De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 12 februari pagina 7

12 februari 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1755 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zon geven toen in 1908 Mr. B. werd opge volgd door Dr. Sohoengen, een man van groot* kunde ea haast pijnlijke nauwgezet heid, vol van liefde voor zijn vak bovendien, was wel te voorzien. De klerk daarbij blijkbaar gwtennd door B. en W. van Zwolle Ie liéh niet om den Rijksambtenaar in wiens gebouw de gemeente huisvesting genoot. HU liet daar, buiten medeweten van dien ambtenaar, personen toe zelfs tot de archief-bewaarplaatsen, waar zichdeBijkseigendommen bevinden. De Rijksarchivaris ten slotte van meening, dat de gemeente klerk ten eenenmale onbekwaam en onge schikt was, en dus voor zijn taak niet te ver trouwen in het gebouw, waarvoor hij, B. A., uitsluitend verantwoordelijk is, ontzegde op een goeden dag, na een nieuwe overtreding der voorschriften, aan den gemeent«klerk den toegang tot de Sassen poert. B. en W. op komend voor hun ondergeschikte, vonden daarin aanleiding om in een uiterst tenden tieus gesteld rapport, waarin de Byksarohivarii van niets minder dan kwaden trouw beschuldigd wordt, aan den Baad voor te stellen het contract met het R\jk te ontbinden, en het archief ergens anders onder de hoede van den klerk onder dak te brengen. De Rijksarchivaris antwoordde daarop in een lijvige memorie, met alle ter zake gewisselde brieven en stukken bijna 200 bladzijden beslaande. Ik ga hier op deze drukwerken niet verder in. Dat de Büksarchivaris wat heftig is geweest, en uit te groote voorzichtigheid wat onhandig het lijkt mij niet onwaar schijnlijk, maar zijn goede trouw staat bo ven alle bedenking, zijn bekwaamheid en nauwgezetheid zijn er borg voor, dat het ook het Zwolsohe gemeente-archief aan uitstekenden verzorging niet zou hebben ontbro ken. Dat B. en W. een ambtenaar, dien z bekwaam achten, ook al kunnen zij, als ten eenenmale onkundig met het werk dat hij te verrichten had, onmogelijk weten of hu voor dat werk geschikt was, de hand boren het hoofd houden, is wel natuurlijk. De dolle drift echter waarmede zij de cam pagne in zuiver persoonlijke banen leidden wekt argwaan aan de zuiverheid hunner zaak. Maar dat alles daargelaten. Het komt nu op hun voorstel aan, namelijk om de archieven terug te nemen en ze onder de hoede van een door een deskundige als onbekwaam gekenmerkt en klerk te plaatsen. Daar schuilt het gevaar. Zoo zal dus een onzer groote gemeenten, in het bezit van een naar aller oordeel hoogst belangrijk en uitgebreid oud-archief, de verzorging, het beheer, de ordening en wat dies meer z daarvan toe vertrouwen aan het Schuiten und Walten van een jongmensch omtrent wien de hem blijkbaar gunstig gezinde .archivaris van het dorpje Hattem ten aller hoogste verklaren kan, dat hij geschikt is mits men maar niet van hem verlangt de kennis en ontwikkeling van een gegradueer den archivaris". Dat wil zeggen: juist dat gene wat in dit geval van hem wordt ver langd! Hem die weet welk een verwarring, welk een soms onherstelbare schade een onbe kwame hand bjj hare zoogenaamde orde ning" in archieven kan teweegbrengen, moet wel bühet vernemen van deze Zwolsche plannen de schrik om het hart slaan; en hij beklaagt de historici die naar Zwolsche toestanden willen onderzoek doen, en vooral de gemeente-zelf, als die voor verdediging harer rechten haar eigen archief zal moeten raadplegen. Kan Zwolle nu niet anders ? Waarom moet het achterstaan büKampen en Deventer, die een eigen archivaris, zooal niet over matig* royaal, dan toch, naar verhouding van andere arch.eftractementen vrij £oed bezoldigen ? Waarom kunnen Delft en Alk maar, Amersfoort en Gouda, Leeuwarden en Maastricht wél doen, wat Zwolle wenscht na te laten? De kans op een goedkoope oplossing, door alsnog met het Rijk en den rijksambtenaar overleg te plegen is niet groot, maar ook nog niet verdwenen. Mocht de Baad dat niet willen, dan is er nog gelegenheid om, na al de blamage, waaraan B. en W. schuld dragen, fatsoenlijk uit het geding te komen, door een eigen archivaris aan te stellen; zooals het vroeger was. Men denke over het gevaar van dit na te laten toch.niet te licht. Ten slotte een algemeene vraag. Wordt het niet hoog tijd, dat een hooger gezag, waar zoo groote belangen van rechtelijken en weterwchappelijken aard op het spel staan, de bevoegdheid hebbe van toe te zien op de gestie der gemeentebesturen? De vereeniging van archivarissen in ons land heeft verleden jaar een wetsontwerp met o. a. die strekking aan de regeering toe gezonden. Ia het Zwolsche geval van plichtsverzuim niet een reden om de be handelingvan dit outwerp te bespoedigen? Door het conflict en de grove vormen die dit aannam, springt dit geval in het oog, maar hoeveel kleine gemeenten doen niet al even erg? Ik heb het genoegen gehad deel uit te maken eener commissie, die naarde positie der gemeente-archivarissen en den toestand der gemeente-archieven een onder zoek heeft ingesteld. Wat al ergerlijke dingen zijn ons daarbij onder de oogen ge komen reeds in de grootere gemeenten,die boven 10,000 zielen, waartoe wij ons moesten bepalen! Hoe noodzakelijk leek het ons in een onzer conclusies op de hulp van den rijkswetgever aan te dringen! Moge de ergerlijke geschiedenis in Zwolle, die zoo bitter noodzakelijke wettelijke regeling van ons archiefwezen, door de vakgenooten unaniem gewenscht, eindelijk wat nader tot de werkelijkheid brengen! Dan is ten slotte deze tragi-comedie nog van goed gevolg. Intussehen moge reeds nu dadelijk Zwolle's Baad toezien, en B. en W. niet alleen niet gelijk geven ten opzichte hunner gestie in het verleden, maar evenmin hen volgen b hun verderflijke plannen voor de toekomst. d en Haag. DR.H. E. VAN GELDER. Beliiiciofli te Wem. Nn wq dit jaar het geluk moeten missen van Oemma Bellincioui's kunst, zal het velen genoegen doen althans iets over haar te hooren. Zoo denken er blijkbaar de kranten «ver, die nu en dan berichtjes brengen. En zoo leek het mq, enik vertaalde het grootste deel van een opstel dat mq toevallig onder de oogen kwam. Het stuk is van den heer J. E. Mand en verscheen in het Wiener MonJowrnal van 23 Jan. j.l. Roept het niet ook in n, loser, sterk het beeld weer op, van haar wier kunst soo innerlijk U en zoo scnoon, zoo groot is en zoo teer? En die ons daarbq bracht, vier winters achter een, wat Italiaansch* «m? Aldus schrijft de heer Mand: Met vrijmoedigheid durf ik te zeggen: Bellincioni is een wonder. Nimmer werd te voren zulk een beeldend vermogen met uit nemende zangkunst vereenigd gezien. Nooit had ik te voren een vrouw gezien, die zoo gansch en al in hare kunst opgaat, zich van alle overwegingen aangaande eigen persoon en uiterlijke dingen ver houdt, om de figuur te belichamen daar vóór ons op het tooneel. Van haar Salome wil ik nu niet spreken. Wellicht heeft zq daarbij hare gestalte voor, de smijdigheid van hare leden, de gratie barer bewegingen, vóór alles het zuidelijke temperament. Evenmin zal ik haar Santnzza als maatstaf nemen, waar de gloed van -het Zuiden, van haar vaderland, zoo geheel bq de figuur past, die zij te ver beelden heeft. Men beschouwe echter hare Traviata. Dat is geen tooneelspel meer en dat is geen opera. Staat deze Traviata alleen maar op het tooneel, dan is het als doorleefde men »et haar al wat beur tenger lichaam doorheeft. Gelukkig moet men met haar zqn als zq haren Alfredo toelacht, en met haar schreien wanneer zq het gebroken geluk den vader overgeeft. Een schepping waarlqk van onge kende beeldingskacht. Ver overtreft hier de zangeres de divine Sarah", ver Réjane, ver ook zelfs de zoo veraigoode Dnee. Zoo speelt geen tweede kunstenares, van welken landaard zq moge wezen, de Dame auz Camelia'e. Kan iemand nog een naam noemen, hq moge het doen. ? * Het Btaat vast, dat de kunstenares aan het geheel der creatie de schoonheid en de glans van de stem ten ofier brengt. Want haar stem is nog intact. Zq is nock scherp in de hoogte, als sommigen willen doen gelooven, noch ontbreekt het haar in het middenregister aan teederheid en warmte, en in de laagte aan vol heid. Ik heb nimmer de opmerking kunnen maken, dat de kunstenares haar stem spaart, eerste teeken van het zich bewust zqn van een z* akker vermogen. Wel is het tegenover gestelde het geval; zq spaart de stem niet, wanneer deze zich ondergeschikt heeft te maken aan de creatie. In het slanke lichaam gloeit een hartstochtelijke ziel. Die slechts wat zy te geven vermag gansch wil ge ven l Het blykt, dat het Bellincioni tegenstaat mooi" te zingen, wanneer de passie ruw en wild de ziel heeft te doorstormen.... Wy hebben reeds talrijke tegenstellingen gezien. Van een Wildt tot een Schlager, kunstena ressen die passieloos, onbewogen den fraaist en triller ten hemel zenden, hoewel deze de uiting behoorde te zqn van 's harten hevigste beroering. Daarover heeft men sedert den kunstenaars-geboortedag van Mozart al heel wat nagedacht en geschreven, maar nimmer is een mannelijke of vrouwelijke zanger ge komen, die tegenover den storm der harts tochten zijn noten-koppen zou hebben ver geten. Bq Bellincioni heeft men het gevoel, dat zy niet naar muziek zingt. Tot iets ondeelbaars smelten kunst en passie samen; zq zingt hare figuren niet spelend, zy doorleeft hen zingend. Zang en spel vormen te zamen een harmonisch geheel en doen een tooneelverschyning ontstaan, die, wat het niterlqk- beeldende betreft, even volkomen is, als de zang getrouw is aan het karakter ervan. Ook de koelste toehoorder kan zich niet onttrekken aan de betoo vering van zulk een geniale kunst; het enthousiasme wordt hier uit onbegrensde bewondering geboren. Ik ben de laatste die de kalmte der kri tiek niet naar waarde zou schatten. Het staat den geroepene" inderdaad goed zich minder geestdriftig te toonen, dan het argelooze, betalende publiek, dat komt om te genieten en niet om te vitten. Hoe zeer echter miskent de kritiek baar taak, wanneer zq zulke onvergelijkelijke kunst met mnggenzifterq, met kleingeestige aanmerkingen ver volgt. Bellincioni te verwijten, dat hare stem geleden heeft, doet aan, als verweet men de Venus van Milo het ontbreken van hare armen. Het is volstrekt niet waar, dat de Venus geen armen heeft. Wie ook maar een half uur lang voor het goddelijke beeld in het Lonvre heeft gestaan, die zal mq dit toegeven. En het is volstrekt niet waar, dat de stem van Bellincioni ook maar iets uadeeligs vertoont. Wie hare Traviata heeft mee geleefd, die zal het met mq eens wezen. Zooals zq haren Alfredo toelacht, terwijl deze van zyne liefde spreekt l Zooals zq in verrukking de trillers uit de keel schudt, omdat zq zoo innig blq is l Zooals zy' in de diepste smart ópachreit en aldoor weer opschreit, wql de bezorgde vader het hoogste offer van haar verlangt, en zooals zq slechts nog een rauw klokken in de keel overheeft voor de uitputting waarmede zjj den strqdzonder-hoop moét eindigen l En dan verder. Zooals zq hartroerend lacht, terwijl Alfredo haar begint te beleedigen. Met brekende oogen zegt zq meer dan Duse met al haar berekende grimassen; en uit haar keel ont welt meer leed, dan de grootste tooneelspeelsters in woorden vermogen nit te drukken.... Indien ooit, dan was het wel bq de Tra viata-voorstelling, dat ik gevoeld heb hoezeer de muziek de taal is, waarin alle natiën elkander kunnen verstaan. Een lied zonder woorden, daar ik te weinig Italiaanuch ken, doch een lied zoo sprekend en vol uitdrukking, dat voor mq geen woord ver loren ging. Noch van een Sembrich, noch van een andere der Grootsten.... Zqn wq ontvankelijk voor de aandoening welke zich in zuidelijke warmte door de geniale vrouw openbaart, laten wq ons dan niet da herinnering, het na-genot, bederven laten door peuterende vitters. Er valt na tuurlijk niet over te twisten of de stem niet nog suhooner zou kunnen zqn, onbetwistbaar is, dat er geen stem is die beter doen zon in deze volmaakte creatie. Zoo belichaamt Bellincioni door spel en zang de schoonheid die zij belichamen wil, de schoonheid der kunst, en wie dit niet zonder voorbehoud erkent, die werd door de betoovering dezer schoonheid niet geraakt en kan ons het heerlijke genot door niets bederven. Dixil Men zal een enkele krasse uitspraak slechts onder eenige reserve aanvaarden, maar wie drukt niet ia gedachte dezen verren vriend de hand l F. MN. Tolstoi ais criticus,*) Toen men mij verzocht een artikel over ToUtoi te schrijven, dacht ik, dat deze arbeid slechts eenige dagen i» beslag zou nemen. Sedert eene lange rjj van jaren toch heb ik niet alleen alles gelezen, wat de groote man nederechreef, naar ook dikwijls schriftelijk mijne meening over hem te kennen gegeven en toch verliepen er eenige weken, voordat ik aan dit verzoek voldoen kon. Het bleek, dat de indrukken, die het gelezene bq mij achter gelaten hadden, zeer onduidelijk waren. Ik heb daarom wederom zijne werken door gelezen ea als vroeger hebben vele van hen mq aangetrokken, anderen mq af gesloot en. Over het algemeen vond ik het veel moei lijker als rechter van dit genie op te treden dan vroeger; hoe dieper men zich in den innerlqken samenhang van zijn leven en zijn werken indenkt, hoe meer eerbied men voelt voor de macht van dezen mensen. Leo Tolstoi behoort tot de eersten der tegenwoordige schrijvers, geen van zijne tydgenooten wordt zoo geacht als hij, omdat van alle levende auteurs, zqn leven de grootste achting afdwingt. Toen de Nobelprijs aan een beroemden schrijver gegeven werd, hebben de beste Zweedscke dfohters te c Tolstoi zich gewend met een protest hier tegen, en dit protest heeft algemeene instemming gevonden. En inderdaad: Tolstoi's lang, arbeidzaam leren, zijn medelijden met armen en lijdenden, zijn zelfstandige beoordeeling der traditiën, de moed, waarmede hij iedereen aan zijne onbarmhartige critiek onderwierp en bovenal zijn genie waardoor, hq Europa en Amerika met de Russische natuur en het Russische leven vertrouwd maakte, dwingen ons eerbied af. Zooveel intelectueele en moreele eigerschappen worien zelden in n persoon aangetroffen. Wübuitenlanders weten heel goed, dat slechts een heel klein deel van het beschaaf ie Rusland Tolstoi's ideën met hem deelt, en dat zijn werken slechts aan een klein deel van het onbeschaafde Rusland bekend zijn, maar in zijn persoonlijkheid is iets, dat er op wijst, dat eens het geheele Russische volk hem volgen zal. Tolstoi is het type van den Russischen boer. Herinner n slechts het bekende schil derij van Repin, waar hij achter den ploeg loopt; niets grafelijks hebben zijne trekken; zijn breede neus en zware kaakbeenderen zijn de kenmerken van den Russiechen boer. Maar welk een boer is het, een denker, een held, een genie, een apostel der beschaving Hij doet ons denken aan Eliah Murawets uit de Russische legende, die iedere duizend jaar terugkomt en het Russische veld be bouwt, die sterker dan het noodlot, op den weg naar rijkdom niet rijk werd en zich ge heel met de communistische ideeën ver eenzelvigde. Een kleine stad in Noorwegen bracht ook een groot man, Ibsen, voort; maar, ofschoon als persoonlijkheid even begaafd, moet hij toch bij Tolstoi ten achter staan, omdat Noorwegen wat wereldmacht, uitgestrektheid en bevolking betreft, niet bij Rusland kan vergeleken worden. De Russische nationa listen beweren zelfs, dat Tolstoi zulk een machtige persoonlijkheid is, omdat hij tot het Russische d.w.i. het grootste, rijkste en meest godsdienstige, volk behoort. Mereschkowski critiseert de persoonlijkheid van Tolstoi zeer ongunstig, maar plaatst hem toch hoog boven alle hedendaagsche schrij vers, omdat naar hij zegt, het lot van de wereld af zal hangen van de uitverkorene religiense en intellectueele individuen van Rusland. Wie," zegt hij, kan de wereld redding brengen? Wq ... of niemand !" Tolstoi deelt deze meening niet; hij is cosmopoliet en interesseert zich niet voor de psychologie der volken. In het begin van zijn literaire loopbaan in zijn roman Oorlog en Vrede" toont hij groote liefde voor zijn vaderland te bezitten; in zijn latere jaren bestrijdt hu het chauvinisme, de bron der vijandelijke gevoelens der volken en de voornaamste oorzaak van den oorlog. Tolstoi voelt niets voor de reinheid van het Russische bloed, en niets voor de vraag of het Russische volk een eerste rol in de wereldgeschiedenis spelen zal; hierdoor is zijn invloed op het beschaafde Rusland niet noemenswaardig. Want in Rusland, zooals overal in Europa ontwikkelt zich weer opnieuw het nationaliteitsgevoel, en heeft er het cosmopolitisme der achttiende eeuw overwonnen. In het begin zijner loopbaan was Tolstoi b|jna volkomen nationaal in zijn gevoelens. In Oorlog en Vrede" verheerlijkt hq Alexander I ten koste van Napoleon; om deze verheerlijking weder goed te maken mal traiteert hij later in zijn brochure Wat ons van noode is" dezen zelfden keizer. In een volgende brochure Veroordeeling van het Patriotisme" gaat hij nog verder en beweert, dat een patriot geen liefde voor de menschheid voelen kan. Dat Tolstoi Liefde voor het vaderland" als een tegenstelling van Wereldburger zijn" opvat, komt uit zijn onbnigzamen geest voort. Van Hegel b.v. heeft h|j alleen onthouden, dat zijn systeem, van hetwelk men voor honderd jaar dacht, dat het de waarheid onthulde, nu door andere systemen vervangen is. Tolstoi komt dadelijk tot de gevolgtrekking, dat Hegei's systeem nu geen grein waarheid meer bevat. Het is treurig na te gaan hoe Tolstoi spreekt over de meesten der denkers en kunstenaars uit het verleden. Altijd komt hy er weer op terng, hoe hunne namen nmaal beroemd en nu vergeten zijn, terwijl men toch van een hoogstaand mensen als Tolstoi verwachten kon, dat hij boven den roem van het nageslacht verheven was. Voor oen roem van lan geren duur heeft hq ook slechts n verklaring Deze menschen hebben de hoogere standen en hunne vooroordeelen gevleid," en daardoor alleen is hun naam bewaard gebleven. En dit geldt voor iedereen van Shakespeare tot Malthus, van Go e t hètot Kant en Dar win. Hoe men over de leer van Malthus met be trekking tot de oplossing van het vraagstuk der overbevolking denkt, het gaat toch niet aan hem af te maken als een middelmatige Engelsche journalist," die het armzaligste" schreef, wat ooit gedrukt werd." Ook be hoeft men Kant niet te verachten, omdat hy' de absolute waarheid niet gevonden heeft of Darwin te bespotten, omdat de afstamming der soorten" ia enkele plaatsen niet vrij van fouten is. Goethe wordt met een enkele op*) Dit artikel is geschreven, toen Tolstoi Jassnaja Poljana reeds verlaten had maar nog voor zijnen dood. merking afgemaakt, hu heeft geen moreele principes." Over Shakespeare eindelijk, heeft hij een heel boek gegchrevea en daar het interesant is te weten hoe een beroemd schrijver over den beroemdst en schrqver oordeelt, wil ik hierbq vat langer stil staan. Tolitói verloochent den roem vanShakespeare's drama's niet, maar deze eer verandert bühem in smaad, omdat naar zqn meening de strekking dezer drama's slecht is en deze dus tot de immoreele zwarte" kunst behooren. Het boek opent met een critiek op koning Lear. Tolstoi noemt het een onverstandig en onnatuurlijk werk en verwijt Shakespeare, dat koning Laar, evenals al zqn helden, geen persoonlijkheid is; alle helden-figuren by Shakespeare spreken dezelfde taal. Jnlia, Desdemona, Cordelia, [mogen e, zy ook spre ken evenals Lear en Hamlet onnatuurlijke, sentimenteele taal, zq zijn dikwijls hopeloos onverstandig. Wat Tolstoi over de tragedies van Sha kespeare en in 't bijzonder over koning Lear zegt, hebben anderen reeds vóór hem ver teld, maar deze lieten zich niet zoo onder den invloed van eenige slechte plaatsen brengen om niet van de majesteit van het drama te kunnen genieten. Ik vraag u echter, als Shakespeare niet geestrijk is, wie is het dan, als Shakespeare leeg is, welk drama heeft dan leven? Als iemand beweert, dat bq Shakespeare alle personen dezelfde taal t preken, dan wil dat alleen zeggen, dat men Shakespeare aan zyn stql herkennen kan, zooals men iederen kun stenaar herkent aan zijn werken. Van Hamlet zegt Tolstoi: dan staat hy' met schrik geslagen tegenover den geest van zqn vader, dan bemint hy Ophelia, dan kwelt hy haar, soms gelijkt hy een wroetende mol." Vol leven zqn bq Shakespeare alleen eenige bq-figuren en Falstaff, maar bq dezen held stoot het onsympathieke karakter ons af, de valsche, lafhartige, kwaadsprekende en dron ken Falstaff kan ons kunstgevoel niet bevre digen. Shakespeare, zoo gaat Tolstoi verder, heeft geen gevoel van maat, is altijd overdreven; zijn levensbeschouwing behoort tot de laagste en triviaalste, hy is onbeduidend, zonder kunstgevoel en soms onfatsoendelqk l Het is te betreuren, dat hy zqn stof uit oude legenden genomen heeft, daardoor heeft hij de oor spronkelijke werken bedorven, de oude drama's zoowel Othello als Hamlet en Lear staan hooger dan de zy'ne. Een spoor van waarheid vinden we in de bewering, dat Shakespeare dikwijls met voorbijgaande theatrale effecten op ons weikt, maar dit is reeds vóór Tolstoi veel beter gezegd door Ramelin. , Zeker is het echter, dat de fouten van Shakespeare aan een veel lichtere kritiek onderworpen waren geworden, indien Shakes peare niet zo 3 geheel zonder godsdienst ge weest was. Maar wij kennen nu eenmaal niet de grondoorzaken der dingen en de weten schap kan slechts dan vooruitgaan, zoodra zq' ophoudt zich met deze vragen bezig te houden. Tolstoi echter gebruikt altqd het woord bestemming". Hy wil van de weten schap klaarheid hebben over de bestemming" der menschheid, o ?er de bestemming" der persoonlijkheid, over de bestemming" van ieder individu. In een drama moet men de betrekking van den mensen tot God, tot de wereld, tot de eeuwigheid en oneindigheid klaar en duidelijk maken. Shakespeare, zegt Tolstoi verder, was reeds lang vergeten, maar in de 18de eeuw hebban de Duitschers hem weer gemoderniseerd. Alle schrijvers en uit snobisme alle criti ci, begonnen hem te prijzen, en eenigen begonnen toen onbeteekende drama's te schrijven, zooals Goethe, Schiller, Victor Hugo en Puschkin. Al deze auteurs, zegt Tolstoi, spreken de levensbeschouwingen van de upper ten" uit; verwonderlq k is het, dat hij het onderscheid, dat tusschen deze auteurs bestaat, niet ziet. Shakespeare verachtte de volksmassa, wat by Tolstoi beduidt: verachting van den eenvoudigen mensen, en hij spreekt verder van het Jezuïtisme van Shakespeare. Tolstoi heeft een goede critiek over Dickens, die medelyden met de armen had en spreekt ook sympathiek over Les Misérables; er is echter slechts n auteur, die voor Tolstoi's levensbeschouwing past, die zy'n voorganger en leermeester was n.l. J. J Ronsseau. Het leven iu het dorp, de liefde voor de natuur in tegenstelling met de veidorvenheid in de steden, deze prediking vinden we in al Tolstoi's werken weder. Zijn zelfbeschuldigingen vin den hun prototype in Ronsseau's biecht; zqn afkeer van de wetenschap vinden we in alle eerste werken van Rousseau, werken, die een revolutie in den menschelqken geest en het maatschappelijk leven te voorschijn geroepen hebben. Er is geen domheid, geen gezonde gedachte bq Tolstoi, die we niet in Rousseau wedervinden. De ideale toestand is bq beiden de natuurlijke toestand, maar de beschaving heeft dezen ideaal-toestand al achter zich liggen. Tolstoi kent echter nog een hooger ideaal, de askese", hij wijdt de Kreuzersonate" aan den strijd tegen het geslachts leven. De geheele menschheid stemt er mee in, dat Tolstoi een groot dichter is, hij heeft als stof voor zqn werken alles wat verheven is, zqn stql is majestueus, in z'g'n werken vindt men het komische en het diep tragische naast elkander. Hartelijk lachen kan Tolstoi echter niet. Ik voor mq vind er niets buitengewoons in, dat Tolstoi een panacee gevonden heeft voor alle menschelijke kwalen: physieke arbeid en de afschaffing van iederen regeeringsvorm ; ik geloof ook niet in deze heilmiddelen. Maar Tolstoi komt op tegen alle vooroor deelen, hoe eerwaardig ze ook zqn mogen, en werkt daardoor als een explosief middel. Hy' werkt als civilisator door zqn voortdurend protest tegen het ruw geweld; als een pre diker door zijne vorderingen van zelf-opvoeding en geloof in God. Door zqn godsdienst werkt hq op het gevoel van de massa, meer nog door zqn afkeer van alle bureaucratie. Tolstoi heeft het Russische volk opgewekt tot denken, hq zou een tweede Luther ge worden zijn, indien hij de praktische kennis en den diplomatieken geest van dezen laatste bezeten had. Maar terwijl Lntber zich wendde tot de rykan en de vorsten der aarde, vereenigdeTolstoi zich met de boeren en de armen; daarom konden, terwijl hq leefde, zijne ideeën niet triomfeeren; maar het resultaat van zijn leven blijft en zal blijven een wereldmacht. Uit het Russisch vertaald door dr. Anne B. d. V. GBOBG HKANDÏS. Ci, B, Konreli, t Donderdag j.l. is weer een van hen ten grave geleid, die met de Koo, Gerritsen, Treub, het was een heele kring radicalen, een rol gespeeld hebben in de Nederlandsche poli tieke geschiedenis. Ch. R. Eouveld werd in 1849 geboren. Na zijn ingenieursstudie^ voltooid te hebben te Glasgow, genoot de jonge Hollander de eer te worden verbonden aan het plan ParisPort de Mer, waarvan hij zelfs in persoon, voor de Fransche Regeering, het rapport opstelde. Door den val van Napoleon III kwam vau dit plan, waarin ook Pierpont Morgan geïnteresseerd was, voorloopig niets. Onder Thiers, die er zich al evenzeer mede ingenomen toonde, werd de uitvoering uit gesteld door geldgebrek. Bij de tegenwoordig weer opduikende plannen wordt met dit plan rekening gehouden. In Nederland teruggekomen speelde hij spoedig een rol onder de radicale elementen, die te Amsterdam rondom Treub en Ger ritsen zich vereenigden. Op zijn initiatief werd de bekende kanaal-meeting uitge schreven. In deze vergadering, in Maison Stroucken gehouden, waar hoofdmannen van alle politieke partijen het woord voer den, presideerde Kouveld. En hij was het, die op het voor Amsterdam zoo belangrgk tijdstip van de aanneming van het wets ontwerp-Noordzeekanaal van den Burgemee ster verkreeg, dat alle Amsterdamsche klok ken ter eere dezer aanneming werden geluid. Behalve lid van den Gemeenteraad, was Kouveld lid van de Prov. Staten van Noordhplland. Als lid der Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs voelde Kouveld zich bi zonder aangetrokken tot de verbetering van 't ambachtsonderwijs. Invloed kon hij hierin oefenen. Als president van de SubCommissie voor de Handelschool, tevens steeds president van de Eindexamen-com missies van die school, wist hij de leden ervan: leeraren en voorname kooplieden van deze stad, ijverig te stemmen in het ver vullen van hun moeilijken, veel tijd eischenden commissorialen taak. De belangen der school werden er zeker ten zeerste door bevorderd, en het onderwijs had zoodoende gedurig met de practische belangen van den handel rekening te houden. Ten slotte was Kouveld president vau 't Gemeentelijk Scheidsgereeht voor Werk lieden, voor welk instituut hij zeer veel voelde en waaraan hij tot op 't laatst van zijn leven zijne krachten heeft gegeven. iiimiiiitiiiiiMMiiitimiiumimmlinMiftMlitiiiiHiiiiiiiiMiiiiHiiMiiiiiiii ctamari. Wq' hebben er lang over gedacht, en ein delijk hebben we het gevonden. Het heet de Nachtwacht-protector." Glas voor de scbilderq is niet afdoende, en een kooi er omheen is hinderlijk. Onze protector is een reusachtige eg op den vloer vóór de schilderij, met de punten naar boven. * Het T. v. O. beschrijft het geval van een patiënt, die 18 jaar lang met een stuk griffel in het oog heeft rond geloopeu. Dit brengt ons op de gedachte om een bekend gezegde een nieuwen vorm te geven, en aldus te doen luiden: Gq ziet wel de griffel in het oog nws broeders, maar het leisteengebergte in uw eigen oog bespeurt gq niet." # De burgemeester van Haarlen (Haarlem?) weet zqn snipperuurtjes productief te maken. Wij leeren uit de N. R. Ct hoe Z. E. A. zijn vrijen ty'd besteedt: De rechtbank te Arnhem heeft gis teren uitspraak gedaan in de zaak van de gemeente Arnhem, contra den burge meester van Haarlen, die het maken van ovens voor de mechanische stokerij aan de gasfabriek had aangenomen. De gemeente had wegens wanprestatie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding gevorderd, welke vor dering door den burgemeester bestreden was, die bovendien in reconventie bèta ling van een som van ? 14,800 vorderde. De rechtbank heeft zoowel den eisch van de gemeente als dien van den bur gemeester afgewezen. * De heer Franssen, lid der Eerste Kamer, schryft in het HV.: Ik beweer dat de volle, niet de halve minister-president van 1904 moest ingevoerd worden, óf dat hy niet ingevoerd moest zqn, indien dit in voeren van den vollen persoon niet het gewenschte, of zelfs een ongewenscht effect zou hebben." Alle minister-presidenten in de tariefwet opnemen, dunkt ons, onverschillig of ze vol, half, of halfvol zqn. * Dit is een te grooter gevaar, omdat men verplaatst wordt in een landelijke omgeving. De zangeres wist de klip te omzeilen en toch de harten der aanwe zigen te verwarmen." (AT. *. d. D.) Het is een kwestie van concentratie van den geest. De zangeres late zich door het ongewone pejicht van de landelijke omge ving niet afleiden, en wijde al hare aandacht aau de klip; na eenige oefening zal zq zelfs geen moeite hebben met het gelqktqdig ver warmen van harten. * Op voorstel van den voorzitter wordt bq acclamatie besloten de eerstvolgende bijeenkomst niet te honden." (Schager Ct.) Wij moeten hieruit de conclusie trekken

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl