De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 12 februari pagina 2

12 februari 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

r DE AMSTERDAMMER W K B K B L A D VOOR NEDERLAND. 1755 uitgezien naar een artikel, waarin die feiten een» van katholiek standpunt uit besproken werden. Dat men dit niet aandurfde, was een veeg teeken E a toch ook in de oog en van het katholieke volk is een handeldrijvend klooster een veel grooter schandaal dan dat de een of andere monnik eens uit zwakheid T«lt. M«ar... dan had men tevens den staf moeten breken over menige andeie lief hebberij in geld- en handelszaken. Bij de staakbuwegiug, die tegen de Eindhovensche firma Philips en Co. bijna gelijktijdig was op touw gezet, lag niet alleen de leiding, maar zelf» het geldelijk beheer in handen der geestelijkheid; zoo Jat daar blijkbaar het besef ontbrak, dat zulk optreden meer in strijd is met de kanonieke wetten, dan dat een protestant de opheffing van een paar katholieke heiligdagen wenscht. Maar 't is juist die al te groote bemoei zucht, met tijdelijke zaken (aoewel in den resel uir edele beweegredenen voortkomen de), welke o >rzaak is, dat aan de studie der beginselen maar al te weinig wordt gedaan en dat dezelfde geestelijkheid, die op geestelijk gebied terecht den lof ver diende van vrij te zijn van modernistische dwalingen, op ec momisch terrein de moderne opvattingen vaak maar al te zeer huldigt. Volgens die moderne opvattingen is het deftig om van zijn geld of van den handel te leven en deze laatste wordt minder eerbaar naarmate er meer bij gewerkt en minder Terdiend wordt. Hoezeer dergelijke opvattingen, die zoo geheel en al in strijd zyn met de aloude SjrtBolifkeleer omtrent het beheerjvan tijdeliffre zaken, ook onder de katholieken doorfrMrongen, bewees de zoogenaamde Katho lieke Sociale Actie, toan zij de spaarbanken altijd en overal aan ging prijzen, om toch vooral aan 't volk wijs te maken, dat het doro van geldzaken deftig, deugdzaam en zalig is geworden. En toch wordt in het nienwe dekreet het doen van geld- en handelszaken aan den priester verboden niet enkel om de zorgen, die zij meebrengen, maar ook omdat het hem onwaardig is. Eene opvatting, die ge heel in overeenstemming is met de aloude leer en in verband hiermede zij het mij geoorloofd de kanonieke opvatting over arbeid, geld en handelszaken hier in 't kort weer te geven. De adel en de geestelijkheid hadden de zuivere opbrengsten der waarlijk vruohtbrengende goederen in handen en daar tegenover verschillende verplichtingen. Het beoefenen der edele en vrije kunsten en wetenschappen werd hun natuurlijke taak geacht. Wel golden ook de jacht en de krij? als edel, ma»r aan de geestelijkheid was alleen de stille j*cht geoorloofd. Wy in onze dagen hebben nog een afschuw van de in strijd met de kerkelijke wetten het zwaard hanteerende bisschoppen maar toen een pastoor als spscialiteit in verdeigingsmiddelfen in het hoogste college van landsver dediging werd benoemd, jubelte een groot gedeelte der katholieke" pers hem toe. *»? 't Is bekend hoe onder den invloed van de studie der werken v*n Sint Thomas en van de economische leerstellingen van vele n ie u were geleerden de beste theologen tot de oude leer terugkeerden. Toen Pius X nog patriarch van Vene ie was, werden daar verschillende stellingen aangenomen, die geheel in de lijn lagen der katholieke leer. In welke richting zich het herstel van het kanonieke recht onder dezen Paus op touw gezet bewegen zal, is duidelijk ge noeg. Het nieuwe dekreet is er een bewijs van, maar 't zal weer zijn als altijd. Men zal weer zeggen: 't is alleen voor Itali bedoeld, want op politiek en economisch lerrein schijnt Dr. Kuyper de Paus der Nederlandsche Katholieken te zijn. M. J. G. KUYPERS. HHIHlIllllllllimillllMlllllllllllllllllllllllllmilMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII All de Sennih's bloeien, door mevr. . OvERDUiJN-H«iJLiGERs. L. J. Veen, Amsterdam. Zonder j aar!a'. Als de Sennah's bloeien" is blijkbaar een wa*> langere, bloemrijkere en Indische bena ming voor die karakteristieke periode in den ommegang der jaargetijden, dewelke we hier in Holland kort en bondig met den ra uu Mei olegen aan te duiden een periode, waan i 't niet alleen in de sappige twy'gen, zwellende knoppen en donzige vogelnesten, maar ook nog wel eens elders wil beginnen te roeren. En 't blijkt uit dit boek voor een keer te meer, hoe zoo'n be-roering om en bij den evenaar al even treurige gevolgen kan hebhen, als aan onze koele noorderstranden. Kachmat is getrouwd en leeft in vrede (lit is voorwaar, geen pleonasme; ook niet in Indië!) met Naïab. Maar als de Sanna^'s bloeiden, (en) een regen van gele bloemblaadjes gestadig neer («el) dagen achtereen, tot de grond er dik mee overdekt lag, (dan) doomden bedwelmende geuren daaruit op, vervullend geheel de atmosfeer, geuren, die ver waagden uren in den omtrek, en angstvalligen de ramen deden slniten (wat zoo waarlijk geen wonder is, als ja hoort wat er gebeuren gaat, tengevolge van die verwaasde geuren. E.), (dan) voelde Eachmat zoo een wondere stemming in hem bruisen,, die hem het bloed sneller deed jagen, die visioenen (laar heb je 't al l E.) voor z'n oogen tooverden van alles beheertcbende hartstoch telijke liefde (dit zijn een paar zware ac coorden, maar die er mogen zijn, meen ik, d.w.i. E.) waarnaar zyn ziel uitging (hetgeen toch altyd wel een vreemde gewaarwording moet zijn voor den ontzielde. E.) en hem deed kreunen (ik geloof 't graag. E.) lich telijk, als even de nachtkoelte zijn koortsend hoofd omstreolde." De schrandere lezer keeft natuurlijk allang begrepen, dat onze arme Kachmat 't danig te pakken heeft, en als hij, ik bedoel Rachmat, tot de angstvalligen behoord had, zou hu stellig zijn ramen gesloten hebben. Maar bij behoorde nu juist niet tot de angstvalligen, integendeel (zoo zijn die mannen 1), en 's avonds als Naïlah veinst te slapen, gaat hij heel onvoorzichtig en ik mag wel zeggen: ondeugend met zijn fluit naar buiten, in die verwaaide geuren (il 'c de duivel verzoeken of niet ?) en brengt een weemoedige serenade aan Moonah, de Bataviasche vrouw, waardoor de rust vlood uit zijn ziel". Nu ia die Moonah natuurlijk een kwaad aardige verleidster, want hoewel ze eigenlijk verliefd is op een een jongmensca, dat den snoezigen naam D j O, o draagt, legt zij 'c toch aan met Rachmat, uit dépit, omdat Djójó oiks van haar wil weten, al heeft ze ook een huid zoo lichtgeel als de schil van de langsep-viucht" en een lente djamboeroode kabaja. Niettemin gevoel ik me verplicht, hier even een lans voor de gesmade Moonah te breken, en verzoek ik u wel te bedanken, dat de schuld lang niet alle?n bij haar ligt. Wanneer een mensen struikelen «i , dan liggen de struikelblokken maar... voor het oprapen, zou je willen zeggen, als dit niet juist de allerlaatste handeling was, die men *pwoonlyk met een struik ilbok verricht. D in liggen dus destruikelb ojken als 't ware gezaaid",... wat, als ik meze f zoo maar eens in de rede mag vallen, ook een min of m->,er malle beeldspraak is in betrekking tot blokken, 't Heeft er inmiddels veel van, of die struikelblokken zich vanuit de gf-er der beeldspraak willen realizeeren ooi den schrijver van dit artikel, naar hun aa-d, nood lottig te worden. Ik wil dan maaralleen beto gen dat, als een mensch struikelen wil, de aan leidingen daartoe even talrijk aanwezig zijn als de kieiels op een grintweg daar zorgt moeder natoar wel voor. Iidien du j een man zij B ziel en taligheid verspelen wil, kan hij daar altijd wel een vrouw voor vinden; m.». w. dit ligt over het algemeen niet aan an bepaald, demonisch vrou venmentch, dat ich démonsgewijs den ondergang eens mans ten vasten doel gesteld sou hebben, doch veeleer aan de omstandigheden, waarin de man leeft, of en misschien nog meer aan diens geaardheid. Er wordt waarlijk te veel afgegeven op da vrouwen, die ds man nen heeten te verleiden; in negen van de tien gevalles zijn de schoonen dezer aarde (ik voorzie het ergste, maar men behoort te kunnen sterren voor zijn O7ennuinz, niet waar?) zijn de schoonen dezer aarde niet anders dan de spijker, waaraan de heeren der schepping hnn» bloed-eigen plechtigheid" ophangen, 't Zg toegegeven dat die spijkers dikwijls roeatig zijn en men er zich heel leelijk aan schrammen kan. JA, men kan er zelfs zichzelf aan ophangen I.... Doch, om tot dan d aid van ons verhaal weer te keeren : Moonah verstrikt dm Rach mat, cf Rachmat verstrikt Moonah, al naar men 'c nemen wil. Doch Naïah, die 'd nachts steeds veinst te slapen op de baleh-baleh, die ditmaal niet van roode zijde is, heefc baars wttderbelfi.8 ontrouw al heel gauw ir> de gaten, en in weerwil van de hooga tropische temperatuur bekoelt haar liefde tot Richmat ijzingwekkend snel. Vooral neemt ze hem kwalijk, dat hij baar niet ronduit vraagt of 'c goed is, dat Hoonah zijn bij wijf wordt. Had hij dit wél gedaan, dan was alles in orde geweest beweert Naïlab ; i t hond me erbuiten. Nm ah vindt dit alles wel heel verdrietig, maar wordt al vrij spoedig getroost door Djójó, die. volgens de blijkbaar ook in den O je t heerschanle wetten der .Wahlverwandachaft, nu juist zijn zachtzinnige zinnen op b ad r ge'.et heeft. Deze Djó.,6, een jong» en dekat katers knappe kettingganger, die a's tuinman werkt op hetzelfde erf, waar Naïiah als kokkie fungeert, moet nog eenige j aren dwangarbeid verrichten, en zal dan met Naïah, die ook hem mint en nu niets meer van Rachmat weten wil, tronken en naar Ja7a tern^keeren want da ganec'ie geschiedenis speelt zich af op Deli. Edoch, zo* gemaklyk en eenvoudig gaat 'c niet op dit ondermaansche (wat maar heal gelukkig is, want anders konden wij roman ciers en notellisten onze matten wel oprollen) Rachmat is er namelijk, zooals te voorzien was met Moonah niet op vooruitgegaan. Er is een kindje geboren, en hy wordt behalve door het geschreeuw ook nog door geldelijke zorgen geplaagd, want Naïah bracht nog wat in, maar Moonah ver lieat geen rooje duit. Bovendien heefc hij het mooi van Mooaah er al heel gauw afgekeken, en last not least wonderlijk is toch ook eens mans gemoed I kan hij 'c niet zetten, dat N«ïah nu met dien kettinggaoger gast. Kortom: Rachmat zint op wraak; en den arond vóór den da?, waarop Naïlah en Djó;O mat de boot naar Java zullen vertrekken, wil bij haar vermoorden. Djójó belet hem dit evenwel nog intijds en afdoende, door hem eenvoudig zelf te besluipen en orerhoop te steken. Men «m nu denken, dat Naïlah wanhopig zo a zijn om haar nieuwe liefde, die door deze daad, als 't ware, ook het licht wordt uitgeblazen, want 'c is toch meer dan waar schijnlijk dat Djöjó (dit is al z|jn tweede man slag) er weer voor een haele poos achtei" zal draaien. Maar neen, Naïah neemt opeens niet de minste notitie meer van Djo^öwerpt zich in wanhoop op Rachmat's lijk en gaat zich aan gejammer en geween te buiten. Djójüvergenoegt zich dan door, naar 'slands begrijpelijke wijs, verachtelijk met z'n boyenlip te krullen. Evenwel wy, lezers zouden graag wat meer van zyn gemoedstoestand ver nomen hebben, mitsgaders van Naïah's dito. Is dit alles al tamelyk zonderling, 't wordt nog zonderlinger. De schrijfster overlaadt ons werkelijk met verrassingen op het eind van haar verhaal; ze arrangeert de moeilijkste kwesties op meesterlijke manitr. Djójüwordt voor dien sluipmoord slechts tot n jaar dwangarbeid veroordeeld, en ala Naïah dit hoort, kiepert haar gemoedstoestand zoo waar lijk nog eens een keer om en ze wordt ander maal verliefd op Djójó, den redicivist-kettingganger. Als deze dan kort daarna met de boot naar zijn nieuwe plaats van bestemming vertrekt, gaat zij met 'm mee. HU ziet haar, en even kwam ean glimlach over zyn jong gezicht. Niets(?) verraadde den jubel binnen in hem. Maar Naïlah wist, dat zijn liefdeen de bare nog leefde ... in laten bloei " Maar weten wij 't nu ook? Mevrouw O /erduyn?Heyligers heeft in dit boek het stoute stuk bestaan, te willen door dringen ia, en een beeld te ge'en van de berncht-duiitere en raadselachtige psyche van den Indiër. Voor een Weste: linsr, die zoo geheel anders voelt en denkt, inderdaad een bijzon ier moeilijk en gevaarlijk stuk werk. Ieder, die in ladiëgeweest ie, weet hoe moeilyk 't is achter de gemoedstoestand van zoo'a scha ven wantronwenden inlander te komen. Ondoor grondelijk als hua platte, weinig-markante weinig-sprekende tronies, en hun troebele demmelige oogen; verscholen, donker en ontoegankelijk ala hun moskeëan, is hua innerlijk. We weten boe menigeen moedig op pad ging, ten einde die geheimzinnigheden te ontsluieren ; we weten hoe weinigen roem rijk van die toch' terugkeerden; we weten ook dat de mees'en slechte aan den buiten kant dier geestelijke labyrinthen bieren en zoo het gemakkelijkste resultaat paarden aan het pooverate. We weten ten slotte nog, dat de enke en, die er binnen drongen zich bijna allen jammerlijk zelfmoordden ... in literairen zin dan altijd. Volgens mij behoort mevr. Ojerduyn Hty igers tot degenen, die aan den buitenkant bleker. Wel weit zij zeer veel van ket Indische leven af, getuige o. a. de vele vreemde woorden, die zy inlascor, doch haar geheele verbaal kenmerkt zie > door eente^emailyke en op den duur ^ersrelende oppervlakkigheid. Zy vertel<- ons van het dageiykBcae doen der vier hoofdpersonen zonder evenwel ooit een reflax te geuren van hua dieper leven, en zonder eenige dichterlykheid. Wil men een sober leven interessant maken, dan moet men er of een hooger, of een diep ai inzicht van hebben, anders wordt de weergave suf en onbelangrijk. L)e beide genoemde inzichten nu blij st de schrijfster van die boek althans niet te hebben. Het gevolg ij, dat de vele Indische tafreeltjes als dooie prentjes aan ons voor >y*aan en dat het p -yehiech proces, dat zica bijvoor beeld in Naïah voltrekt en dat misschien wel mogiljjk ig, ganse niet voor ons ver klaard wordt, zoodat we de feiten, waaruit de toch wel zaer groote wisselvalligheid van deze vrou v blijkt, eenvoudig voor kennis geving aannemen. Zjj zelf komt er ons niet nader door, integendeel: ze blijft op een groote distantie, waardoor we haar maar zeer vaa< zien en bjna niet kannen. Multatuli h»d een zeer romantischen, een vjrmooiend-romarjtischen kyk op Indië, zoo wel op het volk als op het landschap. Dik wijls is hem, en terecït, onjuistheid verweten, doch hoeveel nader bracht hij ons oij, hoeveel meer gaf hij ons van het droomerige, po tische kinderlijke, weemoedige van die vreende, ondoorgrondelijke, zaeate en siois opeens als tijgers bloeddorstige wezens. Er zouden nog allerlei kleine, op zichzelf staande aanmerkingen te maken zyn. Zoo wil 't ons onwaarsjhijnlyk voorkomen, dat een Javaan, die een ander uit wraak een por met a'n kris geeft, zichzelf misdadig vindt, zooals zon moeten blijsen uit dit stnkj a slappe dialoog: Misschien wil je wel van mjj hon den Naïan . . . Ik ben wal een nmdad'gir maar ais ik m;jn echald heb uitgeooet, ij die toch uitgewischt. Als j-< met mij meegaat naar Java zal ik voor je zorgen, zal j 3 het zien van Rinhmat en Moonah niet meer hinderen... Z)g eens of je wil." Oak schy'nt de volsjende overweging me te be schaafd westerscb. voor een Ja 'aan, en eer passend in den moid van een ethische en esthetische jifrouw uit het Gooi: Oie soendelkleerön passen niet aan onse vrouwen. Is het edele blauw niet b^ter dan die bonte dingen, die je al van verre ziet aankomen, en de rust breken van het donkere bosch?'' Overigens schrijft mevr. Owdnya no^ al een slordig taaltj ). De volginde zinnetjes zijn diarom 't te bewijzen: (bl.46): Richmat, uit da voorgalerüvan de controleurswoning, bezig stof af te nemen, en waarvan hij pal het gezicht op hen had, zag ze aankomen." Blz. 51: Vandaag liet hij zich al bi sonder gaan in zoet gemijmer " enz. Blz. 61: . .. d»n visioande, als een fata morgana, het net onderhouden vertrek, waar Na i'' ah's zorgende hand aan alles merk baar was"' Da schrijf iter is beneden haar onder werp gebleven; maar ze beefc deze troost: dat dit onderwerp wel heel moeilijk was. J. EVERTS. Zratóciie Gymoasyt, IL Toen ik, nu omstreek* 4 a 5 jaren geleddn, by een persoon, van wien ik krachtens zy ne functie mocht aannemen, dat hy tot het uitspreken vau een oordeel alleszins bevoegd was, terloops eens informeerde naar het Zweedsche gymnastiekstelsel, kreeg ik het traditioneele antwoord, dat dat stelsel voor ons volk niet deug Ie, erg taai waa, te lichte oefeningen gif, en;, en?. Ik ging er dm niet verder op in, overlnigd dat eeae studie nutteloos zou zyn, Ea diezelfde persoon verklaarde mg in Juni 1910, dat hy het Zweedsche stelsel niet kende, waaraan hij trouwens korten tyd daarna ten over/loede de meeat doorslaande bawijsen gif. lïmoat daaruit dus de gevolgtrekking miken, dat deze persoon eertijda afging op mededae'.ingsn van anderen. Wal onder die anderen" soms ook de heer v. A.? Omatreeks 2Vs jiar gel iden werd mijne gunstige meeniiig osrer het Z veedache stelisi eveneens bestredea ( n dea Militairen Gids) door den kap Mjlvill van Carnbee, walke zich daarbij o.m. beriep op de mededeslingen van den hear Van Aken o/er da Cjnjjresssn te Brussel, L'iik en Mons. Waar t'iars de heer Van Ak<)n du haut de sa grandeur" weer meent, zyn waarechuwende stem te moeten laten hoo ren, acht ik het gewaascht, over net optreden van den heer van Aken als afge vaardigde naar de bovengenoemde Congressen (Luik en Brussel 1905) naiere meledeelingen te doen te meer omdat de tegenstanders van het Zveedsche stelsel sich telkens op die onware en onjuiste medadeelingen van den beer van Aken beroepen. Hieruit zal het voor velen duidelijk worlen, dat mijne stijl soms ergernis verraad, o^er de wijze, waarop het Zweedsche stelsel in ons land is bestredea. De beschikbare p'aatsrnimte la»t mij tot m|jn spijt niet toe, zoo uitvoerig te zyn, als my met het oog op het belang van de zaak, wenschelijk voorkomt. Ia het Extra-nummer van het Corres pondentieblad'' der Vereen, v. Gym. Onder wijzers in Nederland (1905) is opgenomen de voordracht, door den heer van Aken ge houden in tegenwoordigheid van talry'ïe autoriteiten, waaronder Z. E. de Minister v. Ojrlog, H.H. Inspecteurs van het Middelbaaren L\fjer Onderwijs, de vertegenwoordiger van den Minister van Marine enz. Waar dan heer van Aken varzjcht was, ,.de wetenschappelijke grondslagen van het Hollandsche (óuitsche) gymnastiekondarwija <jn die van het Zveedscae stelsel aan eene nadere beschouwing te onderwerpen" (zie talz. l r. d. brochure) en waar de heer van Aken telkens de Dultsche- en Z veedsche school vergelijkt en daarbij telkens uitspraken van de drie congressen (Luik, Brussel en Mon<) aanhaalt, daar kan het niet anders of de toehoorder (lezer) moet den indruk hebben gekregen, dat de strijd op die congressen werd gevoerd tusschen de voorstanders van de Duitsche school en de voorstanders van de Zweedsche school en dat dus eene eventaeele nederlaag van de ZweedscbV' strijders eene overwinning voor de Duitschers" beteekende. Ifet den meesten nadruk wijt ik erop, dit die daar gcwekti indruk geheel foutief is, Uit hetg-en ik daaromtrent op blz. 175?179 van mijn bo-ik heb medegedeeld, blijkt dat de stry'd uitalui end liep ttuschen de voor standers van het zuiger-Zweedsche stelsel en die van een eclectisch, evene-ns op de Zweedsche beginaelen berustend stflsel, doch dat beide partijen eenparig het Duitsehe stelsel veroordeelen. De moiie te Liik sangenomen (die te Brussel aangenomen, had dezelfde strekking) drukt volkomen da bedoeling zoowel van de zuiver Zweien als van de eclectischen" uit en luidde: Dacs la pratiqne d*s exarciees corporelsonrecherchera de préférenca les moyens dont la valeur an point de vue d* l'ny<ièae, de l'esthé;iq:ie, de l'économie des forees et de l'effet moral aura subi Ie eontró'e expérimental nni a l'analyse ecien tiflqie". Doei» eana toevoeging, wairdoor aan dit beginsel niets zou zijn veranderd en waardoor zou zyn uiigetproken, dat ook de eclectischen zich eigenlijk op de Zweedsche beginselen ba-ieeren, werd verworpen. Het komt mij voor, dat, waar de heer van Iken als ofSeiëel vertegenwoordiger der Nederlandsche Rageering, de congressen te Brussel (1905) en te Luik hèaft bijgewoond (wat het congres te Mons betreft, daaroo kom ik terug), hij in zijne voordracht (bro chure) vollediger bad moaten zijn in zijne mededaelingen. Tnans is bij velen, geheel in ttrijd met de wiarheid, dea indruk gevestigd, alsof op die coogressen de meerderheid tegen de Z veedsche beginselen en vóór de Dnïtache beginselen zou zyn geweest. Van een offl iieel vertegenwoordiger mag, neen, moet men verwachten, dat hij in zijne mededelingen v Melig en juist zij. Wat het Congres te Mons betreft zij het volgende medegedeeld: In den aan?ang van d» voordracht zeide de heer van vken o.m. korten ty'd, nadat ik, als afgevaa'd'.gde vin de Nederlandse^' Regeering de ongre$>en in Bdgië, waarop de 'ichamelrjke op voeding werd besproken, bad *>ygawoond, verkocht het Bistuur v. d. Ned. Gym. Ond. Ver. mij in het Gorre»pondentieblad een en andsr over die cing'eiS'.n mede te dealen, dut niet in de cfli:iëele verslagen san de Kj^eering was opgenomen." In zyne voordracht echter (blz. 5, 8 enz.) spreekt hy telkens uit roerig en niettemin opvallend on volledig O7er het congres te Mons. Dich op dit congret is de heer van Akin in het geheel niet geweest! ea. hij doet omtrent dat congres geheel onware m-idideelingen. Bg vergelij king van de mededaaiingen van den heer van Aken in zijne voordracht nut die, do ir mij op blz. 179?183 van mijn ooek gedaan (we!se laatsten aan het offijië)1 vers'ag van het congres zijn ontleen!) blijkt: dat de heer ?an A^en, zoovel in zyne voordracht als in de des^etrfffjnde brochure A. VERZUIMD HÜEFT MEDE TB DEELEN: 1. Dat het congres te Mons door hem uÖ3h als vartegenwoorJiger der Ned. Regee ring, to;h als lid van dat congres is bijge woond. 2. D kt de door hem gedane mededeelingen geen betrekking hadden op het geheele con gres, d>ch slechts op n der dtie onderafdeelingen, wairin het onderhavige onderwerp was behandeld, nog daargelaten dat die maledeelingen onwaar waren ('.ie B). 3. Dat in alle afdeelingen de wenschelykheid werd uitgesproken, dat dezelfde begin selen als die van het Z veedsche stelsel ook elders ten grondslag zouden liggen aan de lichamelijke opvoeding. 4. Dat men in slechts ne afdeeling wei gerde te erkennen, dat de be loeide beginse l en inderdaad die van Ling (len grond rester van het Zweedsche stelsel) waren, doch. dat men in de baide andere afdeelingen alsook in de voltallige eindzitting (alle afdeelin gen vereenigd) aan de motie eene zinsnede toevoegde, waarin aan Ling openlijk de eer wordt gegeven, die hem toekomt, nl. de grondlegger te zijn gewe ast van het op w atenschappelijke grondslagen opgebouwde gym nastiekstelsel. f) 5, Dit de stry l nooit liep tuaachen Zwad«n" en Duitscaerg", doch ta-schen zui ver Zweden" en oastaard-Zveden." B. IN ERNSTIGE DWALIXG VERKEERDE : 1. Toen hij, net congres te Mons bespre kende, sprak en schreef: di Zweedsche school, aan de ptycholojie en aan dt, nieuwere phyeiolojie getoetst, is gewcyin en te lif.hl b'.vonden; ti Mons we.rd voor de derde maal in luttel tijds verloop hare onvolkomenheid aanyetnond en daarmede te'enïvastgesteld, dat men van dit mat aandrang opgedrongen syjteeoi niet ged end is, (blz 5 van da brochure). 2. Toen hy sprak en schreef dat te Mons eeae motie, waarbij de superi nile.it van de Ziueedsche school werd uitt}upruktn m«t 87 tegen 8 stemmen is verworpen; zulk eene motie is daar nooit voorgesteld, laat staan behan ?deld of afgestemd ! Ik meen m»t dese mededeeiingen te kun nen volstaaa om aan te toonen, dat de door den heer van Aken in zijne voordracht en in zyne brochure gedane medad«elingenaiet voldoen aan de eischen van juistheid, vol ledigheid en betrouwbaarheid, die tnen aan berichten, afkomstig vau een offijiëal afge vaardigde der Nederlandsche R^gaering, moet l'.el len. Is het nog te verwonderen, dat mijne stem ming wrevelig werd, toen ik bemerkte op welke wijze de Ned. Regeering door haren officlëelen afgevaardigde werd voorgelic'it? Dat des heeren van Aken's mededeelingen wel eans meer aan nauwkeurigheid te wenschen overlaten, mo»e blyken uit het feit, dat hy op de op 19 Januari j t. gehondan vergadering o. a. mededeelde, dat hij eene Zweedsche, eene Duitsche, een Belgische en eene Nederlandscbe bevoegdheid bezit en daardoor, zooals mij persoonlijk gebleken i?, den indruk heeft gevestigd, dat hy zoowel het ofliciëale diploma voor de Zweedjche gymnastiek als een offljiëal diploma, dit de bjvoegdaaid geeft to: het ond«rwijsea van de Duusche gymnastiek in haar vollen omf) Deze motie was gelijkluilend met die, te Luik aangenomen, waarbij do toaroeging: on s'/ntpirtra d'une methode foniée sur la ?onna's «mee p'iyiioloj'.qus du corps hmnain d)ht Ling a 'éte prin^pil initiateur' vang, bezit. (Men zie ook het verslag der vergadering in de dagbladen, waarin voor komt : de beer van Aken, d e het Zweedsche en het Duitsche diploma bazit...."). In Zweden is alleen het Centraal Inntitnut te Stockholm bevoegd tot het afnemen van het oific ale diploma voor de Zveedeche Gymnastiek. By informatie by den directeur van het Centraal Instituut is my gebleken, dat de heer van A teen geen enkel diploma van het Centraal Instituut bezit. Slechts blyfc de mogelijkheid over, dit de heer van Aken eanigen ty'd aan het Instituut een ge deelte van eenen cursus hè. f c gevulgd, waarna hem een certificaat kan zijn verstrekt, waarop dit vermeld staat; doch blijkens mgne in lichtingen zou dit certificaat, gesteld eena dat hij bet bezat, hem toch niet de minste bevoegdheid en zelfs niet het recht geven, zich leerling van het Instituut te noemen. Wat zy'ne Duitsche bevoegdheid betreft, het volgende: Den klasse-leeraren der scholen wordt na het vo'gan van ean cursus van slechts 6 weken ('.egge zes weken) aan de Trrnanetalt" onder directie van A. Maul, de bevoegdheid gegeven, om onder onmiddelij/c toezicht van daartoe aangestelde gymna stiek inspecteurs, gymnastiek-onderwrjs aan hunne leerlingen te geven. Het is mij bekend, dat de heer van Asen. slechts eene dergelijke, weinig bateekenende bevoegdheid bezit. < Eenige twijfel aan de beteekenis van dea heeren v. A.'s Balgiscbe bevoegdheid is thans alleszins gewettigd en het komt my ge wenscht voor, dat de heer v. i. zy'ne bevoagdheden' ten o/erstaan van eene commissie of van autoriteiten overleige. En dat ik inderdaad aanleiding had, aan te> nemen, dat by een gadaelte der gymnastiekonder wy'zers persoonlijke belangen van in vlood konden zijn bij hunne beoordeeling van net Zweadsche stelsel (waarvan het degelijke onder wijs een veel uitgebreidere kennis en ontwik keling 'vereischt dan die, waarover de meer derheid der Neder', gymn. onderwijzers be schikt), blijkt uit hetgeen gezegd werd d*or den voorzitter der 'aGravenb. Gy aan. Onder w. Ver." die den heer Van Ak*n voor cgn« voordracht, waarin veel op de Zweden" was geschimpt, dank bracht (blz. 32 r. d. brochure) Wy wisten wel, dat'wij de verdediging van ONZE taak aan goede handen hadd«n toevertrouwd en zeker hebt gy door dedaidelyke uiteenzetting van de voordeelen, die eraan onze gymnastiek boven de Ziveedsche verbonden zy'n, alle collega's aanuvirplicht." Blijkt hieruit niet duidelijk dat het b«aond van de Duitsche gymnastiek is de zaak van de gymnastiek-onderwjjzars? Niet da zaak van bet Nederlandtche Volk moest worden verdedigd, neen, de zaak der Nederl. gymo. onderwijzers was verdedigd, alle de-Dnitschegymnastiek-onderwijzende gymnaatiek-onderwyzers had spreker aan zich verplicht l Dat ik dus i» myn voorbericht veronder stelde, dat mijn boek sroor sommige categorieën van personen niet welkom zou zyn, acht ik thans voldoanda verklaard. Uit hetgeen onmiddellijk hierop volgt nl.: .Bovendien ben ik overtuigd, dat het zeer velen (en daarbij denk ik o.a. aan vele onderwijlen in di Uu'.tsche gymnastiek), gaat zooals het my eert ij ds is gegaan... enz." blijkt voorts dat ik met de uitdrukking: sommige categorieën van personen" geenszins alle gymnastiekonderwyzers, zonder uitzondering, bedoelde. Overigens zy nog opgemerkt, dat allerminst de heer Van Aken zich met eenig recht kan veroorloven, iemand verdachtmakingen en hatelykheden te verwijten. In de door my besproken brochure maakt hy immers daaraan een ruim gebruik, evenals in zyn stukje tegen mej. A v. S. Slechts n staalt j a ; De heer v. Aken zegt ia de voordracht (orochure blz. 3): Mat een ijver, die be«vondering zou afdwingen, ais er geen bijbedoelingen aan te wijzen waren, liet men overal adepten van het Zweedscae stelsel optre ien om daarvoor propaganda te maken" en op blz. 5: Met officie»1 gazag bekleede personen waren aangewezen om het Zweedsche stelsel te verdedigen, ze hebben het met kracht van woorden en naa ? ws hop-n, ook uit overtuiging gedaan." Vooral het cursief gedrukte in deze uitla tingen bevat verdachtmakingen en beschul digingen, waartegen ik niet ernstig genoeg kan protesteeren. Ik ontzeg den beer Tan Aken of welken tegenstander van het Zvaedeche stelsel ook, ten eenen male het recht, eene dergelijke beschuldiging te uiten, aangezien voor die beschuldiging niet alleen de bewijzen, maar ook alle gronden ontbreken. Toen ik dea heer v. Aken in Ang .1910 op den min af de vraag stelde, welke de bijbedoelingen" waren, waarvan hij hier spreekt, gaf hij my de bijbedoelingen van óa (:esr hoog staand) Belgisch officier op. Volgens den hear v. A. heeft deze propaganda ge maakt vcor het Zweedsche stelsel omdat... een van zyn naaste familieleden eene kost school had en op die kostschool het Z v«ed<che stelsel werd ingevoerd, zoodat de oili :iëele invoering van het Zweedeche stelsel d* kontschool moest pousseerenll En dat, terwyl die offi uer zich vóór dien nooit speciaal met gymnastiekkweaties had bemoeid en tegen zijne wnschen door de Belgische Regeering naar Zweden was gezonden ter be*tudeering van de Zw. gymn. l Van de ovange talrijke voor stander» van het Zweedsche stelsel bleaf de hear v. A. in gebreke by bedoelingen te noemen. Commentaar is hierbij overbodig, geloof ik. Hiermede meen ik aan het artikel van den heer v. Aken reeds meer eer te hebben bewezen, dan waarop da toon, waarin het is geschreven, recht gaf; de uitvoerige weer legging a-;htte ik echter in het belang van een juist inzicht van het pu'iüek in de wyze, waarop het Zveeische stelsel in ons land wordt bestreden. W. P. HUBERT VAN BUJKKBURGII. NASCHRIFT. Het tweede inmiddels verschenen stuk van den heer v. A. geeft mij aanleiding hieraan nog het volgende toe te vosgen: De niets zeggende grof heid, waarmede de heer Van Aken zijn tweede stuk aanvangt versterkt hit ongunstige licht, dat rjeds door zijn eerste stuk op de bascbaving van den heer v. A. was geworpen. Wat de beschuldiging betreft, dat ik eene heele categorie personen ernstig zoude hebben be'eedigd, deze heb ik hierboven voldoende weerlegd, en voor zoover noodig verklaard. Dat ik de photo's tegeno7er elkaar zoude hebben gezet en vergeiekea, op da wy?e zooals de heer v. Aken mededeelt, is onjuist. Is vergeleek amateir-Zweden met amateur

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl