE EN VAN NAJBIJ:
PaleisStadbuip. Het door de Nederlandsche
Regeer in g bevoordeelen van een bepaald
Sanatorium voor lonelijderg. Kroniek.
Hoagoche Brieven. XVI, door Jan Bramgen.
Ben nieuw dekreet, (Ingez.) door M. i. G.
Koyper». PKUILLJBTOK: Twee verhalen.
(Viïje navolging van Boccaccio), door M. J.
Wg. CUN8T EN LETTEREN: Als de
Sennah's bloeien, door mevr. E.
OverduijnHegltgers, beoordeeld door J. Evertp.
INGEZONDEN. BERICHTEN.
VROUWENRDBRIEE: Af b. van Enny Vreede als
Jnlia in Romeo en Jolia." In de mod
der der wereldstad, door Olive Cbr. Malvery,
beoordeeld door Ida Hev'ermane. Portret
?van Anna Rogstad. ALLERLEI, door
Aflegra UIT DE NATUUR, door E.
Hei?UM. Van Bet je Wolff en Aaftje Deken,
m«t af b., door J. H. Rössing. In memo
riam prof. P. Dapont, door prof. A.'J. der
Kindei er. Bellincioni te Weenen,door Frans
MrJDsaer. Een archief kwestie, door dr.
H. E. van Gelder. Tolstoi als critica*,
door Georg Brandeg. Cb. R. Konveld f,
met portret. Een Huwelijk ia de Pe-e,
met af b., door Van den Eeckhout.
Caarivari. PTNANOIEELE EN OECONO
MI8CHE KROS'EK. door V. i M. en V.
d. 8. INGEZONDEN. Brieven van
O >m Jodocu*. Het draaiorgel. SCHAAK
SPEL. DAURUBRIEK. ADVERTEN
TIËN.
iiiHlliiiiiimi
Paleis-Stadhuis.
Zooals men weet, heeft de
Amsterdamsche Burgemeester in antwoord
op hem gestelde vragen te kennen ge
geven, dat aan de quaestie Paleis-Stadhuis
juridische bezwaren vastzitten.
En toen hij geprest werd iets te zeggen,
dat waarschijnlijker klieken mocht, heeft
4e heer Roëll als de Pythia uit de oude
geschiedenis een antwoord georakeld van
velerlei en dus waarschijnlijk wel gener
lei beteekenis.
Het antwoord is negatief", zeide hij.
Het is nu toch wel jammer dat men
zoo spelen gaat, als de kat met de muis,
met de publieke opinie en het publieke
geduld. Wij zijn in Nederland allen
lammetjes, van boter zoo zacht, en er zijn
woorden, die op ons werken als
tooverf rmules, maar de zaak van het
PaleisRaadhuis lijkt ons allen langzamerhand
zóó glashelder, als iets helder kan -wezen,
en zonder eenigen hinderpaal, die terecht
hinderpaal mag zijn.
Een verwonderde vraag: Waarop
wachten wij eigenlijk", ligt nu op veler
lippen. Het is toch geenszins de quaes
tie in het Paleis binnen te trekken, als
ware dit kostelijk gemeente-eigendom (in
eene periode dat men er in Amsterdam
geen weg mee wist) niet aan de voor
ouders der Koningin in tijdelijk bruikleen
afgestaan voor de enkele dagen van hun
verblijf alhier, het geldt slechts het over
brengen in gepasten vorm, en officieel,
van de gevestigde meening
derAmsterdamsche Burgerij en van den
Amsterdamschen Gemeenteraad ea van duizen
den in heel het land, die voelen voor de
landshistorie.
Daar is noch moed, noch overmoed,
noch iets anders van eenig belang voor
noodig, zeggen de eenvoudigen.
Het zou toch al zeer slecht passen,
indien een Burger-Vader wachtte met
het ten uitvoer brengen van zijn in deze
zoo voor de hand liggende taak, totdat
hij al te zeer werd aangemaand. Wij
zullen daaraan dan ook niet zoo maar
meedoen.
Misschien kan het nog eens zijn nut
hebben hier vast te stellen, dat het Hof
zelf niet zeer op het Gebouw van Van
Campen gesteld is. Het is er slecht ge
huisvest ! Het geschiedde, meenen wij, in
de N. It. Ci., dat hierover van bevoegde
zijde berichten inkwamen: armoed was
het, schreef men, in de kleine vertrekken
der tweede verdieping voor de aan ruimte
en comfort gewende hovelingen en konink
lijke gasten. Teekenend is in dit verband,
dat de Koningin (overigens op de meeet
welwillende wijze) aan de in deze verbon
den Letterkundigen, Bouwkunstenaars
en ledenvan Amstelodamum den toegang
tot de niet steeds publieke vertrekken der
eerste tage niet verleende. Dit moet,
zooals wij zeiden, gebeurd zijn uit de
overweging, dat die vertrekken niet in
staat zouden zijn den koninklijken indruk,
welke de benedenzalen schenken, te blij
ven wekken. Het Raadhuis is voor Paleis
niet geschikt. Het zijn juist allén die
benedenzalen, welke, voor recepties, ge
igend zijn, en die men ook later telken
jare, bij de komst der Koningin, in het
dan niet meer doode, maar door veel
bedrijvigheid levende Raadhuis, op een
mede daardoor levendiger Dam, in gereed
heid wenscht te brengen voor hetzelfde
doel van ontvangst. Dat men wellicht te
zeer en zonder reden een in deze quaestie
neutraal zich gevoelend Hof naar de oogen
meent te moeten zien,kan verder blij ken uit
het bericht over de Schepenzaal. Gelijk be
kend is, wordt deze zaal gedurende de zeven
dagen van het koninklijk verblijf in de
hoofdstad als troonzaal gebezigd. Sinds
de Oranjes het groote, tijdelijk verlaten
Stadhuis voor eigen gebruik provisoir
lieten inrichten, bedekten de draperieën
van den troonhemel een schilderij van
Ferdinand Bal: Mozes afdalend met de
tafelen der Wet". Wrj hoorden, dat hét
met toestemming der Koningin thans
ontmantelde" schilderij een uitstekend
stuk werk is.
Dat in deze dagen, nu op het herstel
van den ouden toestand van Van Ca m pens
Raadhuis aller oogen gericht zijn, zulk een
wegneming vanwege het Hof wordt goed
gekeurd, moge in zijne welkome beteekenis
worden begrepen door wie dralen.
Wij zijn vast overtuigd, dat een op
rechte en aarzellooze houding het sedert
Alberdingk Thym reeds met zooveel
hartelijkheid gewenschte Stadhuis voor
Amsterdam zal doen her-krijgen.
Er is hier voor een hooggeplaatste
in onze stad roem te winnen zonder
levensgevaar!
Het door de Nederlandsche Regeering
bevoordeelen van een bepaald
Sanatorium voor longlijders.
Men schrijft ons:
Het is een publiek geheim, dat Neder
landsche Sanatoria voor longlijders er,
uit een finantieel oogpunt, niet bijzonder
Sunstig voor staan. Inzonderheid moet
it het geval wezen met het Sanatorium
Oranje Nassau s Oord". Deze inrichting
is voor Nederland op veel te grooten en
weelderigen voet op touw gezet. Daarbij
kwam nog gebrekkig en onoordeelkundig
toezicht, slecht beheer en afneming van
den toeloop van pitiënten.
De illusie dat deze stichting een
VOLKSinrichting" zou worden, vervloog reeds
spoedig na de instelling.
Bekend als het is, dat de naam van
H. M. de Koningin Moeder zeer nauw
aan deze inrichting is verbonden en dat
haar Eerste Hoveling zich het lot daar
van bijzonder aantrekt, was het niet te
verwonderen, dat in de eerste jaren na
de oprichting de deficitten gedekt konden
worden met het geld, dat op allerlei
manieren verkregen werd.
De voornaamste bronnen van inkom
sten zijn langzamerhand uitgedroogd.
Anders toch zou de Hooge Protectrice
niet goedgevonden hebben, dat geïnspi
reerd was geworden op een door den
Minister van Binnsnlandsche Zaken, de
zer dagen uitgevaardigde Aanschrijving,
waaromtrent de Haagsche correspondent
van de St." schrijft:
Naar ik verneem, heeft de minister
van binnenlandsche zaken tot zijn ambt
gen ooten een schrijven gericht inzake
Oranje Nassau's Oord, in welk schrijven
het o.a. ongeveer aldus heet: De inrich
ting beantwoordde eerst geheel aan het
doel, waartoe ze werd opgericht. Zij ver
kreeg later, door niet al te gelukkig
beheer, een minder goeden naam, ten
gevolge waarvan het aantal patiënten
aanmerkelijk verminderde
De 1ste geneesheer-directeur werd in
middels door een ander vervangen. Het
beheer is thans weer in goede handen.
L'eze instelling voor het Nederlandsche
volk mag thans aanspraak maken op den
moreelen steun der regeering, die er
krachtig toe zal bijdragen om het Sana
torium weer tot vollen bloei te doen
geraken, p'we Excellentie wordt daarom
uitgenoodigd, zooveel mogelijk te bevor
deren, dat lijders aan tuberculose, die
voor rekening of met steun Uwer Exc.
Departement worden verpleegd, voortaan
in Oranje Nassau's Oord worden opge
nomen."
Onbegrijpelijk schijnt het ons toe, dat
Minister Heemskerk zich tot zoodanigen
maatregel heeft kunnen laten verlokken,
overtuigd toch als hij moest zijn, dat een
ieder zou doorzien dat hier hoog? in
vloeden in 't spel zijn, dat hij als Minister
zijn gezag misbruikte om een bepaald
Sanatorium te bevoordeelen en zoodoende
groote ontevredenheid te weeg bracht.
Er bestond voor de Nederlandsche
Regeering behalve het ter wille zijn
van de betrokken hooge Protectrice
geen reden om het Sanatorium Oranje
Nassau's Oord" bijzonderen moreelen en
daarenboven geldelijken steun in den
vorm van de gelden voor Ilijks patiënten
uit te geven te verleenen. Ook het
verleden der inrichting kan daartoe geen
aanleiding geven.
De Regeericg had zich moeten blij ven
bepalen tot het geven van subsidiën aan
de Sanatoria en dat zonder aanzien des
persoons. Op de Staatsbegrooting voor
1911 ii het bedrag van ? H'5,000 voor
subsidiën ter bestrijding van de tuber
culose uitgetrokken.
Wij hebben gemeend in het algemeen
belang de onderwerpelrjke
Regeeringshandelingen te moeten bespreken. Nu
hoort men wel verluiden, dat de be
doelde Aanschrijving" eigenlijk niet
voor algemeece openbaarmaking was be
stemd, doch dit doet niets ter zake af.
Naar ons wil toeschijnen zou ze er nog
veel erger door geworden zijn.
KBONIEK.
VERSCHIL VA.N STAND.
Twee weken geleden kon men in de dag
bladen het volgende lezen. Voor de 4de
kamer der Amsterdamsche rechtbank waren
verschenen twee Utrechtsche studenten, die
in brooddronkenheid (en tevens
dronkenheid) met hun stokken op de hoofden van
eenvoudige Kroon''-bezoekers getuigd had
den van hunne* maatschappelijke opinies
Zij riepen, wegrijdende, tot de voorbijgangers:
we hebben daar een paar joden flink afge
ranseld! Deze manier van optreden, die
precies past in het karakter van Russische
garde-officieren (berucht om hun beperkt
verstand,hun drinken en hun eigen waan) werd
(nadat de zeer plausibele eisch geluil had: 7
dagen gevangenisstraf) door de rechtbank
gestraft met 50 gulden boete. Tenminste
wat den voornaamsten delirquent betreft;
een om 50 gulden niet verlegen Jhr. A.
C. A. S," nota bene op't gebied van straat
schandaal en mishandeling een recidivist!
Lees daartegenover wat kort geleden,
ergens in het Noorden, een gewoon bur
german beleefde. Stfik onder invloed van
den drank, zei hij hardop in een gelagkamer
een (zeer ruw) woord aan het adres van
de Koningin-Moeder. In een gelagkamer
onder dronken lieden kan ruw worden ge
zwetst. Een Burgemeester, die streng is
op het sluitingsuur, kan men een beest"
noemen, een alleszins eervol ontvanger,
die men van zyn goede geld moet geven,
weer wat anders. Deze man gebruikte voor
de variatie in zijn dronken kop op een gewis
ongeëigend oogenblikhet woord varken".
Veroordeeld tot drie maanden ge
vangenisstraf. Nergens lazen wij dat de
man een recidivist was.
Haagsche Brieven.
XVI.
In het hartje onzer stad, begrensd door
Spuistraat, Spui, Turfmarkt, Nieuwmarkt
en Kleine Houtstraat, ligt een buurtje, zoo
als elke middelgroote stad er minstens n
bezit.
Het bestaat uit een paar nauwe straten,
uitkopende op een soort van plein. De
huizen, oud, verweerd en smerig, staan er
tegen elkaar gepakt alsof ze steun zochten
tegen het steeds verdergaande verval. Uit
de zwarte ramengaten grijnst troostelooze
misère. Soms stoo' uw voet tegen een vuil
nishoop, soms ook struikelt gij over een
gat in het plaveisel. Bij dag komt ge er
nauwelijks iemand tegen. Een enkele
karrevoerder sjokt er achter zijn kar, een enkel
verwaarloosd kind, ziekelijk bleek, en met
liolkijkende oogen in het te groote hoofd,
drei.telt er lusteloos heen en weer.
Maar 's avonds begint het te leven ach
ter de vale gordijnen der donkere ramen:
en dan is ook de straat bevolkt met obscure
mannen en vrouwen, wier uiterlijk onmid
dellijk de klasse van menschen verraadt,
waartoe zij behooren.
Want we zijn hier in een omgeving van
degeneratie en prostitutie.
Niet van de haute prostitution" die de
groote hotels bevolkt, en die auto's en villa's
tot hare beschikking heeft.
Niet ook van de prostitutie der deftige"
bordeelen, noch die der opzichtig-modieus
gekleede deernen der groote winkelstraat.
Maar hier zijn we op een marktplaats
van zingenot, waar het materiaal voor dit
genot van zeer gering gehalte is en dan
ook niet heel hoog staat geprijsd.
Men vindt hier de niet meer jonge, door
drank en kommer afgetakelde vrouwen, op
wier vergeeld gelaat, een dikke laag poeder
en roode verf ternauwernood in staat is de
rimpels te verbergen: arme beklagenswaar
dige stakkers, achter hun stereotypen
beroepsglimlach de ellende verbergend van
hun wanhopig bedrijf.
/ij zitten voor de ramen van de
onoogelijke, verweerde huizen, of zwerven op straat,
op jacht naar een argeloos voorbijganger.
En op straat zwerven ook hun exploiteurs,
de verdorven, verdierlijkte mannen, uit alle
maatschappelijke klassen en kringen
gerecruteerd; echte slavenhandelaars, wier
hebzucht wordt geëvenaard door hun wreed
heid.
De prostitutie heeft hier bijna alles ver
loren van haar uiterlijke praal en glans.
In deze buurt nu wil het dagelijksch
bestuur onzer gemeente groote dinuen gaan
doen. Het wil er de oude verweerde huizen
doen afbreken en op de aldus gezuiverde
plek een nieuw stadhuis oprichten.
Dit stadhuis zou dan liggen bij den
nieuwen verkeersweg, die gepiojecteerd ia,
evenwijdig met de Spuistraat, en waar ik
vroeger reeda van sprak. Men zou dan de
binnenstad hebben bevrijd van een buurt,
die haar niet tot eere strekte, en tevens
zou dan het nieuwe stadhuis meer komen
te liggen in het centrum.
Dit is stellig een niet te onderschatten
voordeel. Niet nataurhjt om de doopBȕr&
zielen verkondigde verwachting dat door
het amoveeren van het beruchte buurtje,
ook de prostitutie in de stad zou vermin
deren. Ieder weet dat in een dergelijk geval
de prostitutie zich slechts verplaatst. Wordt
zij verdreven uit een centrum, waar zij zich
van oudsher heeft geconcentreerd, dan ver
spreidt zij zich gewoonlijk over de
buitenbuurten.
Het is nog altijd de vraag of zirlk een
verspreid en verborgen voortwoekeren over
een groote oppervlakte te verkiezen is boven
de opeenhooping in een betrekkelijk kleine,
gemakkelijk te controleeren ruimte.
Maar dat daargelaten. Het nieuwe plan
van Burgemeester en Wethouders geeft
stellig, zooals hierboven werd opgemerkt,
in verscheidene cy zichten een goede oplossing
van de stadhuiskwestie, waaraan wij hier
nu al zoo lang laboreeren.
Toch vindt het plan, naar verluidt, taaien
en heftigen tegenstand bij een deel van
onzen gemeenteraad.
De reden? Och natuurlijk weerde
grondspeculatie Reeds vele jaren lang hebben
kongsies" van bouwspeculanten de huizen
aangekocht, die naar hun meening in de
toekomst in aanmerking zouden komen
voor onteigening ten beboete der steeds
dringender noodig geworden verruiming
der binnenstad. En wanneer nu deze ver
ruiming ten slotte plaats heeft in een
andere richting dan die waarop zij bij hun
huizen-aaukoop speculeerden, dan worden
zij felle opposanten, en bestrijden zij de
desbetreffende vooretellen terwille van
het algemeen belang".
Een ander plan van ons dagelijksch be
stuur, dat thans reeds door den gemeente
raad is geaccepteerd, bad bij de openbare
behandeling eveneens tegenstand onder
vonden van verschillende zijden. Maar hier
was de oppositie niet voortgekomen uit
redenen van eigenbelang, docb uitsluitend
uit motieven, ontleend aan de zaak zelve.
Het Betrof hier de indienststelling van
het oudeen in ergen staat van verval
verkeerende gebouw, waarin vroeger het krank
zinnigengesticht was gevestigd, voor op
neming van patiënten, die in het stedelijk
ziekenhuis geen plaats kunnen vinden.
Reeds jaren lang bestaat de treurige en
onze stad onwaardige* toestand, dat het
Ziekenhuis overvuld is, en dat telkens pa
tiënten moeten worden geweigerd uit gebrek
aan plaatsruimte. Ea als dit reeds in nor
male omstandigheden het geval is, wat zal
er dan niet gebeuren, wanneer er eens
onverhoopt een epidemie cholera en pest
gaan ons werelddeel boe langer hoe
ernstieer bedreigen mocht uitbreken l
Men huivert bij de gedachte aan zulk
een mogelijkheid; en men voelt zich dan
niet al te vriendelijk gestamd jegens hen,
wier lichtzinnigheid dezen toestand zoo lang
bestendigd heeft.
Thans zal men <^an, zooals gezegd, het
oude krankzinnigengesticht weer in
bewoonbaren staat gaan brengen om er de onver
mogende patiënten uit het Ziekenhuis te
kunnen onderbrengen. Er werd een krediet
van honderdduiz-nd gulden voor aange
vraagd ; en dit is door den gemeenteraad ook
toegestaan, hoewel waarschijnlijk: niemand
er een oogenblik aan twijfelde dat er later
misschien nog een even groote som zal
noodig zijn, voordat het doel zou zijn bereikt.
De geldkwestie was hier echter de hoofd
zaak niet. Er is een nieuw ziekenhuis noodig
en de Hagenaars zijn verplicht zich de daar
voor noodige geldelijke opofferingen te ge
troosten. Maar de zaak is juist, dat men,
inplaats van door den zuren appel heen te
bijten en een Hink nieuw gebouw te stichten,
dat aan alle eischen voldoet, zich wil be
helpen met het opkalefateren van een oud
en wrakkig gebouw, dat in een van de drukste
en meest onfrissche wijken van de oude stad is
gelegen; een gebouw, waar de zieken zullen
hebben te lijden zoowel van het geraas der
straatdrukte als van de vieze atmospheer.
Kn het mag bovendien worden gevraagd
of het verstandig i?, een ziekenhuis te
plaatsen in een'der dichtstbevolkte, misschien
wel de dichtstbevolkte armenwijk der stad.
Het plan is van de zijde van burgemeester
en wethouders verdedigd met het argument,
dat het maar een voorloopige maatregel is,
en dat men wel degelijk een nieuw zieken
huis wilde bouwen, later. Maar ieder
die geen vreemdeling in ons Jeruzalem is,
weet zeer goed, dat dit nieuwe ziekenhuis
alleen kans heeft er te komen wanneer ook
het thans gereed te maken krankzinnigen
gesticht op zijn beurt weer te klein/al zijn
geworden.
Maar genoeg van deze zaken van ge
meentelijken aard.
Ik had thans nog gaarne met eenige
geestdrift willen schrijven over de hulde,
die de vorige week hier ter stede aan Bouw
meester werd gebracht.
Maar dit is mij helaas niet mogelijk. Ken
schouwburgzaal die niet eens geheel bezet
was, een luttel aantal kransen, een paar
gelegenheidsspeeches op het tooneel
daarmede heeft deze grootste tooneel speler,
die drie geslachten lang zijn volk onder de
macht van zijn genie heeft; gehad, het
moeten doen. O zeker, er was naderhand
nog een soort van fakkeloptocht die hem
een serenade ging brengen aan zijn hotel.
En stellig zal onder de menigte die naar
de serenade ging kijken, wel menigeen zijn
geweest die uit een drang van oprechte
yereering was gekomen. Maar even zeker
is het, dat de meesten er heen zullen z\jn
gegaan, zooals zij overal heen gaan waar
iets te doen" ig.
Neen, de» Haag ia geen stad... om iemand
als Bouwmeester te huldigen op zijner
waardige wijze. Daartoe mist deze «tad,
onder de groote massa harer bevolking
onder de beschaafde jeugd vooral te zeer
den zin voor het heroïsch hartstochtelijke,
voor de plastiek-in-grooten-stijl,
datBjuwmeestersspel tot zulk een wondere kunst
uiting heeft gemaakt.
Zal ik dan, nu ik na deze Haagsche
hulde" aan Bouwmeester hier geen opge
wekt verslag heb kunnen geven, dit wél
kunnen doen van een andere betooging,
die ditmaal geen artistiek, doch een poli
tiek" doel betrof, ik bedoel van de
kiesrechtbetooging der liberale Unie? Och, de
zaal was hier wél vol, het doel was voor
treffelijk, en de sprekers waren allen be
kwame politieke redenaars. Maar al wat
zij zeiden was al zoo oud, en zoo dikwijls
gezegd! En vooral men voelde zóó, dat
al hun geestdrift en al hun overtuigende
argumenten het resultaat waren van een
machtige beweging, die niet door hen ge
creëerd of geleid werd, maar waardoor zy
zei ven werden geleid en gestuwd! Intusschen
het feit zelf van het houden dezer bijeen
komst is een teeken des tijde, aan de eigen
aardige beteekenis waarvan ik hier aller
minst te kort wensch te doen.
JAN BRAMSEN.
Een nieuw dekreet.
(Ingezonden).
Den 18 November verscheen een nieuw
pauselijk dekreet, waarin voor de geeste
lijkheid het oude verbod van deel te temen
aan handelszaken en finantieele onder
nemingen nogmaals werd vernieuwd en haar
zelfs het vervullen van bestuurcfuncties in
de leenbanken enzoovoons onder zware
straffen verboden werd.
Uit dit dekreet blijkt opnieuw, hoe juist
mijn standpunt was, toen ik herhaaldelijk
waarschuwde tegen overdreven clericale
invloeden en inmenging op economisch en
politiek terrein.
Maar voor vrije woorden, ook als zij op
bronnenstudie van de katholieke beginselen
beruste», is in onze clerikale pers geen
plaats, daar onder de heerschende omstandig
heden het hoogste gezag in zaken van
geloof en zeden er maar al te vaak, zooals
bijvoorbeeld ook te Deventer, in handen
van kruideniers en deurwaarders is geraakt.
De inmenging der geestelijkheid ia zaken
van wereldschen aard is vooral in de Zui
delijke bisdommen van ons land veel te
erg geworden. Dit wordt ook door het
katholieke volk vrij algemeen ingezien,
toch werd reeds geschreven, dat het nieuwe
dekreet vooral betrekking had op Italië.
Meer dan ergens anders ter wereld hebben
evenwel in onze zuidelijke provincies de
Kerkmeesters redenen om hun patroonsfeest
met Onnoozele Kinderen te vieren. Het
bouwen van menige noodeloos dure kerk
en pastorie was het gevolg hiervan.
Drukkende schulden maakten soms, dat
het geld voor de armen bestemd, moest
dienen om de interesten aan de rijken te
betalen, dat hier en daar de prijs der zit
plaatsen schromelijk moest worden opge
dreven en dat de armen daarbij in een
tochtig hoekje geraakten.
Soortgelykedwaasheden werden bij het bouwen van gestichten
en vereenigingslokalen begaan en in het
algemeen was hiervan het drijven van den
een of anderen al te ijverigen priester dj
oorzaak, die om met den Paus te spreken
opgevoed tot eene positie hooger dan de
tijdelijke dingen" van geldszaken weinig
verstand had.
De praatjes, die er omtrent de handels
zaken onzer Nederlandsche kloosters
rondloopen (men meent soms in eiken Roomschen
manufacturist den zetbaas van het een of
ander klooster te zien) zijn voor 99 procent
onzin, maar toch hier en daar gebeuren er
dingen, die niet in overeenstemming zijn
met de kerkelijke wetten.
Fransche monniken brachten hunne
handelszaken, die in hun land den afkeer
ook van godsdienstige menschen hadden
opgewekt en daardoor niet weinig tot de
zoo onrechtvaardige en heillooze klooster
vervolging bijdroegen, over onze grenzen.
't Is waar de Karthuizer», die hun jenever
voor deftige menschen in alle bladen
ad verteeren, zijn naar Spanje gegaan, maar
tot het verdringen der tamelijk onschuldige
Noordbrabantsche bieren door zwaardere
wordt door de groote bierfabriek der
trappisten te Tilburg niet weinig bijgedragen.
Toen in 't vorig jaar bij 't bekende
schandaal bleek, hos de abt aldaar door
het er op los bouwen van esn monumentaal
klooster en eene prachtige fabriek in groote
moeilijkheden was geraakt, heb ik tevergeefs